LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG II JUNI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. Officieels Kennisgeving. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. No.. 12973 Burgemeester en wethouders van Leiden, Gezien de circulaire van den Staatsraad Gouverneur van Zuid-Holland van den 21- et-en Augustus 1831 (Provinciaalblad No. 110). Brengen ter algemocne kennis, dat ter vol doening aan het Koninklijk Besluit van den lsten dier maand No. 72, de Dankdag of Godsdienstige viering der overwinning van .Waterloo, ditmaal op Zondag den löden de- ter maand, zal worden gehouden. Burgemeester en Wethouders voornoemd: Leiden, H. C. JUTA, Weth., loco-Burg. 12 Juni 1902. VAN HËYST, Secretaris. Burgemeester en wethouders der gemeen te Leiden, ontvangen hebbende een cir culaire van den Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, van den 15- den ""Januari 1902, houdende uitnoodiging om, door het aansporen der ingezetenen tot milddadigheid, zoo veel mogelijk het wel slagen te bevorderen der jaarlijksche col- ilecte, welke ten gevolge van Zijner Majes- tcits dispositie, van den 16den November '1820, No. 81, door de Districtscommissie tot aanmoediging cn ondersteuning van den Gewapenden dienst in de Nederlanden, zal worden gehouden, brengen ter algomeene kennis dat, ingevolge het verlangen van ge melde commissie, de genoemde collecte zal 'geschieden, door daartoe gemachtigde per sonen, met gesloten bussen, om Maandag, Dinsdag en Woensdag den 16den, l7den en 18den Juni aanstaande, aanvangende 's mor gens te negen uren, aan de huizen der inge zetenon, die verzocht worden op de uitrei king hunner liefdegiften orde to 6tellen. Burgemeester en Wethouders, gaarne vol doening aan het verlangen in gemelde circu laire vervat, noodigen de ingezetenen dezer gemeente dringend uit, door onbekrompene Bijdragon krachtdadig mede to werken tot de ondersteuning der instelling, welke zij zoo zeer behoeft, maar gelooven tevens dat de bestemming van de opbrengt dier col lecte reeds een goede uitkomst verzekert en ivoor ieder rechtgeaard Nederlander, die in de geschiedenis van zijn eigen land geen vreemdeling is, alle verdere aansporing overbodig maakt. Het fonds, tot instandhouding waarvan die gelden worden ingezameld, strekt toch niet slechts in het belang der verminkten en infirmen van den gedenkwaardigen en be- elissonden Slag bij Waterloo (een dwaalbe- ,grip dat bij velen heerscht), neen, ongeluk- kigen van iederen strijd, waarin ons vader land gewikkeld was en nog is, ondervinden het steeds, dat tc hunnen behoeve een blij vend liefdewerk is gesticht: strijders van den Belgischen veldtocht, handhavers onzer macht in Oost- en West-Indische bezittin gen, veteranen van 40-jarigen dienst, genie ten nu reeds, of hebben althans het vooruit zicht to genieten, van hetgeen hun landge- nooten hebben weggelegd en thans nog af zonderen tot leniging hunner smarten, tot Ondersteuning van hunnen gebrekkigen Ouderdom. Dc Nederlandsche soldaat wete hot, dat, zoo hij werkelijk in en door den dienst in firm is geworden, er een fonds bestaat, met het dool om door toelage, boven cn behalve zijn ponsioen, zijn ongeluk to verzachten ipaar het Nederlandsche volk zij er dan ook, door dankbare belangstelling gedrongen, gedachtig aan dio ondorsteuning met meer mildheid te verleenon, opdat het fonds aan al die billijke aanvragen voldoe on de lijst der sollicitanten niet nog een aanzienlijk f' etal blijve aanwijzen, tot beschaming van en tijdgenoot, die aan het werk, eenmaal Zoo krachtig aangevangen, slechts met slap pe handen voortbouwt. Moge de goede uitslag dezer inzameling, waarvan Burgemeester cn Wethouders zich reeds vooraf overtuigd houden, het doen zien, dat deze roepstem niet te