LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 31 MEI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. So. 12964 Anno 190?. Of vrouwen benoembaar zijn tot het notarisambt is een vraag, schrijft do heer Ch. Miseroy - in het Tijdschrift voor privaatrechtnotariaat en fiscaalrecht die in de laatste jaren meermalen gesteld ia. Nu staat vaat, dat ieder Nederlander vol gens art. der Grondwet tot elke landsbe diening benoembaar is, maar art. 23 der Wot op het Notarisambt zegt, dat vrouwen niet mogen zijn instrumenteerend getuige bij een notarieele akte en blijkens het in 1878 gewij zigd artikel 10, waarin voorkomt ,,aan de. Wet voor de nationale militie hebben vol daan", heeft.de wetgever van 1842 niet aan de benoembaarheid van vrouwen gedacht. Toen in 1894 zich een dame aanmeldde voor het volgen der colleges, door den heer •Miseroy als privaat-docent voor notariaat en fiscaalrecht aan de Universiteit gegeven, wendde genoemde heer zich tot dc toenmali ge Staatscommissie, belast met het afnemen van het notarieel examen, met de vraag of zij een vrouwelijke adspirant tot het examen zou hebben toegelaten. Dc commissie deed haar voorzitter antwoorden, dat zij geen aan leiding vond om zich over de vraag uit te laten, omdat zij weldra zou ophouden te be staan en de vraag bij haar geen toepassing kon vinden. Wel kon de commissie zeggen, dat zij in zulk een geval het gevoelen van den Minister van Justitie zou hebben inge wonnen. De dame had intusschcn c j andere be roepskeuze gedaan en tijdelijk verviel de vraag. In 1901 meldde zich opnieuw een dame bij 'den heer Miseroy aan en deze wendde zich nu tot den Minister van Justitie en vroeg diens oordeel, maar de Min. gaf te kennen, dat alleen de examen-commissie tc oordee- len had wie zij zou toelaten. Opnieuw schreef de heer Miseroy toen aan de voor dat jaar benoemde commissie en deze repli ceerde,. dat, als zich vóór den aanvang van het examen een vrouw had aangemeld, naar het oordeel van de commissie haar dc gelegenheid had moeten worden gegeven om het examen af te leggen. Nu worden sinds 1 November 1901 de col leges in notariaat aan de Amstcrdamsche "Universiteit- gevolgd door een dame. Of een volgende Staatscommissie cvenzoo over de vraag zal denken en of minister Loeff vrouwen tot notaris benoembaar zal achten, zooals zijn ambtsvoorganger, mr. Cort van der Linden, deed, dan wel of een vrouwelijke eandidaat-notaris het niet ver- 'der zal kunnen brengen deze vragen kun nen natuurlijk niet beantwoord worden. De Standaard wijdde een omvangrijk op stel aan de werkstaking te Ensche- d e c, waaraan het volgende is ontleend Tereoht is opgemerkt, zegt het blad, dat bij de werkstaking, die in Enschcdee uit brak, en door de algchéelc ,,lock out" van pl. m." 1200, nu door de gedeeltelijke ,,lock out" van wederom 6000 werklieden gevolgd, een hoogst ornstigc strijd van beginselen in het spel is. Dat do loonprijs voor den arbeid niet naar willekeur kan verhoogd worden, beginnen de werklieden thans zeker helder In te zien. Wat voor loon kan betaald worden, wordt beheerscht door algeraeene factoren, die op de wereldmarkt hun oorsprong vin den en hun nadere bepaling krijgen door tarief, levensstandaard en algemecnc kosten van het bedrijf. Pogingen tot loonsverhoo- ging mogen uit dien hoofde geen ander doel hebben dan om van het voor de gemaakte waar gewonnen geld, na aftrek van de kos ten dor grondstoffen, machine-kosten en al- gemeene kosten, het deel dat aan den pa troon komt iets to verlagen, cn dit aldus be schikbaar geld bij het loon der gezamenlijke arbeiders te voegen. Een worsteling ook hierover laat zich bij do wanverhouding tusschen wat de onderne mer wint en do werkman aan loon verdient, alleszins verklaren; maar dien strijd gold het in Enschcdee niet. In Enschedee is de principieelc vraag aan 'do orde, of do patroon tegenover zijn