N\ 12962 "Donderdag 2d ?$Xei. Ao. 1902. feze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Officieele Kennisgeving. FEUILLETON. LEIDSCH DAfrBLA PRIJS DEZER COURANT: Voor Leiden por 3 maandonf 1-10- Buiten Leiden, per looper en waar agonten gevestigd z\jn 1.80 Franco per post 1.65- PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1—6 regels f 1.05. Iedere regel meer f Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incasseeren bulten do stad wordt f 0.05 berekend. Oproepiny van kiezers voor de Hamer van Koophandel en Fabrieken. Do Burgemeester van Leiden; Gezien art. 7 van het Koninklijk besluit van 4 "Mei 1396 (Staatsblad No. 76) tot vaststelling van •en Algemeen Reglement voor de Kamers van Koophandel en Fabrieken, bepalende dat vóór 15 Juli van het jaar, waarin de gewooe verkiezing van leden eener Kamer plaats heeft, door Burge- .meester en Wethouders een voorloopige lijst van kiesgeiechtigden moet worden opgemaakt; Noodigt de belanghebbenden, die niet op do laatst vastgestelde kiezerslijst voor do Kamer van Koophandel en Fabrieken in deze gemeente voorkomen, mnar aanspraak kunnen maken om op do nieuwe kiezerslijst te worden geplaatst, uit, daarvan vóór 1 Juli a. s. ter Secretarie aaugifte te doen. volgens het daarvoor vastge stelde formulier, waarvan exemplaren kosteloos verkrijgbaar zijn. dij herinnert voorts, dat art. 6 van bovengenoemd Koninklijk besluit bepaalt, dat men om kiezer van leden eener Kamer te ziju, zal moeten voldoen .aan do beide volgende vcrei-.chten A: kiezer' zijn van leden van den Kaad der gemeente, waar de Kamer is gevestigd; B: aldaar bestuurder ot medebestuurder zijn •n geduiendó ten minste twaalt achtereenvolgende maanden zjin geweest van een bedrijf van handel ©f nijverheid. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 29 Mei 1902. H. C. JUTA, Woth., lo.-Burg. Gemeentezaken. De Leidsche Duinwatermaatschappij en haar verplichtingen tegenover andere gemeenten. Zooals onze lezer, zich zullen herinneren, werd in «le Raadszitting van 20 Maart j.l. na vrij uitvoerige debatten besloten tot in trekking van de aan de Leidsche Duinwa termaatschappij verleende algemeenc ver gunningen tot het leveren van duinwater aan ingezetenen van andere gemeenten. De vrees, dat door vele nieuwe aansluitingen zich in den zomer van 1902 de toestanden van den vorigen zomer uden kunnen her halen, heeft stellig op deze beslissing groo- fcen invloed gehad. Hot besluit was als het ware een ceuigszins gevoelige vingerwijzing voor de Maatschap pij, óm do gemeento to waarborgen een onder alle "omstandigheden voldoenden wateraan- voer. Dat de Raad met dit besluit de Maat schappij in moeilijkheden zou kunnen bren gen, heeft zeker niemand gedacht. Als het waar is wat men ons uit Katwijk schrijft schijnt daar toch iets van aan tc zijn. Men schrijft ons v n daar: „Het besluit tot intrekking van de in 1887 aan de Leidsche Duinwatermaatschappij verleende algemeenc vergunning tot het leve ren van duinwater aan ingezetenen van andere gemeenten zou stellig tot moeilijk heden kunnen leiden. Wat is toch het geval De Duinwatermaatschappij heeft met de ge meente Katwijk en naar wij mecnen ook met Valkenburg een contract gemaakt, waarbij zij tegenover het gebruik der duinen o.a. de verplichting op zich neemt de g meente van duinwater te voorzien Kan z.j dit na het door den Leidschen Raad genomen besluit? En zoo niet, zouden