No. 129S2
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 JUNI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
PERSOVERZICHT.
ff
FEUILLETON.
V)e Arnhemsche Courant zegt:
„Er is hier en daar gefluisterd",
schrijft De Standaard,,dat het tegenwoor
dige Kabinet wel wat veel antirevolu
tionaire burgemeesters benoemt."
Gefluisterd" omdat men zich over zulke
kleinzielige praatjes eigenlijk schaamt? 't Is
te hepen, want dan zouden zich daaraan de
partijen der rechterzijde kunnen spiegelen,
die uit den treure haar grieven pleegden uit
te bazuinen Óver verongelijking harer geest
verwanten, wat de openbare ambten en on
derscheidingen betreft.
Dat „gefluister" heeft De Standaard ge
noopt eens een particulier enquêtetje in te
stellen, dat natuurlijk niet „geheel volledig"
kon zijn. Maar wat doet dat er eigenlijk toe,
nis het maar flinke cijfers aan het licht
brengt, getuigende van do hebzucht en een
zijdigheid der „liberalisten." Nu, die zijn
dan ook inderdaad huiveringwekkend 1 Ver-
beeld u, van:
103 burgem, in Zeeland 79 11b. en 24 niet-lib.
177
9
Zuid.-Holl. 160
D
17
S3
n
Drente 32
it
1
61
a
9
Groningen 60
n
1
a
61
9
O ver^j Bel 66
a
5
it
43
9
0
Friesland 36
a
7
184
n
Noord-Holl.122
n
12
n
De Standaard zal, hopen wij, tevreden
jovcr ons zijn, dat wij aan dit schandaal hel
pen publiciteit te geven, en als zij later dit
etaatje met de nog ingewachte opgaven om
trent-Utrecht en Gelderland aanvult, zullen
wij geen bezwaar maken om ook die cijfers
mede te deelen.
Alleen veroorloven wij ons in alle beschei
denheid de opmerking, dat die cijfers mis
schien wel erg geschikt zijn om de veront
waardiging van „ons Christenvolk" tegen de
liberalisten op te wekken en levendig te hou
den, maar dat ze toch eigenlijk bitter weinig
betcekenen. Op zichzelf reeds zijn het geloof
en de geestesrichting voor een goed burge
meester in de meeste gemeenten iets zeer
bijkomstigs, en zijn deze het meest gebaat bij
een bekwaam, geschikt en beschaafd man,
die met menschcn van allerlei richting en
denkwijzo weet om te gaan. Maar bovendien,
wat beteekent een statistiek, die niet over al
le gemeenten loopt, maar daaruit slechts een
min of meer willekeurigen greep doet? En
dan nog wie zijn de keurders van de rich
ting der verschillende burgemeesters? Naar
welken maatstaf werd gekeurd? Of zijn alle
burgemeesters, die niet Roomsch zijn en niet
tot de ijveraars voor de Hervormdo ortho
doxie of de Gereformeerde Kerk behooren,
maar allen bij elkaar op den grooten hoop
geworpen en onder den algemecnen naam
jvan liberalen gecatalogiseerd?
Laat De Standaard er zich thans maar
*ustig in verblijden, dat alle burgemeesters
benoemingen gecontrasigneerd moeten wor
den door haar vroegeren hoofdredac
teur, die de „broeders" waarlijk niet
.vergeton zal, en genieten van do revanche,
Wolke nu van die hebzuchtige „liberalisten"
genomen kan worden. Over dat laffe geleu
ter, dat de openbare ambten eerlijk verdeeld
behooren te worden naar de verschillende
gclooven, richtingen en partijsohakeeringen,
kunnen nü toch waarlijk de „Christelijke
partijen" ten minste wol zwijgen, nu zij in
do gelegenheid zijn haar slag te slaan. Gaan
«ij daarbij niet kieschkeurig te werk e n-
i n, men kent het vae victisl Maar zich
te willen verontschuldigen met het misbruik
hunner voorgangers maakt toch op niemand
Indruk.
