LËÏDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 21 JUNI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
PERSOVERZICHT.
ff
ff
FEUILLETON.
No. 129S2
D>e Arnhemsche Courant zegt
*,Er is hier en daar gefluisterd",
Bchrijft De Standaard, „dat het tegenwoor-
'dige Kabinet wel wat veel antirevolu
tionaire burgemeesters benoemt."
itGefluisterd" omdat men zich over zulke
kleinzielige praatjes eigenlijk schaamt 1 't Ia
te hepen, want dan zouden zich daaraan de
partijen der rechterzijde kunnen spiegelen,
die uit den treure haar grieven pleegden uit
;te bazuinen over verongelijking harer gcest-
verwanten, wat de openbare ambten en on-
derscheidingen betreft.
Dat „gefluister" heeft De Standaard ge-
I noopt eens een particulier enquêtetje in to
stellen, dat natuurlijk niet „geheel volledig"
kon zijn. Maar wat doet dat er eigenlijk toe,
als het maar flinke cijfers aan het licht
brengt, getuigende van~de hebzucht en een-
fzijdigheid der „liberalisten." Nu, die zijn
dan ook inderdaad huiveringwekkend l Ver
beeld u, van:
103 burgem. in Zeeland 79 11b. en 24 niet-llb.
177
n
Zuid.-Holl. 160
17
33
9
n
Drente 82
it
1
61
9
9
Groningen 50
P
1
61
9
9
O verdeel 56
9
5
0
43
9
n
Friesland 36
7
134
n
Noord-Holl.122
12
n
De Standaard zal, hopen wij, tevreden
(over ons zijn, dat wij aan dit schandaal hel
pen publiciteit te geven, en als zij later dit
staatje met de nog ingewachte opgaven om
trent Utrecht en Gelderland aanvult, zullen
Vij geen bezwaar maken om ook die cijfers
(mede te deelen.
Alleen veroorloven wij ons in alle beschei
denheid de opmerking, dat die cijfers mis-
'ecliien wel erg geschikt zijn om de veront
waardiging van „ons Christenvolk" tegen de
liberalisten op te wokken en levendig te hou
den, maar dat ze toch eigenlijk bitter weinig
fceteekenen. Op zichzelf reeds zijn het geloof
fen de geestesrichting voor een goed burge
meester in de meeste gemeenten iets zeer
bijkomstigs, en zijn deze het meest gebaat bij
een bekwaam, geschikt en beschaafd man,
die met menschen van allerlei richting en
('denkwijzo weet om te gaan. Maar bovendien,
wat beteekent een statistiek, die niet over al-
|4e gemeenten loopt, maar daaruit slechts een
min of meer willekcurigen greep doet? En
dan nog wie zijn de keurders van de rich
ting dor verschillende burgemeesters? Naar
welken maatstaf werd gekeurd? Of zijn alle
(burgemeesters, die niet Roomsch zijn en niet
tot dc ij veraars voor de Hervormde ortho
doxie of de Gereformeerde Kerk behooren,
.ïnaar allen bij elkaar op den grooten hoop
'geworpen en onder den algemeenen naam
[fcran liberalen gecatalogiseerd?
Laat De Standaard er zich thans maar
•rustig in vorblijdcn, dat alle burgemeesters
benoemingen gecontrasigneerd moeten wor-
'den door haar vroegeren hoofdredac
teur, die de „broeders" waarlijk niet
j'jvorgeten zal, en genieten van de revanche,
Welke nu van die hebzuchtige „liberalisten"
•genomen kan worden. Over dat laffe geleu
ter, dat do openbare ambten eerlijk verdeeld
behooren tc worden naar de verschillende
/gelooven, riohtingen en partijschakeeringen,
[kunnen nh toch waarlijk de „Christelijke
jpartijon" ten minste wel zwijgen, nu zij in
jde gelegenheid zijn haar slag te slaan. Gaan
daarbij niet kieschkeurig te werk e n-
f in, men kent het vae viotisl Maar zich
'jbe willen verontschuldigen met het misbruik
hunner voorgangers maakt toch op niemand
- indruk.
