LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG II JUNI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
Officieels Kennisgeving.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
No.. 12973
Burgemeester en wethouders van Leiden,
Gezien de circulaire van den Staatsraad
Gouverneur van Zuid-Holland van den 21-
et-en Augustus 1831 (Provinciaalblad No.
110).
Brengen ter algemocne kennis, dat ter vol
doening aan het Koninklijk Besluit van den
lsten dier maand No. 72, de Dankdag of
Godsdienstige viering der overwinning van
.Waterloo, ditmaal op Zondag den löden de-
ter maand, zal worden gehouden.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
Leiden, H. C. JUTA, Weth., loco-Burg.
12 Juni 1902. VAN HËYST, Secretaris.
Burgemeester en wethouders der gemeen
te Leiden, ontvangen hebbende een cir
culaire van den Commissaris der Koningin
in de provincie Zuid-Holland, van den 15-
den ""Januari 1902, houdende uitnoodiging
om, door het aansporen der ingezetenen tot
milddadigheid, zoo veel mogelijk het wel
slagen te bevorderen der jaarlijksche col-
ilecte, welke ten gevolge van Zijner Majes-
tcits dispositie, van den 16den November
'1820, No. 81, door de Districtscommissie
tot aanmoediging cn ondersteuning van den
Gewapenden dienst in de Nederlanden, zal
worden gehouden, brengen ter algomeene
kennis dat, ingevolge het verlangen van ge
melde commissie, de genoemde collecte zal
'geschieden, door daartoe gemachtigde per
sonen, met gesloten bussen, om Maandag,
Dinsdag en Woensdag den 16den, l7den en
18den Juni aanstaande, aanvangende 's mor
gens te negen uren, aan de huizen der inge
zetenon, die verzocht worden op de uitrei
king hunner liefdegiften orde to 6tellen.
Burgemeester en Wethouders, gaarne vol
doening aan het verlangen in gemelde circu
laire vervat, noodigen de ingezetenen dezer
gemeente dringend uit, door onbekrompene
Bijdragon krachtdadig mede to werken tot
de ondersteuning der instelling, welke zij
zoo zeer behoeft, maar gelooven tevens dat
de bestemming van de opbrengt dier col
lecte reeds een goede uitkomst verzekert en
ivoor ieder rechtgeaard Nederlander, die in
de geschiedenis van zijn eigen land geen
vreemdeling is, alle verdere aansporing
overbodig maakt.
Het fonds, tot instandhouding waarvan
die gelden worden ingezameld, strekt toch
niet slechts in het belang der verminkten en
infirmen van den gedenkwaardigen en be-
elissonden Slag bij Waterloo (een dwaalbe-
,grip dat bij velen heerscht), neen, ongeluk-
kigen van iederen strijd, waarin ons vader
land gewikkeld was en nog is, ondervinden
het steeds, dat tc hunnen behoeve een blij
vend liefdewerk is gesticht: strijders van
den Belgischen veldtocht, handhavers onzer
macht in Oost- en West-Indische bezittin
gen, veteranen van 40-jarigen dienst, genie
ten nu reeds, of hebben althans het vooruit
zicht to genieten, van hetgeen hun landge-
nooten hebben weggelegd en thans nog af
zonderen tot leniging hunner smarten, tot
Ondersteuning van hunnen gebrekkigen
Ouderdom.
Dc Nederlandsche soldaat wete hot, dat,
zoo hij werkelijk in en door den dienst in
firm is geworden, er een fonds bestaat, met
het dool om door toelage, boven cn behalve
zijn ponsioen, zijn ongeluk to verzachten
ipaar het Nederlandsche volk zij er dan ook,
door dankbare belangstelling gedrongen,
gedachtig aan dio ondorsteuning met meer
mildheid te verleenon, opdat het fonds aan
al die billijke aanvragen voldoe on de lijst
der sollicitanten niet nog een aanzienlijk
f' etal blijve aanwijzen, tot beschaming van
en tijdgenoot, die aan het werk, eenmaal
Zoo krachtig aangevangen, slechts met slap
pe handen voortbouwt.
