LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 31 MEI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
So. 12964
Anno 190?.
Of vrouwen benoembaar zijn tot het
notarisambt is een vraag, schrijft do
heer Ch. Miseroy - in het Tijdschrift voor
privaatrechtnotariaat en fiscaalrecht
die in de laatste jaren meermalen gesteld ia.
Nu staat vaat, dat ieder Nederlander vol
gens art. der Grondwet tot elke landsbe
diening benoembaar is, maar art. 23 der Wot
op het Notarisambt zegt, dat vrouwen niet
mogen zijn instrumenteerend getuige bij een
notarieele akte en blijkens het in 1878 gewij
zigd artikel 10, waarin voorkomt ,,aan de.
Wet voor de nationale militie hebben vol
daan", heeft.de wetgever van 1842 niet aan
de benoembaarheid van vrouwen gedacht.
Toen in 1894 zich een dame aanmeldde
voor het volgen der colleges, door den heer
•Miseroy als privaat-docent voor notariaat
en fiscaalrecht aan de Universiteit gegeven,
wendde genoemde heer zich tot dc toenmali
ge Staatscommissie, belast met het afnemen
van het notarieel examen, met de vraag of
zij een vrouwelijke adspirant tot het examen
zou hebben toegelaten. Dc commissie deed
haar voorzitter antwoorden, dat zij geen aan
leiding vond om zich over de vraag uit te
laten, omdat zij weldra zou ophouden te be
staan en de vraag bij haar geen toepassing
kon vinden. Wel kon de commissie zeggen,
dat zij in zulk een geval het gevoelen van
den Minister van Justitie zou hebben inge
wonnen.
De dame had intusschcn c j andere be
roepskeuze gedaan en tijdelijk verviel de
vraag.
In 1901 meldde zich opnieuw een dame bij
'den heer Miseroy aan en deze wendde zich
nu tot den Minister van Justitie en vroeg
diens oordeel, maar de Min. gaf te kennen,
dat alleen de examen-commissie tc oordee-
len had wie zij zou toelaten. Opnieuw
schreef de heer Miseroy toen aan de voor
dat jaar benoemde commissie en deze repli
ceerde,. dat, als zich vóór den aanvang van
het examen een vrouw had aangemeld,
naar het oordeel van de commissie haar dc
gelegenheid had moeten worden gegeven om
het examen af te leggen.
Nu worden sinds 1 November 1901 de col
leges in notariaat aan de Amstcrdamsche
"Universiteit- gevolgd door een dame.
Of een volgende Staatscommissie cvenzoo
over de vraag zal denken en of minister
Loeff vrouwen tot notaris benoembaar zal
achten, zooals zijn ambtsvoorganger, mr.
Cort van der Linden, deed, dan wel of een
vrouwelijke eandidaat-notaris het niet ver-
'der zal kunnen brengen deze vragen kun
nen natuurlijk niet beantwoord worden.
De Standaard wijdde een omvangrijk op
stel aan de werkstaking te Ensche-
d e c, waaraan het volgende is ontleend
Tereoht is opgemerkt, zegt het blad, dat
bij de werkstaking, die in Enschcdee uit
brak, en door de algchéelc ,,lock out" van
pl. m." 1200, nu door de gedeeltelijke ,,lock
out" van wederom 6000 werklieden gevolgd,
een hoogst ornstigc strijd van beginselen in
het spel is.
Dat do loonprijs voor den arbeid niet
naar willekeur kan verhoogd worden,
beginnen de werklieden thans zeker helder
In te zien. Wat voor loon kan betaald worden,
wordt beheerscht door algeraeene factoren,
die op de wereldmarkt hun oorsprong vin
den en hun nadere bepaling krijgen door
tarief, levensstandaard en algemecnc kosten
van het bedrijf. Pogingen tot loonsverhoo-
ging mogen uit dien hoofde geen ander doel
hebben dan om van het voor de gemaakte
waar gewonnen geld, na aftrek van de kos
ten dor grondstoffen, machine-kosten en al-
gemeene kosten, het deel dat aan den pa
troon komt iets to verlagen, cn dit aldus be
schikbaar geld bij het loon der gezamenlijke
arbeiders te voegen.
