Raadgeving;, Wekeiyksehe Kalender. v v Stofgoud. ALLERLEI. OPGAVE. trekken willen zij aanspraak maken op ^ge kleed" tc zijn. Dus een soort van „rok en witte das" voor dames J Natuurlijk geen rok in denzelfden vorm als die der heeren. De damesrok zou alle vormen kunnen aannemen, spencer, jac quet, mantilla, of wel zooals Napoleon I zijn hofdames als feesttoillefc voorschreef, de „chérusque", een soort van overkleed van tullc cn kant. In theorie zou er wel iets voor te zoggen zijn, dat bij sommige gelegenheden voor dames Cv.n bepaald toilet voreischt werd en dan iets zeer eenvoudigs, iets uniforms. Het zou zeker een der groole bezwaren wegnemen, die* de samenwerking bemoeilij ken van vrouwen uit verschillende standen. Of het zelfs in dit geval doenlijk zou zijn, zou echter nog te bezien staan. Maar ver beeld u nu eens een werkelijk feest, een bal, een receptie, een soirée, waar alle dames in den rok verschijnen (Wij zullen het gemaks halve maar zoo blijven noemen). Het zou wel iets vroolijks, iets feestelijks hebbenDo eenvormigheid van de heerenkleeding kan er nog mee door, omdat de dames toch altijd „la note gaio" aanbrengen. Maar denk u nu eens een verceniging van heeren en dames, allen in „den rok" 1 En welke kleur zou de damesrok moeten hebben? Dan krijgen wij een begrafenis. "]lVit! Al niet beter, en zeker niet geschikt voor alle gelegenheden, omdat het te teer is. Blauw? De blondines zullen juichen, maar 'de brunettes? Geel of rood? Juist het omge keerde heeft plaats. Wie weet of grijs nog niet de bevoorrechte kleur zou worden 1 •Neen, ik geloof werkelijk, dat de moeilijk heden in de practijk zoo groot zouden blij ken, dat de nieuwe t.ames-unifcrm wel nooit tot stand zal komen, al mocht men zelfs het idee ernstig opvatten en tot uitvoering wil len brengen, zegt zij, die van dezen profeet je waagt. Het zou ook jammer zijn, als het ooit zoo Ver kwam. Aan de voorstanders van reform- kleeding is wel eens verweten, dat zij de vrouwen in uniform wilden steken. Dat be rust op een geheel verkeerd begrip, zooals hu iedereen, die zich eenigszins op de hoogte van de boweging wil stellen, zal inzien. Per soonlijke smaak en initiatief hebben bij rc- formkleeding evenveel te zeggen als bij de gewone modellen. Maar wat zou van smaak en opvatting terecht komen bij den „dames rok"? Kan iemand zich de grootc „dames- klecdcrmakers", zonder wier hulp zulk een ingrijpende verandering toch zeker niet tot stand zou komen, voorstellen als „uniform- makers" Neen, ik geloof, dat wij ons vooreerst nog geen rok behoeven aan te schaffen. Een slad zonder doller, zonder apotheker, zonder... enz. In Amerika doet van zich spreken zeker dr. John Dowie. Hij troedt op met de ver klaring, dat hij do wederverschijning is van Elia, den Profeet, waarop gezinspeeld wordt in Deuteronomiuin en Moleachi. Hij brengt echter geen enkel bewijs bij tot steun van zijn bewering. Hij verklaart zich eenvou dig voor den herleefden Elia en grondt die verklaring op een door hem ontvangen open baring. De nieuwe profeet wordt beschreven als ien man met een flink uiterlijk en innemend gelaat, die op zekere dagen op hot spreekge stoelte van zijn tabernakel verschijnt met een ,paar groote, vergulde vleugels op de schou ders. Als hij spreekt, verschijnt hij in groot kostuum, geheel van zijde. Zijn echtgenoot©, de sur intendant©, Jane Dowie, is zeer ele- Jrant gekleed en gekapt. Volgens de nieuwe leer was de eerste Elia )ie verstoorder, de tweede (JohanneB de Doo- per) de voorlooper, de derde (dr. Dowïo) do horsteller aller dingen. Maar vreemder dan de titels en bewerin gen van dezen man is de opgang, dien bij 'maakt. In de beide