f2982 Courant wordt dagelijks, met aitzondering van (§on- en feestdagen, uitgegeven. Dit nommer bestaat uit VIER Bladen. Eerste Blad. Officieele Kennisgeving. IN DE STILTE. FEUILLETON. Zaterdag; 21 Juni. A®. 1902. j LEIISCH PRIJS DEZER COURANT: Voor Loiden por 8 maanden." l f 1.10.' "Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd ïfln 1.80 .Franco per post 1.65- PRIJS DER AD VERTEN TJJKN Van 1 6 regels f 1.05. Iedero regel meer f 0.17 J. Orootere letters naar plaatsruimte. Voor hot incasseeren buiten do stad wordt f 0.05 berekend. Burgemeester en Wethouders van Leiden, in herinnering brengende, dat er, voor zoover de belangen van den dienst toelaten, voor par ticulieren gelegenheid bestaat door den gemeentelijken keuringsdienst kosteloos een onderzoek te doen instellen naar de deugde lijkheid van door hen aan te duiden eet- en drink waren; brongen ter algemeene kennis: dat formulieren voor de aanvrage van' dit onderzoek kosteloos verkrijgbaar zijn ter Gemeente-Secretarie en bjj den Directeur-Scheikundige op het Phar- macoutisch Laboratorium te Vreewijk. Burgemeester en W ethouders voornoemd, Leiden, H. C. JUTA, Wetli., loco-Burg. CO Juni 1902. VAN HEYST, Secretaris. Het leven is zoo druk en vol van gewoel. De arbeid legt beslag op ons, vele uren van den dag, soms tot in den nacht. Dc strijd om het bestaan dwingt de meestcn onzer de opgen altijd open te hebben en wakker te wezen om een ander voor te zijn of op zij te duwen. De meeningen botsen en brengen ons gedurig in het gedrang, wij moeten par tij kiezen en onzer dagen strijd meestrijden; iwe doen het, niet zelden fel en bitter. Ver- ecnigingen en bonden zonder tal ter bevorde ring van dit en tot bestrijding van wat an- jdcrs bestaan en worden nog dagelijks opge richt en we zouden geen goede burgers zijn, •indien we niet van minstens een half dozijn lid waron en van één of meer mede-bestuur der. Zoo hebben wij menschen het altijd druk, zóó druk dat wij bijna gcon tijd heb ben eens oven uit te rusten van den vormoei- enden wedloop des levens en eens na te den ken over ons zelf. Zoo komt het, dat wij hoe langer hoe zenuwachtiger door de wereld gaan. Wij richten ons begccren naar zooveel en jagen met koortsachtigen ijver naar zul ke wondorc dingen, dat wij eigenlijk zelf niet weten hoc we 't hebben. De zwakkeren kun nen het dan ook niet volhouden. Dat is niet goed voor ons zelf, dat is scha de voor de maatschappij, die noodig heeft nijvere, werkzame menschen, geen afgejaag de en afgejakkerde wezens, door zenuwen overmand. Wij moeten ons werk werken, al is het rwaar en vermoeiend onzen strijd strijden en 'ons leed dragen en toch frisch on kloek blij- „ven. Dat is levenskunst; die kunst wenscli ik li on mij toe. Het geheim dier kunst ligt i n de s t i 11o. De zon is schuilgegaan en de kalmte van den avond gedaald na de hitte des daags cn de lasten van den arbeid. Geen zuchtje doet het gebladerte trillen, 't verdorde blaadje schuifelt niet, 't gesternte spreekt alleen." Gelukkig, wie daar rustig nederzitten voor hun deur of in het woonvertrek, het werk volbracht, het zwerven geëindigd, het jagen voorbij. Een kalm gesprek, een stille over peinzing, bet waardig slot vormend van den dag! Welsprekend en weldadig de stilte van den Zondag-morgen als het geraas van den werk dag is verstomd en kalm voetstappend de kerkgangers gaan, als de rosmolen der we reld stilstaat. Heerlijk en beteekenisvol is de stilte der binnenkamer. Daar kunnen wij eens weer ons zelf zijn, niet bespied door de blikken van nieuwsgierigen, afgunstigen, boozen. Daar kunnen onze gebeden en zuch ten ongemerkt den weg banen naar boven. Daar kunnen wc weer doorleven blijde en