LËÏDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 JUNI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. PERSOVERZICHT. ff ff FEUILLETON. No. 129S2 D>e Arnhemsche Courant zegt *,Er is hier en daar gefluisterd", Bchrijft De Standaard, „dat het tegenwoor- 'dige Kabinet wel wat veel antirevolu tionaire burgemeesters benoemt." itGefluisterd" omdat men zich over zulke kleinzielige praatjes eigenlijk schaamt 1 't Ia te hepen, want dan zouden zich daaraan de partijen der rechterzijde kunnen spiegelen, die uit den treure haar grieven pleegden uit ;te bazuinen over verongelijking harer gcest- verwanten, wat de openbare ambten en on- derscheidingen betreft. Dat „gefluister" heeft De Standaard ge- I noopt eens een particulier enquêtetje in to stellen, dat natuurlijk niet „geheel volledig" kon zijn. Maar wat doet dat er eigenlijk toe, als het maar flinke cijfers aan het licht brengt, getuigende van~de hebzucht en een- fzijdigheid der „liberalisten." Nu, die zijn dan ook inderdaad huiveringwekkend l Ver beeld u, van: 103 burgem. in Zeeland 79 11b. en 24 niet-llb. 177 n Zuid.-Holl. 160 17 33 9 n Drente 82 it 1 61 9 9 Groningen 50 P 1 61 9 9 O verdeel 56 9 5 0 43 9 n Friesland 36 7 134 n Noord-Holl.122 12 n De Standaard zal, hopen wij, tevreden (over ons zijn, dat wij aan dit schandaal hel pen publiciteit te geven, en als zij later dit staatje met de nog ingewachte opgaven om trent Utrecht en Gelderland aanvult, zullen Vij geen bezwaar maken om ook die cijfers (mede te deelen. Alleen veroorloven wij ons in alle beschei denheid de opmerking, dat die cijfers mis- 'ecliien wel erg geschikt zijn om de veront waardiging van „ons Christenvolk" tegen de liberalisten op te wokken en levendig te hou den, maar dat ze toch eigenlijk bitter weinig fceteekenen. Op zichzelf reeds zijn het geloof fen de geestesrichting voor een goed burge meester in de meeste gemeenten iets zeer bijkomstigs, en zijn deze het meest gebaat bij een bekwaam, geschikt en beschaafd man, die met menschen van allerlei richting en ('denkwijzo weet om te gaan. Maar bovendien, wat beteekent een statistiek, die niet over al- |4e gemeenten loopt, maar daaruit slechts een min of meer willekcurigen greep doet? En dan nog wie zijn de keurders van de rich ting dor verschillende burgemeesters? Naar welken maatstaf werd gekeurd? Of zijn alle (burgemeesters, die niet Roomsch zijn en niet tot dc ij veraars voor de Hervormde ortho doxie of de Gereformeerde Kerk behooren, .ïnaar allen bij elkaar op den grooten hoop 'geworpen en onder den algemeenen naam [fcran liberalen gecatalogiseerd? Laat De Standaard er zich thans maar •rustig in vorblijdcn, dat alle burgemeesters benoemingen gecontrasigneerd moeten wor- 'den door haar vroegeren hoofdredac teur, die de „broeders" waarlijk niet j'jvorgeten zal, en genieten van de revanche, Welke nu van die hebzuchtige „liberalisten" •genomen kan worden. Over dat laffe geleu ter, dat do openbare ambten eerlijk verdeeld behooren tc worden naar de verschillende /gelooven, riohtingen en partijschakeeringen, [kunnen nh toch waarlijk de „Christelijke jpartijon" ten minste wel zwijgen, nu zij in jde gelegenheid zijn haar slag te slaan. Gaan daarbij niet kieschkeurig te werk e n- f in, men kent het vae viotisl Maar zich 'jbe willen verontschuldigen met het misbruik hunner voorgangers maakt toch op niemand - indruk. Naar aanleiding van het Standaard-exï\- kel schrijft het Handelsblad: Geven de cijferB daarvoor (n.l. voor een Verdenking van partijdigheid bij de burge- Itaeestors-benoeming onder vorige liberale ministers) voldoenden grond? Aangenomen althans, dat die oijfers juist zijn, wat ook 'nog de vraag is. Ons dunkt ,dat voor het burgemeesters ambt, al wordt er wat wel noodig ware jdoor do wet geen diploma voor vereischt, toch