dan de gemeenten Katwijk en Valkenburg geen revanche kun nen nemen door don aanvoer van water te beletten? Met de beantwoording dezer vra gen zou u een getrouw lezer ten zeerste ver plichten." Wat zullen we daarvan zeggen? Ons dunkt, er moest al heel wat gebeuren eer de betrok ken gemeenten tot zulk een middel haar toe vlucht zouden nemen. En heel lang zouden ze het niet durven volhouden, al is het waar, dat de stad zelfs geen twee uren geheel z.onder water zou kunnen. Maar gesteld, dat de gemeenten er het recht toe hadden en in armoede van dat recht gebruik maakten, zoo zouden ze een wapen gebruiken, waar mede ze zich ook zeiven wondden. Men kan in Katwijk on Valkenburg al evenmin zon der duinwater als in Leiden. En wanneer ons den aanvoer werd afgesneden, zou de Maatschappij wel zorgen dat de bedoelde gemeenten er ook niet meer van genoten. Doch voor zulk een revolutionaire daad ach ton we onze naburen niet in staat. Van den anderen kant gelooven wij dat do Leid schen gemeenteraad gaarne op het den 20sten Maart genomen besluit zal terugkomen, zoo dra hij zekerheid heeft dat er in de naaste toekomst van geen watergebrek sprake kan zijn. Laat de Maatschappij daarvoor bewij zen goven, dan mag ze water leveren zooveel ze wil. Wij vernamen nog dat men onder Zoeter- woudc en Leiderdorp, waar vele putten zijn afgekeurd, thans genoodzaakt is water uit den Rijn te gebruiken, dat niet anders dan gekookt mag worden gedrorken. Ook dc menschen aldaar zien met verlan gen uit dat aansluiting cp ruime schaal kan plaats hebben. In de duinen is nog water genoeg. Laat de Duinwatermaatschappij het in ruimen over vloed doen vloeien over Leiden en do omlig gende gemeenten 1 Leiden, 29 Mei. In hot klein auditorium le Leiden aan vaardde Dr. H. EI. Juynboll hedenmiddag zyn betrekking ale privaat docent aan de Loidsche Hoogoschool met een openbare les over „De studie van de Oudjavaanscbo taal- en leitor- kunde". Spr. begon met de opmerking, dat, terwijl de geheele studie der Maleisch-Polynesische talen betrekkelijk nog van jongen datum is, dit vooral geldt van die van bet Oudjavaansch, dat zelfs onder de doctoien in de taal- en letterkunde van den Indiscuen Archipel nog slechts weinig beoefenaars telt. Dit is vooraf aan het gobrek aan hulpmiddelen tot het aanleeren der taal toe te schrijven, want het is een laai met eon classieke grammatica en een schoone letterkunde. Het Oudjavaansch Is de taal, die tot onge veer de 15de eeuw onzer jaartolling op byna geheel Java gesproken werd, dus do mooder- taal van het tegenwoordige Javaansch. Vroeger heeft men ten onrechte beweerd, dat het nooit gesproken zou zijn of als een dialect van slechts een gedeelte van Java zou te beschouwen zyn. De naam Kawi, dien men ook nu nog wel aan het Oudjavaansch geeft, heeft tot allerlei valsche gevolgtrokkingon aanleiding gegeven. Het Oudjavaansch verschilt meer van hot Nieuwjavaansch dan het Middelnederlandse!! van de tegenwoordig gespioken taal. Op Java is de kenni8 van het Oudjavaansch verloren gegaan, terwijl het °P Hall nog begrepen wordt, zy het dan ook onvolkomen, omdat men daar ook geen Sanskriet meer kent. Eenige voorbeelden werden gegeven van het nut van de studie van het Oudjavaansch voor die van het Nieuwjavaansch. Het Oudjavaansch vervult in de Maleisch- Polynesische taalfamilie een nog belangrijker rol dan het Sanskrit in de Indogermaanscho taalgroep, omdat