Naar aanleiding van hot Standaard-nrïi-
kei schrijft het Handelsblad:
Geven de cijfers daarvoor (n.l. voor een
vTerdenking van partijdigheid bij do burge-
Imeesters-benoeming onder vorige liberale
ministers) voldoenden grond? Aangenomen
althans, dat die cijfers juist zijn, wat ook
Hog de vraag is.
Ons dunkt ,dat voor het burgemeesters
ambt, al wordt er wat wel noodig ware
door de wet geen diploma voor vereischt,
toch niet een ieder geschikt is te achten. Bij
felke opongevallon betrekking is de Minister,
die voordraagt, toch gebonden aan de lijst
Van liefhebbers. Daaruit moet hij, voorge
licht door den Commissaris in de provincie
Voor God of de Wereld?
8)
De fabrikant herleefde als het ware bij deze
hem zoo aangename verandering in haar we
zen, en somtijds-zelfs kwam ook bij hem de ge
dachte op, dat Emma's besluit nog wel eens
aan het wankelen kon gebracht worden.
Maar wanneer zij juist na de vroolijkstc avon
den nog een poosje met hem praatte en hem
glimlachend vertelde, hoe zij weer een nieuwe
.verovering gemaakt had, wanneer hij haar
koel oordeel vernam over alles, wat haar
bejegende, dan verdween zijn hoop weder,
en hij zag in, dat z i dochter boven do toe
standen en verhoudingen stond, door welke
zij zich sUnjnbaar zoozeer aangelokt toonde.
Maar dan steeg ook des te machtiger in
bc-rn de vrees op voor de ledigheid, waain
bij verplaatst zou worden op den dag, dat
,'Emina bet huis zou verlaten, en monigen
avond nam hij die godachtcn mee naar zijn
legerstede cn bracht dan veel slapelooze uren
door. Het scheen hem ondraaglijk toe, tot
het vroegere eenzame loven te moeten torug-
keeren.
Op zekeren dag deelde hij zijn dochter me
de, dat hij voor eenige dagen op reis moest.
Hij scheen gedrukt cn onrustig, maar ont
leek Emma's vragen naar het doel zijner
reis. Zij vermoedde, dat handelsaangelegen-
heden hem van huis voerden, en dacht er
verder niet over na.
Toen de fabrikant vier dagen later terug
keerde, was hij zoo opgeruimd en vroolijk als
Emma hem nog zelden gezien bad. Hij om
en zoo mogelijk ook door plaatselijk onder
zoek, den geschiktste benoemen. Eerst dus,
als De Standaard zal hebben aangetoond,
dat zich onder de sollicitanten personen heb
ben bevonden van niet-liberale richting,
die geschikter waren dan de benoemden,
heeft haar statistiek eenige waarde. De
naakte cijfers betcekenen ook in dit geval
niets.
Mochten dan ook onder bet tegenwoordige
Kabinet partijdige benoemingen voorgeko
men zijn, wat wij volstrekt niet beweren, dan
kunnen die geenszins worden vergoelijkt, ge
lijk De Standaard tracht te doen, met de be
wering: zie eens hoe de liberalen hebben ge
zondigd.
Die zöfidon zijn niet bewezen met enkel cij
fers te noemen en zij rechtvaardigen immers
niet, dat een „christelijk" minister eveneons
zondigt.
Over deze aangelegenheid (burgemees
tersbenoemingen) schrijft De Nieu
we Courant hetgeen volgt:
De muggenzifterij der antirevolutionaire
pers bij de verdeeling der baantjes en het
peuterig gecijfer hoeveel landsbetrekkingen
door „liberalen" worden bekleed en hoeveel
er nu naar billijkheid aan haar partijgenoo-
ten toekomen, is wel een van de minst ver
kwikkelijke zijden van den nieuwen koers.
Het is nu weer De Standaarddie heeft
hooren „fluisteren," de liberalen zijn
blijkbaar in hun nieuwe positie uiterst be-
schoidcn geworden dat er te veel antire
volutionaire burgemeesters worden benoemd.