Een worsteling ook hierover laat zich bij
do wanverhouding tusschen wat de onderne
mer wint en do werkman aan loon verdient,
alleszins verklaren; maar dien strijd gold
het in Enschcdee niet.
In Enschedee is de principieelc vraag aan
'do orde, of do patroon tegenover zijn werk
lieden als een absoluut zelfstandige macht
zal staan, die zich enkel contractueel met
zijn werklieden verbindt; dan wel of in het
fabriekswezen, ook buiten contract, een na
tuurlijke band tusschen de fabriek en de ter
plaatse woonachtige, voor het bedrijf bekwa
me arbeiders bestaat, die aan alle contract
voorafgaat*
De patroons, die de ,,lcck out" toepassen,
plaatsen, zich op het eerste, de werklieden
die staakten, en zij, die de stakers steundeo^
op het tweede standpunt.
De keuze hier is niet moeilijk.
Zijn voor alle fabrieken te Enschedee sa
men een 10,000 werklieden noodig, en zijn
die te Enschedee woonachtig, dan is het on
zinnig to beweren, dat de gezamenlijke pa
troons op een goeden dag dezen 10,000 werk
lieden gedaan kunnen geven, ten einde
10,000 andcro van elders te ontbieden. Is
eenmaal historisch een industrieels toestand
geboren, die 10,000 werklieden vereischt, en
die ter plaatse aanwezig doet zijn, dan zijn
patroons cn werklieden door het resultaat
van dit verleden op elkander aangewezen;
dan zijn ze door een samenloop van omstan
digheden over en weder tot elkander ge
bracht; cn is hieruit een verhouding ont
staan, die niet eerst uit het contract op
komt, maar aan elk individueel contract
voorafgaat.
Dit brengt met zich, dat zoomin de pa
troon als de arbeiders in absoluut-vrijmach-
tigen zin het contract, dat beiden nader bin
den zal, kunnen vaststellen. Do patroon kan
niet unilateraal zeggenZóóveel geef
ik," en de arbeiders kunnen evenmin uni
lateraal zeggen„Alleen voor zóóveel
werk ik.' De bepaling van het loon wordt
beheerscht door factoren, die, mits nauw
keurig onderzocht en billijk gewogen, voor
elke plaats, voor elk bedrijf en voor eiken
te praesteeren arbeid het juiste loonbedrag
aanwijzen.
Nu heeft, dit is niet betwistbaar, een pa
troon veel juister en beter kennis vau die
factoren dan onze werklieden, en is ook zij a
verantwoordelijkheid een veel grooture, re
den waarom een bepaling van het loon,
waarbij patroon en werkman gelijk zeggen
schap -zouden hebben, ondenkbaar is, een
voudig wijl dc werklieden buiten staat zijn
de verantwoordelijkheid voor de girolgcn
van een begane fout financieel zeiven voor
hun rekening te nemen.
Maar hieruit volgt nog geenszins, dat de
werkman daarom als een onmondigo en ge
heel onder voogdij staande, zonder controle
heeft te berusten in al wat dc patroon goed
vindt te bepalen.
De werklieden zijn geen kleine kinderen
meer, die hooren, zien en zwijgen moeten,
willen ze geen harde klappen in hun finan
cieel bestaan krijgen.
Intusschcn, ze zullen dit recht van gekend
te worden niet verwerven, tenzij na harde
worsteling; en hun fout is, dat ze dusver
nog nimmer helder inzagen, hoe zulk een
worsteling dan alleen tot het gewenschtc re
sultaat kan leiden, zoo zc zich op die wor
steling inrichten en voorbereiden.
Gemeenlijk vcrwaarloozen de werklieden
de voorbereiding, en worpen zij zich hals
over kop in een ernstige worsteling, op een
oogenblik, dat ze feitelijk ongewapend
staanen dit nu juist brengt hun eigen po
sitie en het belang der industrie, ja, het
belang van derden, zoo ernstig in gevaar.