Moge de goede uitslag dezer inzameling,
waarvan Burgemeester cn Wethouders zich
reeds vooraf overtuigd houden, het doen
zien, dat deze roepstem niet te vergeefs ook
tot Leidens ingezetenen werd gebracht 1
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
Leiden, 11. C. JÜTA, Weth., loco-Burg.
12 Juni 1902. VAN HEYST, Secretaris.
Mr. H. S. Veldman, te Kampen, spreekt
in het Handelsblad nog een woord over de
haringspeetsters-quaeBtie.
Hij releveert het feit, dat het „Nationaal
Bureau voor Vrouwenarbeid" een onderzoek
heeft ingesteld bij de spectators zeiven naar
de vraag: of het ontwerp (om den nachtar
beid toe te staan) werd begroet als in haar
voordeel
Bijna eenparig luidde het antwoord, dat
het in haar voordeel werd geacht, om
finanoioele redenen.
Er blijkt dua, zegt mr. Veldman dat
de geldvraag alles beheerscht. De vrouwen
willen liever '6 naohts werken, alleen omdat
zij daardoor in staat worden gesteld de ver
diensten van het gozin een weinig te ver
meerderen. Met bet argument, da£ de ge
huwde vrouwen naar een bijverdienste zoe
ken tot onderhoud van haar gezin, moet
naar het Nationaal Bureau voor Vrouwen
arbeid reeds terecht heeft opgemorkt „he
laas rekening gehouden worden, omdat hot
wortelt in de realiteit."
Kan vraagt mr. Veldman de nachtar
beid worden nagelaten, zonder dat do vis-
6cherij daardoor te gronde gaat of ten min
ste groote bezwaren ondervindt?
Twee redenen zijn aangevoerd tot verdedi
ging van den nachtarbeid:
lo. De 's avonds aangevoerde haring moet
nog gespeet worden, ten einde den volgendon
morgen met den eersten trein verder te kun
nen worden vervoerd, ter wille van don
marktprijs.
Het is dus de concurrentie, die tot grooten
spoo 1 drijft. Wordt het speten uitgesteld en
wordt dus do haring niet met den eersten
trein naar de marktplaats vervoerd, dan zul
len do bazen schade lijden ten gevolge van
hun te-laat-komen. Maar de vraag moot
worden gedaan of dit ook het geval zou zijn,
ten minste in die sterke mate als thans, in
dien voor alle haringindustrieplaatsen de
nachtarbeid g e 1 ij d o 1 ij k ware afgeschaft?
2o. Andera bederft de haring. Althans de
Zuiderzeeharing. De Noordzeeharing kan op
zee worden gezouten. Maar do eerstgenoemde
is, door de zachtere huid, doorvoor te gevoe-
lig.
De vraag ia dus, meent mr. V.. of er geen
anderewijzevan conserveer en be
staat? Hierover moet licht worden ontsto
ken.
„Zoo ziet men, dat met elkaar in strijd
zijn de menschelijko en zedelijke eisch van
nachtrust en de natuurinvloeden. Zijn deze
twee niet te verzoenen Dat moet door des
kundigen worden uitgemaakt en ban niet in
3e studeerkamer worden uitgevochten De
Kamerleden, die straks over het wetsont
werp hebben to oordeelen, hebben dus een
moeilijke taak te verrichten Het College
voor de Zecvisseherijcn en andere deskundi
gen moeten wel het noodïge licht verschaffen
wat dezo technische punten betreft. Want
daarvan hangt de beslissing geheel af."