weemoedige tooneelen uit lang verleden tij den. Machtig kunnen we worden aangegrepen door dc stilte cn de eenzaamheid van het bosck, waar zij hcerscht te midden der hoo rnen, die zwijgend omhoog rijzen. Komt do wind even dwalen door het woud en gaan de toppen wiegen en ruischen gelijk een zee, dan „verneemt de mensch liederen en gebe den uit een verren tijd, droomon ontwaken uit de gulden dagen der jeugd, stemmen die reeds lang zwegen, doen zich hooren." En als dan de stilte weer invalt, dan wordt het gemoed ontvankelijk als voor de teederste aandoeningen. Stilte! Werden er in onze da~?n nog al taren opgericht, 't is Carlylo, die het zegt dan moesten zij voor haar worden opge richt. Stilte is het element, waarin groote dingen zich vormen en verbinden om ten laatste in volmaakten vorm in het daglicht van het leven te kunnen treden. Niet alleen van Willem den Zwijger is dit de ondervin ding geweest, maar van alle menschen van beteekenis." Wij drukke dagmenschen, die mot al ons druk gedoe nog zoo weinig soms tot stand brengen, laten wij uit de" ervaring der bes ten van ons geslacht profijt trekken. Een beetje van onze overstelpende drukte laten varen, de wereld zal er even goed ha ren gang om gaan en de stilte opgezocht in het huis, in het boscli... vooral op den Zon dag. Het verstoorde evenwicht zal wedorkeeren op zijn minst, misschien groeien uit de ge dachten in de eenzaamheid op gerezen. Hevige stormen kunnen zich in sommige tijden in ons gemoed verheffen. Bulderend gaat onze verontwaardiging over het on recht in de wereld. Als daar een volk wordt beoorloogd en ten onder gebracht door goud dorst en eerzucht, als een weerloos menseh of dier lafhartig wordt gekwerd, overal waar macht gaat boven recht, daar toornt het lui de in ons. Wij kunnen ons zoo boos maken, omdat we ons beleedigd, gekrenkt en ge griefd achten, Een bitter woord brandt op onze lippen, wij zijn nauwelijks meer ons zelf meester. Nog andere stormen stoken op. „Gij zult niétspreekt de zedenwet in ons. „Ik wil het toch!" houdt do lust vol. „Gij zultl" gebiedt de plicht. „Ik kan niet!" klaagt do zinne lijke mensch. Daar zoeken wij de stilte en het wordt ook stil in ons. Wij koeren tot ons zeiven in en komen met vragen van zelfonderzoek. Is or in onze ziel niets van die troebele bron, waar uit onrecht en rechtsverkrachting opwellen? Hebben wij zelf ook niet beleedigd Wij nemen ons stellig voor to luisteren naar do stem van het geweten voortaan, en roiken den strengen plicht de hand als onzen vriend. De stilte heeft wonderen gewrocht, ons ge moed verteederd; wij zijn ernstiger, betore menschen geworden. oS mskomt over ons als een ruwen najaars storm de wilde smart. Onze liefste wcnschen werden niet vervuld. Een ander verkroeg wat ons toekwam, naar we meenden. Wc lo den een groot verlies, ons werd van hot hart gescheurd, wat met meer dan aardsche ban den aan ons was verbonden. Zij komen tot ons goede menschen vol hartelijke deelne ming en ook schijnheilige vrienden, die deel neming veinzen; altemaal trachten ze ons to troosten, ons aan te manen, het leed te ver zetten. Wat baat het, wij willen niet getroost zijn. Hoe kunnen ze spreken van vergeten I Er komt bitterheid over ons. Daar hebben wij het voorrecht, door een ge lukkig instinct gedreven, dc stilte te zoekon, de eenzaamheid. Nu gaan we ondervragen of we zelf wel onschuldig waren aan do grie vende teleurstelling, die ons trof. Wc komen tot hot besef, dat de tegenvaller ons tot ver nieuwde krachtsinspanning moet aansporen. We leeren in ons leed berusten, het wordt ons. duidelijk, dat er voor ons een taak is over gebleven, die vervuld moet worden, en straks uit do stilte gaat de verslagen mensch weer aan zijn arbeid, hervat hij zijn taak, 't Leven is werken met lust en ijver, geen droomen; 't leven Li strijden tegen boozo machten om ons en in ons, geen moedeloos klagen. 