Hadden de 10,000 fabrieksarbeiders te En
schedee vier jaren l..ng cón gulden per week
voor zulk een worsteling saamgcbrackt, zoo
zouden ze over een som van ruim twee mil-
lioen beschikken, behalve nog wat dc voor
handen gelden aan interest opbrachten. En
dat zou hen in staat stellen gedurende veer
tig weken vijf gulden per week aan elk der
10,000 werklieden, bij staking of ,,lock out"
uit te keeren, en voorts alle verdere kosten
van de worsteling ruimschoots te dekken,
en dat zonder cenige hulp van buiten.
Zelfs mag verwacht, dat reeds het enkele
bezit van zulk een kapitaal voldoende waar
borg tegen elke onbillijke bejegening zou
opleveren.
Het is dan ook metterdaad te betreuren,
dat aan den nu aangebonden strijd geen be
hoorlijke voorbereiding voorafging. Van
beide zijden was er in dezen strijd veel dat
aantrok. Dc firma stond bekend als op voet
van welwillendheid met haar arbeiders ver-
keerende, en de werklieden hebben een zeld
zaam voorbeeld gegeven van rustig beleid cn
De Pleegzuster.
27)
,,Dus het is onmogelijk!" vroeg zij dof.
.Beslist onmogelijk 1 Nooit laat ik de zus
ter gaan, tot de dood haar aflostIk
moet bekennen, dat u mij heden zeer vreemd
en zonderling voorkomt, zoozoo geheel
anders dan il: u altijd heb gekend," zei bij
nadenkend, cn hij voegde er, haar oplettend
waarnemend, bij: ,,Ik zou haast op de ge
dachte komen, datdat u een geheel an
dere natuur had, dan u mij tot dusver wilde
doen gelooven."
Een droef lachje speelde om haar lippen.
Zij knikte.
,.Ja, ik heb een andere natuur, als u het
zoo noemen wilt; ik deed mij geweld aan; ik
offorde mijn natuur, mijn neiging, mijn le
ven, alles, uit liefde..."
,,Ik weet dat. Ik weet, dat u aan uw man
veel ten offer heeft gebracht. Maar hij is
lang dood. Wat heeft dat met uw vrede en
kalme werkzaamheid hier te maken! U is
geen jonge vrouw meer, en reeds lang hadt
u dat leed overwonnen... Neen, neen, dat
was geen waarheid 1 Ik gevoel, dat ik op de
een of andere wijze misleid werd."
,,Ja, ik misleidde u. Ach, wat leed ik er
zelf onder 1 Alles, uit liefde... Maar niet
voor dien schurk, die mij hopeloos achter
liet neen, uit liefde voor den edelen, bra
ven redder,... uit liefde voor u
Verbaasd, minachtend zag hij haar aan.
»,En waartoe dan die komedie?" vroeg hij.
„Daarop geef ik geen antwoord; want het
ligt voor de hand."
»,Na ja, wilde in mijn nabijheid zijn,
verder niets. Daarom weende u en schilder
de mij uw grenzenlooze ellende, uw verlan
gen naar werkzaamheid, naar vrede cn stilte
en eenzaamheid
„Ja daarom. Meende u werkelijk, dat het
om iets anders was? Veroordeelt u mij daar
om? Heb ik u ooit met mijn liefde lastig ge
vallen, tot heden? Heden, nu ik, na een
zwaren strijd, besloot, u mijn hart te too
nen, wijl ik anders te gronde meendo te
gaan. Heb ik ooit een plicht verzuim in uw
dienst? Zoo stil, zoo bescheiden mogelijk
vervulde ik mijn plichten, nooit iets anders
begeerend dan u te verplegen, om bij u te
zijn, God dankend voor elk uur, dat Hij mij
u schonk 1 En deed ik het niet goed? Heeft u
ooit zelf behoefte gevoeld aan een liefdezus
ter?"
