No. 129S2 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 JUNI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. PERSOVERZICHT. ff FEUILLETON. V)e Arnhemsche Courant zegt: „Er is hier en daar gefluisterd", schrijft De Standaard,,dat het tegenwoor dige Kabinet wel wat veel antirevolu tionaire burgemeesters benoemt." Gefluisterd" omdat men zich over zulke kleinzielige praatjes eigenlijk schaamt? 't Is te hepen, want dan zouden zich daaraan de partijen der rechterzijde kunnen spiegelen, die uit den treure haar grieven pleegden uit te bazuinen Óver verongelijking harer geest verwanten, wat de openbare ambten en on derscheidingen betreft. Dat „gefluister" heeft De Standaard ge noopt eens een particulier enquêtetje in te stellen, dat natuurlijk niet „geheel volledig" kon zijn. Maar wat doet dat er eigenlijk toe, nis het maar flinke cijfers aan het licht brengt, getuigende van do hebzucht en een zijdigheid der „liberalisten." Nu, die zijn dan ook inderdaad huiveringwekkend 1 Ver- beeld u, van: 103 burgem, in Zeeland 79 11b. en 24 niet-lib. 177 9 Zuid.-Holl. 160 D 17 S3 n Drente 32 it 1 61 a 9 Groningen 60 n 1 a 61 9 O ver^j Bel 66 a 5 it 43 9 0 Friesland 36 a 7 184 n Noord-Holl.122 n 12 n De Standaard zal, hopen wij, tevreden jovcr ons zijn, dat wij aan dit schandaal hel pen publiciteit te geven, en als zij later dit etaatje met de nog ingewachte opgaven om trent-Utrecht en Gelderland aanvult, zullen wij geen bezwaar maken om ook die cijfers mede te deelen. Alleen veroorloven wij ons in alle beschei denheid de opmerking, dat die cijfers mis schien wel erg geschikt zijn om de veront waardiging van „ons Christenvolk" tegen de liberalisten op te wekken en levendig te hou den, maar dat ze toch eigenlijk bitter weinig betcekenen. Op zichzelf reeds zijn het geloof en de geestesrichting voor een goed burge meester in de meeste gemeenten iets zeer bijkomstigs, en zijn deze het meest gebaat bij een bekwaam, geschikt en beschaafd man, die met menschcn van allerlei richting en denkwijzo weet om te gaan. Maar bovendien, wat beteekent een statistiek, die niet over al le gemeenten loopt, maar daaruit slechts een min of meer willekeurigen greep doet? En dan nog wie zijn de keurders van de rich ting der verschillende burgemeesters? Naar welken maatstaf werd gekeurd? Of zijn alle burgemeesters, die niet Roomsch zijn en niet tot de ijveraars voor de Hervormdo ortho doxie of de Gereformeerde Kerk behooren, maar allen bij elkaar op den grooten hoop geworpen en onder den algemecnen naam jvan liberalen gecatalogiseerd? Laat De Standaard er zich thans maar *ustig in verblijden, dat alle burgemeesters benoemingen gecontrasigneerd moeten wor den door haar vroegeren hoofdredac teur, die de „broeders" waarlijk niet .vergeton zal, en genieten van do revanche, Wolke nu van die hebzuchtige „liberalisten" genomen kan worden. Over dat laffe geleu ter, dat de openbare ambten eerlijk verdeeld behooren te worden naar de verschillende gclooven, richtingen en partijsohakeeringen, kunnen nü toch waarlijk de „Christelijke partijen" ten minste wol zwijgen, nu zij in do gelegenheid zijn haar slag te slaan. Gaan «ij daarbij niet kieschkeurig te werk e n- i n, men kent het vae victisl Maar zich te willen verontschuldigen met het misbruik hunner voorgangers maakt toch op niemand Indruk. Naar aanleiding van hot Standaard-nrïi- kei schrijft het Handelsblad: Geven de cijfers daarvoor (n.l. voor een vTerdenking van partijdigheid bij do burge- Imeesters-benoeming onder vorige liberale ministers) voldoenden grond? Aangenomen althans, dat die cijfers juist zijn, wat ook Hog de vraag is. Ons dunkt ,dat voor het burgemeesters ambt, al wordt er wat wel noodig ware door de wet geen diploma voor vereischt, toch niet een ieder geschikt is te achten. Bij felke opongevallon betrekking is de Minister, die voordraagt, toch gebonden aan de lijst Van liefhebbers. Daaruit moet hij, voorge licht door den Commissaris in de provincie Voor God of de Wereld? 