't Zijn heerlijke menschen, die werken met kracht en voortvarendheid, die in de wereld iets tot stand brengen onder moeilijke om standigheden, onder tegenwerking zelfs. Maar zullen wc volharden, zullen we blij ven krachtig en volijverig tot bet einde toe, dan moeten wc oogcnblikken hebben van stil le overdenking, van zelfbeproeving en zelf onderzoek. Dan moeten we ons bijwijlen wegtillcn uit het druk gedoo der wereld en terugtrekken in de stilte. In de stilte bereiden wij ons voor tot den strijd, die ons altijd weder wacht. Vermijden wij dc eenzaamheid niotl Leiden, 21 Juni. By de eindexamens van het gymnasium alhier, dlo op 17, 18, 19 en 20 Juni afge nomen zjjn, hebbea alle leerlingen der zesde klasse het gevraagde Getuigsohrift verkregen, en wel, in alphabetische volgorde, voor Af- deeling A H. C. van Beusekom, J. M. Blüggel, A. E. K. Bolland, S. H. van Groningen, H. W. J. M. KeulsA. G. Kloots, D. Los, J. van der Mandore, H. T. ObormaD, A. S. Oppon- keim, S. A. la Rivière, P. Spaan. Voor Afdeeling B: K. F. van Herwaarden, O. S. 0. J. Veit, Cb. B. W. Verweyde. Het hoogste eindcijfer voor Afdeeling A is behaald door H. W. J. M. Keuls; Yoor Af deeling B. door Olto Veit. Bovendien Is geslaagd, als extranea voor Afdeeling B, mejuffrouw C. A. Kluyver. Het hoogste eindcijfer vau allen tezamen is behaald door Mejuffrouw Kluyver. To beginnen met October a.s. zal bij den heer A. W. Sijthoir, uitgever alhier, ver schijnen het vroeger door de firma J. B. Woltors uitgegeven: „Museum," maandblad voor philologio en geschiedenis, onder re dactie van P. J. Blok, J. S. Spcyor en B. Symons. Het ligt in ue bedoeling dor Redactie, door bot geregeld opnemen van hoofdarti kelen, in vreemde talen, over belangrijke we tenschappelijke onderwerpen van philologi- schen of geschiedkundigen aard of over be langrijke nieuw verschenen werken, dit Maandblad meer te verheffen tob een onmis- baren gids voor een ieder, die zich beweegt op het gebied van philologio of geschiedo- nis. Daardoor zal het Maandblad zich een weg banen naar het Buitenland, dat vooral in don laatsten tijd toont groot belang te stellen in alle wetenschappelijke uitgaven, die de philologio of geschiedenis tot onder worp hebben. Als secretaris zal aan de re dactie wordon verbonden do directeur der Universiteits-Bibliotheek alkior Dr. S. G. de Vries, dit zich door do uitgaaf der „Co dices Graeci et Latini" over de gehcelc we reld een gunstige bekendheid heoft ver- worvon. Er wordt niet aan getwijfold of de toetre ding van verscheidene nieuwe intcekcnaren, wetenschappelijke leesgezelschappen en dor- gelijkon zal in staat stollen dit Maandblad een waardige plaats te doen innemen onder zijn uitheemscho broeders en daardoor niet woinig bijdragon om aan den uitstokendon naam dor Nederlandsche geleerden in het buitenland nieuwen luister bij to zotten. In het officieel verslag van den Gemeen teraad van 5 Juni lezen wfi, dat de heer A. J. van Hoeken vroeg aan «ion Voorzitter of het wol juist was dat do vorzwaring der fun deering voor het Sanatoriumgebouw op „Rhyn- geest" f 16,400 kostte, zooala de lieoren Fockema Andreae en De Lange meenden. Hy meende, dat dit f 2000 was, volgens de inlichtingen door den directeur der gemeente werken verstrekt. Ton onrechte hebben wy dus in het Onder onze vroede Vaderen", bevattende het verslag dier zitting, den heer Van Hoekon juist het tegenovergestelde laten zeggen l Gisteravond werd in „'t Posthof" een vergadering gehouden van de