N\ 12962
"Donderdag 2d ?$Xei.
Ao. 1902.
feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Officieele Kennisgeving.
FEUILLETON.
LEIDSCH
DAfrBLA
PRIJS DEZER COURANT:
Voor Leiden por 3 maandonf 1-10-
Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd z\jn 1.80
Franco per post
1.65-
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad
wordt f 0.05 berekend.
Oproepiny van kiezers voor de Hamer van
Koophandel en Fabrieken.
Do Burgemeester van Leiden;
Gezien art. 7 van het Koninklijk besluit van 4
"Mei 1396 (Staatsblad No. 76) tot vaststelling van
•en Algemeen Reglement voor de Kamers van
Koophandel en Fabrieken, bepalende dat vóór 15
Juli van het jaar, waarin de gewooe verkiezing
van leden eener Kamer plaats heeft, door Burge-
.meester en Wethouders een voorloopige lijst van
kiesgeiechtigden moet worden opgemaakt;
Noodigt de belanghebbenden, die niet op do
laatst vastgestelde kiezerslijst voor do Kamer
van Koophandel en Fabrieken in deze gemeente
voorkomen, mnar aanspraak kunnen maken om
op do nieuwe kiezerslijst te worden geplaatst,
uit, daarvan vóór 1 Juli a. s. ter Secretarie
aaugifte te doen. volgens het daarvoor vastge
stelde formulier, waarvan exemplaren kosteloos
verkrijgbaar zijn.
dij herinnert voorts, dat art. 6 van bovengenoemd
Koninklijk besluit bepaalt, dat men om kiezer
van leden eener Kamer te ziju, zal moeten voldoen
.aan do beide volgende vcrei-.chten
A: kiezer' zijn van leden van den Kaad der
gemeente, waar de Kamer is gevestigd;
B: aldaar bestuurder ot medebestuurder zijn
•n geduiendó ten minste twaalt achtereenvolgende
maanden zjin geweest van een bedrijf van handel
©f nijverheid.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
29 Mei 1902. H. C. JUTA, Woth., lo.-Burg.
Gemeentezaken.
De Leidsche Duinwatermaatschappij en haar
verplichtingen tegenover andere gemeenten.
Zooals onze lezer, zich zullen herinneren,
werd in «le Raadszitting van 20 Maart j.l.
na vrij uitvoerige debatten besloten tot in
trekking van de aan de Leidsche Duinwa
termaatschappij verleende algemeenc ver
gunningen tot het leveren van duinwater
aan ingezetenen van andere gemeenten. De
vrees, dat door vele nieuwe aansluitingen
zich in den zomer van 1902 de toestanden
van den vorigen zomer uden kunnen her
halen, heeft stellig op deze beslissing groo-
fcen invloed gehad.
Hot besluit was als het ware een ceuigszins
gevoelige vingerwijzing voor de Maatschap
pij, óm do gemeento to waarborgen een onder
alle "omstandigheden voldoenden wateraan-
voer.
Dat de Raad met dit besluit de Maat
schappij in moeilijkheden zou kunnen bren
gen, heeft zeker niemand gedacht. Als het
waar is wat men ons uit Katwijk schrijft
schijnt daar toch iets van aan tc zijn.
Men schrijft ons v n daar:
„Het besluit tot intrekking van de in 1887
aan de Leidsche Duinwatermaatschappij
verleende algemeenc vergunning tot het leve
ren van duinwater aan ingezetenen van
andere gemeenten zou stellig tot moeilijk
heden kunnen leiden. Wat is toch het geval
De Duinwatermaatschappij heeft met de ge
meente Katwijk en naar wij mecnen ook met
Valkenburg een contract gemaakt, waarbij
zij tegenover het gebruik der duinen o.a. de
verplichting op zich neemt de g meente van
duinwater te voorzien Kan z.j dit na het
door den Leidschen Raad genomen besluit?
En zoo niet, zouden dan de gemeenten
Katwijk en Valkenburg geen revanche kun
nen nemen door don aanvoer van water te
beletten? Met de beantwoording dezer vra
gen zou u een getrouw lezer ten zeerste ver
plichten."