werk lieden als een absoluut zelfstandige macht zal staan, die zich enkel contractueel met zijn werklieden verbindt; dan wel of in het fabriekswezen, ook buiten contract, een na tuurlijke band tusschen de fabriek en de ter plaatse woonachtige, voor het bedrijf bekwa me arbeiders bestaat, die aan alle contract voorafgaat* De patroons, die de ,,lcck out" toepassen, plaatsen, zich op het eerste, de werklieden die staakten, en zij, die de stakers steundeo^ op het tweede standpunt. De keuze hier is niet moeilijk. Zijn voor alle fabrieken te Enschedee sa men een 10,000 werklieden noodig, en zijn die te Enschedee woonachtig, dan is het on zinnig to beweren, dat de gezamenlijke pa troons op een goeden dag dezen 10,000 werk lieden gedaan kunnen geven, ten einde 10,000 andcro van elders te ontbieden. Is eenmaal historisch een industrieels toestand geboren, die 10,000 werklieden vereischt, en die ter plaatse aanwezig doet zijn, dan zijn patroons cn werklieden door het resultaat van dit verleden op elkander aangewezen; dan zijn ze door een samenloop van omstan digheden over en weder tot elkander ge bracht; cn is hieruit een verhouding ont staan, die niet eerst uit het contract op komt, maar aan elk individueel contract voorafgaat. Dit brengt met zich, dat zoomin de pa troon als de arbeiders in absoluut-vrijmach- tigen zin het contract, dat beiden nader bin den zal, kunnen vaststellen. Do patroon kan niet unilateraal zeggenZóóveel geef ik," en de arbeiders kunnen evenmin uni lateraal zeggen„Alleen voor zóóveel werk ik.' De bepaling van het loon wordt beheerscht door factoren, die, mits nauw keurig onderzocht en billijk gewogen, voor elke plaats, voor elk bedrijf en voor eiken te praesteeren arbeid het juiste loonbedrag aanwijzen. Nu heeft, dit is niet betwistbaar, een pa troon veel juister en beter kennis vau die factoren dan onze werklieden, en is ook zij a verantwoordelijkheid een veel grooture, re den waarom een bepaling van het loon, waarbij patroon en werkman gelijk zeggen schap -zouden hebben, ondenkbaar is, een voudig wijl dc werklieden buiten staat zijn de verantwoordelijkheid voor de girolgcn van een begane fout financieel zeiven voor hun rekening te nemen. Maar hieruit volgt nog geenszins, dat de werkman daarom als een onmondigo en ge heel onder voogdij staande, zonder controle heeft te berusten in al wat dc patroon goed vindt te bepalen. De werklieden zijn geen kleine kinderen meer, die hooren, zien en zwijgen moeten, willen ze geen harde klappen in hun finan cieel bestaan krijgen. Intusschcn, ze zullen dit recht van gekend te worden niet verwerven, tenzij na harde worsteling; en hun fout is, dat ze dusver nog nimmer helder inzagen, hoe zulk een worsteling dan alleen tot het gewenschtc re sultaat kan leiden, zoo zc zich op die wor steling inrichten en voorbereiden. Gemeenlijk vcrwaarloozen de werklieden de voorbereiding, en worpen zij zich hals over kop in een ernstige worsteling, op een oogenblik, dat ze feitelijk ongewapend staanen dit nu juist brengt hun eigen po sitie en het belang der industrie, ja, het belang van derden, zoo ernstig in gevaar. Hadden de 10,000 fabrieksarbeiders te En schedee vier jaren l..ng cón gulden per week voor zulk een worsteling saamgcbrackt, zoo zouden ze over een som van ruim twee mil- lioen beschikken, behalve nog wat dc voor handen gelden aan interest opbrachten. En dat zou hen in staat stellen gedurende veer tig weken vijf gulden per week aan elk der 10,000 werklieden, bij staking of ,,lock out" uit te keeren, en voorts alle verdere kosten van de worsteling ruimschoots te dekken, en dat zonder cenige hulp van buiten. Zelfs mag verwacht, dat reeds het enkele bezit van zulk een kapitaal voldoende waar borg tegen elke onbillijke bejegening zou opleveren. Het is dan ook metterdaad te betreuren, dat aan den nu aangebonden strijd geen be hoorlijke voorbereiding voorafging. Van beide zijden was er in dezen strijd veel dat aantrok. Dc firma stond bekend als op voet van welwillendheid met haar arbeiders ver- keerende, en de werklieden hebben een zeld zaam voorbeeld gegeven van rustig beleid cn De Pleegzuster. 