LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 JUNI. - DERDE BLAD. GETEMD. Oe dichter en de grijze muis. Dc Zwenisport en dc Vrouwen. No. 12982 Anna 1902. NA DEN OORLOG. Al dook, Transvaal, uw- vlag 1 tooh wil ik u bezingen, Heldhaftig Hollandsch ras, want wonder lijke dingen Heeffc uwe vaste hand en bloed'ge stryd verricht, .Eens wordt uw standaard hoog, fier wapp'rend, opgericht. SLloekmoed'ge mannenschaar 1 in 'tworst'len nog grootmoedig, Ook waar des vijands wraak uw oversten koelbloedig Hoe walgelijk cn klein alleen uit Boe- renvrees, Tot kogel of tot strop, meodoogenloos ver wees. Maar 'tzaad, door u gestrooid, zal niet on vruchtbaar blijken; En mocht ook menig jaar van dulden nog verstrijken, Uw onverwrikbre moed der wereld thans ge toond, Zal eens door Hooger hand met zegepraal bekroond. En heft ge een treurzang aan, omdat gij thans moet missen Uw onafhanklijkhoid, God zelf zal eens •- slissen, 'Dat recht gaat boven macht, bed^ men ook Zijn doen; Straks siert uw vrijheidszin het heerlijkste festoen. Leiden. H. B. i. Toen de verloving van Kurt Tallian met Elsa Maklary bekend werd, sloeg mevrouw Bullinger verbaasd de handen ineen. De schooi.c vrouw was geheel buiten ziehzelve. ,,Haar", riep zij toornig uit, ,,waar zitten dan zijn vrienden, dat zij zoo iets toelaten kunnen! Het is een te ongelijke kamp. Wat spijt mij dat voor dien armen jongen. Zijn vrienden moeten zich schamen!" De verklaring van mevrouw Bullinger was niet geheel en al ongemotiveerd, want Kurt en Elsa waren twee geheel ongelijke „tegen standers." De advocaat was een zachte, stille blonde jongen, over wien in zijn studententijd een zijner vrienden zich uitgelaten had, ,,dat hij in zijn geheele leven onder de studenten in 'de rechten nog nooit een dcrgelijken phüistcr had aangetroffen." Wat Elsa betreft, die had het gedaan weten te krijgen, dat zij alge meen als meisje van 18 jaar reeds den liefe- lijkonbijnaam van „trotskop" had. Deze overigens lief-uitziende jongedame hield er manieren op na, die dc mcening wettigden, dat zij, ware zij als man ter wereld gekomen, jaarlijks minstens drie duels zou hebben. Nu, als meisje, moest.zij zich vergenoegen met een uitdagend trotsch gezicht door het leven te wandelen. Haar gezicht scheen le zeggen: ,,En wien dit of dat niet bevalt, die kan mijnentwege ophoepelen." Een uitdruk king overigens, die ze vaak gebruikte. Over haar flikkerende zwarte oogen waren de wenkbrauwen bijna altijd samengetrokken, en zelfs op de mooi gevormde, roodgekleurde lippen was een trotscbo trek niet te misken nen. En wie zou haar ook eigenlijk durven weerstreven? Zij was mooi en de oenigc doch ter van rijke ouders, was verwend en vertroc- 1 teld als een prinses, cn dat zij het onder die omstandigheden toch klaargespeeld had de 'trotsche en halsstarrige te spelen, dat was haar persoonlijke kunst. En wat zij iD ge- Zij behoorden beiden tot de categorie der beschaafden, die onder dc moeilijkste om standigheden den „struggle for lifo" strij den. Zonder eigen woning, zonder huisraad, vaak elke maand in een andero kamer, leid den zij het zigeunerleven der wereldstad. Nadat zij verscheidene malen in handen waren gevallen van afzetters, vonden zij ein- dolijk kamers bij een weduwe, die het met haar huurders niet zoo kwaad meende. Zij hadden kamers naast elkaar, en dat de wand slechts van hout was, hinderde beiden. Elke zucht, elke hardop gezegde gedachte werd door den ander gehoord. En zij zuchtte vaak en hij dacht veel hard op,. zooals eenzamen plegen te doen, die soms behoefte hebben hun eigen stem te hooren. Zij luisterde glimlachend naar den pathe- tischcn