Om zelfs zulk gefluister in de kiem te smo
ren heeft het orgaan zich de moeite eenor
particuliere enquêto in zeven provinciën met
„gemengde" bovolking getroost cn gevonden,
dat er in de 602 gomeenten, waaromtrent
uitsluitsel ontvangen word, 635 „liberale"
burgemeesters zijn on maar 67 niet-liberale,
t. w. 26 roomsche, 30 antirevolutionaire en
11 christelijk-hi8torische.
Men kan niet zeggen, schrijft het blad
„dat de niet-liberalen voor dit ambt min
geschikt of te dom zijn, want er wordt geen
diploma voor vereischt en de keuzejs^rij."
Het vermoeden laat zich dus kwalijk terug
dringen, „dat op deze krasse wanverhouding
andere factoren van invloed zijn geweest."
De Standaard wil echter „die factoren thans
noch opsporen noch ontleden."
Dat is toch jammer. Want een aantal vra
gen ligt voor de hand, welker-beantwoor
ding die der vraag insluit of men gerecht
vaardigd is zoo krasse partijdigheid bij voor
afgaande liberale ministeries to veronder
stellen ,als hier wordt geïnsinueerd.
Vooreerst deze vraag: of niet de eigenaar
dige samenstelling van do antirevolutionaire
partij veel kleine luidon en weinig „Mar-
nixen" van dien aard is, dat zij oen be
trekkelijk beperkt burgemeesters-materiaal
oplevert.
Dan deze: of niet in zeer velo gemeen
ten do bevolking een zoodanige verhouding
vertoont, dat een burgemeester van niet al
te geprononceerde politieke overtuiging do
man is, wiens gezindhoid met den geest der
bevolking in 't algemeen de meeste overeen
stemming vertoont.
Vervolgens: hoevelen dor door De Stan
daard opgegeven „liberalen" met de partij
benaming liberaal mogen worden aange
duid in dien zin, als waarin van „antirevo
lutionaire" burgemeesters moet worden ge-
sprokon. M. a, w. of De Standaard niet
maar iedereen, die niet roomech-katholick is,
niet bij de antirevolutionaire of niet bij do
chr.-historische partij is aangesloten, signa
leert" als „liberaal", zonder dat dit nog
eenigszins behoeft aan to geven, dat de be
doelde persoon in politieken zin liberaal ge
noemd mag worden. Waarmede de beschul
diging van partij-benoemingen voor ccn aan
merkelijk deel zou komen te vervallen.
Ten slotte zij gezegd, dat wij het volstrekt
geen ramp achten, indien het niouwe kabi
net bij gelijke geschiktheid van sollicitanten
voor zijn geestverwanten eenige voorkeur
aan den dag legt. Dit is eenvoudig een ge
volg van do verplaatsing der meerderheid,
hetwelk wij met die verplaatsing hebben to
aanvaardenslechts mogen wij den eisch
stellen, dat die voorkeur niet aan den dag
trede, dan indien de geschiktheid ge
lijk is.
helsde haar hartolijk en kuste haar herhaal
de malen.
„U schijnt wel zeer tevreden over uw reis
te wezen, vader," sprak zij glimlachend.
„Dat ben ik ook, kind," antwoordde hij,
„meer dan ik gehoopt had."
„Mag ik nu dan weten, waar u heen ge
weest zijt?"
„Van avond rel ik het je vertellen. Go zult
alles vernemen, maar nu moet ge mij wat
rust gunnen."
Met begrijpelijke spanning wachtte Emma
den avond af. Nadat het eten was wegge
nomen, stak de fabrikant een sigaar aan,
zijn dochter nam een handwerkje en beiden
zwegen. Lindenberg beschouwde haar een
wijle, zooals zij daar rustig over haar bor
duurwerk gebogen zat en sprak eindelijk:
„Nu, ben je niet nieuwsgierig, mijn kind,
wat ik je te vertellen heb?"
Zij keek vriendelijk tot hem op en ant
woordde: „Ik laat het aan u over, vader,
mij mee to deelen, wat u goeddunkt."