8) De fabrikant herleefde als het ware bij deze hem zoo aangename verandering in haar we zen, en somtijds-zelfs kwam ook bij hem de ge dachte op, dat Emma's besluit nog wel eens aan het wankelen kon gebracht worden. Maar wanneer zij juist na de vroolijkstc avon den nog een poosje met hem praatte en hem glimlachend vertelde, hoe zij weer een nieuwe .verovering gemaakt had, wanneer hij haar koel oordeel vernam over alles, wat haar bejegende, dan verdween zijn hoop weder, en hij zag in, dat z i dochter boven do toe standen en verhoudingen stond, door welke zij zich sUnjnbaar zoozeer aangelokt toonde. Maar dan steeg ook des te machtiger in bc-rn de vrees op voor de ledigheid, waain bij verplaatst zou worden op den dag, dat ,'Emina bet huis zou verlaten, en monigen avond nam hij die godachtcn mee naar zijn legerstede cn bracht dan veel slapelooze uren door. Het scheen hem ondraaglijk toe, tot het vroegere eenzame loven te moeten torug- keeren. Op zekeren dag deelde hij zijn dochter me de, dat hij voor eenige dagen op reis moest. Hij scheen gedrukt cn onrustig, maar ont leek Emma's vragen naar het doel zijner reis. Zij vermoedde, dat handelsaangelegen- heden hem van huis voerden, en dacht er verder niet over na. Toen de fabrikant vier dagen later terug keerde, was hij zoo opgeruimd en vroolijk als Emma hem nog zelden gezien bad. Hij om en zoo mogelijk ook door plaatselijk onder zoek, den geschiktste benoemen. Eerst dus, als De Standaard zal hebben aangetoond, dat zich onder de sollicitanten personen heb ben bevonden van niet-liberale richting, die geschikter waren dan de benoemden, heeft haar statistiek eenige waarde. De naakte cijfers betcekenen ook in dit geval niets. Mochten dan ook onder bet tegenwoordige Kabinet partijdige benoemingen voorgeko men zijn, wat wij volstrekt niet beweren, dan kunnen die geenszins worden vergoelijkt, ge lijk De Standaard tracht te doen, met de be wering: zie eens hoe de liberalen hebben ge zondigd. Die zöfidon zijn niet bewezen met enkel cij fers te noemen en zij rechtvaardigen immers niet, dat een „christelijk" minister eveneons zondigt. Over deze aangelegenheid (burgemees tersbenoemingen) schrijft De Nieu we Courant hetgeen volgt: De muggenzifterij der antirevolutionaire pers bij de verdeeling der baantjes en het peuterig gecijfer hoeveel landsbetrekkingen door „liberalen" worden bekleed en hoeveel er nu naar billijkheid aan haar partijgenoo- ten toekomen, is wel een van de minst ver kwikkelijke zijden van den nieuwen koers. Het is nu weer De Standaarddie heeft hooren „fluisteren," de liberalen zijn blijkbaar in hun nieuwe positie uiterst be- schoidcn geworden dat er te veel antire volutionaire burgemeesters worden benoemd. Om zelfs zulk gefluister in de kiem te smo ren heeft het orgaan zich de moeite eenor particuliere enquêto in zeven provinciën met „gemengde" bovolking getroost cn gevonden, dat er in de 602 gomeenten, waaromtrent uitsluitsel ontvangen word, 635 „liberale" burgemeesters zijn on maar 67 niet-liberale, t. w. 26 roomsche, 30 antirevolutionaire en 11 christelijk-hi8torische. Men kan niet zeggen, schrijft het blad „dat de niet-liberalen voor dit ambt min geschikt of te dom zijn, want er wordt geen diploma voor vereischt en de keuzejs^rij." Het vermoeden laat zich dus kwalijk terug dringen, „dat op deze krasse wanverhouding andere factoren van invloed zijn geweest." De Standaard wil echter „die factoren thans noch opsporen noch ontleden." Dat is toch jammer. Want een aantal vra gen ligt voor de hand, welker-beantwoor ding die der vraag insluit of