Naar aanleiding van het Standaard-exï\-
kel schrijft het Handelsblad:
Geven de cijferB daarvoor (n.l. voor een
Verdenking van partijdigheid bij de burge-
Itaeestors-benoeming onder vorige liberale
ministers) voldoenden grond? Aangenomen
althans, dat die oijfers juist zijn, wat ook
'nog de vraag is.
Ons dunkt ,dat voor het burgemeesters
ambt, al wordt er wat wel noodig ware
jdoor do wet geen diploma voor vereischt,
toch niet een ieder geschikt is te achten. Bij
/elke opengevallen betrekking is de Minister,
dio voordraagt, toch gebonden aan de lijst
iiVan liefhebbers. Daaruit moet hij, voorge
licht door den Commissaris in de provincie
en zoo mogelijk ook door plaatselijk onder
zoek, den geschiktste benoemen. Eerst dus,
als De Standaard zal hebben aangetoond,
dat zich onder de sollicitanten personen heb
ben bevonden van niet-liberale richting,
die geschikter waren dan de benoemden,
heeft haar statistiek eenige waarde. De
naakte cijfers beteekenen ook in dit geval
niets.
Mochten dan ook onder het tegenwoordige
Kabinet partijdige benoemingen voorgeko
men zijn, wat wij volstrekt niet beweren, dan
kunnen die geenszins worden vergoelijkt, ge
lijk De Standaard tracht te doen, met dc be
wering: zie eens hoe de liberalen hebben ge
zondigd.
Die zonden zijn niet bewezen met enkel cij
fers te noemen en zij rechtvaardigen immers
niet, dat een „christelijk" minister oveneens
zondigt.
Over deze aangelegenheid (burgemees
tersbenoemingen) schrijft De Nieu
we Courant hetgeen volgt:
De muggenzifterij der antirevolutionaire
pers bij de verdeoling der baantjes en hot
peuterig gecijfer hoeveel landsbetrekkingen
door „liberalen" worden bekleed en hooveel
er nu naar billijkheid aan haar partijgenoo-
tcn toekomen, is wol een van de minst ver
kwikkelijke zijden van den nieuwen koers.
Het ie nu weer De Standaard, die heeft
hooren „fluisteren," de liberalen zijn
blijkbaar in hun nieuwe positie uiterst be
scheiden geworden dat er te veel antire
volutionaire burgemeesters worden bonoemd.
Om zelfs zulk gefluister in de kiem te smo
ren heeft het orgaan zich do moeite eener
particuliere enquête in zeven provinciën met
„gemengde" bevolking getroost en gevonden,
dat er in de 602 gemeenten, waaromtrent
uitsluitsel ontvangen werd, 535 „liberale"
burgemeesters zijn on maar 67 niet-liberale,
t. w. 26 roomsche, 30 antirevolutionaire en
11 christelijk-historischo.
Men kan niet zeggen, schrijft het blad
„dat de niet-liberalen voor dit ambt min
geschikt of te dom zijn, want er wordt geen
diploma voor vereischt en de keuze is vrij."
Het vermoeden laat zich dus kwalijk terug
dringen, „dat op deze krasse wanverhouding
andere factoren van invloed zijn geweest."
De Standaard wil echter „die factoren thans
noch opsporen noch ontleden."
Dat is toch jammer. Want een aantal vra
gen ligt voor de hand, welker beantwoor
ding die der vraag insluit of men gerecht
vaardigd is zoo krasse partijdigheid bij voor
afgaande liberalo ministeries te veronder
stellen ,als hier wordt geïnsinueerd.
Vooreerst deze vraagof niet de eigenaar
dige samenstelling van de antirevolutionaire
partij veel kleine luiden en weinig „Mar-
nixen" van dien aard is, dat zij een be
trekkelijk beperkt burgemeesters-materiaal
oplevert.