Wat zullen we daarvan zeggen? Ons dunkt,
er moest al heel wat gebeuren eer de betrok
ken gemeenten tot zulk een middel haar toe
vlucht zouden nemen. En heel lang zouden
ze het niet durven volhouden, al is het waar,
dat de stad zelfs geen twee uren geheel
z.onder water zou kunnen. Maar gesteld, dat
de gemeenten er het recht toe hadden en
in armoede van dat recht gebruik maakten,
zoo zouden ze een wapen gebruiken, waar
mede ze zich ook zeiven wondden. Men kan
in Katwijk on Valkenburg al evenmin zon
der duinwater als in Leiden. En wanneer
ons den aanvoer werd afgesneden, zou de
Maatschappij wel zorgen dat de bedoelde
gemeenten er ook niet meer van genoten.
Doch voor zulk een revolutionaire daad
ach ton we onze naburen niet in staat. Van
den anderen kant gelooven wij dat do Leid
schen gemeenteraad gaarne op het den 20sten
Maart genomen besluit zal terugkomen, zoo
dra hij zekerheid heeft dat er in de naaste
toekomst van geen watergebrek sprake kan
zijn. Laat de Maatschappij daarvoor bewij
zen goven, dan mag ze water leveren zooveel
ze wil.
Wij vernamen nog dat men onder Zoeter-
woudc en Leiderdorp, waar vele putten zijn
afgekeurd, thans genoodzaakt is water uit
den Rijn te gebruiken, dat niet anders dan
gekookt mag worden gedrorken.
Ook dc menschen aldaar zien met verlan
gen uit dat aansluiting cp ruime schaal kan
plaats hebben.
In de duinen is nog water genoeg. Laat de
Duinwatermaatschappij het in ruimen over
vloed doen vloeien over Leiden en do omlig
gende gemeenten 1
Leiden, 29 Mei.
In hot klein auditorium le Leiden aan
vaardde Dr. H. EI. Juynboll hedenmiddag zyn
betrekking ale privaat docent aan de Loidsche
Hoogoschool met een openbare les over „De
studie van de Oudjavaanscbo taal- en leitor-
kunde".
Spr. begon met de opmerking, dat, terwijl
de geheele studie der Maleisch-Polynesische
talen betrekkelijk nog van jongen datum is,
dit vooral geldt van die van bet Oudjavaansch,
dat zelfs onder de doctoien in de taal- en
letterkunde van den Indiscuen Archipel nog
slechts weinig beoefenaars telt. Dit is vooraf
aan het gobrek aan hulpmiddelen tot het
aanleeren der taal toe te schrijven, want het
is een laai met eon classieke grammatica
en een schoone letterkunde.
Het Oudjavaansch Is de taal, die tot onge
veer de 15de eeuw onzer jaartolling op byna
geheel Java gesproken werd, dus do mooder-
taal van het tegenwoordige Javaansch. Vroeger
heeft men ten onrechte beweerd, dat het
nooit gesproken zou zijn of als een dialect
van slechts een gedeelte van Java zou te
beschouwen zyn. De naam Kawi, dien men
ook nu nog wel aan het Oudjavaansch geeft,
heeft tot allerlei valsche gevolgtrokkingon
aanleiding gegeven.
Het Oudjavaansch verschilt meer van hot
Nieuwjavaansch dan het Middelnederlandse!!
van de tegenwoordig gespioken taal. Op Java
is de kenni8 van het Oudjavaansch verloren
gegaan, terwijl het °P Hall nog begrepen
wordt, zy het dan ook onvolkomen, omdat
men daar ook geen Sanskriet meer kent.
Eenige voorbeelden werden gegeven van
het nut van de studie van het Oudjavaansch
voor die van het Nieuwjavaansch.
Het Oudjavaansch vervult in de Maleisch-
Polynesische taalfamilie een nog belangrijker
rol dan het Sanskrit in de Indogermaanscho
taalgroep, omdat het onder die talen de eenige
is, waarvan wij den ouderen toestand kennen
Hierop volgen voorbeelden er van, hoe de
verwante talen byv. de Tagalog en Bulusch
soms nog oudere vormen vertoonen dan bet
Oudjavaansch en van overeenstemming van
het Oudjavaansch met de verwante Maleisch-
Polynesische talen.