men gerecht vaardigd is zoo krasse partijdigheid bij voor afgaande liberale ministeries to veronder stellen ,als hier wordt geïnsinueerd. Vooreerst deze vraag: of niet de eigenaar dige samenstelling van do antirevolutionaire partij veel kleine luidon en weinig „Mar- nixen" van dien aard is, dat zij oen be trekkelijk beperkt burgemeesters-materiaal oplevert. Dan deze: of niet in zeer velo gemeen ten do bevolking een zoodanige verhouding vertoont, dat een burgemeester van niet al te geprononceerde politieke overtuiging do man is, wiens gezindhoid met den geest der bevolking in 't algemeen de meeste overeen stemming vertoont. Vervolgens: hoevelen dor door De Stan daard opgegeven „liberalen" met de partij benaming liberaal mogen worden aange duid in dien zin, als waarin van „antirevo lutionaire" burgemeesters moet worden ge- sprokon. M. a, w. of De Standaard niet maar iedereen, die niet roomech-katholick is, niet bij de antirevolutionaire of niet bij do chr.-historische partij is aangesloten, signa leert" als „liberaal", zonder dat dit nog eenigszins behoeft aan to geven, dat de be doelde persoon in politieken zin liberaal ge noemd mag worden. Waarmede de beschul diging van partij-benoemingen voor ccn aan merkelijk deel zou komen te vervallen. Ten slotte zij gezegd, dat wij het volstrekt geen ramp achten, indien het niouwe kabi net bij gelijke geschiktheid van sollicitanten voor zijn geestverwanten eenige voorkeur aan den dag legt. Dit is eenvoudig een ge volg van do verplaatsing der meerderheid, hetwelk wij met die verplaatsing hebben to aanvaardenslechts mogen wij den eisch stellen, dat die voorkeur niet aan den dag trede, dan indien de geschiktheid ge lijk is. helsde haar hartolijk en kuste haar herhaal de malen. „U schijnt wel zeer tevreden over uw reis te wezen, vader," sprak zij glimlachend. „Dat ben ik ook, kind," antwoordde hij, „meer dan ik gehoopt had." „Mag ik nu dan weten, waar u heen ge weest zijt?" „Van avond rel ik het je vertellen. Go zult alles vernemen, maar nu moet ge mij wat rust gunnen." Met begrijpelijke spanning wachtte Emma den avond af. Nadat het eten was wegge nomen, stak de fabrikant een sigaar aan, zijn dochter nam een handwerkje en beiden zwegen. Lindenberg beschouwde haar een wijle, zooals zij daar rustig over haar bor duurwerk gebogen zat en sprak eindelijk: „Nu, ben je niet nieuwsgierig, mijn kind, wat ik je te vertellen heb?" Zij keek vriendelijk tot hem op en ant woordde: „Ik laat het aan u over, vader, mij mee to deelen, wat u goeddunkt." De fabrikant stond van zijn stoel op en schreed eenige malen do kamer op en neer, ging toen weder zitten en begon: „Het is een gewichtige zaak, Emma, die mij onledig heeft gehouden, maar zij- is op een voor mij bevredigende wijze opgelost, en ik hoop, dat ge mijn besluit zult begrijpen en goed keuren. Het meisje legde haar werk in dan schoot. „Nu maakt u mij toch hoogst nieuws gierig," zeide zij, „daar u mijn toestemming verwacht. "Wat betreft het dan eigenlijk?" Lindenberg kuchte een paar malen, stak zijn sigaar in het aschbakje en ging voort: „Ja, ziet ge, het is mij niet gemakkelijk go- vallen, maar ik kon niet and- 3. - Ge zijt nu toch eenmaal vast besloten in het kloos- Maar laat men ophouden met dit beleid te dekken door een beroep op wat onder vorige kabinetten geschied zou zijn en wat men toen steeds ten strengste heeft gegispt. Vóór do verkiezingen werd gezegd, dat er oen achter stand in de baantjes viel in te halen; men is daar nu mede bezig en niets is natuurlijkei dan een scherp toezicht van de oppositie, dat hierbij niet buiten do maat gegaan wordt. Geforceerdo becijferingen, waaruit een „krasse wanverhouding" blijken zou en wolkcr factoren mon niet wil „opsporen noch ontleden", bieden echter schijn noch schaduw van