toon zijner woorden, die haar even wel verklaarbaar voorkwam, toen de juf frouw haar mededeelde, dat haar buurman een dichter was, dat hij een drama schreef, waarin koningen, prinsen en prinsessen bij 1 dozijnen voorkwamen. Toen lachte zij medelijdend. „Een echte hofpoëet 1" Practisch als zij was, scheen haar liet dra ma met die hooge personages, cn dat in een kamer drie-hoog-achter ontstond, dédrdoor alleen reeds ongenietbaar. Wat wist haar buurman van koningen en prinsessenDat w&s onzin, wat hij daar yallon, waarin zij het noodig oordeelde, aan trots en halsstarrigheid ten toon wist te spreiden was inderdaad een w.nder. De oude Maklary echter was trotsch op dezen „karaktertrek van zijn dochter" en pochte er meormalen op. „In mijn jeugd", placht hij te zeggen, „ben ik net zoo geweest," waarop mevrouw Bullinger, die een scherpe tong had gewoonlijk antwoordde: „Nu, dan kan men mevrouw Maklary slechte feliciteeren met wat zy van je gemaakt heeft." De, zooals boven gezegd, scherp beoor deelde vrienden van Kurt Tallian verde digden zich met een typisch verhaal van het gebeurde. Zij zeiden, dat zij er niets aan had den kunnen doen, want... dat de jongedame Kurt letterlijk tot den gedanen stap ge dwongen had. De blonde jongen sprak door gaans weinig, maar eens had hij een erger lijke domheid gezegd. Er was sprake van het huwelijk en daar zei Kurt plotseling midden in het gesprek: „Wie geen baas in zijn eigen huis is, is in mijn oogen geen man. Ik zou de vrouw wel eens zien willen, die over mij do baas speelde." In het gezelschap was ook juffrouw Elsa aanwezig en had daarop geantwoord: „Zoo, -is dat uw meeniug? Neem mij dan tot vrouw." Zoo was de geschiedenis begonnen, zeiden de vrienden. Dat nu kon ook wel niet waar zijn, maar het stond vast, dat de zaak tot aan de verloving niet zonder zwarigheden gegaan was. Maklary had zich als schoon zoon minstens een huzarenluitenant ge droomd en mevrouw vond een b ron al het minst, wat voor haar dochten goed genoeg was. En daar haar ouders deze wenschen meermalen vrij duidelijk te kennen hadden gegeven, vond Elsa met haar natuur hot noodzakelijk, te opponeeren, cn te verklaren, alleen uit zucht om tegen te spreken, dat zij nooit ofte nimmer een luitenant of een ba ron tot man zou nemen. Dc advocaat, zoon van een dorpsleeraar, leek nu niets op den door papa of mama ge- wcnschten schoonzoon; van een huzaren-lui tenant had hij nict3 en van een baron ook al niet te veel Toen mama van het geval hoorde, was zij buiten ziehzelve en kon slechts de woorden uitbrengen ,,Daar komt niets van Zelfs papa Maklary had zich er energiek tegen verklaard, wat anders zijn gewoonte niet was, toen hij ide: „Neen, daar komt eenvoudig r ':ts van I Elsa trok haar mond een weinig minach tend omhoog en zeide: „Dus u weigert mij Kui1. als man te geven." ,,Ja" riep mama vastbesloten. „Gij hoort, dat wij weigeren," aldus be krachtigde meneer de woorden van zijn we derhelft. „Goed", zei het meisje, „maar ik breng geen stuk over mijn lippen, voor gij uw toestemming gegeve i hebt." Elsa zei geen woord meer, maar ging in den ouden lederen stoel van grootvader zittcu in den hoek van (Jen erker en begon haar vrij willig vasten. O crigens deed zij niets, maar het vasten hield zij vol. Dat toonecltjo was des voormiddags afgespeeld, cn toen men El sa voor het middageten riep, weigerde zij be slist haar plaats aan tafel in te nemen of ook maar haar stoel te verlaten. Do oude lui herinnerden zich niet een zoo treurig mid dagmaal en hadden geen trek. Papa vond alles te zout en mama vond, dat alles naar gal smaakte. In den middag begon mama Elsa een standje