vergeefs ook tot Leidens ingezetenen werd gebracht 1 Burgemeester en Wethouders voornoemd: Leiden, 11. C. JÜTA, Weth., loco-Burg. 12 Juni 1902. VAN HEYST, Secretaris. Mr. H. S. Veldman, te Kampen, spreekt in het Handelsblad nog een woord over de haringspeetsters-quaeBtie. Hij releveert het feit, dat het „Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid" een onderzoek heeft ingesteld bij de spectators zeiven naar de vraag: of het ontwerp (om den nachtar beid toe te staan) werd begroet als in haar voordeel Bijna eenparig luidde het antwoord, dat het in haar voordeel werd geacht, om finanoioele redenen. Er blijkt dua, zegt mr. Veldman dat de geldvraag alles beheerscht. De vrouwen willen liever '6 naohts werken, alleen omdat zij daardoor in staat worden gesteld de ver diensten van het gozin een weinig te ver meerderen. Met bet argument, da£ de ge huwde vrouwen naar een bijverdienste zoe ken tot onderhoud van haar gezin, moet naar het Nationaal Bureau voor Vrouwen arbeid reeds terecht heeft opgemorkt „he laas rekening gehouden worden, omdat hot wortelt in de realiteit." Kan vraagt mr. Veldman de nachtar beid worden nagelaten, zonder dat do vis- 6cherij daardoor te gronde gaat of ten min ste groote bezwaren ondervindt? Twee redenen zijn aangevoerd tot verdedi ging van den nachtarbeid: lo. De 's avonds aangevoerde haring moet nog gespeet worden, ten einde den volgendon morgen met den eersten trein verder te kun nen worden vervoerd, ter wille van don marktprijs. Het is dus de concurrentie, die tot grooten spoo 1 drijft. Wordt het speten uitgesteld en wordt dus do haring niet met den eersten trein naar de marktplaats vervoerd, dan zul len do bazen schade lijden ten gevolge van hun te-laat-komen. Maar de vraag moot worden gedaan of dit ook het geval zou zijn, ten minste in die sterke mate als thans, in dien voor alle haringindustrieplaatsen de nachtarbeid g e 1 ij d o 1 ij k ware afgeschaft? 2o. Andera bederft de haring. Althans de Zuiderzeeharing. De Noordzeeharing kan op zee worden gezouten. Maar do eerstgenoemde is, door de zachtere huid, doorvoor te gevoe- lig. De vraag ia dus, meent mr. V.. of er geen anderewijzevan conserveer en be staat? Hierover moet licht worden ontsto ken. „Zoo ziet men, dat met elkaar in strijd zijn de menschelijko en zedelijke eisch van nachtrust en de natuurinvloeden. Zijn deze twee niet te verzoenen Dat moet door des kundigen worden uitgemaakt en ban niet in 3e studeerkamer worden uitgevochten De Kamerleden, die straks over het wetsont werp hebben to oordeelen, hebben dus een moeilijke taak te verrichten Het College voor de Zecvisseherijcn en andere deskundi gen moeten wel het noodïge licht verschaffen wat dezo technische punten betreft. Want daarvan hangt de beslissing geheel af." Het Weekblad van den Diamantbewer- kersbond publiceert een door den hoofdcom missaris van politie uitgegeven „Algemeene Order" in zako het optreden tegen het zoo genaamde posten" bij werkstakin gen, zooala het in den titel luidt. Na een omschrijving van het „posten" als „een plaagsysteem, waardoor men tracht hen, to gen wien dit gericht is, tc dwingen zich aan don wil van andersdenkenden to onderwer pen", vervolgt de hoofdcommissaris: „De Justitie ia van oordeel en doet mij kennen, dat ook zonder dat een bepaaldo strafbepaling is overtreden, do politie ge rechtigd en ook verplicht is, de personen op den openbaren weg to beschermen tegen overlast en belemmering in hun beweging en verkeer, en omdat artikel 4 der Grond wet aan een ieder aanspraak geeft op be scherming van personen en goederen, èn omdat elke belemmering in het vrije ver keer op den openbaren weg geacht mag wor den in strijd te zijn met de openbare ordo. „De maatregelen van preventieve politie, tegen dit