afdeeling „Leiden" van de Vereeniging van Handels bedienden „Mercurius". Aan de orde was het benoemen van een vyfdo bestuurslid, waartoe gekozen werd de heer P. Brussel Pz., zoodat het bestuur der afdeeling thans bestaat uit de hooren J. W. de Tombe Jr., voorzitter, B. P. du Croix, secretaris, P. Brussel Pz., penningmeester, P. W. Hasselbach, bibliothecaris, en J. C. van Heusden, algem. secundus. Voorts werd in beginsel besloten tot het oprichten van cursussen in Handelscorrespon dentie, waarvan het bestuur later uitvoerige mededeeling zal doen, en tot de oprichting van een dobatlng-club. In de commissie voor het Bureel tot plaat sing worden gekozen de heeron J. 0. van Heusden en J. W. de Tombe Jr. Na afloop dor vergadering bleef mon nog een poosje gezellig byeen. By beschikking van den minister van binnenlandscho zaken is de aan dr. P. Molen broek verleendo toelating als privaat docent in de wiskunde aan de Ryks universiteit to Lei den, op zyn verzoek ingetrokken. Naar hot „Hbl." vernoemt, slaat nurn- mor één op de voordracht voor directeur der Nederlandsche Handel v-Maatsohappij, te Amsterdam, voor do vacaturc-Harksen, do heer C. J. K. van Aalst, thans agent dor Mij. te Singapore. Aan hot oind-examon van het Gerefor meerd gymnasium te Amsterdam namon deel 16 candidaten. Geslaagd voor diploma A en B: H. Bijlovold, E. v. Beusekom, B. do Gaay Fortman, W. v. Loon, M Stadig cn J. Vordam. Voor diploma B: J. vau Andcl, S. B. H. Göpner, M. E. Lansdorp, W. H. Doctors van Leeuwen, A. C. Smibt on D. Stadig. De inspecteur van het lager onderwUs in de 2de inspectie, de hoor J. 0. Fabius, die om gezondheidsredenen vervangon word door deD districtsschoolopziener te Gouda, is her stellende. Hy vortoeft nog een paar weken in Qoldorland en hoopt daarna zyn taak to hervatten. Op voorstel van prof. mr. D. Simons zullen in het collogo van regenten van bot Centraal-Israölletisch Weeshuis in Nodorland ook dames leden worden opgenomon. De minister van bultenlandache zaken legde gistermiddag, wegens den dood van don Koning van Saksen, een bezoek van rouw beklag af by den Duitschen gezant to 's-Gra- venbage. Bedankt is voor hot beroep naar de Ned.- Hervormdo Gomeente to Harllngon door dc. H. C. Briöt, to Stoenwykerwold. Dr. J. Borgsma, te Groningen, ls bezig een Drentsch Woordenboek samen to stellon, waarvan do uitgave komt ten voordeoio van hot Weduwen- en Woezenfonds van Drentscho ondorwyzers. Aan de woordeniyst zal vooraf- gaan een Inleiding ter toelichting van oonigo grammatische verschynselon en gevolgd wor den door oen etymologischo verklaring der behandelde woorden. Hy roept den steun voor dit Drentsch woordenboek In van de Provinclalo Staten van Drente. Gedeputeerde Staten advisoereu omtrent dit vorzoek gunstig, daar het college van oordeel is, dat do totstandkoming van bedoeld woordenboek, ook met het oog op het doel dor uitgave, wel wonschoiyk is te achten en daarom eeno ondersteuning van provinclewege tot een gering bedrag wel ge wettigd 8chynt. Zy geven den Stato.i derhalve In overweging om voor de uitgave van dat woordenboek oen subsidie van f 000 uit do provinciale tondsen beschikbaar to stellen, uit te betalen wanneer dat werk geroed en uit gegeven is. Het Nederlandsche stoomschip „Ardjoono", van Batavia naar Rotterdam, is 20 Juni te Aden aangekomen met een klein gebrok aan de machine en heeft onder eigen stoom en zonder to roparesren de reis voortgozot; de „Prins Willem IV" arrlveo»de 17 Juni van Amsterdam te Paramaribo; de „Prins Frederik Hendrik" vertrok 20 Juni van Paramaribo naar Amsterdam; de „Potsdam", van Rotter dam naar Niouw-York, Is 20 Juni Prawlepoint gepasseerd; de „Prins Wil'om III" vei trok 20 Juni van Havre naar Rotterdam. Voor God of de Wereld? 