„Dat mag alles zoo zijn; maar de dokter
verlangde een zuster, te gelijk volleerd ver
pleegster en te gelijk een hoog begaafde da
me, om mij tot gezelschap te zijn, de rest
van mijn leven aangenaam te maken. En nu
ben ik met die schikking tevreden; ik ben
dankbaar voor dien raad. Dat bolct echter
niet, ten volle te erkennen, wat u deedt en
doet, ook u dankbaar te zijn, voor uw opof
feringen en uw werkzaamheid. Ik heb aan
dat gevoel reeds uitdrukking gegeven op een
wijze, die u later zal blijken... Uw liefde heb
ik nooit vermoed. U heeft mij in dat opzicht
voortreffelijk misleid, anders had ik na
tuurlijk op geheel andere wijze voor u ge
zorgd dan door u in mijn huis te nemen.
Ik moet openhartig zijn, al loop ik ook ge
vaar, u te kwetsen. U maakte op mij zoo
geheel den indruk van een vrouw, die met
dergelijke jeugdige opwellingen reeds had
afgerekend, dat ik niet het flauwste ver
moeden had v*n een neiging voor mijzelven,
kalme worsteling. Eindigt nu zulk een
worsteling zonder dat voor de hoofd
zaak, voor het principe iets gewonnen
wordt, dan wordt hierdoor noodzakelijker-
wijs het tegenovergestelde beginsel gesterkt.
Overweging verdient daarom de vraag, of
het in het welbegrepen belang van beide
partijen niet geraden ware, op dit oogenblik
den strijd te staken; daarna zich te organi-
seeren gelijk het behoort, en, dank zij de or
ganisatie, tweeërlei to bereiken: ten eerste
het noodige kapitaal om, breekt de strijd
weer uit, zich staande te kunnen houden, en
ten tweede de scherpe en juiste formuleering
van wat de werklieden, ten einde voortaan
in de loonsbepaling gekend te worden, on-
misbanr achten.
We weten zeer goed, dat dit geduchte
wilskracht, veel geduld, cn volharding, en
groote offervaardigheid gedurende een
reeks van jaren vorderen zal, maar juist
doze langdurige voorbereiding zou zedelijke
energie wekken, en den strijd in juister ba
nen leiden.
Van socialistische zijde beoogt men iets
anders; maar juist zoodanige scherpe for-
mulecring van wat „Patrimonium" bereik
baar acht, zou het best elk socialistisch ge
vaar, dat zich thans gedurig in olkc staking
mengt, bannen.
Het zou niet zijn het grijpen naar een
onbereikbare utopie, maar uitsluitend een
reculcr pour mieiix sauter, een stelregel
waarvan do profijtelijkheid ook aan dc anti
revolutionaire partij zoo telkens is ge
bleken.
De Arnhemsche Courantdie dezen raad
theoretisch „voorzeker rationeel", maar
practisch onuitvoerbaar acht, omdat do
Twentschen arbeider van zijn karig weekloon
geen gulden missen kan, waarbij het blad
wijst op de krachtige organisatie der dia
mantwerkers, die men toch óók niet allen
bijeen kon houden, heeft overigens in d i t
geval nog twee ernstige bezwaren:
lo. dat dan do ellende, gedurende vijf
maanden geleden, volslagen vruchteloos zou
worden
26. dat de onvoorwaardelijke onderwer
ping than6 beslist o n m o g e 1 ij k is.