zoogenaamde „posten" gericht, be- booren het karakter te dragen van bescher ming tegen werkehjken overlast en belem mering in het vrije verkeer, behooren toe gepast to worden, wanneer de zoogenaamde „posten" handelingen plegen, die als be lemmering of overlast zijn te qualificecren, zooals bijvoorbeeld het op onaangename wijze toespreken, stelselmatig voor de voe ten loopen, opzettelijk tegen iemand aan dringen, enz., enz., in één woord, hande lingen, die aan het volgen of postvatten een meer mot de openbare orde en veiligheid strijdend karakter verleenen. „De middelen, ter beschorming aan te wenden, zullen uit den aard der zaak in de eerste plaats kunnen bestaan in aanmaning on verbod, en wanneer zulks niet baat, in tijdelijke verwijdering van de plaats, waar de persoon of personen, tegen wien de over last ia gericht, zich bevindt of bevinden. „De politie is in het algemeen bevoegd om preventief op te treden tot voorkoming van stoornis der orde of veiligheid, hetgeen bij rechterlijk gewijsde is beslist. „Hoewel dus uit het bovenstaande volgt, dat onder de daarbij genoemde omstandig heden niet alleen het recht, maar ook de plicht tot preventief ingrijpen dor politie uitdrukkelijk wordt erkend, zoo zij men er op bedacht, dat tijdelijke verwijdering nog niet in zich sluit het overbrengen naar een bureau van politie of posthuis, doch be doelt, het zoover, desnoods met geweld, in een andere richting wegleiden van hem of hen, die overlast aandoen, dat do te bescher men persoon bepaaldelijk gelegenheid heb- be verder ongemoeid, dat is frank en vrij, zijn weg te vervolgen. „Het is duidelijk, dat, wanncor tijdens dit weggeleiden deze persoon of personen zich schuldig mochten maken aan een feit, bij de wet als overtreding strafbaar gesteld, wel degelijk de bevoegdheid bestaat hem ter fine van adres naar een bureau of post huis te geleiden, opdat proces-verbaal kan worden opgemaakt." De hoofdcommissaris verzoekt commissa rissen en afdeelingschofs, omtrent deze voorschriften zoolang „theorie te houden" met hun personeel, tot een ieder het goed begrijpt en in staat is het toe te passen. De redactie van het W eekblad zegt toe, deskundig advies te zullen inwinnen om trent de rccbtsgeldighoid der wijze van op treden, in de „Algemoone Orde" voorge schreven. De Nieuwe Rotterdam-sche Courant bo- sprak do jongste algomeene vergadering van de L i b o r a 1 e U m o en de beide aldaar be sproken punten: de herziening onzer Armen wet en de voorbereiding ecner campagne voor Grondwetsherziening, ten einde te ge raken tot algemeen kiesrecht. Het blad criti- seert do rede van don heer De Kanter over Armenzorg en wijst ter toelichting op do noodzakelijkheid, om, wil men met een drin gend noodigo hervorming op dit sociale o- bied slagen, met veel taot en beleid te werk te gaan om hot vertrouwen to winnen van de kerkelijke partijen. Waar de besturen on leden dur korkolijko en bijzondero instellingen van weldadigheid moeten rekennen, dat modewerking van den Staat op dit gebied volstrekt onmisbaar is, daar zijn zij ook als goede 6taatsburgors ver plicht, met behoud van allo vrijheid bij do vervulling hunner taak naar eigen opvat ting, aan den Staat de medodeelingen te ver strekken, zonder welke hij zijn taak niet be hoorlijk zou kunnon verrichten. Het is een gelukkig verschijnsel, dat dit niet alleen in liberale kringen wordt ingezien, en het wan trouwen begint te wijken, dat van do zijde der kerkelijke armverzorging tegen staatsbe moeiing op dit gebied zoo dikwijls is geble ken. Zal het ooit goed gaan, dan moet er vertrouwen gewekt worden, vertrouwen van weerszijden, bereidwilligheid om in te lich ten en mede to deelen, neiging tot onderling overleg en samenwerking. Daartoe kunnen aic>t leiden uitdrukkingen