Dan deze: of niet in zeer vele gemeen
ten de bevolking ceiL zoodanige verhouding
vertoont, dat een burgemeester van niet al
te geprononceerde politieke overtuiging de
man is, wiens gezindhoid met don geest der
bevolking in 't algemeen de meeste overeen
stemming vertoont.
Vervolgens: hoeveion dor door De Stan
daard opgegeven „liberalen" met do partij
benaming liberaal mogen worden aange
duid in dien zin, als waarin van „antirevo
lutionaire" burgemeesters moet worden ge
sproken. M. a. w. of De Standaard niet
maar iedoreen, die niot roomsch-katholick is,
niet bij de antirevolutionaire of niet bij do
ckr.-historische partij is aangesloten, signa
leert als „liberaal", zonder dat dit nog
eenigszins behoeft aan te geven, dat do bo-
doelde persoon in politiekon zin liberaal ge
noemd mag worden. Waarmede de beschul
diging van partij-benoemingen voor een aan
merkelijk deel zou komen te vervallen.
Ten slotte zij gezegd, dat wij het volstrekt
geen ramp achten, indien het nieuwe kabi
net bij gelijke geschiktheid van sollicitanten
voor zijn geestverwanten eenige voorkeur
aan den dag logt. Dit is eenvoudig een ge
volg van de verplaatsing dor meerderheid,
hetwelk wij met die verplaatsing hebben te
aanvaardenslechts mogen wij den eisch
stellen, dat die voorkeur niet aan den dag
trede, dan indien de geschiktheid ge
lijk is.
Maar laat men ophouden met dit beleid te
dekken door een beroep op wat onder vorige
kabinetten geschied zou z)jn en wat men toen
steeds ten strengste heeft gegispt. Vóór de
verkiezingen werd gezegd, dat er een achter
stand in de baantjes viel in te halen; men is
daar nu mede bezig en niots is natuurlijkei
dan een scherp toezicht van de oppositie,
dat hierbij niet buiten de maat gegaan
wordt. Goforceerde becijferingen, waaruit
een „krasse wanverhouding" blijken zou en
welker factoren men niet wil „opsporen
noch ontleden", bieden echter schijn noch
schaduw van rechtvaardiging voor zulk be
leid.
Onder hot opschrift „Proefondervindelijk"
schrijft Het Huisgezin:
Wij waren in de gelegenheid, een onzer
groote katholieke werkgevers, betrokken bij
de textiel-industrie, in konnis te stellen met
hetgeen wij in een vorig nummer schreven
over arbeidsduur en arbeidspres
tatie.
„Mijn ondervinding is dezelfde," zei hij
ons. „Ik heb nagegaan, wat over een geheel
jaar, ten opzichte der arbeidsprestatie do
uitkomst was van een verkorting van den
arbeidsduur met 10 percent.
Het resultaat was eon verhooging der pro
ductie mot gemiddeld 10 peroent. Dat wil
dus zeggen, dat terwijl er een tiende minder
lang gewerkt werd, de productie een tiendo
groobor was.
En," voegde hij er bij, „ik zou den arbeids
duur nog met 10 peroent durven verkorten,
zonder vermindering van productie te vree-
zen".
Deze woorden bevestigen opnieuw de juist
heid der stelling, dat hoe korter (natuurlijk
binnen redelijke gronzen) de arbeidsduur is,
hoe intensiever er gewerkt wordt.
Niet hij handelt dus van zuiver finan
cieel standpunt hot verstandigst, die zijn
werklieden laat arbeiden zoolang zo kunnen,
maar degenen, dio, door een redelijken ar
beidsduur in te voeren, zich de grootste pro
ductie en het beste werk verzekort. Doch al
ware dit niet zoo, dan nog oischen billijk
heid on menschelijkheid, dat or voor den
werkman een behoorlijke tijd ovorschiete,
dien hij voor zichzelf en zijn gezin, voor
ontwikkeling en ontspanning kan besteden.
Het besef, dat do werkman geen machine,
maar een mensch is, dit is in deze quaestic
het beginsel der wijsheid.