Na deze inleidende woorden wordt gesproken
van de geringe verdiensten, die de beide buiten
landers Rallies en W. von Humboldt zich
verworven hebben van de studie van het
Oudjavaansch, in tegenstelling van de grootere
verdiensten van Friederich, Van der Tuuk,
Cohen Stuart, Van Limburg Brouwer en
Holle. Friederich was de eerste, die iets medo-
deelde over de Oudjavaansche literatuur en
die Oudjavaansche teksten uitgaf. Van der
Tuuk schreef een woordenboek, dat echter
niet heeft voldaan aan do groote verwachtingen,
die men or van koesterde, omdat by o. a. do
beteekenis der woorden te dikwyla niet opgeeft.
Cohen Stuart, Van Limburg Brouwer en Holle
gaven Kawi-ooi konden uit, doch hot gobrek
aan toelichting blylt een bezwaar, vooral met
het oog op de gebrekkigheid van Van der
Tuuk's lexicon.
Onder de nog levende beoefenaars van het
Oudjavaansch wordt in de eerste plaats Prof.
Kern genoemd, wiens verdiensten op dit
gobied uitvoerig toegelicht worden. IIy is de
eerste, die zyn aandacht wydde aan de zoo
lang verwaarloosde studie der Oudjavaansche
grammatica, en aan hem iieeft de studie van
hot Oudjavaansch meer dan aan een zyn er
voorgangers te danken. Hy' gaf vier grootere
Oudjavaansche teksten uit, waarvan drie met
vertaling en aanteekenmgen. Bovondion gaf
hy prooven uit andere Oudjavaansche ge
schriften, verhandelingon over onderdooien
van de Oudjavaansche grammatica on Oud
javaanscbo oorkonden uit. Niet Raffles en
v. Humboldt, doch Prof. Kom is als de grond
legger van de studie van hot Oud.avaansch
te beschouwen.
Drie zyner leerlingen hebben door hun
geschriften getoond ook na hun promotie do
studie van het Oudjavaansch te willon voort
zetten, nl. vooreerst dr. Crandes, die zich
oer6l aan do studie dor vcrgoiykendeAIaleisch-
Polynpsischo taalkunde wyddo, doch lator
meer overging tot het ondorzook van do oude
geschiedenis on do oudheidkunde van Java,
waai too hot Oudjavaansch hem als hulpmiddel
diende.
Hoofddoel was do studio van het Oud
javaansch daarontegen voor den spreker zolf,
die zich hier genoodzaakt ziot van zichzelf
te spreken. Zyn richting is de literarisch-
lexicographische en hy is als een voortzetter
van Van dor Tuuk's werk, dr. Brandes echter
als een volgeling van Cohen Stuart te be
schouwen
De jongste beoefenaar van hot Oudjavaansch,
dr. Hazou, gebruikt do Oudjavaansche taai
als een hulpmiddel om tot de kennis der
etlinographie van Java door to dringen.
Daarna volgt een opsomming van vier
grootere werken en eenige kleinere ver
handelingon, die in de laatste 17 jaren ver
schenen zyn, allo van de hand van loorlingen
van Prof. Kern.
Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op
hetgeen nog op dit gebied te verrichten over-
biytc Spr betreurt het, dat hy zyn tyd nlot
zoo onverdeeld aan zyn lievelingsstudio kan
wjjden, als liy dit wel wensclien zou, maar
hoopt toch door zyn lessen ook Indirect by
te dragen tot vermeerdering der kennis van
hot Oudjavaansch. Evenwel vreest hy, dat de
langdurige voorbereidende studie, die vereischt
wordt, als men het Oudjavaansch wil beoefenen,
de meesten vooreerst van deze studie zal
afschrikken. Met de hoop uit te spieken, dat
althans de candidaten in de Taal- en Letter
kunde van den Indischen Archipel de hun
thans aangeboden gelegenheid tot bestudeeren
van het Oudjavaansch niet zullen verzuimen,
eindigt spr zyn rede.
De promotie giste 1 namiddag alhier
tot doctor, honoris causa, van den Amster-
damschcn hoogleeraar in de medicijnen L.