27) ,,Dus het is onmogelijk!" vroeg zij dof. .Beslist onmogelijk 1 Nooit laat ik de zus ter gaan, tot de dood haar aflostIk moet bekennen, dat u mij heden zeer vreemd en zonderling voorkomt, zoozoo geheel anders dan il: u altijd heb gekend," zei bij nadenkend, cn hij voegde er, haar oplettend waarnemend, bij: ,,Ik zou haast op de ge dachte komen, datdat u een geheel an dere natuur had, dan u mij tot dusver wilde doen gelooven." Een droef lachje speelde om haar lippen. Zij knikte. ,.Ja, ik heb een andere natuur, als u het zoo noemen wilt; ik deed mij geweld aan; ik offorde mijn natuur, mijn neiging, mijn le ven, alles, uit liefde..." ,,Ik weet dat. Ik weet, dat u aan uw man veel ten offer heeft gebracht. Maar hij is lang dood. Wat heeft dat met uw vrede en kalme werkzaamheid hier te maken! U is geen jonge vrouw meer, en reeds lang hadt u dat leed overwonnen... Neen, neen, dat was geen waarheid 1 Ik gevoel, dat ik op de een of andere wijze misleid werd." ,,Ja, ik misleidde u. Ach, wat leed ik er zelf onder 1 Alles, uit liefde... Maar niet voor dien schurk, die mij hopeloos achter liet neen, uit liefde voor den edelen, bra ven redder,... uit liefde voor u Verbaasd, minachtend zag hij haar aan. »,En waartoe dan die komedie?" vroeg hij. „Daarop geef ik geen antwoord; want het ligt voor de hand." »,Na ja, wilde in mijn nabijheid zijn, verder niets. Daarom weende u en schilder de mij uw grenzenlooze ellende, uw verlan gen naar werkzaamheid, naar vrede cn stilte en eenzaamheid „Ja daarom. Meende u werkelijk, dat het om iets anders was? Veroordeelt u mij daar om? Heb ik u ooit met mijn liefde lastig ge vallen, tot heden? Heden, nu ik, na een zwaren strijd, besloot, u mijn hart te too nen, wijl ik anders te gronde meendo te gaan. Heb ik ooit een plicht verzuim in uw dienst? Zoo stil, zoo bescheiden mogelijk vervulde ik mijn plichten, nooit iets anders begeerend dan u te verplegen, om bij u te zijn, God dankend voor elk uur, dat Hij mij u schonk 1 En deed ik het niet goed? Heeft u ooit zelf behoefte gevoeld aan een liefdezus ter?" „Dat mag alles zoo zijn; maar de dokter verlangde een zuster, te gelijk volleerd ver pleegster en te gelijk een hoog begaafde da me, om mij tot gezelschap te zijn, de rest van mijn leven aangenaam te maken. En nu ben ik met die schikking tevreden; ik ben dankbaar voor dien raad. Dat bolct echter niet, ten volle te erkennen, wat u deedt en doet, ook u dankbaar te zijn, voor uw opof feringen en uw werkzaamheid. Ik heb aan dat gevoel reeds uitdrukking gegeven op een wijze, die u later zal blijken... Uw liefde heb ik nooit vermoed. U heeft mij in dat opzicht voortreffelijk misleid, anders had ik na tuurlijk op geheel andere wijze voor u ge zorgd dan door u in mijn huis te nemen. Ik moet openhartig zijn, al loop ik ook ge vaar, u te kwetsen. U maakte op mij zoo geheel den indruk van een vrouw, die met dergelijke jeugdige opwellingen reeds had afgerekend, dat ik niet het flauwste ver moeden had v*n een neiging voor mijzelven, kalme worsteling. Eindigt nu zulk een worsteling zonder dat voor de hoofd zaak, voor het principe iets gewonnen wordt, dan wordt hierdoor noodzakelijker- wijs het tegenovergestelde beginsel gesterkt. Overweging verdient daarom de vraag, of het in het welbegrepen belang van beide partijen niet geraden ware, op dit oogenblik den strijd te staken; daarna zich te organi- seeren gelijk het behoort, en, dank zij de or ganisatie, tweeërlei to bereiken: ten eerste het noodige kapitaal om, breekt de strijd weer uit, zich staande te kunnen houden, en ten tweede de scherpe en juiste formuleering