te mnken, wat zeker met do bedoeling van toenadering geschiedde. Ech ter zonder gevolg. Elsa hield nu ook rnct spreken op en het was nu ten eenenmalc onmogelijk een woord uit haar te krijgen. schreef. Jammer van den tijd, dacht zij. Toen zagen zij elkaar. Zij klein, bleek, slank. Grijs kleedje, aschblond haar, grijze oogen, grijze teint. De kleur der armoede. „Net 'n grijze muisl" dacht bij, nu even wel zachtjes. Ook zij lachte medelijdend. In de z.g. eetkamer zagen zij elkaar. Uit een papieren zak had zij zooeven drie appe len en twee broodjes gehaald. In haar ka mertje hield de juffrouw groote schoon maak. Om dezelfde roden was hij nier ook. Een stille groet. Zij at. Een der geurige appelen was al op. Toen stond hij op en vroeg: „Eet gij geen warm eten?" „Niet vaak; ik ben vegetariër 1" „Zoo1" „Mag ik u een appel aanbieden? Zij wor den zeldzaam." „Neen, dank u wel 1" lacht hij. Zij keek naar hem. Hij zag er werkelijk als een dichter uit. Woest krullend haar, met een lorgnet, liolwangig, overmatig slank. Zijn kleederen waren versleten, maar had den toch iets bijzonders; iets, dat niet ieder pak heeft. „U schrijft een koningsdrama?" „Jawel," antwoordde hij met iets bluffe rigs, alsof dat iets heel ongewoons was. „U bent onderwijzeres?" ging hij vragend voort. „Ik geef privaatlessen. Ik tracht den doch- Des avonds verklaarde tij met een energieke beweging, d&fc zij niet verkoos te aoupeeren. Papa Maklary was bedroefd, mama bleek en ajigstig. Zij was intusschen goed genoeg, heimelijk door de meid in Elsa's slaapkamer vleesch en brood te laten brengen. Den vol genden morgen bomerkte zij tot haar schrik, dat alles on ".omgeroerd was gelaten. Nu begonnen de oudjes in ernst ongerust to wor den. Het meisje zat weer in den stoel van grootvader cn was stom als een visch. Des voormiddags om tien uur bronnen de ouders te capitulc.ren. De oude heer plaatste zich voor zijn bleeko tegenstandster en zeide plotseling: „Eet dan toch, dom ding, alles ie tooh in orde." Elsa keek haar vader heel rustig aan. „Wie zegt dat?" roeg zij. „Wie dat zegt? Ik zeg het je", was liet antwoord. „Dan eet ik niet. Mama moet ook zeggen, dat zij het goed vindt" Dit niet juist van eerbied getuigende ant woord deed den strijd een paar uur langer duren. In dien tijd vond mama eindelijk den vorm, waarin zij capituleeren kon, zon der aan haar waardigheid iets te kort te doen. „Eet dan, gek, ik geef jou zelfs aan den duivel, altijd als hij je nemen wil." li. Gedurende do zes weken lange huwelijks reis had Tallian dc ervaring op moeten doen dat er geen rozen zonder doornen zijn en dat zijn rozen al op heel bijzondere manier van doornen voorzien waren. Zijn jonge vrouw kende slechts één vorm van gesprek. Zij placht hetgeen wat zij wilde te zeggen en daarmee basta. En tegen die verklaring was geen appellceren mogelijk en hielp geen ar- gümenteeren. Tijdens de huwelijksreis proef de de jonge echtgenoot meer gal dan honig. En thuis gekomen, werd de toestand met den dag moeilijker. In z.'jn omgeving sprak men veel over do pantoffel, en mevrouw Pollinger een vriendin zijner vrouw, liet geen gelegen heid a jorbijgaan hem i..et scherpe opmer kingen er aan te herinneren, dat hij den naam van „pantoffelheld" met volle recht droeg. De advocaat voelde, dat hier wat gedaan moe: worden, dat bij ook eens eenmaal zijn wil moest laten gelden, zelfs op gevaar af van een onweor. Maar onweer zuivert do lucht 1 In September, ongeveer vijf maanden na dc bruiloft, zou een beroemde zangeres in do stad hunner woning een concert geven. De prijzen waren enorm hoog, wat ton gevolge had, dat alles wat van stand en beschaving