als die van den heer Do Kan ter, dat hij den heer Borgcsius, die zich terecht verheugde over hetgeen in Tijdspiegel en Nederlander van nict-liberale zijde over dit onderwerp ge schreven is, onder vier oogen wel eens zou inlichten omtrent de eigenlijke bedoeling van de artikelen in De Nederlander. Do woorden, waarin de spreker de taak van den wetgever beschreef, als geroopon om op dit gebied de samenwerking van de overheid, do Kerk en de particuliere armenzorg te orga- niseeron en vast te leggen, klonken ons alme de to sterk en voor de overzijde waar mon voor organiseeren en vastleggen zoo beducht is, eer afschrikkend dan aanlokkend. Wij dienen vooral in deze zaak alles te vermij den, wat aan onze politieke tegenstanders aanleiding zou kunnen geven om hunner zijds eenige geheime bedoelingen bij ons to onderstellen. Wat betreft de door de U n i e op touw ge zette beweging voor Grondwetsherziening, meent de Nieuwe Bottcrdanische Courant, dat zij zich eerst wel eens klaai en duidelijk voor oogen had mogen stellen, hoe ver zij met algemeen kiesrecht wenscht te gaan, wolk stelsel van evenredige vertegenwoordi ging de voorkour gegeven moet worden, wel ke veranderingen zij wensoht in de samen stelling van en do verkiesbaarheid voor de Eerste Kamer on vóór alles of werkelijk net algemeen kiesrecht zou zijn do bevrediging van een nationale behoefte. Ten aanzien van dit laatste zegt de Nieuwe Rotterdamse/ie Courant „Toch durven wij betwijfelen, of do behoef te aan een kiesrecht, dat den naam van „al gemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen" zou kunnen dragen, zij het met eenige uit zonderingen, en dat dan toch volgons het programma der „Unie" niet to vorkrijgen zou zijn zonder Grondweteherziening, in derdaad zoo sterk is cn in Nederland zoo sterk wordt gevoeld, dat een campagne voor een Grondwetsherziening, cuo de invoering daarom m o g e 1 ij k zou maken, zij zou ook tot andere uitkomsten kunnen leiden kans van slagen zou hebben. Een veld tocht voor een botoTO regeling van onzo ar menzorg on andere sociale horvormingen komt ons vooralsnog wel zoo verkieslijk voor, on schijnt meer uitzicht aan to bieden voor voldoenden bijval. Als men met den voor zitter vraagt naar „werkelijk nationale be hoeften", dan kan onzes inziens dezo Grond wetsherziening niet in de eerste plaats ge noemd worden. Zoo wanhopig staan v.zaken in Nederland nog niet, dat hot aanbeveling zou verdienen, voor een Grondwetsherziening te ijvoren, die tot algomeen kiesrecht maar ook tot een ander kiesrecht zou kunnen voe ren, of, meent men van het eerste zeker te zijn, hot nu maar eens met algemeen kies recht to wagen, zondor te weten wat uit ons brengen zou." Dc Provinciale Groninger Courant is vol daan over do redo van den voorzitter der Liberale Unie, in de jongste algemccne vergadering uitgesproken, in zoover daarin van algemeen kiesrecht gesproken wordt met uitzonderingen, derhalvo het karakter dragende van een in het algemeen belang toevertrouwde functie, en geenszins van con aangeboren of natuurlijk recht. Maar hot blad vindt zich teleurgesteld, omdat in do ontwikkeling van het krijgsplan met geen enkel woord sprake is van een overleg met de verschillende fractiën der liberale partij do fractie MeesRoöllTydeman on an dere, noch van een samonworking mot do vrijz.