het onder die talen de eenige is, waarvan wij den ouderen toestand kennen Hierop volgen voorbeelden er van, hoe de verwante talen byv. de Tagalog en Bulusch soms nog oudere vormen vertoonen dan bet Oudjavaansch en van overeenstemming van het Oudjavaansch met de verwante Maleisch- Polynesische talen. Na deze inleidende woorden wordt gesproken van de geringe verdiensten, die de beide buiten landers Rallies en W. von Humboldt zich verworven hebben van de studie van het Oudjavaansch, in tegenstelling van de grootere verdiensten van Friederich, Van der Tuuk, Cohen Stuart, Van Limburg Brouwer en Holle. Friederich was de eerste, die iets medo- deelde over de Oudjavaansche literatuur en die Oudjavaansche teksten uitgaf. Van der Tuuk schreef een woordenboek, dat echter niet heeft voldaan aan do groote verwachtingen, die men or van koesterde, omdat by o. a. do beteekenis der woorden te dikwyla niet opgeeft. Cohen Stuart, Van Limburg Brouwer en Holle gaven Kawi-ooi konden uit, doch hot gobrek aan toelichting blylt een bezwaar, vooral met het oog op de gebrekkigheid van Van der Tuuk's lexicon. Onder de nog levende beoefenaars van het Oudjavaansch wordt in de eerste plaats Prof. Kern genoemd, wiens verdiensten op dit gobied uitvoerig toegelicht worden. IIy is de eerste, die zyn aandacht wydde aan de zoo lang verwaarloosde studie der Oudjavaansche grammatica, en aan hem iieeft de studie van hot Oudjavaansch meer dan aan een zyn er voorgangers te danken. Hy' gaf vier grootere Oudjavaansche teksten uit, waarvan drie met vertaling en aanteekenmgen. Bovondion gaf hy prooven uit andere Oudjavaansche ge schriften, verhandelingon over onderdooien van de Oudjavaansche grammatica on Oud javaanscbo oorkonden uit. Niet Raffles en v. Humboldt, doch Prof. Kom is als de grond legger van de studie van hot Oud.avaansch te beschouwen. Drie zyner leerlingen hebben door hun geschriften getoond ook na hun promotie do studie van het Oudjavaansch te willon voort zetten, nl. vooreerst dr. Crandes, die zich oer6l aan do studie dor vcrgoiykendeAIaleisch- Polynpsischo taalkunde wyddo, doch lator meer overging tot het ondorzook van do oude geschiedenis on do oudheidkunde van Java, waai too hot Oudjavaansch hem als hulpmiddel diende. Hoofddoel was do studio van het Oud javaansch daarontegen voor den spreker zolf, die zich hier genoodzaakt ziot van zichzelf te spreken. Zyn richting is de literarisch- lexicographische en hy is als een voortzetter van Van dor Tuuk's werk, dr. Brandes echter als een volgeling van Cohen Stuart te be schouwen De jongste beoefenaar van hot Oudjavaansch, dr. Hazou, gebruikt do Oudjavaansche taai als een hulpmiddel om tot de kennis der etlinographie van Java door to dringen. Daarna volgt een opsomming van vier grootere werken en eenige kleinere ver handelingon, die in de laatste 17 jaren ver schenen zyn, allo van de hand van loorlingen van Prof. Kern. Ten slotte wordt de aandacht gevestigd op hetgeen nog op dit gebied te verrichten over- biytc Spr betreurt het, dat hy zyn tyd nlot zoo onverdeeld aan zyn lievelingsstudio kan wjjden, als liy dit wel wensclien zou, maar hoopt toch door zyn lessen ook Indirect by te dragen tot vermeerdering der kennis van hot Oudjavaansch. Evenwel vreest hy, dat de langdurige voorbereidende studie, die vereischt wordt, als men het Oudjavaansch wil beoefenen, de meesten vooreerst van deze studie zal