Bolk geschiedde in tegenwoordigheid van
een groot aantal' hoogleeraren, ook uit do
hoofdstad. Do waarnemend rcctor-magnifi-
cu8, prof. Mac Gillavry, heette den Amster-
damschcn ambtgenoot hartelijk welkom,
waarop prof. Zaayer zie ons vorig num
mer als promotor het woord erlangde.
Nadat op plechtige, doch hartelijke wijze
door den reclor-magnificus het diploma van
het eere-doctoraat aan den jongen doctor was
overhandigd onder het instemmend handge
klap van alle hooglceraren sprak prof. Bolk
ccn woord van dank.
Dc eer, zoo sprak hij, om tot doctor hono
ris causa le worden gepromoveerd aan dc
Leidsche Hoogoschool, do beroemdste onder
hare zusters, gaat de stoutste droomen te
boven, die ik als jongen ooit zou hebben
durven droomen. Die eer drukt mij. Want
niet dezelfde uitlegging geef ik aan dc uit
reiking van dit diploma als gij. Gij hebt
naar het verleden gezien, voor mij ligt de be-
•teekenis in do toekomst
Niet de overtuiging, dat ik beloond word
voor verdiensten uit het verleden, is voor
mij do beteekenis, maar het is mijn voorne
men in de toekomst de eer waardig te blij
ken, haar te verdienen. Wanneer voor mij
de tijd aanbreekt, die voor ons allen eens
komen moet, waarop wij n\t als in onze
jeugd alles meer kunnen, wat wij willen, dan
zal dit eerbewijs en dc herinnering aan dit
oogenblik nieuwe kracht kunnen geven.
Mocht ik ooit trotsch bevonden worden op
deze groote eer, dan zal dat niet zijn wegens
mijn verdiensten, maar omdat ik haar ont
ving uit banden van den Senaat der Leid
sche Hoogoschool, aan v.-lko HoogeschooJ
ik me nu voorgoed verbonden gevoel.
Na een dankwoord in het hijzonder aan
zijn promotor prof. Zaayer voor do harte
lijke cn collegiale wijze, waarop hij hem had
toegesproken, oindi. do prof. Bolk met een
krachtigen heilwenech op den voortdurenden
bloei van Leiden's Hoogeschool.
B. en We. van Delft dragen voor als
derde geneesheer aan bet krankzinnigenge
sticht „Het St.-Jori« gasthuis" de heerenP.
Visser Wz., arts te Den Helder; J. Damsté,
arts te Nykerk, en M. H. Kluitman, Amster
dam.
Tor gelegenheid van de jaariyksche ver
gadering van de Maatschappy tot bevordering
der Toonkunst, 7 Juni a. e. te Haarlom, zal
dienzelfden avond het oratorium „Die Schöp-
futig" van Haydn worden uitgevoerd door de
zangveroeniging dor Haarlemsche afdoeling,
met Anna ICappel, Messchaert en Rogmans
als solisten, en het versterkt stedeiyk muziek
korps.
Den volgenden dag, Zondag, is er een mid
dag concert, waarop een a-cappella koor een
Paalra van Sweelinck en Diepenbrock's „Car
men Saecularo" zingen zal. De genoemde
zangsolisten zullen liedoren en Bram Eldering
zal viool-voordrachten geven.
De Gemeenteraad van Haarlem heeft
besloten om een directeur van openbare wer
ken te benoemen op 1000 traktement, wat
nu, na het overlijden van den geineentc-ar-
chitect, wijlen den heer Jac. Lcyh, wel voor
do hand lag.
Vervolgens kwam do zaak-Enschedé, de
quaestic van den gemeente-bibliothecaris, ter
sprake. Dc heer E. had ontslag gevraagd,
daar hij niet binnen dc gemeente kon wo- f
nen, gelijk de Raad bepaald i d dat amb-
tenaren doen moeten. De lieer Hugonholtz
zcide, dat dit niet de beelc waarheid is. Do
heer Enschede heeft dingen gedaan, die spr.
doen zeggen, dat hij een zielsziekte heeft en
niet toerekenbaar is. Het spijt den heer Hu- 1
genholtz, dat met halve woorc.cn in de pers
over deze zaak is gesproken. De heer Hu gen
holtz stelde voor de ontslagaanvraag terug
te zenden cn eenvoudig ontslag te ver-
leencn.