De fabrikant stond van zijn stoel op en
schreed eenige malen do kamer op en neer,
ging toen weder zitten en begon: „Het is
een gewichtige zaak, Emma, die mij onledig
heeft gehouden, maar zij- is op een voor mij
bevredigende wijze opgelost, en ik hoop, dat
ge mijn besluit zult begrijpen en goed
keuren.
Het meisje legde haar werk in dan schoot.
„Nu maakt u mij toch hoogst nieuws
gierig," zeide zij, „daar u mijn toestemming
verwacht. "Wat betreft het dan eigenlijk?"
Lindenberg kuchte een paar malen, stak
zijn sigaar in het aschbakje en ging voort:
„Ja, ziet ge, het is mij niet gemakkelijk go-
vallen, maar ik kon niet and- 3. - Ge zijt
nu toch eenmaal vast besloten in het kloos-
Maar laat men ophouden met dit beleid te
dekken door een beroep op wat onder vorige
kabinetten geschied zou zijn en wat men toen
steeds ten strengste heeft gegispt. Vóór do
verkiezingen werd gezegd, dat er oen achter
stand in de baantjes viel in te halen; men is
daar nu mede bezig en niets is natuurlijkei
dan een scherp toezicht van de oppositie,
dat hierbij niet buiten do maat gegaan
wordt. Geforceerdo becijferingen, waaruit
een „krasse wanverhouding" blijken zou en
wolkcr factoren mon niet wil „opsporen
noch ontleden", bieden echter schijn noch
schaduw van rechtvaardiging voor zulk be
leid.
Onder het opschrift „Proefondervindelijk"
schrijft Het Huisgezin:
Wij waren in de gelogcnhoid, een onzer
groote katholieko werkgevors, betrokken bij
de textiel-industrie, in kennis te stellen met
hetgeen wij in een vorig nummer schreven
over arbeidsduur en arbeidspres
tatie.
„Mijn ondervinding is dezelfde," zei hij
ons. „Ik heb nagegaam, wat over een geheel
jaar, ten opzichte der arbeidsprestatie do
uitkomst was van een verkorting van den
arbeidsduur mot 10 peroent.
Het resultaat was een verhooging der pro
ductie met gemiddeld 10 percent. Dat wil
dus zeggen, dat terwijl er een tiende minder
lang gewerkt word, de productie een tiende
grooter was.
En," voegde hij er bij, „ik zou den arboids-
duur nog met 10 peroent durven verkorten,
zonder vermindering van productie te vree-
zen".
Deze woorden bevestigen opniouw de juist
heid der stelling, dat hoe korter (natuurlijk
binnen redelijke grenzen) de arbeidsduur is,
hoe intensiever er gewerkt wordt.
Niet hij handelt dus van zuiver finan
cieel standpunt het verstandigst, dio zijn
werklieden laat arbeiden zoolang ze kunnen,
maar degenen, dio, door een redelijken ar
beidsduur' in te voeren, zich de grootste pro
ductie en het beste werk verzekert. Doch al
ware dit niet zoo, dan nog oischon billijk
heid en menschelijkheid, dat er voor den
werkman een behoorlijke tijd overscliiete,
dien hij voor zichzolf en zijn gezin, voor
ontwikkeling on ontspanning kan besbeden.
Het besef, dat de werkman geen machine,
maar een mensch is, dit is in deze quacstie
het beginsel der wijsheid.
Eenige dagen geleden meldde Het Nieuws
van den Dag, dat op een aanvraag van het
gemeentebestuur van Oost-Dongeradecl of
voor volontairs bij' het onder wijs
ook dc gewone Rijkssubsidie verkregen
kan worden, door den Minister toestemmend
is geantwoord, mite overigens a, i de scholen
het volgens do wet bonoodigdo personeel
workzaam is. Hel Nieuws voegde er aan toe:
Bij een welwillende medewerking van ge
meentebesturen en hoofden v. n scholen kan
men de kortelings geslaagden derhalve hei
pon aan een betrekking, waaraan als grati
ficatie dc Rijkssubsidie verbonden kan wor
den. Zoodoonde zijn velon, dio nu soms een
jaar en langer moeten rondloopen, voorloo-
pig geholpen, terwijl hot van de gemeenten
geen extra-uitgaven vordert.