Het Weekblad van den Diamantbewer-
kersbond publiceert een door den hoofdcom
missaris van politie uitgegeven „Algemeene
Order" in zako het optreden tegen het zoo
genaamde posten" bij werkstakin
gen, zooala het in den titel luidt. Na een
omschrijving van het „posten" als „een
plaagsysteem, waardoor men tracht hen, to
gen wien dit gericht is, tc dwingen zich aan
don wil van andersdenkenden to onderwer
pen", vervolgt de hoofdcommissaris:
„De Justitie ia van oordeel en doet mij
kennen, dat ook zonder dat een bepaaldo
strafbepaling is overtreden, do politie ge
rechtigd en ook verplicht is, de personen op
den openbaren weg to beschermen tegen
overlast en belemmering in hun beweging
en verkeer, en omdat artikel 4 der Grond
wet aan een ieder aanspraak geeft op be
scherming van personen en goederen, èn
omdat elke belemmering in het vrije ver
keer op den openbaren weg geacht mag wor
den in strijd te zijn met de openbare ordo.
„De maatregelen van preventieve politie,
tegen dit zoogenaamde „posten" gericht, be-
booren het karakter te dragen van bescher
ming tegen werkehjken overlast en belem
mering in het vrije verkeer, behooren toe
gepast to worden, wanneer de zoogenaamde
„posten" handelingen plegen, die als be
lemmering of overlast zijn te qualificecren,
zooals bijvoorbeeld het op onaangename
wijze toespreken, stelselmatig voor de voe
ten loopen, opzettelijk tegen iemand aan
dringen, enz., enz., in één woord, hande
lingen, die aan het volgen of postvatten een
meer mot de openbare orde en veiligheid
strijdend karakter verleenen.
„De middelen, ter beschorming aan te
wenden, zullen uit den aard der zaak in de
eerste plaats kunnen bestaan in aanmaning
on verbod, en wanneer zulks niet baat, in
tijdelijke verwijdering van de plaats, waar
de persoon of personen, tegen wien de over
last ia gericht, zich bevindt of bevinden.
„De politie is in het algemeen bevoegd om
preventief op te treden tot voorkoming van
stoornis der orde of veiligheid, hetgeen bij
rechterlijk gewijsde is beslist.
„Hoewel dus uit het bovenstaande volgt,
dat onder de daarbij genoemde omstandig
heden niet alleen het recht, maar ook de
plicht tot preventief ingrijpen dor politie
uitdrukkelijk wordt erkend, zoo zij men er
op bedacht, dat tijdelijke verwijdering nog
niet in zich sluit het overbrengen naar een
bureau van politie of posthuis, doch be
doelt, het zoover, desnoods met geweld, in
een andere richting wegleiden van hem of
hen, die overlast aandoen, dat do te bescher
men persoon bepaaldelijk gelegenheid heb-
be verder ongemoeid, dat is frank en vrij,
zijn weg te vervolgen.
„Het is duidelijk, dat, wanncor tijdens
dit weggeleiden deze persoon of personen
zich schuldig mochten maken aan een feit,
bij de wet als overtreding strafbaar gesteld,
wel degelijk de bevoegdheid bestaat hem ter
fine van adres naar een bureau of post
huis te geleiden, opdat proces-verbaal kan
worden opgemaakt."
De hoofdcommissaris verzoekt commissa
rissen en afdeelingschofs, omtrent deze
voorschriften zoolang „theorie te houden"
met hun personeel, tot een ieder het goed
begrijpt en in staat is het toe te passen.
De redactie van het W eekblad zegt toe,
deskundig advies te zullen inwinnen om
trent de rccbtsgeldighoid der wijze van op
treden, in de „Algemoone Orde" voorge
schreven.
De Nieuwe Rotterdam-sche Courant bo-
sprak do jongste algomeene vergadering van
de L i b o r a 1 e U m o en de beide aldaar be
sproken punten: de herziening onzer Armen
wet en de voorbereiding ecner campagne
voor Grondwetsherziening, ten einde te ge
raken tot algemeen kiesrecht. Het blad criti-
seert do rede van don heer De Kanter over
Armenzorg en wijst ter toelichting op do
noodzakelijkheid, om, wil men met een drin
gend noodigo hervorming op dit sociale o-
bied slagen, met veel taot en beleid te werk
te gaan om hot vertrouwen to winnen van
de kerkelijke partijen.