laatste jaren is het aan bal zijner volgelingen op verwonderlijke wijs 'toegenomen. Op het einde van het jaar 1899 bedroeg het getal gedoopton 5 6000. Op het 'einde van 1901: 12,000. Het totaal getal der jleden bedroeg voor 2 jaren 42,000, thans loopt het naar de 60,000. De oentraal-taber- 'nakel Sion, die plaats had voor 3000 perso Als op éen wenk openden zich de poorten 'der drie tempels en do priesters, de trouwe I dienaren van Brahma, WiBjnoe en Sivas, gekleed in lange witte gewaden, stegen lang zaam en ernstig de treden van do hooge zui- ilengangcn af; op hen volgden tempeldiena ren, wier taak het was de heilige vuren to Btoken. Een slaaf sloeg op den gong en de eerste der veroordeelden verscheen. Hij heette PronecL Zijn gelaat was af schuwwekkend, had iets idioterigs. Na een burentwist had hij, toen alles bij zijn vijand in diepe rust lag, het huis in brand gestoken en met zijn eigen handen de vrouw en de kinderen van den ongelukkige in de vlammen teruggeduwd. Zijn misdaad getuigde van een wraakzuchtig en versteend |hart en het volk, dat zijn misdaad kende, brulde achter de politiesoldaten: „Ten doode met hem, ten doode i" Spoedig echter brak, ondanks het ge schreeuw en de tegenspraak der menigte, 'een oude vrouw de keten der soldaten en wierp zich voor den koning op de knieën. Zij had zooveel geloopen, dat haar hart dreigde te bersten, en zij kwam van zóó nen, is te klein geworden, en te Chicago ie, voor den tijd van 2 jaren, gehuurd het Audi torium, een zaal, die 5000 zitplaatsen bWat, terwijl er nog bijna 2000 staanplaatsen over blijven, en de sprekers er goed worden ver staan. De eigenlijke tabernakel staat te Sion, in de nabijheid van Chicago. Vóór lö Juli 1901 was Sion een stuk wei land, thans is het reeds een stad van 4000 zielen. De bevolking on de prijB van den grond stijgen eiken dag. Sion moet, naar het plan van dr. Dowio, een groote stad worden, enkel door geloovigen bewoond. In die „hei lige stad" mag geen hospitaal zijn, geen apotheek en geen varkonsslagerij, die er trouwens in het nabijgelegen Chicago genoeg zijn, daarenboven geen drank- of tabakwin kels, geen schouwburgon en geen speelzalen. Afwijking van de leer en prediking van den nieuwen Elia wordt niet geduld. Iedereen, die twijfelt of afwijkt, ie volgens hem een „vijand van Christus." Ten gevolge van de bewondering van zijn volgelingen en van eigen handigheid, is dr. John Dowio een zeer vermogend man, die alle uitgaven en inkomsten zonder eenige controle beheerscht. Men schrijft hem het plan toe, door middel van zijn schatten, tal van zendelingen te vormen en de wereld in te zendon, terwijl overal steden als Sion moeten verrijzen. In Engeland heeft hij tot heden toe weinig vTucht van zijn pogen gezien, maar in Duitechland is het aantal Scientis- ten, dat zijn de „weters", die der geKeele me dische wetenschap den rug tookeeren en ge nezing zoeken alleen door het gebed, vrij aanzienlijk, en deze Scientistcn zijn de volge lingen van Elia-Dowic, zonder het misschien zolven te weten. Dp Duitsche keizer heeft zioh deze nieuwigheid, die vooral in de zoo genaamde „groote wereld" veel opgang maak te, sterk aangetrokken, en geweigerd aan het Hof weder te ontvangen al uezulken, die belijders waren geworden van het Dowieïa- me. Hoe de Sciontisten hun leer der genezing alleen door gebed te Berlijn ingang wisten te doen vinden, blijkt uit het volgende: In twee meisjesscholen uit do aanzienlijke klas se werd de leer van dr. Dowie openlijk ver kondigd. Men verkocht er de noodige gebe den, en de „kliniek van het gebed" vormde een bepaald lesuur. De meisjes „vlogen er op in" en oefenden zich in een daart-oe be stemde