Vooral in groote gomeenten kan dit mid
del ook zeer nuttig werken voor de scholen.
Do Arnhemsche Courant zegt naar aanlei
ding hiervan:
Als werkelijk ministor Kuyper do tot hom
gerichte vraag toestemmend hoeft beant
woord, dan heeft hij zioh in de vingers go-
sneden, en is hot, juist om geen ijdclo ver
wachtingen op te wokkon, wensohelijk, dat
zijn antwoord zoo spoedig mogelijk herroe
pen worde.
De Rijkssubsidie voor openbare scholen
wordt, bot de in art. 45 dor Lagor Ondorwijs-
wet genoemde bedragen, uitgekeerd naar den
maatstaf van het onderwijzend personeel,
hetwelk volgens art. 24 in de school aanwe
zig moet zijn, en bovendien voor het aan dc
school verbonden onderwijzend personeel
boven dat minimum, tot do bedragen ver
meld in art. 45o, voor ben hoogsto nog drio
onderwijzers in scholen, voldoende aan de
daarbij omschreven voorwaardon. Buiten
deze nauwkeurig getrokken grenzen kan aan
ter te gaan, niet waar?"
„Zoodra u mij verlof geeft, dat weet u
immers."
„Zeker, en dat heeft bij mij den door
slag gegeven. Wanneer gij mij verlaat, zal
mijn huis weer eenzaam worden; de genoeg
lijke avonden, die mij zoozeer opvroolijkten,
houden op, en ik ga een vrougdoloozen
ouden dag te gemoct. Ik moet het op de zorg
en verpleging van vreemde menschen laten
aankomen, wier diensten ik mot mijn geld
betalen, maar met wie ik mijn donken eh
voelen niet deelen kan. En de gedachte,
dat ik eens ziek zou kunnen wordon cn daa
geen enkel wezen om mij had, waartoe mijn
hart zich getrokekn voelt, dat is iets ver
schrikkelijks."
„Dan zou uw dochter komen om u te ver
plegen, vader, want dat laten de orderege
len toe," antwoordde Emma zacht. „Maar
ik zal kopen en bidden dat God u gezond
mag laten."
„Dot weet ik, mijn kind, maar ik zou je
dan toch weer moeten missen, en wellicht
juist in de moeilijkste uren. Zie, dat allee
heeft mij er toe gebracht, weer te trou
wen."
Verrast keek Emma op; daaraan had zij
niet gedacht. De fabrikant merkte do vorbo-
zing zijnor dochter, hij werd er onaange
naam door getroffen, omdat ze hem als een
stom verwijt toescheen.
„Vindt go dat zoo vreemd? vroeg hij met
een betrokken gezicht. Emma bloosde onder
zijn blik. Zij begreep, hoe pijnlijk hot voor
haar vader moest zijn, wanneer zij een be
sluit niet billijkte, waartoe zij zelve aanlei
ding had gegeven.
„Volstrekt niet, vader," antwoordde zij
glimlachend, „ik be® slechts verrast, omdat
de Rijkssubsidie geen uitbreiding gegeven
worden, dus ook niet voor aan de scholen
aangestelde volont-air-ondorwijzers, dio de
wet in hot geheel niet kent. Zijn de onder-"
wijskraehten, boven het wettelijk minimum
aantal onderwijzers in de school werkzaam,
volontairs, m. a. w. nict-bezoldigde onder
wijzers, dan vallen dezen niet onder de be
palingen van art. 45c, omdat zij geen (open
bare) onderwijzers zijn in den zin der wet,
welke in art. 26 al. 1 onvoorwaardelijk voor
schrijft: „Aan elke® onderwijzer wordt een
vaste jaarweddo toegelegd", waarvan het
minimum-bedrag vorder in dat artikel be
paald is. Wie, onder welken titel ook, in
een openbare school werkzaam is on geen
vaste jaarweddo uit do gemeentekas trekt, is
dus volgens de wot geen aan die school ver
bonden en volgens do bepalingen van art. 28
aangestelde onderwijzer en voor dezulken
kan aan do gemeenten gee® Rijksbijdrage
volgens art. 46 worden verleend.