Eonige dagen geleden molddo Het Nieuws
van den Dag, dat op een aanvraag van het
gemeentebestuur van Oost-Dongeradeel of
voor volontairs bij het onderwijs
ook de gewone Rijkssubsidie verkregen
kan worden, door don Minister toestemmend
is geantwoord, mits overigens a^ i de scholen
het volgens do wet benoodigdo personeel
werkzaam is. Het Nieuws voegde er aan toe:
Bij een welwillende medewerking van ge
meentebesturen en hoofden n scholen kan
men do kortelings geslaagden derhalve hel
pen aan een betrokking, waaraan als grati
ficatie dc Rijkssubsidie verbonden kan wor
den. Zoodoende zijn velen, dio nu soms een
jaar en langer moeten rondloopen, voorloo-
pig geholpen, terwijl hot van de gemeenten
geen extra-uitgaven vordert.
Vooral in groote gomeenton kan dit mid
del ook zeer nuttig werken voor de scholen.
Dc Arnhemsche Courant zegt naar aanlei
ding hiervan:
Als werkelijk minister Kuyper de tot hom
gerichte vraag toestemmend heeft beant
woord, dan heeft hij zioh in de vingers go-
sneden, en is het, juist om geen ijdele ver
wachtingen op te wekken, wcnschelijk, dat
zijn antwoord zoo spoedig mogelijk herroe
pen worde.
Do Rijkssubsidie voor openbare scholen
wordt, tot de in art. 45 der Lager Onderwijs
wet genoemde bedragen, uitgekeerd naar den
maatstaf van het onderwijzend personeel,
hetwelk volgens art. 24 in de school aanwe
zig moet zijn, en bovendien voor het aan de
school verbonden onderwijzend personeel
boven dat minimum, tot do bedragen ver
meld in art. 45c, voor ten hoogste nog drie
onderwijzers in scholen, voldoende aan do
daarbij omschreven voorwaarden. Buiten
deze nauwkeurig getrokken gronzen kan aan
de Rijkssubsidie geen uitbroiding gegeven
worden, dus ook niot voor aan de scholen
aangestelde volontai r-onderwijzors, dio de
wet in het goheel niet kent. Zijn de onder
wijskrachten, bovon het wettelijk minimum
aantal ondorwijzers in de school werkzaam,
volontairs, m. a. w. niet-bezoldigde onder
wijzers, dan vallen dezen niet onder de be
palingen van art. 45o, omdat zij geen (open
bare) onderwijzers zijn in dan zin dor wot,
welke in art. 26 al. 1 onvoorwaardelijk voor
schrijft: „Aan eiken onderwijzer wordt een
vaste jaarwedde toegelegd", waarvan hot
minimum-bedrag vorder in dat artikel be
paald is. Wie, onder wolkan titel ook, in
een openbare school werkzaam is en geen
vaste jaarwedde uit de gemeentekas trekt, is
dus volgens de wet geen aan dio school ver
bonden on volgens de bepalingen van art. 28
aangestelde onderwijzer en voor dezulken
kan aan de gemeenten geen Rijksbijdrage
volgens art. 45 worden vorleend.
Voor de bijzondere scholen is de toestand
vorschillend. Daar zijn geen minimum-jaar-
wedden voor het onderwijzend personeel bij
do wet vastgesteld en kan hot dus voorko
men, dat ook geen jaarwedde genoten wordt
(men denke aan de scholen van geestelijke
orden) of slechts tot een bedrag gelijkstaan
de mot en misschien zelfs wol boncdon do
do Rijksbijdrage.
De Arnhemsche Courant acht het maar
goed, dat de wet hier aan duidelijkheid niets
te wenschon overlaat. Want ware wettig wat
do Minister heet beslist te hebben, de mini
mum-lijders, die met de wijzigingswet van
24 Juni 1901 eindelijk uit hun lijden verlost
werden, keerden voor een deol in do school
terug! Voor de zuinige gemeentebesturen
zou het zokor een buitenkansje zijn het onder
wijs der openbare school te verbeteren door
eenigo uitbreiding van het porsoneol, dat
hun niets zou kosten, maar een aantal on
derwijzers zouden een jaarwedde gaan ge
nieten, ver boneden hot minimum, hun bij
art. 26 der wet verzekerd.