afschrikken. Met de hoop uit te spieken, dat althans de candidaten in de Taal- en Letter kunde van den Indischen Archipel de hun thans aangeboden gelegenheid tot bestudeeren van het Oudjavaansch niet zullen verzuimen, eindigt spr zyn rede. De promotie giste 1 namiddag alhier tot doctor, honoris causa, van den Amster- damschcn hoogleeraar in de medicijnen L. Bolk geschiedde in tegenwoordigheid van een groot aantal' hoogleeraren, ook uit do hoofdstad. Do waarnemend rcctor-magnifi- cu8, prof. Mac Gillavry, heette den Amster- damschcn ambtgenoot hartelijk welkom, waarop prof. Zaayer zie ons vorig num mer als promotor het woord erlangde. Nadat op plechtige, doch hartelijke wijze door den reclor-magnificus het diploma van het eere-doctoraat aan den jongen doctor was overhandigd onder het instemmend handge klap van alle hooglceraren sprak prof. Bolk ccn woord van dank. Dc eer, zoo sprak hij, om tot doctor hono ris causa le worden gepromoveerd aan dc Leidsche Hoogoschool, do beroemdste onder hare zusters, gaat de stoutste droomen te boven, die ik als jongen ooit zou hebben durven droomen. Die eer drukt mij. Want niet dezelfde uitlegging geef ik aan dc uit reiking van dit diploma als gij. Gij hebt naar het verleden gezien, voor mij ligt de be- •teekenis in do toekomst Niet de overtuiging, dat ik beloond word voor verdiensten uit het verleden, is voor mij do beteekenis, maar het is mijn voorne men in de toekomst de eer waardig te blij ken, haar te verdienen. Wanneer voor mij de tijd aanbreekt, die voor ons allen eens komen moet, waarop wij n\t als in onze jeugd alles meer kunnen, wat wij willen, dan zal dit eerbewijs en dc herinnering aan dit oogenblik nieuwe kracht kunnen geven. Mocht ik ooit trotsch bevonden worden op deze groote eer, dan zal dat niet zijn wegens mijn verdiensten, maar omdat ik haar ont ving uit banden van den Senaat der Leid sche Hoogoschool, aan v.-lko HoogeschooJ ik me nu voorgoed verbonden gevoel. Na een dankwoord in het hijzonder aan zijn promotor prof. Zaayer voor do harte lijke cn collegiale wijze, waarop hij hem had toegesproken, oindi. do prof. Bolk met een krachtigen heilwenech op den voortdurenden bloei van Leiden's Hoogeschool. B. en We. van Delft dragen voor als derde geneesheer aan bet krankzinnigenge sticht „Het St.-Jori« gasthuis" de heerenP. Visser Wz., arts te Den Helder; J. Damsté, arts te Nykerk, en M. H. Kluitman, Amster dam. Tor gelegenheid van de jaariyksche ver gadering van de Maatschappy tot bevordering der Toonkunst, 7 Juni a. e. te Haarlom, zal dienzelfden avond het oratorium „Die Schöp- futig" van Haydn worden uitgevoerd door de zangveroeniging dor Haarlemsche afdoeling, met Anna ICappel, Messchaert en Rogmans als solisten, en het versterkt stedeiyk muziek korps. Den volgenden dag, Zondag, is er een mid dag concert, waarop een a-cappella koor een Paalra van Sweelinck en Diepenbrock's „Car men Saecularo" zingen zal. De genoemde zangsolisten zullen liedoren en Bram Eldering zal viool-voordrachten geven. De Gemeenteraad van Haarlem heeft besloten om een directeur van openbare wer ken te benoemen op 1000 traktement, wat nu, na het overlijden van den geineentc-ar- chitect, wijlen den heer Jac. Lcyh, wel voor do hand lag. Vervolgens kwam do zaak-Enschedé, de quaestic van den gemeente-bibliothecaris, ter sprake. Dc heer E. had ontslag gevraagd, daar hij niet binnen dc gemeente kon wo- f nen, gelijk de