De heer v. d. Kamp zcide, dat do lieer En
schedé zijn ondergeschikten heeft geslagen,
geschopt, gespuwd, en op allerlei manieren
genegerd heeft. Zoo'n man, toorekenbaar of
niet, moet hoe eer hoe beter weg. Dr. Van
den Berg voegde daaraan too, dat men
iemand, die in drift verkeerdo dingen doet,
niet dadelijk ontoerekenbaar behoort te
achten.
De heer Modoo stelde voor het ontslag te
.vorlccncn tegen 1 Juni a.s., wat do Voor
zitter een te krassen maatregel vond voor
iemand als de heer Enschedé. Dc heer v. cL
Kamp meende van niet. Do heer E. is
iemand, zcide hij, die, als hij ract personen
geen ruzie heeft, ruzie gaat zooken met zijn
boekenkaster is dus allo aanleiding om
hom zoo spoedig mogelijk to loozen. Dat
vond do Raad ook on hij ontsloeg den heer
Enschedé met- 1 Juni a.s., met 15 tegen 19
stemmen.
De Rand heei eervol ontelag verleend aan
mr. F. A. do Graaff als leeraar aan do
H. B.-school met 5-jarigcn cursus.
Do eerste luitenant-adjudant P. E.
Pfeiffer is aangewezen om op te treden all
leeraar aan don cursus bij het -luo regiment
infanterie.
Door den gemeenteraad te Amsterdam
zün benoemd: tot leeraar in do Duftache taal
en letterkunde aan do Openbaro Handelsschool
en de daaraan verbonden 8do H. B.-School
met 3-jarigen cursus voor jongens, de hoor
J. A. M. Ryk, leeraar aan de H. B School
met 5-jarigen cursus voor jongens te Lelden;
tot leeraren by het Openb. Middolbaar Onder-
wys, in bot byzonder om ondorwy» te geven
aan de 3de H. B.-School met 5 jarigen cursus
voor jongens, in de wiskunde: dr. P. J. Hei
wig, tydeiyk leeraar aan die school; ln de
natuurkunde, tevens voorloopig belast met de
lessen in de wiskunde: dr. N. Quint Gzn.,
leeraar aan de R. H. B.-School to Gouda; in
do Franse he taal en letterkunde: C. W. B.
Ingenhoes, leeraar aan de H. B.-School met
5-jarlg«n cursus en het Gymnasium te Schie
dam; in de natuuriyko historie: J. de Lint,
leeraar aan de H. B School on liet Gymna
sium te Tiel; tot tydeiyk leeraar in de Duit-
ache taal aan de 2de H. B.-School mot 5 Jari
gen cursus voor jongens, de heer Th. A. Ver-
denius, te Amsterdam.
„De Ned." meldt, dat ds. Monsma te
Feyonoord 1.1. Zondag van den kansel heeft
bekendgemaakt, dat by - daartoe in staat
gesteld door een belangstellend vriend van
zyn vonnis, waarby hy door het prov. kerk
bestuur van Zuid-Holland voor G maanden
is geschorst, in hoogor beroep komt by de
Synode.
De Pleegzuster.
25)
Zij maakte een onwillekeurige beweging
van verrassing, cn een lachje fonkelde in
ïh&ar oog, zoodat ook zijn ernstige trekken
«door een vncndelijken straal verhelderd
^werden.
Dus toch!" sprak hij, eer zij antwoorden
Ikon; ,,ik vergiste mij: zuster Maric kent
Ibeide."
,,Ja, zei zc, terwijl dc lach weer ver
dween; ,,ik geloof, dat het zoo is. Maar dat
'is op zichzelf niets belangrijks."
„Houd mij niet voor nieuwsgierig of on
bescheiden, zuster," hernam .hij kalm, „en
herinner u, dat ik iemand ben... een van de
wereld reeds gescheidenc, zooals wij onlangs
bespraken; omsluier uw ziel niet voor mij;-
want ik voel een hartelijke belangstelling
voor u en wie weet, of ik niet iets kan
doen, om uw toewijding aan het menschdom
te verandoren in zulk een, die slechts één
gelukkig maakt."