Het Schoolblad teokent bij het bericht van
Het Nieuws aan:
„Wij moeten bekennen, dit bericht niet to
begrijpen. Want de „volontairs", hier be
doeld, kunnen toch niet anders zijn dan do
in artikel 8 bedoelde kweekolingen, die do
onderwijzersakte reeds bozitton; maar als
voor dozen de Rijksbijdrage volgens artikel
45c zal vorleend worden van 260, moeten
zij ondorwijzers zijn, dus door don Raad
zijn benoemd en minstens het wettelijk mini
mum van salaris ontvangen. Doch dan komt
do goheele zaak daarop neer, dat ook voor
een onderwijzer, bovon het volgons de wet
voroischte aantal, de Rijksbijdrago wordt
vorleend, on dit staat duidelijk in dc wet".
Verschillende bladen, zoo spreekt De Stan
daard, blijven het ook door ons (De Stan
daard) besproken denkbeeld van de saamstel
ling van een gemeonteprogram be
sproken en do meeste doen hot met warme
instemming. Wij vernemen, dat hier en daar
de antirevolutionaire Raadsleden van ver
schillende gemeenten reeds saauusprekingen
houden over enkele vraagstukken, die aan de
orde zijn.
Ook het Katholiek Sociaal Weekblad ver
langt naar zulk een program; citeert onze
artikelen en dat van Het Centrum, om al
dus dan eigen wonsch kenbaar te maken:
„Wij hebben aan dit alles sleohte den
wonsch too te voegen: ooh, dat nu van het
woord een daad werd gemaakt
Op drieerlei wijs kunnen wij tot een goed
gemoenteprogram komen.
Vooreerst: eenige mannen van naam rich
ten een oproep aan dc Kiesvoreenigingen
om ieder een afgevaardigde te zenden naar
een algemcene vergadering, waarop de sa
menstelling van een Katholiek gemeente-
program besproken zal worden. Deze ver
gadering benoemt een commissie van redac
tie, die een ontwerp-p rog ram opstelt, dat
later op eén volgende vergadering, na eerst
in do Kicsvereenigingen beeproken te zijn,
zal worden behandeld en, al of niot gewij
zigd, vastgesteld.
Dit is do breodo, goed democratisohe weg.
Niet do gekozenen, maar de kiezers maken
hot program, waarop zij hun afgevaar
digde kiezen."
Zijn wij wèl ingelicht, dan wordt onzorv
zijds reeds aan de saamsteïling van zulk een
program gearbeid.
Enkele bladen, vooral hot Handelsblad,
aldus De Nederlander hebben vorklaard,
dat het afgeloopon jaar bijzonder
„mager" ia geweest, omdat de Regeer ing
nog goen enkele groote web van haarzelf
heeft ingodiond. Zij verwachten, dat do kie
zers teleurgesteld zullen zijn, en zinspelen
er op, dat als het zoo voort-gaat de liberalen
in 1905 geen slechte kans zullen hebben.
Dat do wensch hier wat al te zoor do moe
der dor gedachte is, springt in het oog en
schijnt nu ook ingezien to wordou door een
modowerkor van het Handelsblad, dio tegen
te groot optimisme waarschuwt. Hij eindigt:
„Nu wane men niet, dat nu al is to voor-
spellon dat na drio jaar de vrijzinnigen weor
regcoron. Do min gunstige indruk van dit
eerste jaar kan worden uitgewischt. Do re
geering kan zich herstellen, do Kamermeer
derheid kan zich consolidceren.
En dan komen misschien voor dezo llegcc-
ring, met omkeoring van do historio, na dit
magero jaar nog wio wcot hoeveel vette
Die waarschuwing schijnt ons verstandig.
Zelfs zou men nog vorder kunnen gaan,
en juist uit dit langzamo begin do zelfbe
wuste kraoht kunnen afloiden, waarmee do
Regeering een langdurige en ijverige uitvoe
ring van haar taak voorbereidt.