Raad bepaald i d dat amb- tenaren doen moeten. De lieer Hugonholtz zcide, dat dit niet de beelc waarheid is. Do heer Enschede heeft dingen gedaan, die spr. doen zeggen, dat hij een zielsziekte heeft en niet toerekenbaar is. Het spijt den heer Hu- 1 genholtz, dat met halve woorc.cn in de pers over deze zaak is gesproken. De heer Hu gen holtz stelde voor de ontslagaanvraag terug te zenden cn eenvoudig ontslag te ver- leencn. De heer v. d. Kamp zcide, dat do lieer En schedé zijn ondergeschikten heeft geslagen, geschopt, gespuwd, en op allerlei manieren genegerd heeft. Zoo'n man, toorekenbaar of niet, moet hoe eer hoe beter weg. Dr. Van den Berg voegde daaraan too, dat men iemand, die in drift verkeerdo dingen doet, niet dadelijk ontoerekenbaar behoort te achten. De heer Modoo stelde voor het ontslag te .vorlccncn tegen 1 Juni a.s., wat do Voor zitter een te krassen maatregel vond voor iemand als de heer Enschedé. Dc heer v. cL Kamp meende van niet. Do heer E. is iemand, zcide hij, die, als hij ract personen geen ruzie heeft, ruzie gaat zooken met zijn boekenkaster is dus allo aanleiding om hom zoo spoedig mogelijk to loozen. Dat vond do Raad ook on hij ontsloeg den heer Enschedé met- 1 Juni a.s., met 15 tegen 19 stemmen. De Rand heei eervol ontelag verleend aan mr. F. A. do Graaff als leeraar aan do H. B.-school met 5-jarigcn cursus. Do eerste luitenant-adjudant P. E. Pfeiffer is aangewezen om op te treden all leeraar aan don cursus bij het -luo regiment infanterie. Door den gemeenteraad te Amsterdam zün benoemd: tot leeraar in do Duftache taal en letterkunde aan do Openbaro Handelsschool en de daaraan verbonden 8do H. B.-School met 3-jarigen cursus voor jongens, de hoor J. A. M. Ryk, leeraar aan de H. B School met 5-jarigen cursus voor jongens te Lelden; tot leeraren by het Openb. Middolbaar Onder- wys, in bot byzonder om ondorwy» te geven aan de 3de H. B.-School met 5 jarigen cursus voor jongens, in de wiskunde: dr. P. J. Hei wig, tydeiyk leeraar aan die school; ln de natuurkunde, tevens voorloopig belast met de lessen in de wiskunde: dr. N. Quint Gzn., leeraar aan de R. H. B.-School to Gouda; in do Franse he taal en letterkunde: C. W. B. Ingenhoes, leeraar aan de H. B.-School met 5-jarlg«n cursus en het Gymnasium te Schie dam; in de natuuriyko historie: J. de Lint, leeraar aan de H. B School on liet Gymna sium te Tiel; tot tydeiyk leeraar in de Duit- ache taal aan de 2de H. B.-School mot 5 Jari gen cursus voor jongens, de heer Th. A. Ver- denius, te Amsterdam. „De Ned." meldt, dat ds. Monsma te Feyonoord 1.1. Zondag van den kansel heeft bekendgemaakt, dat by - daartoe in staat gesteld door een belangstellend vriend van zyn vonnis, waarby hy door het prov. kerk bestuur van Zuid-Holland voor G maanden is geschorst, in hoogor beroep komt by de Synode. De Pleegzuster. 25) Zij maakte een onwillekeurige beweging van verrassing, cn een lachje fonkelde in ïh&ar oog, zoodat ook zijn ernstige trekken «door een vncndelijken straal verhelderd ^werden. Dus toch!" sprak hij, eer zij antwoorden Ikon; ,,ik vergiste mij: zuster Maric kent Ibeide." ,,Ja, zei zc, terwijl dc lach weer ver dween; ,,ik geloof, dat het zoo is. Maar dat 'is op zichzelf niets belangrijks." „Houd mij niet voor nieuwsgierig of on bescheiden, zuster," hernam .hij kalm, „en herinner u, dat ik iemand ben... een van de wereld reeds gescheidenc, zooals wij onlangs