Dc stakers on uitgeslotencn hebben vóór
cenige dagen feitelijk reeds het hoofd ge
bogen en alle eischen der firma Van Heek
ingewilligd, slechts op deze ééne voorwaarde
dat zij al haar vroegere arbeiders weder
aannemen zouen die voorwaarde is door
dc firma afgewezen „Hierin kunnen cn
mogen de stakers en uitgeslotencn niet
toegeven," zegt de Arnhemsche Courant
„en wie dit betwisten mocht, wende zijn
blik naar Zuid-Afrika. G-1 ijk dc Boeren,
hebben do Enschedccsche arbeiders gestre
den voor hun recht en hun onafhankelijk
heid; en terwijl er in Nederland zeker niet
velen zullen zijn, die het in de Boeren zou
den afkeuren, indien zij: voor het sluiten van
den vrede vasthouden aan erkenning van
hun onafhankelijkheid en bovenal volledige
amnesti voor allen, dio met cn voor hen den
heiligen strijd tcgon Engelands hebzucht
hebben gestreden, zou men dan nu van
de stakers cn. uitgeslotencn kunnen verlan
gen, dat zij hun vrede kochten met het op
offeren van dc leiders, die hen in hun strijd
voor onafhankelijkheid en recht hebben aan
gevoerd? Niemand acht het ook maar denk
baar, dat de wakkere Boeren hun Stcyn,
Rcitz, De Wet, Botha, De la Rey en de
Kaapschc „rebellen" ran Engelands genade
zullen overleverenis het dan niet wreed,
dit van de Enschcdcesche strijders te vor
deren 1"
Ter beantwoording dor vraag: „Hoe denkt
men in Twente over den v r ij h a n d e 1 ?"gaf
De Nieuwe Courant in 18 vervolgnummers
een serie interviews, om te doen zien, hoo de
mannen der practijk in een uiterst belang
rijk industrieel centrum van ons vaderland
denken over een dor gewichtigste punten dor
handelspolitiek.
Thans levert het blad als slot daarop de
conclusie. ,,Met een eenparigheid en een
stemmigheid, die schier eentonig dreigde te
worden, doch ook juist daardoor bewees do
volstrekte algemeenheid der ervaring, heb
ben al deze, met name genoemde industriee-
len, hun beslist vonnis over protectie geveld,
hun onwankelbaar vasthouden aan vrijhan
del beleden."
Dat de protectie Twente ni ot gebaat heeft,
werd door G. K. van Hogendorp ten jare
1819 reeds met eigen oogen geziön, door
Thorbecke en wijlen C. T. Stork bevestigd.
De profetie, dat de vernietiging der pro
tectie (de afschaffing der differentieele
rechten in '74) do ondergang der Nederland-
scho katoennijverheid zou zijn, is door de fei
ten gelogenstraft. Juist na '71 nam dc indus
trie een grootcre vlucht en begon dc spccia-
liseering, de eeniggezonde grondslag eener
nijverheid, maar die alleen bestaanbaar is
(vooral in een kleiü land) als dc export on
belemmerd blijft. Do export nu is alleen
duurzaam mogelijk onder het vrijhandel-
stolsel.
Op grond der ervaring verwacht men in
Twente van evcntueele bescherming een aan
vankelijke winst, maar die weldra in verlies
zou overslaan. Het voorbeeld van Duitsch-
land werkt allesbehalve aanlokkelijk. Ook
met het oog op het belang van den werk
man valt de vergelijking met onze Oostelijke
naburen te onzen gunste uit.
Dit alles wordt door De Nieuwe Courant
aan de hand van het resultaat der interviews
uiteengezet.
In don vreedzamen, doch schorpen kamp
dor volkeren op dc grooto wereldmarkt
aldus haar laatste woord kan er een blij
vende plaats slechts ziin voor hein, die niet
minder doet dan al liet mogelijke, en dat te
doen weet. staande in eigen kracht. Dio
„eigen kracht" wordt door het vrijhandel-
stelsel en door dat stelsel alleentege
lijkertijd verondersteld, gewekt en ontwik
keld. Van dio waarheid is men in Twonto
doordrongen, want men heeft haar door do
practijk bevestigd on bewezen gezien.
Wij lezen in De Residentiebode
Dat de meerderheid der 'Christelijke par
tijen en de harmonie, welke tot lieden tus
schen haar groepen bestaan bleef, onzen po-
litieken tegenstanders een doorn in het oog
zou wezen, valt al heel licht te begrijpen on
hot verwondert ons allerminst, dat zij reik
halzend uitzien naar een gelegenheid om een
wig tusschen do groepen van het ,,M o n -
storvorbond" in to drijven.
Op dit stuk meent, naar hot ons wil voor
komen, dc schrijver der Haagsche Kroniek
in de Nieuwe Groningsclic Courant die
wel eens meer een procf-ballonnetje heeft op
gelaten dezer dagen eeri vondst tc hebben
gedaan.