Wio in do buurt van zijn woning moet
zijn en oen korten loop vóór zioh heeft, be
gint met vcrsneldon pas.
Maar wie een wandeling van vijf uur gaat
maken, zet bedaard cn met zacht voortschrij
denden tred in.
Een kootsior, dio een vrachtje naar een
nabijliggonde bestemming moot brengen,
legt de zweep over de paarden.
Maar con koetsier, dio in den vroegen
morgen voor eon dagtoer uitrijdt, begint in
langzaam on rustig tempo.
Eon langzaam begin is vaak het kenmerk
van eon zeker plan, van een regelmatige be
drijvigheid, van een lange rois.
Niot onwaarschijnlijk, dat het zóó ook zal
zijn bij bot huidig Kabinet.
En de langzaainhoid van lui begin wordt
dan driedubbel ingehaald, wanneer straks
ontworpen verschijnen, die niot, als bijv. des
tijds do haastig ingediende leerplichtwet,
herhaaldelijk moeten worden omgewerkt
voordat or iets meo te beginnen is.
Ai te hard van stal is menigmaal achterop
gebleken voor den tougelvoordor; ook waar
't do teugels van het bewind betreft.
Wij lazen in De Nederlander hot volgonde:
In hot Katholiek Sociaal Weekblad troffen
wij het volgend Btukjo aan:
„H uureninkomen. Een welspre
kend bewijs, dat het woningvraagstuk hot
zwaarst drukt op de mindorbomiddolden, le-
vort de uilslag van een to Leipzig ingesteld
onderzoek naar de verhouding tusschen hot
inkomon on do woninghuur in 1900. Tot
grondslag worden genomen de klassen dor
inkomstenbelasting en daarbij bleek, dat aan
huur betaald word:
Mark. Pot.
in do kl. tot 1100 23.00 van 't inkomen:
van 1100— 2200 19.02
2200— 4300 19.80
4300— 8400 15.70
8400—16000 11.64
16000-26000 8.43
boven 26000 4.42
Leerzame cijfers, die ongetwijfeld ook el
ders dan to Leipzig wol door do statistiek
worden geloerd. Lcerzamo cijfors, welke bij
sociale on belastingwetgeving niet uit het
oog mogen worden verloren."
Wij hebben doze on soortgolijke berekenin
gen meermalen gelezon, doch do betcokenis
daarvan niet goed begrepen. Nu wij daar
aan ook door genoemd blad, dat wij steeds
mot veel genoegen lozen, waardo zien toege
kend, onderstellen wij gaarne, dat er meer
vrijheid uit te kalen is, dan wij vermoedden,
wcshalvo wij ons voor nadere inlichting aan
bevelen.
Voorshands toch wil het ons toeschijnen,
dat dezo becijfering alleen bewijst, wat
iedereen zonder haar ook wol weet dat in
ons klimaat de huisvesting eon der voor
naamste behoeften is.
Als men op dczolfdo wijze berekenen wil,
Voor God of de Wereld?
f)
De fabrikant herleefde als het ware bij deze
liem zoo aangename verandering in haar wc-
zen, en somtijds zelfs kwam ook bij hem do ge
dachte op, dat Emma's besluit nog wel eens
aan het wankelen kon gebracht worden.
Maar wanneer zij juist na de vroolijkste avon
den nog een poosje met hem praatte en hem
'glimlachend vertelde, hoe zij weer een nieuwe
'Jyerovering gemaakt had, wanneer hij haar
koel oordeel vernam over alles, wat haar
bejegende, dan verdween zijn hoop weder,
On hij zag in, dat zi dochter boven do toe
standen en verhoudingen stond, door welke
zij zich schijnbaar zoozeer aangelokt toonde.
Maar dan steeg ook des te machtiger in
'Jtem' de vrees op voor do ledigheid, waain
hij verplaatst zou worden op den dag, dat
,'Emma het huis zou verlaten, en menigen
avond nam hij die gcdachtefl'Thee naar zijn
legerstede cn bracht dan veel slapelooze uren
'door. Het scheen hem ondraaglijk toe, tot
het vroegere eenzame leven te moeten terug-
keeren.