zaal, rondom behangen met Bijbel spreuken. De zieke zondaar, want hij is naar ziel en li oh aam ziek, zoekt voor beide genezing. Wil hij, na hersteld-te zijn, het vorig leven weer beginnen, dan helpt het gebed niet langer. Hij begint met een klein leesboek te koopen voor 50 penningen, dat is de voorbereiding. Dan moet hij zich aanschaffen een dor twee boeken van mevrouw Eddy, die de „ohef van de vrome kliniek" is. Het eenc boek kost 14 mark, heb andere 21 mark. Met het tweede komt men natuurlijk verder op den weg der genezing dan met hot eerste, waarvan de le zing alleen, volgens mevr. Eddy, dikwijls oogenblikkelijke genezing heeft veroorzaakt. Wijkt de ziekte niet, dan onderwerpt men zich aan het gebed der „dames van de kli niek". Elk ge-bed kost minstens 3 mark. Zegt men, dat het duur is, en dat Christus voor niets genas, dan is het antwoord, dat „Christus ook geen kosten had te maken." En zoo werkt aldus luiden de berichten het Dowieïsme nu in Duitschland, later uit Amerika misschien verder. Een geldma- kerij, die den eerbied voor het gebed, niet zal verhoogen. Het verwijderen van etiquetten, Het komt niet zelden voor, dat men oude etiquetten spoedig van flosschen verwijderen ■wil. Telkens weer doet men daarbij, wanneer men er de ware kunst niet van verstaat, de ondervinding op, dat dit zoo heel gauw niet ia zijn werk gaat. Men wordt dan kwaad of ongeduldig en schiet nog minder op. Wil men in enkele seconden klaar wezen, dan bevochtige men de etiquetten met water en houde ze boven een vlam. verre, dat haar voeten opengereten waren en bloedden. „Genade!" gilde zij „genade, voor mijn zoon. Niet hij, maar ik ben de schuldige. Uit al te groote moederliefde heb ik hem geen goede opvoeding gegeven: al zijn woor den klonken mooi in mijn ooren, al zijn han delingen bewonderde ik, om zijn fouten lachte ik, in plaats van ze te bestraffen. Niet hij is de schuldige; ik verdien de straf voor do misdaad, welke hy beging." Het volk mompelde. Maar Thollas boog zich tot de arme vrouw en zeide: „Uw moederlijke teederheid redt den el lendige. Moge dit zijn ziel steeds indachtig zijn, dat gij hem ten tweeden male het leven geeft." Atheus werd nu voorgebracht. Hij had groote, blauwe oogen en aangename, zachte trekken en men zou het niet van hem ge dacht hebben, dat hij, om een met moeite opgespaarde geldsom te bemachtigen, zijn vader vermoord had. De daad was afschuw wekkend en het volk riep, toen het van zijn verbazing was bekomen: „Geen genade.geen genade 1" Maar een vrouw snolde toe, een vrouw, in Het Afrikaanders Volkslied. Men zond aan „De Nieuwe Courant" de onderstaande lezing van het Transvaakache Volkslied Kent gij dat volk vol heldenmoed, En nu zoo diep geknecht? Het heeft geofferd goed en bloed Voor vrijheid en voor recht. Komt, burgers, laat het hoofd niet hangen 1 Eens zijn wij weder vrij 1 Eens klinkt het weer in onze zangen: Dat vrije volk zijn wij 1 Dat vrije volk, Dat vrije volk, Dat vrije, vrije volk zijn wij 1 Kent gij dat land, zoo schaarsch' bezocht, En toch zoo heerlijk schoon; Waar de natuur haar wond'ren wrocht En kwistig stelt ten toon? Ons land, ons land zal 't altijd Wijven 1 Wij houden altijd stand Of ook de Brit het in mocht lijven, Het is ons vaderland Dat heerlijk land, Dat heerlijk land, Dat ie, dat is ons vaderland 1 'Kent gij den staat, nog maar een kind, Maar jong en krachtig, vrij Een kindermoord was 't Britsch bewind Ten hulp bij rooverij 1 O, mannen, 't streven onzer dapp'ren Was schoon, doch heeft gefaald; Maar onze vlag zal eens weer wapp'ren, Waar men die nederhaalt. Trouw aan die vlag, Trouw aan die vlag, Die in ons harte nimmer daalt. Zondag;. God