van wat de werklieden, ten einde voortaan in de loonsbepaling gekend te worden, on- misbanr achten. We weten zeer goed, dat dit geduchte wilskracht, veel geduld, cn volharding, en groote offervaardigheid gedurende een reeks van jaren vorderen zal, maar juist doze langdurige voorbereiding zou zedelijke energie wekken, en den strijd in juister ba nen leiden. Van socialistische zijde beoogt men iets anders; maar juist zoodanige scherpe for- mulecring van wat „Patrimonium" bereik baar acht, zou het best elk socialistisch ge vaar, dat zich thans gedurig in olkc staking mengt, bannen. Het zou niet zijn het grijpen naar een onbereikbare utopie, maar uitsluitend een reculcr pour mieiix sauter, een stelregel waarvan do profijtelijkheid ook aan dc anti revolutionaire partij zoo telkens is ge bleken. De Arnhemsche Courantdie dezen raad theoretisch „voorzeker rationeel", maar practisch onuitvoerbaar acht, omdat do Twentschen arbeider van zijn karig weekloon geen gulden missen kan, waarbij het blad wijst op de krachtige organisatie der dia mantwerkers, die men toch óók niet allen bijeen kon houden, heeft overigens in d i t geval nog twee ernstige bezwaren: lo. dat dan do ellende, gedurende vijf maanden geleden, volslagen vruchteloos zou worden 26. dat de onvoorwaardelijke onderwer ping than6 beslist o n m o g e 1 ij k is. Dc stakers on uitgeslotencn hebben vóór cenige dagen feitelijk reeds het hoofd ge bogen en alle eischen der firma Van Heek ingewilligd, slechts op deze ééne voorwaarde dat zij al haar vroegere arbeiders weder aannemen zouen die voorwaarde is door dc firma afgewezen „Hierin kunnen cn mogen de stakers en uitgeslotencn niet toegeven," zegt de Arnhemsche Courant „en wie dit betwisten mocht, wende zijn blik naar Zuid-Afrika. G-1 ijk dc Boeren, hebben do Enschedccsche arbeiders gestre den voor hun recht en hun onafhankelijk heid; en terwijl er in Nederland zeker niet velen zullen zijn, die het in de Boeren zou den afkeuren, indien zij: voor het sluiten van den vrede vasthouden aan erkenning van hun onafhankelijkheid en bovenal volledige amnesti voor allen, dio met cn voor hen den heiligen strijd tcgon Engelands hebzucht hebben gestreden, zou men dan nu van de stakers cn. uitgeslotencn kunnen verlan gen, dat zij hun vrede kochten met het op offeren van dc leiders, die hen in hun strijd voor onafhankelijkheid en recht hebben aan gevoerd? Niemand acht het ook maar denk baar, dat de wakkere Boeren hun Stcyn, Rcitz, De Wet, Botha, De la Rey en de Kaapschc „rebellen" ran Engelands genade zullen overleverenis het dan niet wreed, dit van de Enschcdcesche strijders te vor deren 1" Ter beantwoording dor vraag: „Hoe denkt men in Twente over den v r ij h a n d e 1 ?"gaf De Nieuwe Courant in 18 vervolgnummers een serie interviews, om te doen zien, hoo de mannen der practijk in een uiterst belang rijk industrieel centrum van ons vaderland denken over een dor gewichtigste punten dor handelspolitiek. Thans levert het blad als slot daarop de conclusie. ,,Met een eenparigheid en een stemmigheid, die schier eentonig dreigde te worden, doch ook juist daardoor bewees do volstrekte algemeenheid der ervaring, heb ben al deze, met name genoemde industriee- len, hun beslist vonnis over protectie geveld, hun onwankelbaar vasthouden aan vrijhan del beleden." Dat de protectie Twente ni ot gebaat heeft, werd door G. K. van Hogendorp ten jare 1819 reeds met eigen oogen geziön, door Thorbecke en wijlen C. T. Stork bevestigd. De profetie, dat de vernietiging der pro tectie (de afschaffing der differentieele rechten in '74) do ondergang der Nederland- scho katoennijverheid zou zijn, is door de fei ten gelogenstraft. Juist na '71 nam dc indus trie een grootcre vlucht en begon dc spccia- liseering, de eeniggezonde grondslag eener nijverheid, maar die alleen bestaanbaar is (vooral in een kleiü land) als dc export