-democraten. Ook over do samenstel ling der commissie van voorboreiding is geen lottergreop losgelaten. Bestaat zij uit ,,Unio"-mannen alleen? En zal straks op do algemccne vergadering voorgesteld worden overleg te plegen mot de andero groopen der liberale partij Daarover heeft do voorzit ter volslagen het stilzwijgen bewaard. En toch: hot bestuur erkent het, spreekt het sterker uit dan ooit te voren is gezegd, dnt „onkel door eendrachtig optreden in ons land do liberale beginselen kunnon over winnen". „Dat het „Unie"-bestuur naar het op don voorgrond stellen van hot kiesreohtvraag- stuk onder do tegenwoordige omstandighe den wil sturen, spreekt van zijn trouw aan eigen program. Dat het geen definitiovo be slissing wil uitlokken vóór precies is om lijnd, wat op dit puDt mag en moet worden geëischt en verlangd, getuigt van wijB be leid. Maar alleen als het dezo omlijning on derneemt en althans alleen als zij wordt vastgesteld in ruggespraak met en instem ming van hen, die do voorzitter voor oogen had, toen hij in zijn toespraak terecht afkeu rend gewaagde van de felle bestrijding, die zij vaak elkaar aandoen, „die elkaar hot naast staan in do politiek," olloon dun kan do actie tot een gunstigen uitslag voe ren. Hier ligt do „clou". Over haar bovat de presidiale toespraak niets. En zondor haar is alles vruchteloos." Het Vtrechtsch Dagblad schrijft: „Do Prov. Gron. Crt. is in de wolken over het feit, dat. het „Unie"-bestuur beproeven wil allo liberalen plus do vrijzinnig-demo» I craten voor algemeen kiesrecht to vangen. „Precies ons idéé 1" roept zij uit. En zij juicht reeds over do uitdrukking in de rede dos voorzitters, dat algemeen kiesrecht, „gezond" opgevat wat do Prov. Gron. Crt. óók wou uitzonderingen toelaat en eischt. En zij speurt tot haar vreugde do overtui ging bij hot „Unie"-bestuur, dat het kies- recht is een in het algemocn belang toever trouwde functie, geen aangeboren of na tuurlijk recht. Dat nu het kiesrecht staatsfunctie is, zijn wij met de Prov. Gron. Crt. eens. Maar ciliove, voor aangeboren of natuur lijk recht houden het do vrijzinnig- en so ciaal-democraten. Daar staat het ,,Unio"-bestuur nu al op een principieelen tweesprong. Bepaalt het het kiesrecht als staatsfunctio, dan krijgt het de vrijzinnig-democraten niet mee; en oordeelt het het kiesrecht een aan geboren recht, dan past voor verdoro sa menwerking de vader van het denkbeeld, de Prov. Gron. Ct. met allen die rechts staan naast dezen. Zoo men wil prceiseeren, op krakeel loopt het in iedor geval uit. De heer Goeman Borgesius zal zich mis schien nog wel bedenken vóór hij een voor zittersstool inneemt, waaronder van zulko plannen het dynamiet ligt." Onder do daden, die mon van onzo Chris telijke Rogccring verwacht, behoort, volgeua De Nieuwe Koerierzeker niet in de laatste plaats do herstelling van do aalmoeze niers bij het leger. Het blad is overtuigd, dat ons Cliristelijk volk, dat zijn zoncu aan hot leger moet af staan, daar recht op heeft. Ten gunste van dezen maotrogol heeft i'r. Kuypor zioh bij voorbaat uitgesproken, daar hij reeds in 1878, bij do toelichting van hot A.-R. Program, aandrong op: „do aanstel ling van veldprodikors, en daardoor her stelling van het gosdienstig karakter onzot leger-organisatie. Vorder schrijft De Nieuwe Koerier: „Dr. Kuyper, dio voor deze horvorming ongetwijfeld een kraehtigon bc idgcnoot zal vinden in den katholieken Minister van Oor log, gcnoraal Bergansius, zal nu voorzeker niet. willen nalaten do aanstelling van aal- moezeniors on veldpredikers to bovordcron, wat hij als een noodzakelijk gevolg be schouwt van de invoering van den persoon lijken dienstplicht on van do zorg, die do Staat moot hebben voor do jongelingen, door de Wet aan hun familie* ontrukt. Wanneer wij zoo stork aandringen op do aanstelling van o&Lmoezoniors, die vrij on on gehinderd toegang roooton hebben tot do ka zerne on vooral tot do militairo hospitalen, gesohiodt zulks, omdat wij overtuigd zijn, dat de tegenwoordige regeling onvoldoende is." Het Rocrmondsohe blad zegt tot besluit: „Weshalve do herstolling van dc aalmoeze niers bij het leger ons van het grootste be lang toeschijnt, dat wij aan de Christelijke Rogcoring en aan