Op zekeren dag deelde bij zijn dochter me-
rde, dat hij voor eenige dagen op reis moest.
Hij scheen gedrukt en onrustig, maar ont
weck Emma's vragen naar hèt doel zijner
reis. Zij vermoedde, dat handelsaangelegen
heden hem van huis voerden, en dacht or
liverder niet over na.
Toen de fabrikant vier dagen later terug
keerde, was hij zoo opgeruimd en vroolijk als
'Emma hem nog zelden gezien ba<L Hij om
helsde haar hartelijk en kuste haar herhaal
de malen.
„U schijnt wel zeer tevreden over uw reis
te wezen, vader," sprak zij glimlachend.
„Dat ben ik ook, kind," antwoordde hij,
„meer dan ik gehoopt had."
„Mag ik nu dan weten, waar u heen ge
weest zijt?"
„Van avond zal ik het je vertollen. Ge zult
alles vernemen, maar nu moet ge mij wat
rust gunnen."
Met begrijpelijke spanning wachtte Emma"
don avond af. Nadat het eten was wegge
nomen, stak de fabrikant een sigaar aan,
zijn dochter nam een handwerkje en beiden
zwegen. Lindonberg beschouwde haar een
wijle, zooals zij daar rustig over haar bor
duurwerk gebogen zat en sprak eindelijk:
„Nu, ben je niet nieuwsgierig, mijn kind,
wat ik je te vertellen heb?"
Zij keek vriendelijk tot hem op en ant
woordde: „Ik laót het aan u over, vader,
mij mee te deelen, wat u goeddunkt."
Do fabrikant stond van zijn stoel op en
schreed eenige malen de kamer op en neer,
ging toen weder zitten en begon: „Het is
een gewichtige zaak, Emma, die mij onledig
heeft gehouden, maar zij is op een voor mij
bevredigende wijze opgelost, en ik hoop, dat
ge mijn besluit zult begrijpen en goed
keuren.
Het meisje legde haar werk in den schoot.
„Nu maakt u mij toch hoogst nieuws
gierig," zeide zij, „daar u mijn toestemming
verwacht. "Wat betreft het dan eigenlijk?"
Lindenberg kuchte een paar malen, stak
zijn sigaar in het aschbakje en ging voort:
„Ja, ziet ge, het is mij niet gemakkelijk ge
vallen, maar ik kon niet anch-J. Go zijt
nu toch eenmaal vast besloten in het kloos
ter te gaan, niet waar?"
„Zoodra u mij verlof geeft, dat weet u
immers."
„Zeker, en dat heeft bij mij den door
slag gegeven. Wanneer gij mij verlaat, zal
mijn huis weer eenzaam worden; de genoeg
lijke avonden, dio mij zoozeer opvroolijkten,
houden op, en ik ga een vreugdeloozen
ouden dag te gemoet. Ik moet het op do zorg
en verpleging van vrcemdo mcDschen laten
aankomen, wier diensten ik met mijn geld
betalen, maar met wie ik mijn donken en
voelen niet deelen kan. En de gedachte,
dat ik eens ziek zou kunnen worden en daa
geen enkel wezen om mij had, waartoe mijn
hart zich getrokekn voolt, dat is iets ver
schrikkelijks."
„Dan zou uw dochter komen om u te ver
plegen, vader, want dat laten de orderege
len toe," antwoordde Emma zacht. „Maar
ik zal hopen en bidden dat God u gezond
mag laten."
„Dat weet ik, mijn kind, maar ik zou je
dan toch weer moeten missen, en wellicht
juist in de moeilijkste uren. Zie, dat allee
heeft mij er toe gebracht, weer te trou
wen."
Verrast keek Emma op; daaraan had zij
niet gedacht. Do fabrikant merkte de verbsr
zing zijner dodhter, hij werd er onaange
naam door getroffen, omdat ze hem als een
stom verwijt toescheen.