Waar de besturen on leden dur korkolijko
en bijzondero instellingen van weldadigheid
moeten rekennen, dat modewerking van den
Staat op dit gebied volstrekt onmisbaar is,
daar zijn zij ook als goede 6taatsburgors ver
plicht, met behoud van allo vrijheid bij do
vervulling hunner taak naar eigen opvat
ting, aan den Staat de medodeelingen te ver
strekken, zonder welke hij zijn taak niet be
hoorlijk zou kunnon verrichten. Het is een
gelukkig verschijnsel, dat dit niet alleen in
liberale kringen wordt ingezien, en het wan
trouwen begint te wijken, dat van do zijde
der kerkelijke armverzorging tegen staatsbe
moeiing op dit gebied zoo dikwijls is geble
ken. Zal het ooit goed gaan, dan moet er
vertrouwen gewekt worden, vertrouwen van
weerszijden, bereidwilligheid om in te lich
ten en mede to deelen, neiging tot onderling
overleg en samenwerking.
Daartoe kunnen aic>t leiden uitdrukkingen
als die van den heer Do Kan ter, dat hij den
heer Borgcsius, die zich terecht verheugde
over hetgeen in Tijdspiegel en Nederlander
van nict-liberale zijde over dit onderwerp ge
schreven is, onder vier oogen wel eens zou
inlichten omtrent de eigenlijke bedoeling
van de artikelen in De Nederlander. Do
woorden, waarin de spreker de taak van den
wetgever beschreef, als geroopon om op dit
gebied de samenwerking van de overheid, do
Kerk en de particuliere armenzorg te orga-
niseeron en vast te leggen, klonken ons alme
de to sterk en voor de overzijde waar mon
voor organiseeren en vastleggen zoo beducht
is, eer afschrikkend dan aanlokkend. Wij
dienen vooral in deze zaak alles te vermij
den, wat aan onze politieke tegenstanders
aanleiding zou kunnen geven om hunner
zijds eenige geheime bedoelingen bij ons to
onderstellen.
Wat betreft de door de U n i e op touw ge
zette beweging voor Grondwetsherziening,
meent de Nieuwe Bottcrdanische Courant,
dat zij zich eerst wel eens klaai en duidelijk
voor oogen had mogen stellen, hoe ver zij
met algemeen kiesrecht wenscht te gaan,
wolk stelsel van evenredige vertegenwoordi
ging de voorkour gegeven moet worden, wel
ke veranderingen zij wensoht in de samen
stelling van en do verkiesbaarheid voor de
Eerste Kamer on vóór alles of werkelijk net
algemeen kiesrecht zou zijn do bevrediging
van een nationale behoefte. Ten aanzien van
dit laatste zegt de Nieuwe Rotterdamse/ie
Courant
„Toch durven wij betwijfelen, of do behoef
te aan een kiesrecht, dat den naam van „al
gemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen"
zou kunnen dragen, zij het met eenige uit
zonderingen, en dat dan toch volgons het
programma der „Unie" niet to vorkrijgen
zou zijn zonder Grondweteherziening, in
derdaad zoo sterk is cn in Nederland zoo
sterk wordt gevoeld, dat een campagne voor
een Grondwetsherziening, cuo de invoering
daarom m o g e 1 ij k zou maken, zij zou
ook tot andere uitkomsten kunnen leiden
kans van slagen zou hebben. Een veld
tocht voor een botoTO regeling van onzo ar
menzorg on andere sociale horvormingen
komt ons vooralsnog wel zoo verkieslijk
voor, on schijnt meer uitzicht aan to bieden
voor voldoenden bijval. Als men met den voor
zitter vraagt naar „werkelijk nationale be
hoeften", dan kan onzes inziens dezo Grond
wetsherziening niet in de eerste plaats ge
noemd worden. Zoo wanhopig staan v.zaken
in Nederland nog niet, dat hot aanbeveling
zou verdienen, voor een Grondwetsherziening
te ijvoren, die tot algomeen kiesrecht maar
ook tot een ander kiesrecht zou kunnen voe
ren, of, meent men van het eerste zeker te
zijn, hot nu maar eens met algemeen kies
recht to wagen, zondor te weten wat uit ons
brengen zou."