woont niet in tempelen, met handen gemaakt. Maandag. De liefde dringt, evenals dc lucht, overal door. Diu&dag. Nalatigheid in kleine dingen ontneemt aan groote verdiensten de waarde. Woensdag. Vat nooit een werk met halve hand aan; het is wel uw kracht waard. Donderdag. Elk liefdebetoon maakt het hart rijker in liefde. Vrijdag. Tijdverspilling is de grootste verkwisting. Zaterdag. Eerlij k^bekend is half geboet. EEN KUNSTSTUK. Eon aardigheid mot oen kaart, oen geld stuk en oen ei. Neemt, jonge lezers, oude mogen het trouwens ook doen! een'gewone speel kaart óf zoo deze in uw huis niet te vinden is, een stukje niet te dik karton, en legt deze of dit horizontaal in evenwicht op den top van den linkerwijsvinger. Legt dan een geld stuk op de kaart of het karton, zóó, dat bei de in evenwicht zijn. Do kunst is dan om dc kaart te verwijderen zonder het geldstuk aan te raken. Eerst wilt ge het natuurlijk probeeren door de kaart heel langzaam weg te trókken maar dan mislukt het stellig. De ware manier is deze: Geeft met den tweeden of derden vinger van de rechterband een flinken, plotselingen knip (door dien vinger van den duim te laten losschieten), tegen den hoek van d© kaart. $ls dit go- jeugdige schoonheid, met gouden haren als zonnestralen en een xozeroodenmiond. Bijna krankzinnig bij do gedachte aan de straf, die haar liefste wachtte, riep zij: „Koning der koningen, genade, genade, niet hij was het, ik was het." „Vrouwe, men heeft Athens gezien 1" „Maar men heeft niet gehoord, hoe ik hem alle dagen dreigde, dat ik hem niet meer liefhebben zou,. als hy my niet kost bare gordels of sieraden met edélsteenen schonk. Heeft men niet gehoord, hoe ik al tijd en altijd herhaklde: „Je vader is rijk, ik zou me willen baden in den gouden regen, dien hy bezit?" Atheus heeft eenvoudig aan mijn bevel gehoorzaamd. Hij was slechts de arm, die den diefstal bedreef; ik was de wil, di^ hem er toe noodzaakte." En Thollas sprak: „De liefde vraagt om zyn leveif, "hij zal le ven in rouwe over zijn misdaad en in de smarte u verloren te hebben." Zoo volgde een heele rij van misdadigers en ook do laagste en de meest ontaarde vond een medevoelende ziel. En terwijl het volk in zijn woede, dat het langverbeide tooneel zou overgaan, mot luid geschreeuw het offer schiedt precies in de richting van het vlak van de kaart, dan vliegt deze in een draaien de beweging weg en het geldstuk blijft lig gen. Heel gemakkelijk is dit echter niet; dat dui*ven we wel verzekeren. Maar zijt ge eenmaal zoo ver, dat ge er aardig slag van hebt, dan kunt ge de kunst met een kleine wijziging vertoonen. Vult een wijnglas half vol water en dekt het dicht met e speelkaart of stuk karton- Midden op de kaart legt ge een stevigen ring, van do grootte zooals men dien aan den vinger draagt, en met behulp daarvan zet ge op de kaart een kippenei in even wicht, met de punt naar boven. Nu moet ge de kaart verwijderen en het ei in het water laten vallen zonder ei of ring aan fce raken. De manier is precies eender als boven aan gegeven. Als de kaart gauw wordt wegge schoten met één vinger van de rechterhand, zullen ei en ring in het glas vallen. Het water maakt, dat het ei onbeschadigd blijft. Om deze kunst te vertoonen, moeten de jonge vriendjes echter eerst een veel moei lijker kunst uitvoeren: hun ouders overtui gen, dat ze zoo knap zijn, dat ze over een ei den baas kunnen spelen. Een snapper heeft niet min als tweederlei gebreken. Want die niet zwijgen kan heeft geen ver stand van spreken. Huygens. Menschen zijn er als slakken: een vies en kleverig spoor wijst de plaats aan, waar zij geweest zijn. Meester Constant ij n. Als de mensch van het