„Vindt ge dat zoo vreomd? vroeg hij met
een betrokken gezicht Emma bloosdo onder
zijn blik. Zij begreep, hoo pijnlijk het voor
haar vader moest zijn, wanneer zij een be-
sluit niet billijkte, waartoe zij zelve aanlei
ding had gegeven.
„Volstrekt niet, vader," antwoordde zij
glimlachend, „ik ben slechts yerrasfc, omdat
ik aan zoo iets nu heelemoal niet gedacht had.
Maar u heeft volkomen gelijkeon goede
vrouw alleen zal uw volgond leven weer
eenigermato kunnen opvroolijken en de zorg
over de komende dagen uit uw ziel ver-
bannen."
Lindonborgs gelaat vorhelderdo. ,.Ik ben
blijde," sprak hij, „dat ge mij begrijpt, cn
ik hoop, dat de vrouw mij nor keuze u be
vallen zal."
„Wio is het?"
„Een vriendin van jo moeder. Zij was
met een dokter in L. getrouwd, maar is
reeds jaren weduwe. Het is lang geleden,
sedert zij ons hier eons bezocht, en go zult
jo haar ternauwernood herinneren, want ge
waart toon nog een kind."
„Hoe heet zij?" vroeg Emma.
„Mathilde," antwoordde haar vader. „Hier
is haar portret." Te gelijk haalde do fabri
kant een photographie uit zijn brieventasch
on reikze ze zijn dochter over. Emma be
schouwde ze oplettend, terwijl Lindenberg
op haar gelaat trachtte to lezen, welken in
druk het portret op haar maakte.
„Zij schijnt nog jong te zijn," merkte het
meisje aan.
„Niet zoo jong als zij op het portret
schijnt. Het is reeds vóór eenige jaren ge
maakt, maar zij ziet er toch ook jonger uit
dan zij is. Mathilde is omstreeks vijf en veer
tig jaar oud."
„Dat had ik niot gedacht. Naar het por
tret te oordeel n heeft zij schoon o blauwe
oogen en een goed hart. Is zij blond of
zwart?"
„Ge vraagt mij bijna te veel," antwoordde
de fabrikant lachend, „doch als ik mij goed
herinnor, heeft zij donker haar."
„Ei, dat moet u toch nauwkeuriger we
ten," hernam Emma vroolijk. „Ik zou in
zoo'n geval beter bescheid weten te geven."
„Go kunt daaruit opmaken, dat het niot
de uiterlijke voortreffelijkheden waren, dio
mij tot Mathilde brachten."
„Wel, verhaal mij dan eens wat van haar
deugden, ge kunt u toch wel voorstellen,
dat ik nieuwsgierig ben naar mijn toekom
stige stiefmoeder,"
Lindenberg glimlachte. „Ik zal het aan
jongere menschen overlaten, het voorwerp
hunner genegenheid te prijzen; op mijn leef
tijd plaatst men do zwakheden en do deug
den der menschen kalmer tegenover elkan
der."
„Een geheel volmaakte vrouw is zij dus
niet antwoordde Emma. „Ik ben recht
blij, dat ik mij mijn eigen onvolmaaktheid
maar al to zeor bewust bon."
„Ik hoop, dat jelui elkander zult ver-,
staan. Ge zult in Mathilde een verstandige
en met do wereld bekende vrouw vindon,
en in don naderen omgang met haar slechts
kunnen winnen. Zoodanige omgang heeft je
tot dusverre ontbroken, en ik zou jo dien
gaarne nog voor eenigen tijd willen ver
schaffen."
„U gaat das reeds heel spoedig trouwen?"
„Jo, waarom zou ik hot ook uitstellen?"
Wij kennen elkander voldoend4, om geen
overhaasten stap to doen. Zoo ik daarbij
don wonsch koesier, dat gij beiden nader bof
vriend moogt raken, dan heb ik daarbij te
vens op het oog, dat Mathilde door u metf
onzo toestanden en onze omgeving bekend
wordt."
(Wordt vervolgd.)