Dc Provinciale Groninger Courant is vol
daan over do redo van den voorzitter der
Liberale Unie, in de jongste algemccne
vergadering uitgesproken, in zoover daarin
van algemeen kiesrecht gesproken wordt
met uitzonderingen, derhalvo het karakter
dragende van een in het algemeen belang
toevertrouwde functie, en geenszins van con
aangeboren of natuurlijk recht. Maar hot
blad vindt zich teleurgesteld, omdat in do
ontwikkeling van het krijgsplan met geen
enkel woord sprake is van een overleg met
de verschillende fractiën der liberale partij
do fractie MeesRoöllTydeman on an
dere, noch van een samonworking mot do
vrijz.-democraten. Ook over do samenstel
ling der commissie van voorboreiding is
geen lottergreop losgelaten. Bestaat zij uit
,,Unio"-mannen alleen? En zal straks op do
algemccne vergadering voorgesteld worden
overleg te plegen mot de andero groopen der
liberale partij Daarover heeft do voorzit
ter volslagen het stilzwijgen bewaard. En
toch: hot bestuur erkent het, spreekt het
sterker uit dan ooit te voren is gezegd, dnt
„onkel door eendrachtig optreden in ons
land do liberale beginselen kunnon over
winnen".
„Dat het „Unie"-bestuur naar het op don
voorgrond stellen van hot kiesreohtvraag-
stuk onder do tegenwoordige omstandighe
den wil sturen, spreekt van zijn trouw aan
eigen program. Dat het geen definitiovo be
slissing wil uitlokken vóór precies is om
lijnd, wat op dit puDt mag en moet worden
geëischt en verlangd, getuigt van wijB be
leid. Maar alleen als het dezo omlijning on
derneemt en althans alleen als zij wordt
vastgesteld in ruggespraak met en instem
ming van hen, die do voorzitter voor oogen
had, toen hij in zijn toespraak terecht afkeu
rend gewaagde van de felle bestrijding, die
zij vaak elkaar aandoen, „die elkaar hot
naast staan in do politiek," olloon dun
kan do actie tot een gunstigen uitslag voe
ren. Hier ligt do „clou". Over haar bovat
de presidiale toespraak niets. En zondor
haar is alles vruchteloos."
Het Vtrechtsch Dagblad schrijft:
„Do Prov. Gron. Crt. is in de wolken over
het feit, dat. het „Unie"-bestuur beproeven
wil allo liberalen plus do vrijzinnig-demo»
I craten voor algemeen kiesrecht to vangen.
„Precies ons idéé 1" roept zij uit.
En zij juicht reeds over do uitdrukking
in de rede dos voorzitters, dat algemeen
kiesrecht, „gezond" opgevat wat do
Prov. Gron. Crt. óók wou uitzonderingen
toelaat en eischt.
En zij speurt tot haar vreugde do overtui
ging bij hot „Unie"-bestuur, dat het kies-
recht is een in het algemocn belang toever
trouwde functie, geen aangeboren of na
tuurlijk recht.
Dat nu het kiesrecht staatsfunctie is, zijn
wij met de Prov. Gron. Crt. eens.
Maar ciliove, voor aangeboren of natuur
lijk recht houden het do vrijzinnig- en so
ciaal-democraten.
Daar staat het ,,Unio"-bestuur nu al op
een principieelen tweesprong.