5) ..Begin nu asjeblieft niet dadelijk een gesprek ovor de waarde van bouwstijlen vermaande mevrouw Lindenberg lachend. „Pas maar op. Emma, hij beeft zeer cigen- aardigo meeniugen over do kunst en verde digt ze tegenover iedereen op een wijze, die geen tegenspraak duldt." „Maak mij nu toch niet terstond tot een st-ijfhoofd, die in alles gelijk wil hebben tegenover je dochter Matkilde", klonk Al freds antwoord met schijnbare verontwaar diging. „Ik ben zoo erg niet, juffrouw Emma. En nu, beveel zusje!" Alfred Stein was een man van omstreeks dertig jaar. Hij wr.~ slank, maar krachtig gebouwd; al zijn bewegingen kenmerkten zich dooi* een zekere vaalheid, een zekere beslistheid zonder dat daardoor in zijn op treden de fijn beschaafde man zich verloo chende. Zijn hoog voorhoofd en zijn scherp oog verrieden den denker zijn wijze van spre ken den geboren redenaar. De donkere, volle -baard deed de gezonde, licht gebruinde wan gen voordeelig uitkomen en verleende zijn Bcherp geteekende gelaatstrekken een aange name omlijsting. Emma vond, dat bij veel op zijn zuster geleek, en dat legdo bij de ver eering, die zij voor baar stiefmoeder koester de, wezenlijk veel gewicht in de schaal, zoo bij een goeden indruk op haar maakte. De fabrikant had zijn zwager een harte lijk welkom toegeroepen, en bij het avond maal ontwikkelde eich een zeer opgewekt gesprek. Lindenberg vond in hem een man van helderen blik en een gezond oordcel, dat met alleen allo kronkelpaden der rechts wetenschappen nauwkeurig kende maar ook de tegenwoordige sociale en politieke toe standen in alle opzichten wist uiteen te zetten. De kalmte en zekerheid, waarmee hij zijn meening uitsprak, misten des te minder op den fabrikant haar uitwerking, daar hij zelf die eigenschappen ontberen moest en zich dat ook wel degelijk bewust was. Emma luisterde met groote oplettend heid naar do gesprekken der beide beeren, en al begreep zij ook niet alles, het werd haar toch zeer spoedig duidelijk, dat zij in Stein een veel meer dan middelmatigen geest vóór zich had. Zij had tob nu toe zeer zelden gelegenheid gehad dusdanige ernstige ge sprekken bij te wonen, en hoe nieuw zoo'n onderhoud ook voor haar was, toch ver heugde zij zich, een blik te kunnen slaan in toestanden, die zij tot dusverre nauwe lijks de aandacht had waardig gekeurd. Doch mevrouw Lindenberg zocht het ge sprek op andere onderwerpen te brengen. „Hoe lang ben je in Zwitserland geweest, Alfred?" vroeg zij, van een pauze in het ge sprek dadelijk gebruik makend, „Drio weken heb ik mij daar ontspan nen." Hij legde een bijzonderen klemtoon op het laatste woord. ,,Qe schijnt er niet zeer voldaan over te zijn. Hebt ge nog kennissen aangetroffen?" „Verschillende. Maar vraag me niet ver der, bid ik je; ik weet evenmin, welke klee deren do dames droegen noch of er een nieuwe verloving in 't zicht is. Ik heb me zoo min mogelijk om anderen bekommerd en ben mijn eigen weg gegaan. „Ge schrijft mij gedachten toe, die ik in 't gehei-1 niet gehad heb," antwoordde zijn zuster; „dat is een onverantwoordelijke han delwijze voor een jurist." „Is u bergbeklimmer, mijnheer Stein?" vroeg Emma. „Als u daarmee een verwoeden bergsjou- wor bedoelt," hernam Alfred, „dan moet ik die vraag ontkennend beantwoorden- Ik beklim gaarne nu cn dan eens een bergtop, die een ver uitzicht biedt, maar als sport heb ik het klimmen nooit beschouwd of er aan meegedaan." „Nu, het overwinnen van gevaren, het aanwenden van moeite en inspanning is toch zeker niet zonder invloed op het karak ter," meende het meisje. „Ook kan ik be grijpen, dat jonge, krachtvolle menschen er een bijzondere