niet een ieder geschikt is te achten. Bij /elke opengevallen betrekking is de Minister, dio voordraagt, toch gebonden aan de lijst iiVan liefhebbers. Daaruit moet hij, voorge licht door den Commissaris in de provincie en zoo mogelijk ook door plaatselijk onder zoek, den geschiktste benoemen. Eerst dus, als De Standaard zal hebben aangetoond, dat zich onder de sollicitanten personen heb ben bevonden van niet-liberale richting, die geschikter waren dan de benoemden, heeft haar statistiek eenige waarde. De naakte cijfers beteekenen ook in dit geval niets. Mochten dan ook onder het tegenwoordige Kabinet partijdige benoemingen voorgeko men zijn, wat wij volstrekt niet beweren, dan kunnen die geenszins worden vergoelijkt, ge lijk De Standaard tracht te doen, met dc be wering: zie eens hoe de liberalen hebben ge zondigd. Die zonden zijn niet bewezen met enkel cij fers te noemen en zij rechtvaardigen immers niet, dat een „christelijk" minister oveneens zondigt. Over deze aangelegenheid (burgemees tersbenoemingen) schrijft De Nieu we Courant hetgeen volgt: De muggenzifterij der antirevolutionaire pers bij de verdeoling der baantjes en hot peuterig gecijfer hoeveel landsbetrekkingen door „liberalen" worden bekleed en hooveel er nu naar billijkheid aan haar partijgenoo- tcn toekomen, is wol een van de minst ver kwikkelijke zijden van den nieuwen koers. Het ie nu weer De Standaard, die heeft hooren „fluisteren," de liberalen zijn blijkbaar in hun nieuwe positie uiterst be scheiden geworden dat er te veel antire volutionaire burgemeesters worden bonoemd. Om zelfs zulk gefluister in de kiem te smo ren heeft het orgaan zich do moeite eener particuliere enquête in zeven provinciën met „gemengde" bevolking getroost en gevonden, dat er in de 602 gemeenten, waaromtrent uitsluitsel ontvangen werd, 535 „liberale" burgemeesters zijn on maar 67 niet-liberale, t. w. 26 roomsche, 30 antirevolutionaire en 11 christelijk-historischo. Men kan niet zeggen, schrijft het blad „dat de niet-liberalen voor dit ambt min geschikt of te dom zijn, want er wordt geen diploma voor vereischt en de keuze is vrij." Het vermoeden laat zich dus kwalijk terug dringen, „dat op deze krasse wanverhouding andere factoren van invloed zijn geweest." De Standaard wil echter „die factoren thans noch opsporen noch ontleden." Dat is toch jammer. Want een aantal vra gen ligt voor de hand, welker beantwoor ding die der vraag insluit of men gerecht vaardigd is zoo krasse partijdigheid bij voor afgaande liberalo ministeries te veronder stellen ,als hier wordt geïnsinueerd. Vooreerst deze vraagof niet de eigenaar dige samenstelling van de antirevolutionaire partij veel kleine luiden en weinig „Mar- nixen" van dien aard is, dat zij een be trekkelijk beperkt burgemeesters-materiaal oplevert. Dan deze: of niet in zeer vele gemeen ten de bevolking ceiL zoodanige verhouding vertoont, dat een burgemeester van niet al te geprononceerde politieke overtuiging de man is, wiens gezindhoid met don geest der bevolking in 't algemeen de meeste overeen stemming vertoont. Vervolgens: hoeveion dor door De Stan daard opgegeven „liberalen" met do partij benaming liberaal mogen worden aange duid in dien zin, als waarin van „antirevo lutionaire" burgemeesters moet worden ge sproken. M. a. w. of De Standaard niet maar iedoreen, die niot roomsch-katholick is, niet bij de antirevolutionaire of niet bij do ckr.