Bepaalt het het kiesrecht als staatsfunctio,
dan krijgt het de vrijzinnig-democraten niet
mee; en oordeelt het het kiesrecht een aan
geboren recht, dan past voor verdoro sa
menwerking de vader van het denkbeeld, de
Prov. Gron. Ct. met allen die rechts staan
naast dezen.
Zoo men wil prceiseeren, op krakeel loopt
het in iedor geval uit.
De heer Goeman Borgesius zal zich mis
schien nog wel bedenken vóór hij een voor
zittersstool inneemt, waaronder van zulko
plannen het dynamiet ligt."
Onder do daden, die mon van onzo Chris
telijke Rogccring verwacht, behoort, volgeua
De Nieuwe Koerierzeker niet in de laatste
plaats do herstelling van do aalmoeze
niers bij het leger.
Het blad is overtuigd, dat ons Cliristelijk
volk, dat zijn zoncu aan hot leger moet af
staan, daar recht op heeft.
Ten gunste van dezen maotrogol heeft i'r.
Kuypor zioh bij voorbaat uitgesproken, daar
hij reeds in 1878, bij do toelichting van hot
A.-R. Program, aandrong op: „do aanstel
ling van veldprodikors, en daardoor her
stelling van het gosdienstig karakter onzot
leger-organisatie.
Vorder schrijft De Nieuwe Koerier:
„Dr. Kuyper, dio voor deze horvorming
ongetwijfeld een kraehtigon bc idgcnoot zal
vinden in den katholieken Minister van Oor
log, gcnoraal Bergansius, zal nu voorzeker
niet. willen nalaten do aanstelling van aal-
moezeniors on veldpredikers to bovordcron,
wat hij als een noodzakelijk gevolg be
schouwt van de invoering van den persoon
lijken dienstplicht on van do zorg, die do
Staat moot hebben voor do jongelingen, door
de Wet aan hun familie* ontrukt.
Wanneer wij zoo stork aandringen op do
aanstelling van o&Lmoezoniors, die vrij on on
gehinderd toegang roooton hebben tot do ka
zerne on vooral tot do militairo hospitalen,
gesohiodt zulks, omdat wij overtuigd zijn,
dat de tegenwoordige regeling onvoldoende
is."
Het Rocrmondsohe blad zegt tot besluit:
„Weshalve do herstolling van dc aalmoeze
niers bij het leger ons van het grootste be
lang toeschijnt, dat wij aan de Christelijke
Rogcoring en aan onzo Christelijke Kamer
leden ter ornstigo overweging aanbieden."
Onder het hoofd „Een ridder van de droe
vige figuur" goeft ILct Centrum in ccn drie
ster hot volgende to lezon:
Het wordt bepaald onuitstaanbaar, zoo
als do heer Oharlos Boissovain
zich tolkens in het Handelsblad aanstelt ton
opzichte van d r. Kuypor.
Nog niemand hebben wij daarover go-
hoord, ook onder liberalen, die niet pijnlijk
door dit voortdurend gerei wordt aange
daan.
Nu weer twee dagen achtereen trekt het
Handelsblad los, naar aanleiding der nota,
die onze Minister in Februari aan de En-
gelscho Regeering liet zonden, om aldus bij
De Pleegzuster.
88)
Marie Louise weende niet meer. Stil, met
steeds koeler, trotscher uitdrukking, luister
de zij, zonder een woord te zoggen.
Ook toen mevrouw Wengerska uitgespro
ken had, bleef zij zwijgen, totdat ze tcedcr
haar hand voelde drukken.
„U heeft gelijk", sprak ze nu dof; ik bob
geen reden, aan uw opvatting te twijfelen...
Ik weet nu, wat mij te doen staat; ik weet,
hoe ik tegenover hem moot staan. Ik dank
li hartelijk, mevrouw; uw waarschuwing zal
niet verloren gaan."
„Pas op, kindlief, dat deze ploteelinge,
toiot goheel naturlijke kalmte je niet op liet
beslissende oogenblik even plotseling ver
laat," zei Sonnya opstaand. Ze kuste Marie
op het voorhoofd.