bekoorlijkheid in vinden." „IJdelheid, niets dan ijdelheidl" riep de fabrikant. „Waarom krabbelen de lui tegen steile rotswanden op, glijden over gletscher- kloven en bevriezen in sneeuw en ijs, dan alleen, om later te kunnen zoggen: ik heb dien en dien top beklommen, heb daar en daar eon gevaarlijken tocht meegemaakt, om nog niet eens te spreken van het opsnij den, dat eraan verbonden wordt." „Ik geloof ook," zei Alfred, „dat dezelfde dames, die zoo dapper over sneeuwvelden heentrekken, thuis niet zoo gemakkelijk te bewegen zouden zijn, door regen of sneeuw jacht een armen zieke troost en hulp te brengen." „Volkomen mijn meening," sprak Linden berg. „Ja, ik ga nog verder en beweer, dat wij menigmaal zeer verbaasd zouden staan, als wij de innerlijke beweegreden voor op zichzelf goede handelingen bij de menschen konden erkennen." „Zou u dan, mijnheer Stein," vroeg Em ma, „een goed werk daarom veroordoelen; 1 omdat de beweegredenen niet bepaald edel zijn?" „Toch niet," antwoordde Alfred. „Het werk verliest daardoor in zichzelf niet aan waarde; ik zou hoogstens met dengone, die het uitoefent, medelijden kunnen hebben, om dat hij zich de verdienste verkleint. Daarbij moet men ook nog bedenken, dat do men- scbelijke onvolmaaktheid vaak in uiterlijke beweegredenen een steun vindt om de deugd te beoefenen ,maar dat deze zelf tot een hoo- gere opvatting der eigen daad loiden kan." „Volgens u kan 'ter dus mee door," merk te de fabrikant aan, „dat iemand een prach tig kerkraam schenkt en zijn eigen naam er in laat zetten." Emma glimlachte, want zij begreep, dat haar vader bij deze woorden aan zichzelf dacht. „Het geeft altijd een aansporing voor an deren," antwoordde Alfred, „en wij zouden ons tegenwoordig misschien niet mogen ver heugen over menige schoone en zegenrijke schepping, als niet juist eenvergeeflijke menschelijke zwakheid daartoe den grond ge legd had." „U gelooft dus, dat de mensch voor de be oefening van zulke deugd in staat is?" vroeg Emma. „Zeker geloof ik dat, mejuffrouw," ant woordde Stein; „de Christelijke naasten liefde is rijk aan voorbeelden van daden, die zich van zuiver menschelijk oogpunt niet la ten verklaren." „Maar," riep Lindenberg uit, „genoeg hiervan 1 Overigens wil het mij niet beval len," ging hij voort, „dat jelui beiden el kaar nog steeds met „u" aanspreekt. Ik stel voor, dezen maatschappelijken slagboom weg te nemen." „Als uw dochter daarmee instemt," zei Alfred, „kan het mij niot anders dan tot eer strekken, als ze mij het vortrouwelijk „je", veroorlooft." Bij deze woorden maakte hij- glimlachend een lichte buiging voor Emma. „Ik neem met genoegen een voorslag aan," sprak deze, „die u nader aan onzen familie kring verbindt." „Dus op je gezondheid en onze goede vriendschap I" antwoordde do jonge man, zijn glas opheffend. „Op je welzijn, Alfred 1" „Hoe lang blijf je bij ons, Alfred vroeg nu mevrouw Lindenberg. „Als ik je niet tot last ben, vcort n da-i gen. Dan moet ik naar Londen. Ik heb een ingewikkelde rechtzaak op mij genomen, dia mijn persoonlijke tegenwoordigheid aldaar» vorcischt." „Dat is mooi van je," sprak dc fabrikant,- „dat go ons niet met enkele uren slechts wilt afschepen. Ik vind het niet prettig, uls een lieve gast vandaag komt en morgen weer heengaat; men wordt niet echt warm van. harte bij zoo'n bezoek." „En ik behoor wederom niet tot degenen, die alles in de vlucht afdoen," voltooide AW fred. „Ik moet in kalmte kunnen gadeslaan. Veel menschen reizen tegenwoordig, alsof, zij oen boek doorbladeren en niet tot rust kunnen komeD, vóór zij weten, hoe het slofc luidt." (Wordt vet vol yd.) DAGBLAD.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1