onzo Christelijke Kamer leden ter ornstigo overweging aanbieden." Onder het hoofd „Een ridder van de droe vige figuur" goeft ILct Centrum in ccn drie ster hot volgende to lezon: Het wordt bepaald onuitstaanbaar, zoo als do heer Oharlos Boissovain zich tolkens in het Handelsblad aanstelt ton opzichte van d r. Kuypor. Nog niemand hebben wij daarover go- hoord, ook onder liberalen, die niet pijnlijk door dit voortdurend gerei wordt aange daan. Nu weer twee dagen achtereen trekt het Handelsblad los, naar aanleiding der nota, die onze Minister in Februari aan de En- gelscho Regeering liet zonden, om aldus bij De Pleegzuster. 88) Marie Louise weende niet meer. Stil, met steeds koeler, trotscher uitdrukking, luister de zij, zonder een woord te zoggen. Ook toen mevrouw Wengerska uitgespro ken had, bleef zij zwijgen, totdat ze tcedcr haar hand voelde drukken. „U heeft gelijk", sprak ze nu dof; ik bob geen reden, aan uw opvatting te twijfelen... Ik weet nu, wat mij te doen staat; ik weet, hoe ik tegenover hem moot staan. Ik dank li hartelijk, mevrouw; uw waarschuwing zal niet verloren gaan." „Pas op, kindlief, dat deze ploteelinge, toiot goheel naturlijke kalmte je niet op liet beslissende oogenblik even plotseling ver laat," zei Sonnya opstaand. Ze kuste Marie op het voorhoofd. „We zullen zien; ik heb den nacht om te rusten voor mij „Nu, dan verlaat ik je." Een korte moederlijke omhelzing, on de stille, donkore gestalte gleed de kamer uit, met een laatston melancholischen blik. Op dc gang bleef ze staan luisteren, als vreesde tv u^^ars^^n8i uu het meisje alleen was. k °ch het bleef stil, en bevredigd ging zij XXII. Den volgenden morgen was do zon bedekt door nevelen. Von Wahlbeck zat niet in de bibliotheek, öiaar op zijn oude plaats in dc groote tuin- amer, hij wachtte Mari\ onder voorwend sel, haar eenige brieven te dictceren, in wor- kelijkheid om in haar schoone oogen naar haar wonsdien, haar hopon en haar liefde te vorschen. Dien nacht had hij van haar godroomd, en met hartstochtelijk verlangen wachtte liij haar; hij trachtte zich to kalmeeren, om niet straks, toegevende aan zijn vurigst bogeeren, haar in zijn armen te sluiten* Hal daar kwam zij. Hij hield do blikken onafgewend op do deur gericht. O, als hij maar hot geringste teeken van liefde op haar gelaat zag, danHij vreesde en hoopte te gelijk. Maar het was de aangebedene niet. Son nya trad binnen; langzaam naderde ze zijn stoel. „Baron, u wachtte mij niet, maar ik moet wel komen. Ons gesprek van gisteravond, en „Ziet u daarom zoo ontroerd, mevrouw? Och., hot komt er immers niet zooveel op aan. Weigert de zuster, u haar vertrouwen te schenken? Welnu, dan zal ik zelf trach ten, het te winnen. Overigens kan ik over mijn bedoelingen ook nog met haar verloofde spreken Hij verwonderde zichzelf over zijn kalmte; hij wilde echter die vrouw geen blik in zijn binnenste gunnen. „Baron", sprak Sonnya, „wat ik u te mel den heb, is verrassend, onaangenaam ver rassend zeker voor u...." „U maakt mij nieuwsgierig 1" bracht hij uit met gedwongen onverschilligheid. „Zuster Marie is van morgen afgereisd." Hij had uit hot raam gekeken, als interes seerde het gesprek hem in het geheel niet; nu wendde hij eensklaps het L n zag haar strak aan. „Watmoet datbeduiden?" Zijn handon zochten do stoelleuningen. Sonnya bleef, met de hand op do tafel steu nend, rustig staan praten. „Ik ben gisteravond, ingevolge uw ver zoek, bij haar gegaan, om haar te vTagen..." „Verder 1" „Zij scheen blij verrast over zooveel goed heid en grootmoedigheid en..." „Zool Blij verrast was zo, zegt u?" ,,'t Scheen zoo, baron. In hoovor het ge meend was, weet ik natuurlijk niet. Ze wilde u heden haar dank betuigen." „En nu is zo weg? Afgereisd? Waarom? Wat dreef haar?" „Van