„We zullen zien; ik heb den nacht om te
rusten voor mij
„Nu, dan verlaat ik je."
Een korte moederlijke omhelzing, on de
stille, donkore gestalte gleed de kamer uit,
met een laatston melancholischen blik. Op
dc gang bleef ze staan luisteren, als vreesde
tv u^^ars^^n8i uu het meisje alleen was.
k °ch het bleef stil, en bevredigd ging zij
XXII.
Den volgenden morgen was do zon bedekt
door nevelen.
Von Wahlbeck zat niet in de bibliotheek,
öiaar op zijn oude plaats in dc groote tuin-
amer, hij wachtte Mari\ onder voorwend
sel, haar eenige brieven te dictceren, in wor-
kelijkheid om in haar schoone oogen naar
haar wonsdien, haar hopon en haar liefde te
vorschen.
Dien nacht had hij van haar godroomd, en
met hartstochtelijk verlangen wachtte liij
haar; hij trachtte zich to kalmeeren, om niet
straks, toegevende aan zijn vurigst bogeeren,
haar in zijn armen te sluiten*
Hal daar kwam zij. Hij hield do blikken
onafgewend op do deur gericht. O, als hij
maar hot geringste teeken van liefde op haar
gelaat zag, danHij vreesde en hoopte te
gelijk.
Maar het was de aangebedene niet. Son
nya trad binnen; langzaam naderde ze zijn
stoel.
„Baron, u wachtte mij niet, maar ik moet
wel komen. Ons gesprek van gisteravond,
en
„Ziet u daarom zoo ontroerd, mevrouw?
Och., hot komt er immers niet zooveel op
aan. Weigert de zuster, u haar vertrouwen
te schenken? Welnu, dan zal ik zelf trach
ten, het te winnen. Overigens kan ik over
mijn bedoelingen ook nog met haar verloofde
spreken
Hij verwonderde zichzelf over zijn kalmte;
hij wilde echter die vrouw geen blik in zijn
binnenste gunnen.
„Baron", sprak Sonnya, „wat ik u te mel
den heb, is verrassend, onaangenaam ver
rassend zeker voor u...."
„U maakt mij nieuwsgierig 1" bracht hij
uit met gedwongen onverschilligheid.
„Zuster Marie is van morgen afgereisd."
Hij had uit hot raam gekeken, als interes
seerde het gesprek hem in het geheel niet;
nu wendde hij eensklaps het L n zag
haar strak aan.
„Watmoet datbeduiden?"
Zijn handon zochten do stoelleuningen.
Sonnya bleef, met de hand op do tafel steu
nend, rustig staan praten.
„Ik ben gisteravond, ingevolge uw ver
zoek, bij haar gegaan, om haar te vTagen..."
„Verder 1"
„Zij scheen blij verrast over zooveel goed
heid en grootmoedigheid en..."
„Zool Blij verrast was zo, zegt u?"
,,'t Scheen zoo, baron. In hoovor het ge
meend was, weet ik natuurlijk niet. Ze wilde
u heden haar dank betuigen."
„En nu is zo weg? Afgereisd? Waarom?
Wat dreef haar?"
„Van morgen om vijf uron kwam ze mij
vertellen, dat ze gisteravond nog een tele
gram gekregen had: haar verloofde was ziek.
Zij achtte zich hier als verpleegster niet
meer volstrekt noodig, ze had buitendien al
aan den professor geschreven, of het geen
tijd werd, haar terug te roepen naar Ber
lijn, en ze had dus", in begrijpelijke bezorgd
heid over haar verloofde, zich voroorloofd,
het besluit te nomem, met den vroegtroin te
vertrekken.
„Dat is niet waar!" riep hij heftig.
Mevrouw Wengerska trad terug; in haar
oog vlamde zooveel gekwetste trots, dat hij
er bijna van schrikte.