-historische partij is aangesloten, signa leert als „liberaal", zonder dat dit nog eenigszins behoeft aan te geven, dat do bo- doelde persoon in politiekon zin liberaal ge noemd mag worden. Waarmede de beschul diging van partij-benoemingen voor een aan merkelijk deel zou komen te vervallen. Ten slotte zij gezegd, dat wij het volstrekt geen ramp achten, indien het nieuwe kabi net bij gelijke geschiktheid van sollicitanten voor zijn geestverwanten eenige voorkeur aan den dag logt. Dit is eenvoudig een ge volg van de verplaatsing dor meerderheid, hetwelk wij met die verplaatsing hebben te aanvaardenslechts mogen wij den eisch stellen, dat die voorkeur niet aan den dag trede, dan indien de geschiktheid ge lijk is. Maar laat men ophouden met dit beleid te dekken door een beroep op wat onder vorige kabinetten geschied zou z)jn en wat men toen steeds ten strengste heeft gegispt. Vóór de verkiezingen werd gezegd, dat er een achter stand in de baantjes viel in te halen; men is daar nu mede bezig en niots is natuurlijkei dan een scherp toezicht van de oppositie, dat hierbij niet buiten de maat gegaan wordt. Goforceerde becijferingen, waaruit een „krasse wanverhouding" blijken zou en welker factoren men niet wil „opsporen noch ontleden", bieden echter schijn noch schaduw van rechtvaardiging voor zulk be leid. Onder hot opschrift „Proefondervindelijk" schrijft Het Huisgezin: Wij waren in de gelegenheid, een onzer groote katholieke werkgevers, betrokken bij de textiel-industrie, in konnis te stellen met hetgeen wij in een vorig nummer schreven over arbeidsduur en arbeidspres tatie. „Mijn ondervinding is dezelfde," zei hij ons. „Ik heb nagegaan, wat over een geheel jaar, ten opzichte der arbeidsprestatie do uitkomst was van een verkorting van den arbeidsduur met 10 percent. Het resultaat was eon verhooging der pro ductie mot gemiddeld 10 peroent. Dat wil dus zeggen, dat terwijl er een tiende minder lang gewerkt werd, de productie een tiendo groobor was. En," voegde hij er bij, „ik zou den arbeids duur nog met 10 peroent durven verkorten, zonder vermindering van productie te vree- zen". Deze woorden bevestigen opnieuw de juist heid der stelling, dat hoe korter (natuurlijk binnen redelijke gronzen) de arbeidsduur is, hoe intensiever er gewerkt wordt. Niet hij handelt dus van zuiver finan cieel standpunt hot verstandigst, die zijn werklieden laat arbeiden zoolang zo kunnen, maar degenen, dio, door een redelijken ar beidsduur in te voeren, zich de grootste pro ductie en het beste werk verzekort. Doch al ware dit niet zoo, dan nog oischen billijk heid on menschelijkheid, dat or voor den werkman een behoorlijke tijd ovorschiete, dien hij voor zichzelf en zijn gezin, voor ontwikkeling en ontspanning kan besteden. Het besef, dat do werkman geen machine, maar een mensch is, dit is in deze quaestic het beginsel der wijsheid. Eonige dagen geleden molddo Het Nieuws van den Dag, dat op een aanvraag van het gemeentebestuur van Oost-Dongeradeel of voor volontairs bij het onderwijs ook de gewone Rijkssubsidie verkregen kan worden, door don Minister toestemmend is geantwoord, mits overigens a^ i de scholen het volgens do wet benoodigdo personeel werkzaam is. Het Nieuws voegde er aan toe: Bij een welwillende medewerking van ge meentebesturen en hoofden n scholen kan men do kortelings geslaagden derhalve hel pen aan een betrokking, waaraan als grati ficatie dc Rijkssubsidie verbonden kan wor den. Zoodoende zijn velen, dio nu soms een jaar en langer moeten rondloopen, voorloo- pig geholpen, terwijl hot van de gemeenten geen extra-uitgaven vordert. Vooral in groote gomeenton kan dit mid del ook zeer nuttig werken voor de scholen. Dc Arnhemsche Courant zegt naar aanlei ding hiervan: Als werkelijk minister Kuyper de tot hom gerichte vraag toestemmend heeft beant woord, dan heeft hij zioh in de vingers go- sneden, en is het, juist om geen ijdele ver wachtingen op te wekken, wcnschelijk, dat zijn antwoord zoo spoedig mogelijk herroe pen worde. Do Rijkssubsidie voor openbare scholen wordt, tot de in art. 45 der Lager Onderwijs wet genoemde bedragen, uitgekeerd naar den maatstaf van het onderwijzend