rechtvaardiging voor zulk be leid. Onder het opschrift „Proefondervindelijk" schrijft Het Huisgezin: Wij waren in de gelogcnhoid, een onzer groote katholieko werkgevors, betrokken bij de textiel-industrie, in kennis te stellen met hetgeen wij in een vorig nummer schreven over arbeidsduur en arbeidspres tatie. „Mijn ondervinding is dezelfde," zei hij ons. „Ik heb nagegaam, wat over een geheel jaar, ten opzichte der arbeidsprestatie do uitkomst was van een verkorting van den arbeidsduur mot 10 peroent. Het resultaat was een verhooging der pro ductie met gemiddeld 10 percent. Dat wil dus zeggen, dat terwijl er een tiende minder lang gewerkt word, de productie een tiende grooter was. En," voegde hij er bij, „ik zou den arboids- duur nog met 10 peroent durven verkorten, zonder vermindering van productie te vree- zen". Deze woorden bevestigen opniouw de juist heid der stelling, dat hoe korter (natuurlijk binnen redelijke grenzen) de arbeidsduur is, hoe intensiever er gewerkt wordt. Niet hij handelt dus van zuiver finan cieel standpunt het verstandigst, dio zijn werklieden laat arbeiden zoolang ze kunnen, maar degenen, dio, door een redelijken ar beidsduur' in te voeren, zich de grootste pro ductie en het beste werk verzekert. Doch al ware dit niet zoo, dan nog oischon billijk heid en menschelijkheid, dat er voor den werkman een behoorlijke tijd overscliiete, dien hij voor zichzolf en zijn gezin, voor ontwikkeling on ontspanning kan besbeden. Het besef, dat de werkman geen machine, maar een mensch is, dit is in deze quacstie het beginsel der wijsheid. Eenige dagen geleden meldde Het Nieuws van den Dag, dat op een aanvraag van het gemeentebestuur van Oost-Dongeradecl of voor volontairs bij' het onder wijs ook dc gewone Rijkssubsidie verkregen kan worden, door den Minister toestemmend is geantwoord, mite overigens a, i de scholen het volgens do wet bonoodigdo personeel workzaam is. Hel Nieuws voegde er aan toe: Bij een welwillende medewerking van ge meentebesturen en hoofden v. n scholen kan men de kortelings geslaagden derhalve hei pon aan een betrekking, waaraan als grati ficatie dc Rijkssubsidie verbonden kan wor den. Zoodoonde zijn velon, dio nu soms een jaar en langer moeten rondloopen, voorloo- pig geholpen, terwijl hot van de gemeenten geen extra-uitgaven vordert. Vooral in groote gomeenten kan dit mid del ook zeer nuttig werken voor de scholen. Do Arnhemsche Courant zegt naar aanlei ding hiervan: Als werkelijk ministor Kuyper do tot hom gerichte vraag toestemmend hoeft beant woord, dan heeft hij zioh in de vingers go- sneden, en is hot, juist om geen ijdclo ver wachtingen op te wokkon, wensohelijk, dat zijn antwoord zoo spoedig mogelijk herroe pen worde. De Rijkssubsidie voor openbare scholen wordt, bot de in art. 45 dor Lagor Ondorwijs- wet genoemde bedragen, uitgekeerd naar den maatstaf van het onderwijzend personeel, hetwelk volgens art. 24 in de school aanwe zig moet zijn, en bovendien voor het aan dc school verbonden onderwijzend personeel boven dat minimum, tot do bedragen ver meld in art. 45o, voor ben hoogsto nog drio onderwijzers in scholen, voldoende aan de daarbij omschreven voorwaardon. Buiten deze nauwkeurig getrokken grenzen kan aan ter te gaan, niet waar?" „Zoodra u mij verlof geeft, dat weet u immers." „Zeker, en dat heeft bij mij den door slag gegeven. Wanneer gij mij verlaat, zal mijn huis weer eenzaam worden; de genoeg lijke avonden, die mij zoozeer opvroolijkten, houden op, en ik ga een vrougdoloozen ouden dag te gemoct. Ik moet het op de zorg en verpleging van vreemde menschen laten aankomen, wier diensten ik mot mijn geld betalen, maar met wie ik mijn donken eh voelen niet deelen kan. En de gedachte, dat ik eens ziek zou kunnen wordon cn daa geen enkel wezen om mij had, waartoe