verstand geen bal sem erlangen kan, dan smeekt hij er de hoop of de begoocheling om, en wonder! een van beide ontfermen zich dan wel over hem. Jean Paul. Niets spreekt meer vanzelf, dan dat onze hersenen op later leeftijd gaarï gelijken op een akker, waar bij veel vruchtdragend koorn een heele voorraad onkruid opgescho ten is van allerlei schoolsche en maatschap pelijke stellingen, dogma's cn voorooxdeelen. L. Bamberger. Idealisme is iets kostelijks, en men waar deert het zeer, wanneer liet zich in behaag lijke algemeenheden uitspreekt; maar wan neer het met de belangen en met de zaken in strijd komt, dan is het een dwaas idea- lisme. L ndwich. Eén telegramvijf taarten en één commies. Dc volgende vermakelijke geschiedenis is onlangs te Tjimahi, op Java, voorgevallen. J Een officier, aldaar in garnizoen, verlangde voor een feestelijke gelegenheid een taart en bestelde die bij een banketbakker te Welte vreden, den volgenden dag per spoor te ver zenden. Den volgenden dag kwam een groote trommel van Versteeg, den banketbakker, vergezeld van een groote rekening voor vijf taarten. De officier zag de rekening op nieuw in; eer stond werkelijk: vijf taarten, keek in de trommel en vond daar ook vijf stuks van het heerlijke gebak- Hij 6ehreef on middellijk aan de firma Versteeg, dat hy maar één taart had besteld, en zond vier taarten terug; wat moest hij met al die zoo-' i tigheid doen? De firma Versteeg kreeg v.e taarten en den brief met bekwamen spoed, kéék er van op, zag er het telegram nog eens op na: daaT stond toch duidelijk vijf-taar ten. En heb onbegrijpelijke werd nu ineens dui delijk: de telegraafdienst had zich, vergist: vijf. in plaats van één geschreven. De firma bedacht zich niet lang, maar schreef een brief aan den hoofd-inspecteur van den post- en telegraafdienst onder aan bieding der stukken van overt ui ring: het te legram en de vier taarten. De hoofd-inspoe- teur niet gewoon aan verrassingen buiten <flie. eischte, ontstond er in Thollas7 ziel weder rust,-tevredenheid en bope. Eindelijk bracht men den kaatsten gevan gene voor. Op den weg, welken hij nam, week het volk verschrikt en huiverend terug. En toch was hij dief noch brandstichter of moordenaar. Zijn misdaad was afschuwelijker: hij was melaatsch. Een oogenblik wachtte de koning; ma-ar welk oog had dezen weerzïnwehkenden aan blik langer kunnen verdragen? Aan welk wezen op aarde zou zij n dood smart ver oorzaakt hebben Dit mensch was geheel verlaten. Ongaarne echter wilde de koning hem door een teeken met de hand aan den opperpriester nitleveren. Toen begon dit Tampzalïge overblijfsel van een mensch van schrik over het lot, dat hem wachtte, luide te jammeren; lüj riep de doode ouders te hulp en de verdwenen vrienden En terwijl hij zijn stem verhief, kwam uit dc dicht ineengedrongen rijen van het volk een liond te voorschijn, een armelijke hond, met vuil vel en neergebogen staart; hij kwam en likte medelijdend diens pijnlijke wonden. welke hem dagelijks over de slechte werking van den dienst gebracht worden, keek vreemd op, toen hem op net kantoor vier taarten werden bezorgd, dacht aan een aan gename verrassing, doch de glimlach bestierf op zijn lippen, toen hij kennis had genomen van den brief en het telegram. Hjj' zond den brief met de daarbij behoorende bewijsstuk ken, de taarten incluis, naar hot postkan toor te Weltevreden voor onderzoek. Toen de taarten het postkantoor werden binnengedragen, keek het personeel, even zeer geen andere dan onaangename verras singen gewoon, verheugd op; wie bedacht zoo mildölijk de ambtenaren 1 Men stak de hoof den bijeen; dacht, dat misschien een der on langs in zijn examen