personeel, hetwelk volgens art. 24 in de school aanwe zig moet zijn, en bovendien voor het aan de school verbonden onderwijzend personeel boven dat minimum, tot do bedragen ver meld in art. 45c, voor ten hoogste nog drie onderwijzers in scholen, voldoende aan do daarbij omschreven voorwaarden. Buiten deze nauwkeurig getrokken gronzen kan aan de Rijkssubsidie geen uitbroiding gegeven worden, dus ook niot voor aan de scholen aangestelde volontai r-onderwijzors, dio de wet in het goheel niet kent. Zijn de onder wijskrachten, bovon het wettelijk minimum aantal ondorwijzers in de school werkzaam, volontairs, m. a. w. niet-bezoldigde onder wijzers, dan vallen dezen niet onder de be palingen van art. 45o, omdat zij geen (open bare) onderwijzers zijn in dan zin dor wot, welke in art. 26 al. 1 onvoorwaardelijk voor schrijft: „Aan eiken onderwijzer wordt een vaste jaarwedde toegelegd", waarvan hot minimum-bedrag vorder in dat artikel be paald is. Wie, onder wolkan titel ook, in een openbare school werkzaam is en geen vaste jaarwedde uit de gemeentekas trekt, is dus volgens de wet geen aan dio school ver bonden on volgens de bepalingen van art. 28 aangestelde onderwijzer en voor dezulken kan aan de gemeenten geen Rijksbijdrage volgens art. 45 worden vorleend. Voor de bijzondere scholen is de toestand vorschillend. Daar zijn geen minimum-jaar- wedden voor het onderwijzend personeel bij do wet vastgesteld en kan hot dus voorko men, dat ook geen jaarwedde genoten wordt (men denke aan de scholen van geestelijke orden) of slechts tot een bedrag gelijkstaan de mot en misschien zelfs wol boncdon do do Rijksbijdrage. De Arnhemsche Courant acht het maar goed, dat de wet hier aan duidelijkheid niets te wenschon overlaat. Want ware wettig wat do Minister heet beslist te hebben, de mini mum-lijders, die met de wijzigingswet van 24 Juni 1901 eindelijk uit hun lijden verlost werden, keerden voor een deol in do school terug! Voor de zuinige gemeentebesturen zou het zokor een buitenkansje zijn het onder wijs der openbare school te verbeteren door eenigo uitbreiding van het porsoneol, dat hun niets zou kosten, maar een aantal on derwijzers zouden een jaarwedde gaan ge nieten, ver boneden hot minimum, hun bij art. 26 der wet verzekerd. Het Schoolblad teokent bij het bericht van Het Nieuws aan: „Wij moeten bekennen, dit bericht niet to begrijpen. Want de „volontairs", hier be doeld, kunnen toch niet anders zijn dan do in artikel 8 bedoelde kweekolingen, die do onderwijzersakte reeds bozitton; maar als voor dozen de Rijksbijdrage volgens artikel 45c zal vorleend worden van 260, moeten zij ondorwijzers zijn, dus door don Raad zijn benoemd en minstens het wettelijk mini mum van salaris ontvangen. Doch dan komt do goheele zaak daarop neer, dat ook voor een onderwijzer, bovon het volgons de wet voroischte aantal, de Rijksbijdrago wordt vorleend, on dit staat duidelijk in dc wet". Verschillende bladen, zoo spreekt De Stan daard, blijven het ook door ons (De Stan daard) besproken denkbeeld van de saamstel ling van een gemeonteprogram be sproken en do meeste doen hot met warme instemming. Wij vernemen, dat hier en daar de antirevolutionaire Raadsleden van ver schillende gemeenten reeds saauusprekingen houden over enkele vraagstukken, die aan de orde zijn. Ook het Katholiek Sociaal Weekblad ver langt naar zulk een program; citeert onze artikelen en dat van Het Centrum, om al dus dan eigen wonsch kenbaar te maken: „Wij hebben aan dit alles sleohte den wonsch too te voegen: ooh, dat nu van het woord een daad werd gemaakt Op drieerlei wijs kunnen wij tot een goed gemoenteprogram komen. Vooreerst: eenige mannen van naam rich ten een oproep aan dc Kiesvoreenigingen om ieder een afgevaardigde te zenden naar een algemcene vergadering, waarop de sa