Voor do bijzondere scholen is do toestand
verschillend. Daar zijn geen minimum-jaar-
wedden voor het onderwijzend personeel bij
de wet vastgesteld on kan het dus voorko
men, dat ook geen jaarweddo genoten wordt
(men denke aan de scholen van geestelijke
orden) of slechts tot een bedrag gelijkstaan
de mot en misschien zelfs wel beneden do
dc Rijksbijdrage.
De Arnhemsche Courant acht het maar
goed, dat de wet hier aan duidelijkheid niets
te wonschen overlaat. Want ware wottig wat
de Minister heet beslist te hebben, do mini-
mum-lijdors, die met de wijzigingswet van
24 Juni 1901 eindolijk uit hun lijdon verlost
wordon, kcordon voor eon deel in do school
lerug! Voor de zuinigo gemeentebesturen
zou hot zeker een buitenkansje zijn het onder
wijs der openbare school te vorboteren door
eenige uitbreiding van bet personeel, dat
hun niets zou kosten, maar een aantal on
derwijzers zouden een jaarweddo gaan ge
nieten, vor beneden hot minimum, hun bij
art. 26 der wet verzekerd.
Het Schoolblad teckcnt bij het bericht van
Het Nieuws aan:
„Wij moeten bekennen, dit borioht niet te
begrijpen. Want de „volontairs", hier be
doeld, kunnen toch niet anders zijn da® do
in artikel 8 bedoelde kweekolingon, die do
onderwijzersakte reeds bezitten; maar als
voor dozen de Rijksbijdrage volgens artikel
45c zal verleend wordon van 260, moeten
zij onderwijzers zijn, dus door den Raad
zijn benoemd en minstens het wettelijk mini
mum van salaris ontvangen. Doch dan komt
do goheelo zaak daarop neer, dat ook voor
eon onderwijzor, bovon het volgens de wet
veroischte aantal, de Rijksbijdrage wordt
verleend, oo dit staat duidelijk in dc wet".
Verschillende bladen, zoo spreekt De Stan
daard, blijven hot ook door ons (De Stan
daard) besproken denkbeeld van de saamstel
ling van een gomeenteprogram be
sproken en de meeste doen hot mot warme
instemming Wij vernemen, dat hior cn doar
do antirevolutionaire Raadsleden van vor-
6chiHondo gemeenten reeds saamsprekingen
houden over enkele vraagstukken, die aau de
orde zijn.
Ook het Katholiek Sociaal Weekblad ver
langt naar zulk eon program; citeert onze
artikelen en dat van Het Centrum, om al
dus da® oigen wonsch kenbaar te maken:
„Wij hebben aan dit alles slechte den
wonsch toe te voegon: ooh, dat nu van het
woord een daad word gemaakt I
Op drieërlei wijs kunnen wij tot een goed
gcmoenteprogTam komen.
Vooreerst: eenige mannon va® naam rich
ten een oproep aan de Kiesvorecnigingen
om iedor een afgevaardigde to zendon naar
een algemeeno vergadering, waarop de sa
menstelling van een Katholiok gemeente-
program besproken zal worden. Deze ver
gadering benoemt een commissie va® redac
tie, dio een ontwerp-program opstelt, dat
later op een volgende vergadering, na eerst
in de Kiesvereenigingen besproken to zijn,
zal worden behandeld en, al of niot gewij
zigd, vastgesteld.
Dit is do breode, goed democratische weg.
Niet de gekozenen, maar do kiezore makon
het program, waarop zij hun afgevaar
digde kieeon."
ik aan zoo iets nu hoolemaal niet gedacht had.