geslaagde commiezen aan het trakteeren sloeg. Doch toen de chef de brieven had doorgelezen, veranderde ook op zijn gelaat de welwillende trek en de on gelukkige, wiens naam onder het telegram prijkte, werd op niet al te zachtzinnige wijze ter verantwoording geroepen. Nog meer ver bazing bij het personeel; Wat rtond nu te ge beuren Men wachtte in angstige spanning tot het onderhoud tusschen den chef en den minderen ambtenaar geëindigd was en toen deze laatste weder onder zijn collega's ver scheen, met een benepen gezicht vertellend wat gebeurd was en hoe hij zijn fout moest boeten door de taarten te betalen, klonk eeni- gen tijd niets anders dan een hartelijk gelach door het postkantoor. £/elfs de schuldige ambtenaar lachte mede, al ging het hem af als een boer, die kiespijn Imeffci Een der collega's, die niet >Jléén oog had voor dc komische zijde der zaak, schafte ech ter raad. Hij nam een hoed, wierp er een' geldstuk in en ging op-inzameling uit; men legde botje bij botje en kreeg zoo het geld voor de taarten bijeen. En toen werd nauwgezet tot de verdeeling overgegaan; ieder kreeg zijn portie en in minder dan geen tijd bleef van de taarten niets anders over dan de aange- "~name herinnering. Dit is de ware geschiedenis van één fou tief telegram, vyf taarten en één commies, zooals zij onlangii is afgespeeld. Zeer vereer end. Moeder: „Ja kind, &1 dc zijden kleeren, die ik draag, komen van_ een onnoozel wormpje." Kleine Marie: „En dat onnoozel wormpjo is papa, nietwaar?" „Maar, jongen, dat zijn toch geen manio- ren I" zei een dame in een winkel tot een jeugdigen verkoo^er achter' de toonbank, die onophoudelijk floot. „Dit is op last van mijn patroon, me vrouw J" „Wat zeg je?" „Ja, h3j heeft ons nog gitteren gezegd, dat, als we iets aan u verkochten, wij naar het geld moetón fRritem I" Op heeterdaad. Hij: „Die ri.'-nc eigen schap hebben toch alle vrouwen zonder on derscheid gemeenzij moeten altyd tegen spreken P Zij: „Dat is nieb waar 1" Vreemd bevel. Kapitein: „Overste, ik kom u meedeelen, dat de zwemschool voor •de manschappen veel te Hein wordt." Overste: „Dan zullen wij verplicht zijn er een vendieping op te zetten l Op de kostschool. Kostschoolhouder; „Noem my nog een huisdier." De Leerling zwijgt. Kostschoolhouder„Nu, wij hebben et vanm iddag nog van gegeten. "Leerling <(sneT)„Het paard.- "Vormt uit de letters daaaanprh den naam eenex stad op het Scandinavisch' Schiereiland. De be teekenis van den Kebus. in het nunr- mer der vorige week is; Ondereenmenging IHofc antwoord op de Opgave wordt gege ven in het nummer der volgends week]. Verstooten van dc z.jnen, vervloekt door ^e meuBehen, was den ongelukkige toch nog een wezen aanhankelijk gebleven: zijn hond. F.h 'ThoLlas, bewogen, sprak: „Genade zij -ook dezen melaatse-he Op hetzelfde oogenblik need met slappe teugels een 'krj&srnan, bedekt met zweet en stof,.tot aan de Deden van den koninklijken, tro^m. "Vdot 'bij nog aan het woord komen kon vroeg de heerecher; „Wat brengt gij V' En de bode: „Wij hebben overwonnen!" Thollas •stiet een trduurfkreet uit. „Overwonnen," riep bij, „ten slotte over winnaar! Priesters en volk, hoort mij! Gij ziet nu, de goden versmaden het offer, het levenOm hun wil duidelijk te openba ren, hebben rij gewild, dat het laatste von nis geveld zal -worden, van een medelijdend hart. En nu, gaat en vergeet niet, dat een ongelukkige, hoe groot ook zijn misdaad moge zijn, of do afschuw, dien hij verwekt, niet keelemaal is verlaten. Altijd toeft eeö vriend in zijn nabijheid, die over zijn fouten 1 of zijn wonden den voldoenden balsem van eibarmen uitspreidt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10