„Ik bedoel... ze heeft geen telegram gehad.
Zij wilde weg... wijl zo met r 'j niet meer
over do zaak wilde spreken... mij niet meer
zien wilde 1"
Sonnya keek even naar den grond, eer ze
den blik tot hem ophief, weder kalm als ge
woonlijk.
„Dat geloof ik ook."
„Vraag eens aan de bedienden... of liever:
stuur Eineck of Michael hier, dan kan ik
ze zelf vragen."
„Gelooft u mij niet meer, baron?"
„Och wat, daarvan is geen sprake; ik wil
zelf weten... zij heeft geen dep écho gekre
gen... waarom ontvluchtte zij?"
„Maar waarom geeft u mij een blijk van
wantrouwen? Wilt u daarmee to kennen ge
ven, dat ik mij onhandig van mijn taak ge
kweten hebt?"
„Misschien heeft zo zelf hot telegram toe
vallig aangenomen. Ze is zelf nog een brief
wezen wegbrengen."
„Eija, dat kon mogelijk zijn; intue-
schen..."
„Baron, mag ik nu eens eerlijk mijn mcc-
ning zeggen?
Haar toon was geheel veranderd, en een
spoor van een blos kwam op haar wangen,
terwijl zo hem smeekend aanzag.
„Wat is 't? Wat weet u?"
„En zal u niet boos worden? Ach, mijn
oogen zien zooveel; door het lijden zijn zo
geoefend I..."
„Nu ja,; wat zag u?"
„Zuster Marie gelooft, vreest, do He
mel weet, door welke aanleiding dat u te
genover haar gevoelens koestert, die niet
goed voegen bij dc haro ten opzichte van
haar verloofde. Ofschoon ze, naar mijn idee,
niet al te sterk aan hem gehecht is, is zij een
karakter, dat het voor misdaad zou aanzien,
zich door iets in do eenmaal beloofde trouw
aan het wankelen te laten brengen..."
„Wie wil haar aan hot wankelen bren
gen vroeg hij ruw.
Zij zweeg een seconde, eer ze antwoorddo:
„Misschien haar eigen week, gevoelig hart,
dat zich niet sterk gevoelt, do verzoeking
uit den weg te gaan."
Vragend zag hij haar aan. Wat had die
vrouw een scherpen blik! dacht hij onwille
keurig bewonderen»'; welk een fijn combi
natievermogen Hij zou later uitvoeriger met
haar sproken, haar raad vragen misschien
als hij niet zelf tot klaarheid kon komen.
„Ik denk," zei Sonnya, „dat dc zuste.
zelf wel oen brief aan u zal schrijvon; u kunt
het verdere .n met haar of haar verloofdo
afmaken, schriftelijk, dat is in zulke geval
len beter, 't Is altijd een lastig ding, als be-|
middelaarster op te treden tusscben fijnge-f
voolige naturen."
„O, ik heb slechts reden, u hartelijk dank
baar tc zijn," sprak hij verstrooid-belecfd,
terwijl zc de kamer vorliofc.
Een ijzige, stormachtige winternacht daaldo
over hot slot Saloschin; do wind wiorp sneeuw
en hagel tegen de ruiten, het broze glas be
zweek hier en daar; deuren kraakten, oudo
balken zuchten onder den druk. 't Was een
weer, om geon hond buiten to jagen. Toch
was er in den hof, bij de stallingen, leven en
drukte, ccn uur na middernacm. In allerijl
werd aangespannen en toen vooruit, den
gladden straatweg op, naar Soldau, om den<.
dokter 1
De heer van Saloschin lag op sterven.
XXTIL
Het was-in sommige kringen het feit vani
den dag, dat do majoraatsheer van Saloschin
tegen allo verwachting in leven cn gezond-^
heid herwonnen had en dat bijgevolg de'
vooruitzichten van zijn veimoedelijken erf
genaam aanmerkelijk minder gunstig go-
worden waren.
(Wordt ver-'dg7