In zijn jongste Kroniek toch treffen wij de
bewering aan, gretig door andere liberale
bladen overgenomen:
„dat er misschien spoediger dan menigeen
het voorziet tusschen dc fracties der rechter
zijde een moeilijkheid kan opdagen, dio de
zoete droomen van broederlijke samenwer
king in rook kan doen opgaan. Mij is toch
ter oorc gekomen, dat de katholieken grooto
plannen hebben voor da waardige viering, in
1903, van het 50-jarig bestaan der bisschop
pelijke hicrachie in Nederland. Er moeten
gewichtige dingen zijn beraamd, tot verwe
zenlijking waarvan echter dc medewerking
van onze Regecring en do Statcn-Genoraal
noodig zouden zijn. En of nu dc bondgenoo-
tcn van antirevolutionairen huize,
vooral do vrij-antirev. cn Christ.-Histori-
schen voor dio hulp, ter versterking van
Rome's aanzien en macht in Nederland, to
vinden zullen zijn, dat is minstens twijfel
achtig. Wellicht zullen de katholieken dan,
als in '53, steun zoeken bij do liberalen, al
mag ook weer betwijfeld worden of dezen,
na de opgedane ondervinding, na don onder
vonden ondank voor de toen uit een govocl
van" ware liberaliteit verschafte medewor-
king en hulp, zich andermaal voor do
Roomschen zullen op de bres stellen. Wat
mij omtrent deze aangelegenheid is mede
gedeeld, is nog van te weinig beslisten aard,
om er openbaarheid aan tc geven, hoewel
mij de namen al genoemd zijn van de leiders
der beweging ter bereiking van h i grootsche
doel. Voorloop) g evenwel zal ik het bij deze
algemeene aanduiding laten."
Wat ons betreft, wij zijn nog niet beducht,
dat het zoo'n vaart loopen zal, maar het is
altoos onze tactiek geweest waar wij konden
bij den vijand in politiekcn zin ge
sproken lessen te gaan halen en wij geloo
ven, dat in hetgeen do oor respondent hier ter
neer schroef een waarschuwing voor OB9
katholieken kan gelegen zijn.
Spreekt het wel vanzelf, dat wij de dagoü
van Moart 1903 niet onbemerkt zullen laten
voorbijgaan en dat wij, vooral in onze tem
pels, een hartelijk dankgebed tot God zullon
richten, omdat Hij ons 60 jaar geloden, na
drie eeuwen van lijden en achteruitzetting
onze doorluchtige Kerkvoogden heeft woer-
gegeven, toch kan voor ons in hot woord
van den corresponent een naar wij ver
trouwen voor de meesten: onzer onnoodi*
ge aansporing tot omzichtighoid gelogen
zijn.
Immers, wij kunnen daaruit de les putten
bij ons dankbaar gedenken niet slechts naar
stig alles te vermijden wat naar ovormoed
zweomen kan, welke op zichzelf reeds on*
christelijk moet genoemd wordon I doch
ook ons zorgvuldig te onthouden van op
zichzelf geoorloofde uitlatingen, die ochtet
lichtgeraakten op onnoodigo wijze kondon
hinderen.
Voor het overige stollen wij vooral in
dien wo dc boven aangegeven klippen wotcn
te ontzeilen in deze vertrouwen in don ge
zonden zin, welke, onkole dwepers en som
mige verkiezingsperioden uitgezonderd, go-
meengoed dor Nederlanders is.