Maar u heeft volkomen gelijkeen goede
vrouw alleen zal uw volgend leven weer
eenigermate kunnen opvroolijken en do zorg
over de komende dagen uit uw ziel ver
bannen."
Lindenbergs gelaat verhelderde. „Ik ben
blijde," sprak hij, „dat ge mij begrijpt, en
ik hoop, dat de vrouw mijnor keuze u be
vallen zal."
„Wio is het?"
„Een vriendin van je moeder. Zij was
met een doktor in L. getrouwd, maar is
reeds jaren weduwe. Het is lang geleden,
sedert zij ons hier eens bezocht, en ge zult
je haar ternauwernood herinneren, want ge
waart toon nog een kind."
„Hoe heot zij?" vroeg Emma.
„Mathilde," antwoordde baar vader. „Hier
is haar portret." Te gelijk haalde do fabri
kant een photographic uit zijn brieventasch
en reikze ze zijn dochter ovor. Emma be
schouwde ze oplettend, terwijl Lindenberg
op haar gelaat trachtte te lezen, welken in
druk het portret op haar maakte.
„Zij schijnt nog jong te zijn," merkte het
meisje aan.
„Niet zoo jong als zij op het portret
schijnt. Het is reeds vóór eenige jaren go-
maakt, maar zij ziet cr toch ook jonger uit
dan zij is. Mathilde is omstreeks vijf en veer
tig jaar oud."
„Dat had ik niet gedacht. Naar bet por
tret te oordeel'-n heeft zij schoono blauwe
oogen en een goed hart. Is zij blond of
zwart?"
„Ge vraagt mij bijna te veel," antwoordde
de fabrikant lachend, „doch als ik mij goed
horinnor, heeft zij donker haar."
„Ei, dat moet u toch nauwkeuriger we-
Zijn wij wèl ingelicht, dan wordt onzor»
zijds reeds aan de saamstelling van zulk een
program gearbeid.
Enkelo bladen, vooral het Handelsblad,
aldus De Nederlander hebben verklaard,
dat het afgeloopen jaar bijzonder
„magor" is geweest, omdat do Regeer: ng
nog gee® enkele groote wet van haarzelf
heeft ingodiend. Zij verwachten, dat do kie
zers teleurgesteld zullen zijn, en zinspelen
or op, dat als het zoo voortgaat de liberalen
in 1905 geen slechte kans zullen hebben.
Dat do wensch hior wat al te zoor do moe
dor der gedachte is, 6pringt in het oog on
schijnt nu ook ingezien to wordon door con
medewerker van het Handelsblad, die tegen
te groot optimisme waarschuwt. Hij eindigt:
„Nu wane men niet, dat nu al is te voor
spollen dat na drio jaar de vrijzinnigon weer
regeoren. Do min gunstigo indruk van dit
eerste jaar kan wordon uitgewischt. Do ro-
geering kan zich horstellen, de Kamermeer
derheid kan zich consolidocren.
En dan komen misschien voor deze Rogec-
ring, met omkeering van do historie, na dit
magere jaar nog wio wcot hoevool vette
Die waarschuwing schijnt ons verstandig.
Zelfs zou men nog verder kunnen gaan,
e® juist uit dit langzame begin do zelfbe
wuste kracht kunnen afleiden, waarmee do
Regeering een la®gdurigo en ijverige uitvoe
ring van haar taak voorborcidt.
Wie in de buurt van zijn woning moet
zijn en een korten loop vóór zioh heeft, be
gint met versneldon pa
Maar wio ccn wandeling van vij.' uur gaat
maken, zet bedaard cn met zacht voortschrij
denden tred in.
Een kootsier, die een vrachtje naar een
nabijliggonde bestemming moet brongen,
legt do zweep over do paarden.
Maar een koetsier, die in den vroegen
morgen voor een dagtoer uitrijdt, begint in
langzaam en rustig tempo.
Een langzaam begin is vaak het kenmerk
van eon zokcr plan, van eon regelmatige be
drijvigheid, van een lange rois.
Niet onwaarschijnlijk, dat het zóó ook zal
zijn bij hot huidig Kabinot.