morgen om vijf uron kwam ze mij vertellen, dat ze gisteravond nog een tele gram gekregen had: haar verloofde was ziek. Zij achtte zich hier als verpleegster niet meer volstrekt noodig, ze had buitendien al aan den professor geschreven, of het geen tijd werd, haar terug te roepen naar Ber lijn, en ze had dus", in begrijpelijke bezorgd heid over haar verloofde, zich voroorloofd, het besluit te nomem, met den vroegtroin te vertrekken. „Dat is niet waar!" riep hij heftig. Mevrouw Wengerska trad terug; in haar oog vlamde zooveel gekwetste trots, dat hij er bijna van schrikte. „Ik bedoel... ze heeft geen telegram gehad. Zij wilde weg... wijl zo met r 'j niet meer over do zaak wilde spreken... mij niet meer zien wilde 1" Sonnya keek even naar den grond, eer ze den blik tot hem ophief, weder kalm als ge woonlijk. „Dat geloof ik ook." „Vraag eens aan de bedienden... of liever: stuur Eineck of Michael hier, dan kan ik ze zelf vragen." „Gelooft u mij niet meer, baron?" „Och wat, daarvan is geen sprake; ik wil zelf weten... zij heeft geen dep écho gekre gen... waarom ontvluchtte zij?" „Maar waarom geeft u mij een blijk van wantrouwen? Wilt u daarmee to kennen ge ven, dat ik mij onhandig van mijn taak ge kweten hebt?" „Misschien heeft zo zelf hot telegram toe vallig aangenomen. Ze is zelf nog een brief wezen wegbrengen." „Eija, dat kon mogelijk zijn; intue- schen..." „Baron, mag ik nu eens eerlijk mijn mcc- ning zeggen? Haar toon was geheel veranderd, en een spoor van een blos kwam op haar wangen, terwijl zo hem smeekend aanzag. „Wat is 't? Wat weet u?" „En zal u niet boos worden? Ach, mijn oogen zien zooveel; door het lijden zijn zo geoefend I..." „Nu ja,; wat zag u?" „Zuster Marie gelooft, vreest, do He mel weet, door welke aanleiding dat u te genover haar gevoelens koestert, die niet goed voegen bij dc haro ten opzichte van haar verloofde. Ofschoon ze, naar mijn idee, niet al te sterk aan hem gehecht is, is zij een karakter, dat het voor misdaad zou aanzien, zich door iets in do eenmaal beloofde trouw aan het wankelen te laten brengen..." „Wie wil haar aan hot wankelen bren gen vroeg hij ruw. Zij zweeg een seconde, eer ze antwoorddo: „Misschien haar eigen week, gevoelig hart, dat zich niet sterk gevoelt, do verzoeking uit den weg te gaan." Vragend zag hij haar aan. Wat had die vrouw een scherpen blik! dacht hij onwille keurig bewonderen»'; welk een fijn combi natievermogen Hij zou later uitvoeriger met haar sproken, haar raad vragen misschien als hij niet zelf tot klaarheid kon komen. „Ik denk," zei Sonnya, „dat dc zuste. zelf wel oen brief aan u zal schrijvon; u kunt het verdere .n met haar of haar verloofdo afmaken, schriftelijk, dat is in zulke geval len beter, 't Is altijd een lastig ding, als be-| middelaarster op te treden tusscben fijnge-f voolige naturen." „O, ik heb slechts reden, u hartelijk dank baar tc zijn," sprak hij verstrooid-belecfd, terwijl zc de kamer vorliofc. Een ijzige, stormachtige winternacht daaldo over hot slot Saloschin; do wind wiorp sneeuw en hagel tegen de ruiten, het broze glas be zweek hier en daar; deuren kraakten, oudo balken zuchten onder den druk. 't Was een weer, om geon hond buiten to jagen. Toch was er in den hof, bij de stallingen, leven en drukte, ccn uur na middernacm. In allerijl werd aangespannen en toen vooruit, den gladden straatweg op, naar Soldau, om den<. dokter 1 De heer van Saloschin lag op sterven. XXTIL Het was-in sommige kringen het feit vani den dag, dat do majoraatsheer van Saloschin tegen allo verwachting in leven cn gezond-^ heid herwonnen had en dat bijgevolg de' vooruitzichten van zijn veimoedelijken erf genaam aanmerkelijk minder gunstig go- worden waren. (Wordt ver-'dg7

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5