bespraken; omsluier uw ziel niet voor mij;- want ik voel een hartelijke belangstelling voor u en wie weet, of ik niet iets kan doen, om uw toewijding aan het menschdom te verandoren in zulk een, die slechts één gelukkig maakt." Eerst had zij een gesprek over haarzelvc angstvallig willen vermijden; maar toen hij haar aan dien avond herinnerde, moest zij erkonnen dat hij gelijk had. Al het persoon lijke verdween in het verlangon, zijn eigen leed, de vreeselijkc hopeloosheid voor kor ten tijd op den achtergrond te dringen, door hem bezig te houden met haar leven, voor zoover dit hem belang kon inboezemen, 't Scheen haar eenvoudig plicht, hem zooveel te geven als zij kon. Daarbij vlood dc onrust, de meisjesachti ge schroom uit haar blik om weder plaate te maken voor dc heerlijke klaarheid, de kalm te, die hem zoo weldadig was. „Ik wil u gaarne meedeelen, wat ik mij- zelve verklaren kan," begon Marie Louise vriendelijk. „En als er iets is, wat u niet klaar is, of waarin u geen uitweg ziet, misschien kan ik u daarin op éëh of andere wijze helpen. Ik ben nog wel slechts een schaduw van een monsch; doch ik heb nog aardschc macht ge noeg om eens anders lot en leven te bescher men. Daarom wilde ik gaarne weten, waar om u een zwaar leven voor u heeft en of het zoo zijn moe t." „Ik ben verloofd", zei zc, op geheel ande ren toon dan een dergelijke modedeeling pleegt gedaan te worden. „Nu nog?" „Ja; nu nog." „En toch liefdezuster? Ik begrijp niet..." „Slechte tot zeker tijdstip," bekende zij, en ze kreeg een gevoel, of hij haar met elk woord omlaag trok naar een duizelingwek- kenden afgrond. Hoe k o n ze hom zeggen, wat hij weten wilde? Wat ze hem te zeggen had, was een verschrikkelijke, korte geschie denis: ik zal liefdezuster zijn, tot gij dood zijt; daarop wachten wij om gelukkig te wor den. „Ooh," zei ze, nu doodsbleek, „vraag mij liever niet verder." Hij had bet hoofd op de hand geleund; hij wachtte even. „Neen," antwoordde hij toen, „ik vraag niet verder; want ik weet..." „Wat weet u?" fluisterde zij, verschrikt opziende. „Ik weet, dat een zwaar leven u wacht; want gij hebt niet lief, mijn kind, en ge zult de liefde vervangen door trouw. Maar bedenk u wel, of het hoogste offer, dat een vrouw kan brengen zich te geven, omdat zij zich beloofd heeft volstrekt noodzake lijk is voor het geluk van den man, om wicn het gebracht zal worden. Of het niet wijzer is, u en hem vry te maken. Ik mag niet vragen "naar de gronden van uw handelin gen, van uw ongeluk, maar ik kan niet ge looven, dat gij verlokt zijt door geld of goed. 't Is onmogelijk, dat iemand als gij zich verkoopt! Maar eerst zeidet gij: „Ik sta al leen", en toen: ,,lk ben verloofd." Daarin ligt veel leed opgesloten. Ik vroeg om u to helpen; want ik bezit nog zekere macht om iets voor het geluk van anderen te doen, bij dc gratie van den dood I Niemand behoeft te trotsch te zijn, "óm uit een verstijvende hand aardsch goed te ontvangen, ten einde zich daarmee een gelukkig tehuis te stich ten... Hebt ge daaraan geen behoefte?" „Neen, neen." „En wat gij noodig hebt, niet om gelukkig te maken, doch om gelukkig gemaakt te wor den. dat kan u slechts één geven; en hij heelt wellicht den sleutel tot uw geest cn hart niet gevonden." Zóó helder en scherp was nu zijn blik op haar gevestigd, dat hij in haar ziel scheen te lezen; het was of hij wist, waar zij nog slechts vermoedde; of hij haar verklaard had, wat zij hem niet verklaren kon: het on begrepen leed op den bodem van haar hart. Zwijgend zag ze hem aan. Een groot ver trouwen was over haar gekomen, het hcrocl- sche gevoel, aan een mensch onvoorwaarde lijk te kunnen gelooven. 