on belemmerd blijft. Do export nu is alleen duurzaam mogelijk onder het vrijhandel- stolsel. Op grond der ervaring verwacht men in Twente van evcntueele bescherming een aan vankelijke winst, maar die weldra in verlies zou overslaan. Het voorbeeld van Duitsch- land werkt allesbehalve aanlokkelijk. Ook met het oog op het belang van den werk man valt de vergelijking met onze Oostelijke naburen te onzen gunste uit. Dit alles wordt door De Nieuwe Courant aan de hand van het resultaat der interviews uiteengezet. In don vreedzamen, doch schorpen kamp dor volkeren op dc grooto wereldmarkt aldus haar laatste woord kan er een blij vende plaats slechts ziin voor hein, die niet minder doet dan al liet mogelijke, en dat te doen weet. staande in eigen kracht. Dio „eigen kracht" wordt door het vrijhandel- stelsel en door dat stelsel alleentege lijkertijd verondersteld, gewekt en ontwik keld. Van dio waarheid is men in Twonto doordrongen, want men heeft haar door do practijk bevestigd on bewezen gezien. Wij lezen in De Residentiebode Dat de meerderheid der 'Christelijke par tijen en de harmonie, welke tot lieden tus schen haar groepen bestaan bleef, onzen po- litieken tegenstanders een doorn in het oog zou wezen, valt al heel licht te begrijpen on hot verwondert ons allerminst, dat zij reik halzend uitzien naar een gelegenheid om een wig tusschen do groepen van het ,,M o n - storvorbond" in to drijven. Op dit stuk meent, naar hot ons wil voor komen, dc schrijver der Haagsche Kroniek in de Nieuwe Groningsclic Courant die wel eens meer een procf-ballonnetje heeft op gelaten dezer dagen eeri vondst tc hebben gedaan. In zijn jongste Kroniek toch treffen wij de bewering aan, gretig door andere liberale bladen overgenomen: „dat er misschien spoediger dan menigeen het voorziet tusschen dc fracties der rechter zijde een moeilijkheid kan opdagen, dio de zoete droomen van broederlijke samenwer king in rook kan doen opgaan. Mij is toch ter oorc gekomen, dat de katholieken grooto plannen hebben voor da waardige viering, in 1903, van het 50-jarig bestaan der bisschop pelijke hicrachie in Nederland. Er moeten gewichtige dingen zijn beraamd, tot verwe zenlijking waarvan echter dc medewerking van onze Regecring en do Statcn-Genoraal noodig zouden zijn. En of nu dc bondgenoo- tcn van antirevolutionairen huize, vooral do vrij-antirev. cn Christ.-Histori- schen voor dio hulp, ter versterking van Rome's aanzien en macht in Nederland, to vinden zullen zijn, dat is minstens twijfel achtig. Wellicht zullen de katholieken dan, als in '53, steun zoeken bij do liberalen, al mag ook weer betwijfeld worden of dezen, na de opgedane ondervinding, na don onder vonden ondank voor de toen uit een govocl van" ware liberaliteit verschafte medewor- king en hulp, zich andermaal voor do Roomschen zullen op de bres stellen. Wat mij omtrent deze aangelegenheid is mede gedeeld, is nog van te weinig beslisten aard, om er openbaarheid aan tc geven, hoewel mij de namen al genoemd zijn van de leiders der beweging ter bereiking van h i grootsche doel. Voorloop) g evenwel zal ik het bij deze algemeene aanduiding laten." Wat ons betreft, wij zijn nog niet beducht, dat het zoo'n vaart loopen zal, maar het is altoos onze tactiek geweest waar wij konden bij den vijand in politiekcn zin ge sproken lessen te gaan halen en wij geloo ven, dat in hetgeen do oor respondent hier ter neer schroef een waarschuwing voor OB9 katholieken kan gelegen zijn. Spreekt het wel vanzelf, dat wij de dagoü van Moart 1903 niet onbemerkt zullen laten voorbijgaan en dat wij, vooral in onze tem pels, een hartelijk dankgebed tot God zullon richten, omdat Hij ons 60 jaar geloden, na drie eeuwen van lijden en achteruitzetting onze doorluchtige Kerkvoogden heeft woer- gegeven, toch kan voor ons in hot woord van den corresponent een naar wij ver trouwen voor de meesten: onzer onnoodi* ge aansporing tot omzichtighoid gelogen zijn. Immers, wij kunnen daaruit de les putten bij ons dankbaar gedenken niet slechts naar stig alles te vermijden wat naar ovormoed zweomen kan, welke op zichzelf reeds on* christelijk moet genoemd wordon I doch ook ons zorgvuldig te onthouden van op zichzelf geoorloofde uitlatingen, die ochtet lichtgeraakten op onnoodigo wijze kondon hinderen. Voor het overige stollen wij vooral in dien wo dc boven aangegeven klippen wotcn te ontzeilen in deze vertrouwen in don ge zonden zin, welke, onkole dwepers en som mige verkiezingsperioden uitgezonderd, go- meengoed dor Nederlanders is. Vertrouwen stellen wij bovendien in hot geheugen onzer landgenooton van verschil lende richting: dat den antirevolutionairen cn ook den christelijk-historisehen zal herinnoron, hoe beider voorman, de grooto Groen van Prin- sfcerer, zich principieel tegen do Aprilbewe ging heeft verklaard; dat den synodalon zich te binnon brengen, hoo hun oven bcminnelijko als eerbiedwaar dige herder, ds. Koctsvold, in do dagen der April-bewcging den moed heeft betoond in do St.-Jacobskork te 's-Gravenhage, na een roorendo on tot verdraagzaamheid aanspo- rondo toespraak, zijn gehoor voor to gaan in een gebed voor hun katholieke mede-chris tenen; dat eindelijk den liberalen niet uit hot oog zal doen verliezen, dat wij in 18-18, cn vole jaren later, hun trouwe bondgonootcn zijn geweest, cn dat do edele daad van Thorbecko in 1853 niet slcohts is verricht, omdat zij ge schreven stond op het liboralo programma, maar toch ook, maar toch wel voor eon groot deel, omdat zij geweest is het inlossen eenci belofte tijdens do Grondwetsherziening afgo- legd en aan welks vervulling men zich ale eerlijk man niet kon onttrekken. De Tijd zegt, na vermelding van dc woor den van don briofschrijvor: „Ronduit gezegd, hadden wij, toen ons vóór enkele dagen dit fraais ondor de oogou kwam, geen plan daaraan ocnigo ruimte in ons blad af te staan. Het tendensienze der in gehoirazinnig waas gehulde mcdedeelingen van do corres pondentie scheen ons t e duidelijk. Dat do z. g. Aprilbeweging in 1853 een groote mystificatio is geweest en dat hot hor stel der bisschoppelijke hiërarchie in Neder land voor do niot-.' tholieken geen onkclo der vrec8clijke gevolgen gehad heoft, welke destijds met zóó schrillo kleuren voor de ge prikkelde vcrbecldirg der menigte werden afgeschilderd is, togenwoordig gelooven wij voor ieder verstandig mensch duido- lijk. En thana zou men er in slagen het niet- katholioko gcdeclto van hot Ncderlandscho volk dupe te maken van een tweede mystifi catie, nog veel erger dan de eerstel Na ge durende een halvo eeuw ondervonden to heb ben, dat het bestaan eener kerkelijke hiërar chie bij do katholi> ken een zaak is, die geheel buiten do belangen van allo andorsdenken den omgaat, zouden dezen zich laten wijs- makon, dat niet de hiërarchie zelve, maar de herdonking vaD do instolling daarvan vijftig jaar goleden allerlei gevaren voor het vaderland zou medebrengen, gevaren die men niet noemt, om zóó den indruk van het akelige, het griezelige nog to vorhoogen Wij wcigoren bepaald dergelijke mate van licht- gcloovighcid bij onze niet-kat.iolickc landge nooton aan te nemen." De Standaard zegt in een asterisk „Een halvc-ecuw-fecst" In het volgend jaar zal het oen halve eeuw voor een zieken man, die aan alles eerder dacht dan aan zulke dingen." Een zwaarmoedig, bitter lachje kwam over haar nu volmaakt rustig gelaat, ter wijl zij vluchtig een klagenden blik op hem richtte. ,,'t Spijt mij verschrikkelijk, lieve me vrouw," besloot hij vriendelijk; „maar de schuld, zoo men al van schuld spreken kan, ligt bij u, en ditmaal kan ik u werkelijk niet helpen; ditmaal moeten de gebeurtenissen haar loop hebben." „Ja, dat-zal wel moeten," sprak zij, na denkend, met dc handen den halsketting, waaraan