menstelling van een Katholiek gemeente- program besproken zal worden. Deze ver gadering benoemt een commissie van redac tie, die een ontwerp-p rog ram opstelt, dat later op eén volgende vergadering, na eerst in do Kicsvereenigingen beeproken te zijn, zal worden behandeld en, al of niot gewij zigd, vastgesteld. Dit is do breodo, goed democratisohe weg. Niet do gekozenen, maar de kiezers maken hot program, waarop zij hun afgevaar digde kiezen." Zijn wij wèl ingelicht, dan wordt onzorv zijds reeds aan de saamsteïling van zulk een program gearbeid. Enkele bladen, vooral hot Handelsblad, aldus De Nederlander hebben vorklaard, dat het afgeloopon jaar bijzonder „mager" ia geweest, omdat de Regeer ing nog goen enkele groote web van haarzelf heeft ingodiond. Zij verwachten, dat do kie zers teleurgesteld zullen zijn, en zinspelen er op, dat als het zoo voort-gaat de liberalen in 1905 geen slechte kans zullen hebben. Dat do wensch hier wat al te zoor do moe der dor gedachte is, springt in het oog en schijnt nu ook ingezien to wordou door een modowerkor van het Handelsblad, dio tegen te groot optimisme waarschuwt. Hij eindigt: „Nu wane men niet, dat nu al is to voor- spellon dat na drio jaar de vrijzinnigen weor regcoron. Do min gunstige indruk van dit eerste jaar kan worden uitgewischt. Do re geering kan zich herstellen, do Kamermeer derheid kan zich consolidceren. En dan komen misschien voor dezo llegcc- ring, met omkeoring van do historio, na dit magero jaar nog wio wcot hoeveel vette Die waarschuwing schijnt ons verstandig. Zelfs zou men nog vorder kunnen gaan, en juist uit dit langzamo begin do zelfbe wuste kraoht kunnen afloiden, waarmee do Regeering een langdurige en ijverige uitvoe ring van haar taak voorbereidt. Wio in do buurt van zijn woning moet zijn en oen korten loop vóór zioh heeft, be gint met vcrsneldon pas. Maar wie een wandeling van vijf uur gaat maken, zet bedaard cn met zacht voortschrij denden tred in. Een kootsior, dio een vrachtje naar een nabijliggonde bestemming moot brengen, legt de zweep over de paarden. Maar con koetsier, dio in den vroegen morgen voor eon dagtoer uitrijdt, begint in langzaam on rustig tempo. Eon langzaam begin is vaak het kenmerk van eon zeker plan, van een regelmatige be drijvigheid, van een lange rois. Niot onwaarschijnlijk, dat het zóó ook zal zijn bij bot huidig Kabinet. En de langzaainhoid van lui begin wordt dan driedubbel ingehaald, wanneer straks ontworpen verschijnen, die niot, als bijv. des tijds do haastig ingediende leerplichtwet, herhaaldelijk moeten worden omgewerkt voordat or iets meo te beginnen is. Ai te hard van stal is menigmaal achterop gebleken voor den tougelvoordor; ook waar 't do teugels van het bewind betreft. Wij lazen in De Nederlander hot volgonde: In hot Katholiek Sociaal Weekblad troffen wij het volgend Btukjo aan: „H uureninkomen. Een welspre kend bewijs, dat het woningvraagstuk hot zwaarst drukt op de mindorbomiddolden, le- vort de uilslag van een to Leipzig ingesteld onderzoek naar de verhouding tusschen hot inkomon on do woninghuur in 1900. Tot grondslag worden genomen de klassen dor inkomstenbelasting en daarbij bleek, dat aan huur betaald word: Mark. Pot. in do kl. tot 1100 23.00 van 't inkomen: van 1100— 2200 19.02 2200— 4300 19.80 4300— 8400 15.70 8400—16000 11.64 16000-26000 8.43 boven 26000 4.42 Leerzame cijfers, die ongetwijfeld ook el ders dan to Leipzig wol door do statistiek worden geloerd. Lcerzamo cijfors, welke bij sociale on belastingwetgeving niet uit het oog mogen worden verloren." Wij hebben doze on soortgolijke berekenin gen meermalen gelezon, doch do betcokenis daarvan niet goed begrepen. Nu wij daar aan ook door genoemd blad, dat wij steeds mot veel genoegen lozen, waardo zien toege kend, onderstellen wij gaarne, dat