mijn hart zich getrokekn voelt, dat is iets ver schrikkelijks." „Dan zou uw dochter komen om u te ver plegen, vader, want dat laten de orderege len toe," antwoordde Emma zacht. „Maar ik zal kopen en bidden dat God u gezond mag laten." „Dot weet ik, mijn kind, maar ik zou je dan toch weer moeten missen, en wellicht juist in de moeilijkste uren. Zie, dat allee heeft mij er toe gebracht, weer te trou wen." Verrast keek Emma op; daaraan had zij niet gedacht. De fabrikant merkte do vorbo- zing zijnor dochter, hij werd er onaange naam door getroffen, omdat ze hem als een stom verwijt toescheen. „Vindt go dat zoo vreemd? vroeg hij met een betrokken gezicht. Emma bloosde onder zijn blik. Zij begreep, hoe pijnlijk hot voor haar vader moest zijn, wanneer zij een be sluit niet billijkte, waartoe zij zelve aanlei ding had gegeven. „Volstrekt niet, vader," antwoordde zij glimlachend, „ik be® slechts verrast, omdat de Rijkssubsidie geen uitbreiding gegeven worden, dus ook niet voor aan de scholen aangestelde volont-air-ondorwijzers, dio de wet in hot geheel niet kent. Zijn de onder-" wijskraehten, boven het wettelijk minimum aantal onderwijzers in de school werkzaam, volontairs, m. a. w. nict-bezoldigde onder wijzers, dan vallen dezen niet onder de be palingen van art. 45c, omdat zij geen (open bare) onderwijzers zijn in den zin der wet, welke in art. 26 al. 1 onvoorwaardelijk voor schrijft: „Aan elke® onderwijzer wordt een vaste jaarweddo toegelegd", waarvan het minimum-bedrag vorder in dat artikel be paald is. Wie, onder welken titel ook, in een openbare school werkzaam is on geen vaste jaarweddo uit do gemeentekas trekt, is dus volgens de wot geen aan die school ver bonden en volgens do bepalingen van art. 28 aangestelde onderwijzer en voor dezulken kan aan do gemeenten gee® Rijksbijdrage volgens art. 46 worden verleend. Voor do bijzondere scholen is do toestand verschillend. Daar zijn geen minimum-jaar- wedden voor het onderwijzend personeel bij de wet vastgesteld on kan het dus voorko men, dat ook geen jaarweddo genoten wordt (men denke aan de scholen van geestelijke orden) of slechts tot een bedrag gelijkstaan de mot en misschien zelfs wel beneden do dc Rijksbijdrage. De Arnhemsche Courant acht het maar goed, dat de wet hier aan duidelijkheid niets te wonschen overlaat. Want ware wottig wat de Minister heet beslist te hebben, do mini- mum-lijdors, die met de wijzigingswet van 24 Juni 1901 eindolijk uit hun lijdon verlost wordon, kcordon voor eon deel in do school lerug! Voor de zuinigo gemeentebesturen zou hot zeker een buitenkansje zijn het onder wijs der openbare school te vorboteren door eenige uitbreiding van bet personeel, dat hun niets zou kosten, maar een aantal on derwijzers zouden een jaarweddo gaan ge nieten, vor beneden hot minimum, hun bij art. 26 der wet verzekerd. Het Schoolblad teckcnt bij het bericht van Het Nieuws aan: „Wij moeten bekennen, dit borioht niet te begrijpen. Want de „volontairs", hier be doeld, kunnen toch niet anders zijn da® do in artikel 8 bedoelde kweekolingon, die do onderwijzersakte reeds bezitten; maar als voor dozen de Rijksbijdrage volgens artikel 45c zal verleend wordon van 260, moeten zij onderwijzers zijn, dus door den Raad zijn benoemd en minstens het wettelijk mini mum van salaris ontvangen. Doch dan komt do goheelo zaak daarop neer, dat ook voor eon onderwijzor, bovon het volgens de wet veroischte aantal, de Rijksbijdrage wordt verleend, oo dit staat duidelijk in dc wet". Verschillende bladen, zoo spreekt De Stan daard, blijven hot ook door ons (De Stan daard) besproken denkbeeld van de saamstel ling van een gomeenteprogram be sproken en de meeste doen hot mot warme instemming Wij vernemen, dat hior cn doar do antirevolutionaire Raadsleden van vor- 