Vertrouwen stellen wij bovendien in hot
geheugen onzer landgenooton van verschil
lende richting:
dat den antirevolutionairen cn ook den
christelijk-historisehen zal herinnoron, hoe
beider voorman, de grooto Groen van Prin-
sfcerer, zich principieel tegen do Aprilbewe
ging heeft verklaard;
dat den synodalon zich te binnon brengen,
hoo hun oven bcminnelijko als eerbiedwaar
dige herder, ds. Koctsvold, in do dagen der
April-bewcging den moed heeft betoond in
do St.-Jacobskork te 's-Gravenhage, na een
roorendo on tot verdraagzaamheid aanspo-
rondo toespraak, zijn gehoor voor to gaan
in een gebed voor hun katholieke mede-chris
tenen;
dat eindelijk den liberalen niet uit hot oog
zal doen verliezen, dat wij in 18-18, cn vole
jaren later, hun trouwe bondgonootcn zijn
geweest, cn dat do edele daad van Thorbecko
in 1853 niet slcohts is verricht, omdat zij ge
schreven stond op het liboralo programma,
maar toch ook, maar toch wel voor eon groot
deel, omdat zij geweest is het inlossen eenci
belofte tijdens do Grondwetsherziening afgo-
legd en aan welks vervulling men zich ale
eerlijk man niet kon onttrekken.
De Tijd zegt, na vermelding van dc woor
den van don briofschrijvor:
„Ronduit gezegd, hadden wij, toen ons
vóór enkele dagen dit fraais ondor de oogou
kwam, geen plan daaraan ocnigo ruimte in
ons blad af te staan.
Het tendensienze der in gehoirazinnig
waas gehulde mcdedeelingen van do corres
pondentie scheen ons t e duidelijk.
Dat do z. g. Aprilbeweging in 1853 een
groote mystificatio is geweest en dat hot hor
stel der bisschoppelijke hiërarchie in Neder
land voor do niot-.' tholieken geen onkclo
der vrec8clijke gevolgen gehad heoft, welke
destijds met zóó schrillo kleuren voor de ge
prikkelde vcrbecldirg der menigte werden
afgeschilderd is, togenwoordig gelooven
wij voor ieder verstandig mensch duido-
lijk. En thana zou men er in slagen het niet-
katholioko gcdeclto van hot Ncderlandscho
volk dupe te maken van een tweede mystifi
catie, nog veel erger dan de eerstel Na ge
durende een halvo eeuw ondervonden to heb
ben, dat het bestaan eener kerkelijke hiërar
chie bij do katholi> ken een zaak is, die geheel
buiten do belangen van allo andorsdenken
den omgaat, zouden dezen zich laten wijs-
makon, dat niet de hiërarchie zelve, maar
de herdonking vaD do instolling daarvan
vijftig jaar goleden allerlei gevaren voor het
vaderland zou medebrengen, gevaren die
men niet noemt, om zóó den indruk van het
akelige, het griezelige nog to vorhoogen Wij
wcigoren bepaald dergelijke mate van licht-
gcloovighcid bij onze niet-kat.iolickc landge
nooton aan te nemen."
De Standaard zegt in een asterisk „Een
halvc-ecuw-fecst"
In het volgend jaar zal het oen halve eeuw
voor een zieken man, die aan alles eerder
dacht dan aan zulke dingen."
Een zwaarmoedig, bitter lachje kwam
over haar nu volmaakt rustig gelaat, ter
wijl zij vluchtig een klagenden blik op hem
richtte.
,,'t Spijt mij verschrikkelijk, lieve me
vrouw," besloot hij vriendelijk; „maar de
schuld, zoo men al van schuld spreken kan,
ligt bij u, en ditmaal kan ik u werkelijk niet
helpen; ditmaal moeten de gebeurtenissen
haar loop hebben."
„Ja, dat-zal wel moeten," sprak zij, na
denkend, met dc handen den halsketting,
waaraan een kruis van amethyst bevestigd
was, terechtschuivcnd.
„U zult nu natuurlijk mijn huis verlaten,
ik zie de noodzakelijkheid daarvan volkomen
in en moet liet zelf wenschen, nu ik de mo
tievcn ken, die u hier vasthielden en die nu
vervallen."
„Ik kan dus gaan?" vroeg zij treurig.
„Ik geloof, dat u het moet doen," ant
woordde hij ernstig.
Zij stond op.
„Mijn schuld. mijn noodlot, anders niet.
U heeft gelijk!" sprak ze zacht, met geen
teeken van opgewondenheid, gelaten en be
reid, zich in haar lot te schikken.
„Ik wil u nu niet langer storen; 't spijt
mij, dat ik u verontrust heb. Vergeef mij ook
dat nog, baron, opdat ik in vrede naar huis
kan gaan."