er meer vrijheid uit te kalen is, dan wij vermoedden, wcshalvo wij ons voor nadere inlichting aan bevelen. Voorshands toch wil het ons toeschijnen, dat dezo becijfering alleen bewijst, wat iedereen zonder haar ook wol weet dat in ons klimaat de huisvesting eon der voor naamste behoeften is. Als men op dczolfdo wijze berekenen wil, Voor God of de Wereld? f) De fabrikant herleefde als het ware bij deze liem zoo aangename verandering in haar wc- zen, en somtijds zelfs kwam ook bij hem do ge dachte op, dat Emma's besluit nog wel eens aan het wankelen kon gebracht worden. Maar wanneer zij juist na de vroolijkste avon den nog een poosje met hem praatte en hem 'glimlachend vertelde, hoe zij weer een nieuwe 'Jyerovering gemaakt had, wanneer hij haar koel oordeel vernam over alles, wat haar bejegende, dan verdween zijn hoop weder, On hij zag in, dat zi dochter boven do toe standen en verhoudingen stond, door welke zij zich schijnbaar zoozeer aangelokt toonde. Maar dan steeg ook des te machtiger in 'Jtem' de vrees op voor do ledigheid, waain hij verplaatst zou worden op den dag, dat ,'Emma het huis zou verlaten, en menigen avond nam hij die gcdachtefl'Thee naar zijn legerstede cn bracht dan veel slapelooze uren 'door. Het scheen hem ondraaglijk toe, tot het vroegere eenzame leven te moeten terug- keeren. Op zekeren dag deelde bij zijn dochter me- rde, dat hij voor eenige dagen op reis moest. Hij scheen gedrukt en onrustig, maar ont weck Emma's vragen naar hèt doel zijner reis. Zij vermoedde, dat handelsaangelegen heden hem van huis voerden, en dacht or liverder niet over na. Toen de fabrikant vier dagen later terug keerde, was hij zoo opgeruimd en vroolijk als 'Emma hem nog zelden gezien ba<L Hij om helsde haar hartelijk en kuste haar herhaal de malen. „U schijnt wel zeer tevreden over uw reis te wezen, vader," sprak zij glimlachend. „Dat ben ik ook, kind," antwoordde hij, „meer dan ik gehoopt had." „Mag ik nu dan weten, waar u heen ge weest zijt?" „Van avond zal ik het je vertollen. Ge zult alles vernemen, maar nu moet ge mij wat rust gunnen." Met begrijpelijke spanning wachtte Emma" don avond af. Nadat het eten was wegge nomen, stak de fabrikant een sigaar aan, zijn dochter nam een handwerkje en beiden zwegen. Lindonberg beschouwde haar een wijle, zooals zij daar rustig over haar bor duurwerk gebogen zat en sprak eindelijk: „Nu, ben je niet nieuwsgierig, mijn kind, wat ik je te vertellen heb?" Zij keek vriendelijk tot hem op en ant woordde: „Ik laót het aan u over, vader, mij mee te deelen, wat u goeddunkt." Do fabrikant stond van zijn stoel op en schreed eenige malen de kamer op en neer, ging toen weder zitten en begon: „Het is een gewichtige zaak, Emma, die mij onledig heeft gehouden, maar zij is op een voor mij bevredigende wijze opgelost, en ik hoop, dat ge mijn besluit zult begrijpen en goed keuren. Het meisje legde haar werk in den schoot. „Nu maakt u mij toch hoogst nieuws gierig," zeide zij, „daar u mijn toestemming verwacht. "Wat betreft het dan eigenlijk?" Lindenberg kuchte een paar malen, stak zijn sigaar in het aschbakje en ging voort: „Ja, ziet ge, het is mij niet gemakkelijk ge vallen, maar ik kon niet anch-J. Go zijt nu toch eenmaal vast besloten in het kloos ter te gaan, niet waar?" „Zoodra u mij verlof geeft, dat weet u immers." „Zeker, en dat heeft bij mij den door slag gegeven. Wanneer gij mij verlaat, zal mijn huis weer eenzaam worden; de genoeg lijke avonden, dio mij zoozeer opvroolijkten, houden op, en ik ga een vreugdeloozen ouden dag te gemoet. Ik moet het op do zorg en verpleging van vrcemdo mcDschen laten aankomen, wier diensten ik met mijn geld betalen, maar met wie ik mijn donken en voelen niet deelen kan. En de gedachte, dat ik eens ziek zou kunnen worden en daa geen enkel wezen