Eerst had zij een gesprek over haarzelvc
angstvallig willen vermijden; maar toen hij
haar aan dien avond herinnerde, moest zij
erkonnen dat hij gelijk had. Al het persoon
lijke verdween in het verlangon, zijn eigen
leed, de vreeselijkc hopeloosheid voor kor
ten tijd op den achtergrond te dringen, door
hem bezig te houden met haar leven, voor
zoover dit hem belang kon inboezemen, 't
Scheen haar eenvoudig plicht, hem zooveel
te geven als zij kon.
Daarbij vlood dc onrust, de meisjesachti
ge schroom uit haar blik om weder plaate te
maken voor dc heerlijke klaarheid, de kalm
te, die hem zoo weldadig was.
„Ik wil u gaarne meedeelen, wat ik mij-
zelve verklaren kan," begon Marie Louise
vriendelijk.
„En als er iets is, wat u niet klaar is, of
waarin u geen uitweg ziet, misschien kan
ik u daarin op éëh of andere wijze helpen.
Ik ben nog wel slechts een schaduw van een
monsch; doch ik heb nog aardschc macht ge
noeg om eens anders lot en leven te bescher
men. Daarom wilde ik gaarne weten, waar
om u een zwaar leven voor u heeft en of het
zoo zijn moe t."
„Ik ben verloofd", zei zc, op geheel ande
ren toon dan een dergelijke modedeeling
pleegt gedaan te worden.
„Nu nog?"
„Ja; nu nog."
„En toch liefdezuster? Ik begrijp niet..."
„Slechte tot zeker tijdstip," bekende zij, en
ze kreeg een gevoel, of hij haar met elk
woord omlaag trok naar een duizelingwek-
kenden afgrond. Hoe k o n ze hom zeggen,
wat hij weten wilde? Wat ze hem te zeggen
had, was een verschrikkelijke, korte geschie
denis: ik zal liefdezuster zijn, tot gij dood
zijt; daarop wachten wij om gelukkig te wor
den.
„Ooh," zei ze, nu doodsbleek, „vraag mij
liever niet verder."
Hij had bet hoofd op de hand geleund; hij
wachtte even.
„Neen," antwoordde hij toen, „ik vraag
niet verder; want ik weet..."
„Wat weet u?" fluisterde zij, verschrikt
opziende.
„Ik weet, dat een zwaar leven u wacht;
want gij hebt niet lief, mijn kind, en ge
zult de liefde vervangen door trouw. Maar
bedenk u wel, of het hoogste offer, dat een
vrouw kan brengen zich te geven, omdat
zij zich beloofd heeft volstrekt noodzake
lijk is voor het geluk van den man, om wicn
het gebracht zal worden. Of het niet wijzer
is, u en hem vry te maken. Ik mag niet
vragen "naar de gronden van uw handelin
gen, van uw ongeluk, maar ik kan niet ge
looven, dat gij verlokt zijt door geld of
goed. 't Is onmogelijk, dat iemand als gij zich
verkoopt! Maar eerst zeidet gij: „Ik sta al
leen", en toen: ,,lk ben verloofd." Daarin
ligt veel leed opgesloten. Ik vroeg om u to
helpen; want ik bezit nog zekere macht om
iets voor het geluk van anderen te doen, bij
dc gratie van den dood I Niemand behoeft
te trotsch te zijn, "óm uit een verstijvende
hand aardsch goed te ontvangen, ten einde
zich daarmee een gelukkig tehuis te stich
ten... Hebt ge daaraan geen behoefte?"
„Neen, neen."
„En wat gij noodig hebt, niet om gelukkig
te maken, doch om gelukkig gemaakt te wor
den. dat kan u slechts één geven; en hij heelt
wellicht den sleutel tot uw geest cn hart niet
gevonden."
Zóó helder en scherp was nu zijn blik op
haar gevestigd, dat hij in haar ziel scheen
te lezen; het was of hij wist, waar zij nog
slechts vermoedde; of hij haar verklaard
had, wat zij hem niet verklaren kon: het on
begrepen leed op den bodem van haar hart.