was, of er aanspraak op maakte dat te zijn, het concert met zijne hoogo tegenwoordigheid zou vereeren. Yan don'advocaat was het alge meen bekend, dat hij niets van muziek af wist. Hij zong zelf wel, maar verschrikke lijk valsch. Mevrouw Pollinger verklaarde, dat zij geen 5 overhad voor een concert, zelfs niet, zooals zij geestig opmerkte, wan neer de Russische Keizer in hoogst eigen per soon kwam zingen. En toon zij op den dag van het concert Tallian tegen kwam, kon zij niet nalaten hem de volgende hatelijkheid te arbiteeren: „Jij, arme jongen, moet natuurlijk ook naar het concert, hè Je bleef zeker veel liever thuis, maar je vrouw zal er je wel heen sleepen; enfin, wat moet, dat moet, nietwaar?" Tallian beet zich op de lippen, maar zei heel kalm „Mevrouw, men moet niets moeten I Wij gaan niet naar het concert, ik ben yerkouden en wij blijven d-s thuis." „Ja, en Elsa?" tera van rijke menschen wat Fransche cn Engelsche grammatica in te stampen." „Oók een pleiziertje," zeide hij glimla chend. Nu wist hij, waarom zij zoo vaak zuchtte. „Gelooft gij dan, dat men uw drama zal opvoeren „Natuurlijk; anders zou ik het niet schrijven." „Gij bestudeert dc koningen natuurlijk in de geschiedenis, maar dc prinsessen?" Hij glimlachte verwaand. „Die o, die ken ik ook." Het kwam er zoo zeker uit, dat zij niet waagde tc twijfelen. Met wijde oogen zag hij in de verte over het dak heen in de blauwe, wolkenloozc lucht. Hij groette en ging de kamer uit. Even langzaam en pathetisch als hij sprak, liep hij ook. Zij schudde even het hoofd en glimlachte medelijdend. Aan zijn drama geloofde zij niet. ZondagZonnig, lenteachtig 1 Weer ontmoetten zij elkaar in de huiska mer. Vandaag droeg zij een wit kleedje, een voudig, glad, zonder opschik, een lederen gordel om het middel, een wit lint, glad, eenvoudig om haar hoedje. „Witte muis!" zeide hij, toen hij haar zag. „Bijwijze van afwisseling op Zondag." „U gaat wandelen? Waarheen?" „Dat is mij onverschillig, maar naar bui ten, in 't vrije veld." „Neem mij mee." „Mijn vrouw zal van avond thoc voor mij schenken." Een ongeloovig hoofdschudden was het antwoord. 's Avonds was Tallian direct na tafel onder voorgeven van het druk te hebben met een aanhangig proces uitgegaan Elsa riop hem na: ,,'t Begint om half acht." „Wat?" „Wat anders dan het concert?" „O, dat weet ik." Hij kwam precies te acht uren thuis. Elsa was reeds geheel gekleed. Zij zag or uit als een engel, maar als een woedende. In haar oogen lichtte een heel onweer, on zij viel als een furie togen haar man uit: „Nu kom je thuis. Een uur na het begin." Do advocaat dacht bij dien uitval hoe het toch mogelijk was, dat zoo iets moois als zijn vrouwtje geschapen was, maar hij stelde zich kalm tegenover zijn vrouw en antwoordde heel kalm „Wolnu, dan gaan vrij niet." Do jonge vrouw keek hem ton hoogste ver baasd aan en stamelde: „In het geheel niet...?" „Maar ik heb toch met geen woord gezegd, dat wij gaan zouden. Ik heb hoofdpijn cn ben verkoudon en ben wat blij bij mijn lieve vrouwtje rustig thuis tc kunnen blyvon." Het lieve vrouwtje keek naar do wandon van het vertrek en dacht stellig, dat deze op haar neer zouden komen. Evenwel zij ble ven recht staan. „Dus, gij gaat niet," siste zij haar n._n tegen. „In 't kort gezegd wij gaan niet," ant woordde hij. Do jonge vrouw wierp hem een verachtelijken blik toe on girg naar de deur. Haar man was haar cchtor voor cn sloot do deur van de zijde van zijn studcor- kamor af. Een tijdlang hoorde hij een hof- tig stampen en kloppen tegen dc dour on eon geluid alsof vazen en dergelijk breek baar goedje tegen den grond word gegooid. Hij