6chiHondo gemeenten reeds saamsprekingen houden over enkele vraagstukken, die aau de orde zijn. Ook het Katholiek Sociaal Weekblad ver langt naar zulk eon program; citeert onze artikelen en dat van Het Centrum, om al dus da® oigen wonsch kenbaar te maken: „Wij hebben aan dit alles slechte den wonsch toe te voegon: ooh, dat nu van het woord een daad word gemaakt I Op drieërlei wijs kunnen wij tot een goed gcmoenteprogTam komen. Vooreerst: eenige mannon va® naam rich ten een oproep aan de Kiesvorecnigingen om iedor een afgevaardigde to zendon naar een algemeeno vergadering, waarop de sa menstelling van een Katholiok gemeente- program besproken zal worden. Deze ver gadering benoemt een commissie va® redac tie, dio een ontwerp-program opstelt, dat later op een volgende vergadering, na eerst in de Kiesvereenigingen besproken to zijn, zal worden behandeld en, al of niot gewij zigd, vastgesteld. Dit is do breode, goed democratische weg. Niet de gekozenen, maar do kiezore makon het program, waarop zij hun afgevaar digde kieeon." ik aan zoo iets nu hoolemaal niet gedacht had. Maar u heeft volkomen gelijkeen goede vrouw alleen zal uw volgend leven weer eenigermate kunnen opvroolijken en do zorg over de komende dagen uit uw ziel ver bannen." Lindenbergs gelaat verhelderde. „Ik ben blijde," sprak hij, „dat ge mij begrijpt, en ik hoop, dat de vrouw mijnor keuze u be vallen zal." „Wio is het?" „Een vriendin van je moeder. Zij was met een doktor in L. getrouwd, maar is reeds jaren weduwe. Het is lang geleden, sedert zij ons hier eens bezocht, en ge zult je haar ternauwernood herinneren, want ge waart toon nog een kind." „Hoe heot zij?" vroeg Emma. „Mathilde," antwoordde baar vader. „Hier is haar portret." Te gelijk haalde do fabri kant een photographic uit zijn brieventasch en reikze ze zijn dochter ovor. Emma be schouwde ze oplettend, terwijl Lindenberg op haar gelaat trachtte te lezen, welken in druk het portret op haar maakte. „Zij schijnt nog jong te zijn," merkte het meisje aan. „Niet zoo jong als zij op het portret schijnt. Het is reeds vóór eenige jaren go- maakt, maar zij ziet cr toch ook jonger uit dan zij is. Mathilde is omstreeks vijf en veer tig jaar oud." „Dat had ik niet gedacht. Naar bet por tret te oordeel'-n heeft zij schoono blauwe oogen en een goed hart. Is zij blond of zwart?" „Ge vraagt mij bijna te veel," antwoordde de fabrikant lachend, „doch als ik mij goed horinnor, heeft zij donker haar." „Ei, dat moet u toch nauwkeuriger we- Zijn wij wèl ingelicht, dan wordt onzor» zijds reeds aan de saamstelling van zulk een program gearbeid. Enkelo bladen, vooral het Handelsblad, aldus De Nederlander hebben verklaard, dat het afgeloopen jaar bijzonder „magor" is geweest, omdat do Regeer: ng nog gee® enkele groote wet van haarzelf heeft ingodiend. Zij verwachten, dat do kie zers teleurgesteld zullen zijn, en zinspelen or op, dat als het zoo voortgaat de liberalen in 1905 geen slechte kans zullen hebben. Dat do wensch hior wat al te zoor do moe dor der gedachte is, 6pringt in het oog on schijnt nu ook ingezien to wordon door con medewerker van het Handelsblad, die tegen te groot optimisme waarschuwt. Hij eindigt: „Nu wane men niet, dat nu al is te voor spollen dat na drio jaar de vrijzinnigon weer regeoren. Do min gunstigo indruk van dit eerste jaar kan wordon uitgewischt. Do ro- geering kan zich horstellen, de Kamermeer derheid kan zich consolidocren. En dan komen misschien voor deze Rogec- ring, met omkeering van do historie, na dit magere jaar nog wio wcot hoevool vette Die waarschuwing schijnt ons verstandig. Zelfs zou men nog verder kunnen gaan, e® juist uit dit langzame begin do zelfbe wuste kracht kunnen afleiden, waarmee do Regeering een la®gdurigo en ijverige uitvoe ring van haar taak