„Naar huis? U heeft toch geen eigenlijk
tehuis, waar u heen kunt gaan?" VToeg hij
deelnemend.
„Toch wel."
„Nu, daarover Bp reken wij nog wel. Ik
heb a niets te vergeven; ik beklaag u slechts
en doe mijzelven verwijten."
„Dat moogt u niet; u- heeft het zoo goed
gemeend.".
En weer beschikkende over haar gewone
kalme waardigheid, boog zij groetend het
hoofd cn verliet langzaam dc kamer, hier en
daar in het voorbijgaan iets recht zettend of
verschikkend, gelijk een altijd waak- en
werkzame huisvrouw pleegt te doen.
In diepe, treurige gedachten bleef hij ver
zonken, tot zijn gelaat opklaarde door do
komst van Marie Louise, die met haar jcug-
dig-frisch gezicht hem reeds bij de deur toe
lachte en van blijde verrassing blijk gaf,
toen ze het schaakspel bemerkte.
„O, wat mooi 1" zei ze, met kinderlijke be
wondering haast. „Wat prachtige stukken!
Alles echt: ivoor on paarlmoer en goud
Keurig I"
En ras knielde zij bij bet tafeltje, om het
beter tc kunnen bekijken.
Terwijl zij zoo naïef verblijd, onschuldig
en bevallig daar naast hem knielde, kostte
het hem moeite," de hand terug te houden,
die zoo gaarne het golvende, glanzende haar
had gestreeld.
Vlug en handig zette zij het schaakspel op
en plaatste zich tegenover hem.
Zij speelde goed; maar hij, anders een
meester in het koninklijke spel, behoefde
zich geen moeite te geven, haar niet al te
gauw mat te zettenwant zijn oogen rustten
telkens weder verrukt op dat engelengezicht-
je tegenove hem cn zoo had zij het genot,
een partij te winnen.
Toen het spel afgeloopen was, leunde hij
in zijn stool terug. Hij had behoefte, haar
mee te deelen, wat er in hem omging, voor
zoover hij dit kon doen zonder onbescheiden
te zijn tegenover mevrouw Wengcrska. Zacht
zei hij:
„Verbeeld u: mevrouw Sonnya wil one
verlaten; en raad eens waarom?
„Ons verlaten? Hon is 'tmogelijk!"
„Haar motief is zeer zonderling: zo gc-
voolt zich hier overtollig, onnut, omdat u
hier is."
„Maar dat kan haar toch geen ernst
zijn 1"
„In zekeren zin wel. Ja, dat i3 inderdaad
dc reden. Zij was daar straks hier, om het
mij te vertollen."
„En wilt u haar laten gaan? Dat Icunt u
toch niet doen? Zij is hier onontbeerlijk; zo
past zoo goed aan het hoofd van do huis
houding allen hebben respect voor haar.
Zo is een wcrkelijko dame, aan.wio zc gaar
ne gehoorzamen, on daarbij zoo lief cn '.acht
Neen, dat gaat niet. Wij laten haar niet
gaan
„Och, kindlief, wij zullen wel moeten," zei
hij ernstig; „zo is vast overtuigd, dat zo
hier niet meer van nut is, omdat mijn per
soonlijke verpleging is overgelaten aan een
zuster, en dat laat zij zich niet uit het hoofd
praten."
„O, us feitelijk een beetje jalociBoh? zei
Marie, onschuldig. „Hoo kwam ze eigenlijk
hier? Zc schijnt u zeer genegen en ook zeef
dankbaar."
„Zo was een alleenstaande vrouw, die veel
geleden en veel verloren had door de
schuld van haar man. Ze hield tc Kaïro een
pension, doch dat bracht niet veel op, en
de toekomst zng cr donker voor haar uit. Ik
had toen een huishoudster noodig, en in het
pension had ik haar leeren kennen als een
flinke, vaardigo vrouw. Zoo kwamen ons
beider wenschen elkaar te gemoet, on ik nam
haar hier op."
(Wordt vervolgd.)