begon met zijn v-r van mooi geluid een aria te zingon, waarop het in het naasto vertrek plotseling doodstil werd cn hij aan zijn werk kon gaan. Na ongeveer een uur opende hij do deur en Elsa vloog naar buiten en de straat op. Tallian volgde haar en bemerkte, dat zij haar schreden richtte naar het hui6 harer ouders. Hij zuchtte: „Zij gaat naar haar moeder." III. Het was den volgenden morgen. Elsa zat weer bleek on afgemat in grootvaders stoel on de oudelui stonden voor kaar. „Nu," zcido mevrouw Maklary, „zult ge nu eindelijk eens vertellen, t ge met el kaar gehad hebt on wat die onmcnsch je heeft aangedaan „Wat, hij gedaan heeft? Iets vrcceolijks." „Wat, die barbaar, heeft hij je bijgeval bodrogon V' „Mo bedrogen? Ha, ha, dat zou ik wel eens willen zien." „Nu, hij zou de eerste niet wezen! Jo zoudt jo eenvoudig van hem laten scheiden cn de wereld zou daarom even goed blijven ronddraaien." „Mc van hem scheiden laten? Nooit! Maar worgen zou ik hem willen. Ik wilde naar het concert, hij niet cn toen heeft hij me in een kamer opgesloten." Papa keerde zich om, om een eigenaardig lachje te verbergen. Mama vroeg eenigszins verward: „Nu, en wat denk je to doen?" „Wat ik doen zal? Hij zal cr voor boeten. Op zijn knieën zal hij me om vergiffenis smccken." En onruL 'g keek zij door het ven ster op straat. De snoodaard, wien het thuis zonder zijn vrouw toch niet beviel, trad juist op het oogenblik dc kamer binnen, cn toen hij zijn jonge vrouw zoo bleek en afgemat zag zitten, voelde hij in bet eerste oogenblik neiging zich voor haar op de knieën te wer pen on haar in ziju armen to sluiten. Maar hij bohecrschto dio opwelling en zei heel rustig „Goeden morgen, mania, bent u weer bo ter?" „Hoe zoo, weer beter?" vroeg mevrouw verbaasd. „O zoo maar", antwoordde hij eu wenddo zich tot zijn vrouw. „Elsje, 't is hoog tijd, dat ge nu naar huis gaat, als go niet wilt, dat ik mij geheel cn al compromitteer, ik heb tegen do dienstboden gezegd dat mama niet goed in orde is cn dat ge daarom naar baar toe waart gegaan." Dc jonge vrouw keek hem verbaas tl aan, dan echter teckcndo haar uiterlijk haar go- hcclc trots en met bliksemende oogen duwdo zij hem toe: „En denk jij, dat ik zoo maar zonder meor met je moe ga?" Tallian kreej^een gevoel, alsof al zijn bloed hom naar het hoofd steeg. In het vol gende oogenblik was dit echtor al weer over. Hij werd lotscling bleek en zijn gestalte leek grootor geworden. Maar in do zachte blauv.o oogen was een vastberadenheid to lezen, dio Elsa nog nooit bij haar man gezien had. „Ja", zeide hij met duidolijke, rustige stem, „ik ben zeke- dat ge zoo verstandig zult zijn jo onrecht to erkenn u. Bovendien wil ik je zeggen dat ik die vrouwennukken on dat vrouwencommando al lang moe ben en dat ik nu eindelijk lieer on meoster in mijn eigen huis wil 'worden." En toen hij haar den mantel, dicop oen stoel bij hai-r lag had omgehangen, .egde hij er aan too: „Kom, vooruit, 't is hoog tijd, dut go naar huis gaat." Elsa was onwillekeurig opg^.lann oa liet als gehypnotiseerd alles met zich doen. Mevrouw Maklary kon zich echter niet onb houden uit te roopen „Elsa 1 En gij... gij gaat mee?" Do jongo vrouw werd vuurrood en aut- woorddo met onzokore stem „Hoo zou ik ander i kunnen, mamaatjo, als mijn man n.o d.air zoo lief om vraagt?" Zij nam zijn arm en ging snel mot hein weg. Hot is cpn verblijdend teokon, dat in den laat-sten tijd ook hot vrouwelijk geslacht do groote botcekouis van lichaamsoefeningen voor do gezondhoid orkend heeft. Niet alleon fietsen en turnen tegenwoordig do dames en nemen ze deel aan andere bewegingsspelen, doch ook hot baden en zwemmen