om mij had, waartoe mijn hart zich getrokekn voolt, dat is iets ver schrikkelijks." „Dan zou uw dochter komen om u te ver plegen, vader, want dat laten de orderege len toe," antwoordde Emma zacht. „Maar ik zal hopen en bidden dat God u gezond mag laten." „Dat weet ik, mijn kind, maar ik zou je dan toch weer moeten missen, en wellicht juist in de moeilijkste uren. Zie, dat allee heeft mij er toe gebracht, weer te trou wen." Verrast keek Emma op; daaraan had zij niet gedacht. Do fabrikant merkte de verbsr zing zijner dodhter, hij werd er onaange naam door getroffen, omdat ze hem als een stom verwijt toescheen. „Vindt ge dat zoo vreomd? vroeg hij met een betrokken gezicht Emma bloosdo onder zijn blik. Zij begreep, hoo pijnlijk het voor haar vader moest zijn, wanneer zij een be- sluit niet billijkte, waartoe zij zelve aanlei ding had gegeven. „Volstrekt niet, vader," antwoordde zij glimlachend, „ik ben slechts yerrasfc, omdat ik aan zoo iets nu heelemoal niet gedacht had. Maar u heeft volkomen gelijkeon goede vrouw alleen zal uw volgond leven weer eenigermato kunnen opvroolijken en de zorg over de komende dagen uit uw ziel ver- bannen." Lindonborgs gelaat vorhelderdo. ,.Ik ben blijde," sprak hij, „dat ge mij begrijpt, cn ik hoop, dat de vrouw mij nor keuze u be vallen zal." „Wio is het?" „Een vriendin van jo moeder. Zij was met een dokter in L. getrouwd, maar is reeds jaren weduwe. Het is lang geleden, sedert zij ons hier eons bezocht, en go zult jo haar ternauwernood herinneren, want ge waart toon nog een kind." „Hoe heet zij?" vroeg Emma. „Mathilde," antwoordde haar vader. „Hier is haar portret." Te gelijk haalde do fabri kant een photographie uit zijn brieventasch on reikze ze zijn dochter over. Emma be schouwde ze oplettend, terwijl Lindenberg op haar gelaat trachtte to lezen, welken in druk het portret op haar maakte. „Zij schijnt nog jong te zijn," merkte het meisje aan. „Niet zoo jong als zij op het portret schijnt. Het is reeds vóór eenige jaren ge maakt, maar zij ziet er toch ook jonger uit dan zij is. Mathilde is omstreeks vijf en veer tig jaar oud." „Dat had ik niot gedacht. Naar het por tret te oordeel n heeft zij schoon o blauwe oogen en een goed hart. Is zij blond of zwart?" „Ge vraagt mij bijna te veel," antwoordde de fabrikant lachend, „doch als ik mij goed herinnor, heeft zij donker haar." „Ei, dat moet u toch nauwkeuriger we ten," hernam Emma vroolijk. „Ik zou in zoo'n geval beter bescheid weten te geven." „Go kunt daaruit opmaken, dat het niot de uiterlijke voortreffelijkheden waren, dio mij tot Mathilde brachten." „Wel, verhaal mij dan eens wat van haar deugden, ge kunt u toch wel voorstellen, dat ik nieuwsgierig ben naar mijn toekom stige stiefmoeder," Lindenberg glimlachte. „Ik zal het aan jongere menschen overlaten, het voorwerp hunner genegenheid te prijzen; op mijn leef tijd plaatst men do zwakheden en do deug den der menschen kalmer tegenover elkan der." „Een geheel volmaakte vrouw is zij dus niet antwoordde Emma. „Ik ben recht blij, dat ik mij mijn eigen onvolmaaktheid maar al to zeor bewust bon." „Ik hoop, dat jelui elkander zult ver-, staan. Ge zult in Mathilde een verstandige en met do wereld bekende vrouw vindon, en in don naderen omgang met haar slechts kunnen winnen. Zoodanige omgang heeft je tot dusverre ontbroken, en ik zou jo dien gaarne nog voor eenigen tijd willen ver schaffen." „U gaat das reeds heel spoedig trouwen?" „Jo, waarom zou ik hot ook uitstellen?" Wij kennen elkander voldoend4, om geen overhaasten stap to doen. Zoo ik daarbij don wonsch koesier, dat gij beiden nader bof vriend moogt raken, dan heb ik daarbij te vens op het oog, dat Mathilde door u metf onzo toestanden en onze omgeving bekend wordt." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 19