een kruis van amethyst bevestigd was, terechtschuivcnd. „U zult nu natuurlijk mijn huis verlaten, ik zie de noodzakelijkheid daarvan volkomen in en moet liet zelf wenschen, nu ik de mo tievcn ken, die u hier vasthielden en die nu vervallen." „Ik kan dus gaan?" vroeg zij treurig. „Ik geloof, dat u het moet doen," ant woordde hij ernstig. Zij stond op. „Mijn schuld. mijn noodlot, anders niet. U heeft gelijk!" sprak ze zacht, met geen teeken van opgewondenheid, gelaten en be reid, zich in haar lot te schikken. „Ik wil u nu niet langer storen; 't spijt mij, dat ik u verontrust heb. Vergeef mij ook dat nog, baron, opdat ik in vrede naar huis kan gaan." „Naar huis? U heeft toch geen eigenlijk tehuis, waar u heen kunt gaan?" VToeg hij deelnemend. „Toch wel." „Nu, daarover Bp reken wij nog wel. Ik heb a niets te vergeven; ik beklaag u slechts en doe mijzelven verwijten." „Dat moogt u niet; u- heeft het zoo goed gemeend.". En weer beschikkende over haar gewone kalme waardigheid, boog zij groetend het hoofd cn verliet langzaam dc kamer, hier en daar in het voorbijgaan iets recht zettend of verschikkend, gelijk een altijd waak- en werkzame huisvrouw pleegt te doen. In diepe, treurige gedachten bleef hij ver zonken, tot zijn gelaat opklaarde door do komst van Marie Louise, die met haar jcug- dig-frisch gezicht hem reeds bij de deur toe lachte en van blijde verrassing blijk gaf, toen ze het schaakspel bemerkte. „O, wat mooi 1" zei ze, met kinderlijke be wondering haast. „Wat prachtige stukken! Alles echt: ivoor on paarlmoer en goud Keurig I" En ras knielde zij bij bet tafeltje, om het beter tc kunnen bekijken. Terwijl zij zoo naïef verblijd, onschuldig en bevallig daar naast hem knielde, kostte het hem moeite," de hand terug te houden, die zoo gaarne het golvende, glanzende haar had gestreeld. Vlug en handig zette zij het schaakspel op en plaatste zich tegenover hem. Zij speelde goed; maar hij, anders een meester in het koninklijke spel, behoefde zich geen moeite te geven, haar niet al te gauw mat te zettenwant zijn oogen rustten telkens weder verrukt op dat engelengezicht- je tegenove hem cn zoo had zij het genot, een partij te winnen. Toen het spel afgeloopen was, leunde hij in zijn stool terug. Hij had behoefte, haar mee te deelen, wat er in hem omging, voor zoover hij dit kon doen zonder onbescheiden te zijn tegenover mevrouw Wengcrska. Zacht zei hij: „Verbeeld u: mevrouw Sonnya wil one verlaten; en raad eens waarom? „Ons verlaten? Hon is 'tmogelijk!" „Haar motief is zeer zonderling: zo gc- voolt zich hier overtollig, onnut, omdat u hier is." „Maar dat kan haar toch geen ernst zijn 1" „In zekeren zin wel. Ja, dat i3 inderdaad dc reden. Zij was daar straks hier, om het mij te vertollen." „En wilt u haar laten gaan? Dat Icunt u toch niet doen? Zij is hier onontbeerlijk; zo past zoo goed aan het hoofd van do huis houding allen hebben respect voor haar. Zo is een wcrkelijko dame, aan.wio zc gaar ne gehoorzamen, on daarbij zoo lief cn '.acht Neen, dat gaat niet. Wij laten haar niet gaan „Och, kindlief, wij zullen wel moeten," zei hij ernstig; „zo is vast overtuigd, dat zo hier niet meer van nut is, omdat mijn per soonlijke verpleging is overgelaten aan een zuster, en dat laat zij zich niet uit het hoofd praten." „O, us feitelijk een beetje jalociBoh? zei Marie, onschuldig. „Hoo kwam ze eigenlijk hier? Zc schijnt u zeer genegen en ook zeef dankbaar." „Zo was een alleenstaande vrouw, die veel geleden en veel verloren had door de schuld van haar man. Ze hield tc Kaïro een pension, doch dat bracht niet veel op, en de toekomst zng cr donker voor haar uit. Ik had toen een huishoudster noodig, en in het pension had ik haar leeren kennen als een flinke, vaardigo vrouw. Zoo kwamen ons beider wenschen elkaar te gemoet, on ik nam haar hier op." (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5