En de langzaamheid van h«.t begin wordt
dan driedubbel ingehaald, wanneor straks
ontworpen verschijnen, dio niot, als bijv. des
tijds do haastig ingodiondc leerplichtwet,
herhaaldelijk moeten worden omgewerkt
voordat or iets moe te boginne® is.
Al to hard van stal is menigmaal achterop
gebleken voor den teugelvoerder; ook waar
't do tougols van het bewind betreft.
Wij lazon in De Nederlander hot volgende:
In het Katholiek Sociaal Weekblad treffon
wij het volgend stukjo aan:
„H uurenlnkomon. Een welspre
kend bowijs, dat het woningvraagstuk hot
zwaarst drukt op de minderbomiddeldeu, le
vert do uitslag van ccn to Leipzig ingesteld
onderzoek naar de verhouding tussohen hot
inkomen on do woninghuur in 1900. Tot
grondslag wordon genomon do klaseen dor
inkomstenbelasting cn daarbij bleok, dat aan
huur betaald word:
Mark. l'ct.
in do kL tot 1100 23.00 van 't inkomen;
van 1100- 2200 19.02
2200— 4300 19.30
4300— 8400 16.70
8400—16000 11.64
16000—26000 8.43
bovon 26000 4.42
Leorzamo cijfers, dio ongetwijfeld ook el
ders dan to Leipzig wol door do statistiek
wordon geleerd. Leormme oijfers, wolko bij
sooiale en belastingwetgeving niet uit hot
oog mogen worden verloren."
Wij hebben deze on soortgelijke berokenm-
ge® meermalen gelezen, doch do betcokonis
daarvan niet goed begrepen. Nu wij daar
aan ook door genoemd blad, dat wij steeds
mot veol genoegen lozon, waardo zien toege
kend, onderstellen wij gaarne, dat er meer
vrijhoid uit to halen is, dan wij vermoedden,
weshalve wij ons voor nadere inlichting aan
bevolen.
Voorshands toch wil het ons toeschijnen,
dat deze becijfering alleen bewijst, wat
iodoreen zonder haar ook wol weet dat in
ons klimaat do huisvesting ccn der voor
naamste behoeften is.
Als men op dezolfdc wijze berekenen wil,
ten," hernam Emma vroolijk. ,,Ik zou in
zoo'n geval beter bescheid weten te gevon."
„Ge kunt daaruit opmaken, dat het niet
do uitorlijko voortreffelijkheden waren, dio
mij tot Mathildo brachten."
„Wel, verhaal mij dan eens wat van haar
deugden, ge kunt u toch wol voorstellen,
dat ik nieuwsgierig ben naar mijn toekom*
stigo stiefmoeder,"
Lindenberg glimlachte. „Ik zal het aan
jongoro menschcn overlaten, het voorwerp
hunner genegenheid te prijzen; op mijn leef
tijd plaatst men do zwakheden cn do deug
den der menschcn kalmer tegenover elkan
der."
,,Ecn geheel volmaakte vrouw is zij dus
niet antwoordde Emma. „Ik ben recht
blij, dat ik mij mijn eigen onvolmaaktheid
maar al te zeor bowust ben."
„Ik hoop, dat jolui elkander zult ver
staan. Go zult in Mathilde een verstandige
en met dc wereld bckondo vrouw vindon,
en in don naderen omgang met haar slechts
kunnen winnen. Zoodanigo omgang heeft je
tot dusverre ontbroken, en ik zou jo dien
gaarne nog voor eenigen tijd willen ver
schaffen."
„U gaat clas reeds heel spoedig trouwen ïn
„Ja, waarom zou ik het ook uitstellen?"
Wij konncn elkander voldoend^, om geen
overhaasten stap to doen. Zoo ik daarbij
den wensch koester, dat gij beiden nAder bo»|
vriend moogt raken, dan heb ik daarbij te
vens op het oog, dat Mathildo door u met^
onze toestanden en onze omgeving bekend
wordt."
(Wordt vervolgd.)