komt in do vrouwonwereld meer on meer in gebruik. Wol stoot men al spoedig op het vooroordeel, dat baden cn zwommen aan do mannen moet ovorgelaten worden, doch hot h een onbe kendheid met de hygiënisohe voordeolen van deze soort sport, waardoor men dc vrouwen van eon dergolijko nuttige uitspanning af houden wil. Terwijl de meeste sportocfenin- gen min of meer conzijdig op het lichaam werken, zet het zwommoi alle spieren, allo pezen en alle gewrichten in bewoging. Daar bij komen nog dc hoogo boteokonis voor do verpleging dor huid, de harding ,-n verster king van hot lichaam, do gunstige invlood op dc verrichtingen van hart longen, op hot zenuwgestel on de gohcolo stofwisseling, en iodor zal moeten erkennen dat het vrou welijk geslacht in al deze voordcelen, evenals het mannelijk geslacht, behoort te dcclen. Reeds hot regelmatig baden is van groote beteokenis voor do lichamolijko en geestelijke gezondhoid van den mensch, dooh hot zwem- „Dat is goed." Een halve weigering, die oigonlyk toestem ming iszij waren open, cenvoudigo men schen. Zij gingen naast elkander naar hot sta tion. Zij praatten levendig, alsof zij oudo be kenden waren. Midden in don monschcnstroom waren zij beiden alleen. Zij zagen en hoorden slechts elkaar. Zij hadden zooveel te vertellen. Vol moederlijke zorg sprak zij van zijn drama. Waarvan hij dacht tc leven, als dat werk hem geen loon bracht? „Ik heb niet veel noodig, en dat verdien ik wel; maar mijn drama wordt goed, da's vast." „Gij zijt optimist. Ik benijd cn beklaag u." „Dank u vriendelijk," glimlachte hij spot tend. Toen gingen zij ver van den hoofdweg door het bosch, onder hooge boomen door, en zij ademden do zoete lentelucht in. Zij aten met elkaar brood en vruchten, die zij hadden me degenomen, aan den voet van een boom zit tend. Hij plukte bloemen en gaf ze haar. Glimlachend stak zij de kleine woudbloem pjes in haar ceintuur. Het waren de eerste, die men haar ooit gaf. Tot nu to e had geen mensch op haar gelet, op haar moeilijken levensstrijd, terwijl zij van huis tot huis ging om lessen te geven, cn Zondags was z:j altijd geweest in don menschenstroom, zij, dc arme grijze muisl Wat was dat heerlijk, zoo eens met iemand te kunnen praten over alles, wat mon denkt l Zij vergat geheel, dat zij een vrouw was, en hij een man. Voor haar was hij een vriend, die leefdo zooals zij leefde, die echtor dacht en hoopte, arbeidde met zijn geest, die niet zooals zij altijd cn ecuwig hetzelfde oude lied herhaalde. „Als ik een man was, als ik een dichter was, hoe zou ik de menschen pakken, hoe zou ik ze roeren of met tranen in de oogen doen lachen." Haar smalle borst hief zich op, haar oogen glansden, haar handen spreidden zich uit, alsof zc iets wilden vatton en vasth tden. „Laat de koningen en de prinsessen met rust en zie dc wereld om u aan, schilder do ellende der onterfden, den dorst van hen, die aan den weg versmachten." Hij zag haar met zijn waanwijs lachje aan. „Nu begint gij te dwepen; tot hiertoo waart gij verstandig. Maar dat staat u heel goed; jammer, dat gij u maar aldoor mc6 do grammatica moet plagen." Nu zuchtte zij hartroerend. „Een hocl leven lang grammatica, dat i» vreeselijk niet waar?" „Moet het dan een heel leven lang duren?* Zij boog het hoofd voorover cn antwooid- dc niet. Toen gingen zij eiken Zondag te zamon uit. Daarbuiten, in het stille bosch las hij haar zijn drama voor. Hot slot ontbrak; nog slechts een week, dan was het werk gereed. Op een gcvclden boomstam zaten zij dicht bij elkaar. Hij las met zijn pathetische stem. en zij, zij lachte ,zij lachte tranen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9