voorborcidt. Wie in de buurt van zijn woning moet zijn en een korten loop vóór zioh heeft, be gint met versneldon pa Maar wio ccn wandeling van vij.' uur gaat maken, zet bedaard cn met zacht voortschrij denden tred in. Een kootsier, die een vrachtje naar een nabijliggonde bestemming moet brongen, legt do zweep over do paarden. Maar een koetsier, die in den vroegen morgen voor een dagtoer uitrijdt, begint in langzaam en rustig tempo. Een langzaam begin is vaak het kenmerk van eon zokcr plan, van eon regelmatige be drijvigheid, van een lange rois. Niet onwaarschijnlijk, dat het zóó ook zal zijn bij hot huidig Kabinot. En de langzaamheid van h«.t begin wordt dan driedubbel ingehaald, wanneor straks ontworpen verschijnen, dio niot, als bijv. des tijds do haastig ingodiondc leerplichtwet, herhaaldelijk moeten worden omgewerkt voordat or iets moe te boginne® is. Al to hard van stal is menigmaal achterop gebleken voor den teugelvoerder; ook waar 't do tougols van het bewind betreft. Wij lazon in De Nederlander hot volgende: In het Katholiek Sociaal Weekblad treffon wij het volgend stukjo aan: „H uurenlnkomon. Een welspre kend bowijs, dat het woningvraagstuk hot zwaarst drukt op de minderbomiddeldeu, le vert do uitslag van ccn to Leipzig ingesteld onderzoek naar de verhouding tussohen hot inkomen on do woninghuur in 1900. Tot grondslag wordon genomon do klaseen dor inkomstenbelasting cn daarbij bleok, dat aan huur betaald word: Mark. l'ct. in do kL tot 1100 23.00 van 't inkomen; van 1100- 2200 19.02 2200— 4300 19.30 4300— 8400 16.70 8400—16000 11.64 16000—26000 8.43 bovon 26000 4.42 Leorzamo cijfers, dio ongetwijfeld ook el ders dan to Leipzig wol door do statistiek wordon geleerd. Leormme oijfers, wolko bij sooiale en belastingwetgeving niet uit hot oog mogen worden verloren." Wij hebben deze on soortgelijke berokenm- ge® meermalen gelezen, doch do betcokonis daarvan niet goed begrepen. Nu wij daar aan ook door genoemd blad, dat wij steeds mot veol genoegen lozon, waardo zien toege kend, onderstellen wij gaarne, dat er meer vrijhoid uit to halen is, dan wij vermoedden, weshalve wij ons voor nadere inlichting aan bevolen. Voorshands toch wil het ons toeschijnen, dat deze becijfering alleen bewijst, wat iodoreen zonder haar ook wol weet dat in ons klimaat do huisvesting ccn der voor naamste behoeften is. Als men op dezolfdc wijze berekenen wil, ten," hernam Emma vroolijk. ,,Ik zou in zoo'n geval beter bescheid weten te gevon." „Ge kunt daaruit opmaken, dat het niet do uitorlijko voortreffelijkheden waren, dio mij tot Mathildo brachten." „Wel, verhaal mij dan eens wat van haar deugden, ge kunt u toch wol voorstellen, dat ik nieuwsgierig ben naar mijn toekom* stigo stiefmoeder," Lindenberg glimlachte. „Ik zal het aan jongoro menschcn overlaten, het voorwerp hunner genegenheid te prijzen; op mijn leef tijd plaatst men do zwakheden cn do deug den der menschcn kalmer tegenover elkan der." ,,Ecn geheel volmaakte vrouw is zij dus niet antwoordde Emma. „Ik ben recht blij, dat ik mij mijn eigen onvolmaaktheid maar al te zeor bowust ben." „Ik hoop, dat jolui elkander zult ver staan. Go zult in Mathilde een verstandige en met dc wereld bckondo vrouw vindon, en in don naderen omgang met haar slechts kunnen winnen. Zoodanigo omgang heeft je tot dusverre ontbroken, en ik zou jo dien gaarne nog voor eenigen tijd willen ver schaffen." „U gaat clas reeds heel spoedig trouwen ïn „Ja, waarom zou ik het ook uitstellen?" Wij konncn elkander voldoend^, om geen overhaasten stap to doen. Zoo ik daarbij den wensch koester, dat gij beiden nAder bo»| vriend moogt raken, dan heb ik daarbij te vens op het oog, dat Mathildo door u met^ onze toestanden en onze omgeving bekend wordt." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5