Zwijgend zag ze hem aan. Een groot ver
trouwen was over haar gekomen, het hcrocl-
sche gevoel, aan een mensch onvoorwaarde
lijk te kunnen gelooven. 't Was haar heerlijk
kalm en rustig. Al had zij niet kunnen aan
vaarden, wat hij haar geven wilde, hij had
haar toch iets geschonken: hij was te hulp
gekomen, eer brandende nood tot wanhoop
was gestegen. Dag aan dag had liij huar ge
dankt voor haar goedheid en hulp, uu kon
zo zich nauwelijks bedwingen, dc lippen aan
zijn uitgeteerde hand te brengen en hem te
danken. Als een J-roosterals een vader stond
hij tegenover haar.
„Nu kan ik hegrijpen, wat u drong, zus
ter te worden, tot het tijdstip kwam om ccht-
genoote te worden," zei hij, ziende, dat hij
goed geraden had.
„Ik zou gaarne alles zeggen, het weinige,
het uiterlijke, bedoel ik, wat u nog niet we
ten kunt; maar heden is mij dat nog onmo
gelijk. Ik zal hot op een anderen dag kun
nen cn moeten. Eerst moet ik een weinig
nadenken, hoe ik dat doen zal. Alles is mij
nog zoo nieuw 1"
„Alles zoo nieuw 1" horhauidc hij, en
dacht, of hij misschien toch niet helpen kon
om een levensboot van de klippen tc red
den, ze in een veiligo haven te brengen, eer
hij zelf wegdreef in den oceaan der eeuwig
heid.
Uit haar woorden: „Alles is mij nog zoo
nieuw had hij kunnen vernemen, dat hij
althans een licht ontstoken had over iets,
wat ze nog niet begreep, en hij wist wel,
dat het reeds de rechte hulp is, iemand een
gevaar te wijzen, dat hij zelf niet zag. Kon
hij haar nu op een vciligen bodem brengen,
dan was dat een vreugdevla op het laat
ste eind van zijn donker pad.
Zij zweeg eerbiedig, terwijl hij zat tc pein
zen, tot hij opzag met een blijde uitdruk
king op het gelaat, die haar verbaasde: ze
hadden immers enkel over treurige dingen
gesproken Doch dat verheugde gezicht deed
hem als verjongd voorkoméh; en een name
loos leed pijnigde haar hart bij dc gedachte
dat weldra die glimlach voorgoed zou weg
gevaagd worden. Kon dat ziju? Kon hij
sterven en zij gelukkig worden door zijn
dood
Tranen kwamen haar in do oogen.
Ik dank u voor die tranen," zei hij
warm; „ik weet, dat zo mij gelden en uit
een goed, medelijdend hart komen l Maar
nu genoeg van al dien ernst Laten wij onzo
lectuur hervatten, terwijl ik het tooverwoud
daar buiten bewonder."
Ze had dozen toon nog niet gehoord. Licht
cn vrij, onbezorgd haast klonk het. En na
een blik van schuchtere bewondering op
hem, vervolgde ze dc lectuur, waar z.c giste
ren was gebleven.
XIV
'tWas des namiddags vijf uren. In Al-
brccht's kamer brandden dc lampen; hot
vuur vlamde lustig cn dc ledige stoel wacht
te op de lieflijke, vriondelykc gestalte, die
de kranke er reeds in zijn verbeelding zag.
Hij had heden per expresse zijn notaris,
den broeder van dokter Philippi, ontboden
eD hoopto dien den volgenden dag tc zien.
Hij had nu en dan zulke vreemde oogen-
blikkcn, of een catastrophe naderde; mis
schien de laatste opflikkering van zijn le
vensvlam Ach, mocht hij >o zonde i strijd
inalapon
Dr. Philippi, die er heden geweest was,
had een zekere ontsteltenis over zijn voor
komen niet kunnen vcrliergen, hem allerlei
nieuwe vragen gedaan en ten slotte met
mevrouw Wengerska gesproken, daar zuster
Marie, die juist haar wandeling deed, niet
zoo spoedig te bereiken was.
(Wordt vervolgd