't Was haar heerlijk kalm en rustig. Al had zij niet kunnen aan vaarden, wat hij haar geven wilde, hij had haar toch iets geschonken: hij was te hulp gekomen, eer brandende nood tot wanhoop was gestegen. Dag aan dag had liij huar ge dankt voor haar goedheid en hulp, uu kon zo zich nauwelijks bedwingen, dc lippen aan zijn uitgeteerde hand te brengen en hem te danken. Als een J-roosterals een vader stond hij tegenover haar. „Nu kan ik hegrijpen, wat u drong, zus ter te worden, tot het tijdstip kwam om ccht- genoote te worden," zei hij, ziende, dat hij goed geraden had. „Ik zou gaarne alles zeggen, het weinige, het uiterlijke, bedoel ik, wat u nog niet we ten kunt; maar heden is mij dat nog onmo gelijk. Ik zal hot op een anderen dag kun nen cn moeten. Eerst moet ik een weinig nadenken, hoe ik dat doen zal. Alles is mij nog zoo nieuw 1" „Alles zoo nieuw 1" horhauidc hij, en dacht, of hij misschien toch niet helpen kon om een levensboot van de klippen tc red den, ze in een veiligo haven te brengen, eer hij zelf wegdreef in den oceaan der eeuwig heid. Uit haar woorden: „Alles is mij nog zoo nieuw had hij kunnen vernemen, dat hij althans een licht ontstoken had over iets, wat ze nog niet begreep, en hij wist wel, dat het reeds de rechte hulp is, iemand een gevaar te wijzen, dat hij zelf niet zag. Kon hij haar nu op een vciligen bodem brengen, dan was dat een vreugdevla op het laat ste eind van zijn donker pad. Zij zweeg eerbiedig, terwijl hij zat tc pein zen, tot hij opzag met een blijde uitdruk king op het gelaat, die haar verbaasde: ze hadden immers enkel over treurige dingen gesproken Doch dat verheugde gezicht deed hem als verjongd voorkoméh; en een name loos leed pijnigde haar hart bij dc gedachte dat weldra die glimlach voorgoed zou weg gevaagd worden. Kon dat ziju? Kon hij sterven en zij gelukkig worden door zijn dood Tranen kwamen haar in do oogen. Ik dank u voor die tranen," zei hij warm; „ik weet, dat zo mij gelden en uit een goed, medelijdend hart komen l Maar nu genoeg van al dien ernst Laten wij onzo lectuur hervatten, terwijl ik het tooverwoud daar buiten bewonder." Ze had dozen toon nog niet gehoord. Licht cn vrij, onbezorgd haast klonk het. En na een blik van schuchtere bewondering op hem, vervolgde ze dc lectuur, waar z.c giste ren was gebleven. XIV 'tWas des namiddags vijf uren. In Al- brccht's kamer brandden dc lampen; hot vuur vlamde lustig cn dc ledige stoel wacht te op de lieflijke, vriondelykc gestalte, die de kranke er reeds in zijn verbeelding zag. Hij had heden per expresse zijn notaris, den broeder van dokter Philippi, ontboden eD hoopto dien den volgenden dag tc zien. Hij had nu en dan zulke vreemde oogen- blikkcn, of een catastrophe naderde; mis schien de laatste opflikkering van zijn le vensvlam Ach, mocht hij >o zonde i strijd inalapon Dr. Philippi, die er heden geweest was, had een zekere ontsteltenis over zijn voor komen niet kunnen vcrliergen, hem allerlei nieuwe vragen gedaan en ten slotte met mevrouw Wengerska gesproken, daar zuster Marie, die juist haar wandeling deed, niet zoo spoedig te bereiken was. (Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1