LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 24 MEI. - TWEEDE BLAD.
Anno 1902.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
No. 1295S
Dr. J. A. Cramer, predikant bij da
iNcd.-Herv. Gemeente te 'a-Gravenhage,
klaagt in de 's-Gravenhaagsche Kerk-
^Hoezeer ik ook die bezendingen theelood
èn'postzegels op prijs stel, moet ik tot mijn
spijt mededcelen, dat ik ze niet meer kan
ontvangen; mijn werkzaamheden nemen zóó
toe, dat ik geen tijd meer heb voor sortee
ring, verpakking en verzending. Soms weet
ik geen raad met al de doosjes en kistjes.
'Kunnen andere menschen zich daarmee niet
bezighouden, dan wij, predikanten, die het
toch al zoo druk hebben? Misschien is er
wel iemand, die zich daarvoor wil opgeven,
dan kan ik den volgenden keer diens adres
bekendmaken."
Onder het opschrift ,,Yolkstelling in In-
die deelt mr. N. P. van den Berg in De
lEconomist de uitkomsten mede van do
volkstellingen, welke sedert 1820 om
de vijf jaren op Java en Madoera
plaats vinden op den voet van een besluit
van den Gouverneur-Generaal van 15 April
•1880. Zij komen hierop neder, dat de bevol
king van die twee eilanden gestegen is van
ruim 19 1/2 millioen zielen in 188u tot bijna
28 1/2 millioen in 190(5. Dat is dus in 20 ja
ren een vermeerdering van 45 1/4 percent.
Die geheel abnormale toeneming van be
volking zal voorzeker het vraagstuk eener
mogelijke overbevolking van Java onder de
aandacht der Regeering brengen, maar niet
over dat vraagstuk wil de schrijver ditmaal
spreken. Hij gaat de cijfers in bijzonderhe
den na en komt daardoor tot do conclusie,
'dat aan de vertrouwbaarheid dezer volkstel
lingen nog veel ontbreekt, zoodat ,,wij thans
nog op geen heel of half millioen na weten,
hoe het met de sterkte van Java's bevolking
inderdaad gesteld is." Hij gelooft, dat wij
met het voorbeeld van Britsch-Indië en Cey
lon voor oogen de juiste gegevens kunnen
verkrijgen voor de gehcelc bevolking onzer
koloniën, zij het aanvankelijk ook alleen met
betrekking lot Java, en zet dat gevoelen
breedvoerig uiteen.
Eet Schoolblad geeft het volgende te lezen:
,,Het Hoofdbestuur van den B. v. N. O.
is het gelukt aan een Christel. School als vre
destichter op te treden. In het verslag in
De Bode van dc laatstgehouden vergadering
van het Hoofdbestuur wordt medegedeeld,
'dat mcj. L., te H., beschuldigd werd haar
leerlingen te hebben geslagen. Van het be
stuur der Christelijke verecniging, waarbij
zij in dienst was, had zij reeds ontslag ge
kregen. Doch nu is het Hoofdbestuur van
den Bond er in geslaagd haar in haar be
trekking te handhaven."
De Standaard voegt aan deze mede deeling
het volgende toe:
We vinden dit berichtje erg vreerad. Moest
'er een verecniging van openbare onderwij
zers bij to pas komen om vrede te stichten
op een Christelijke school? Dat zou al heel
beschamend zijn. Maar het zal waarschijnlijk
wel wat anders in elkaar zitten.
De Standaard vermeldt mede hetgeen hier
volgt:
In het laatste nummer van De Volkson
derwijzer kan men de volgende advertentio
vinden:
Dankbetuiging
aan do hecren van 't Stadhuis voor het agi
tatie-materiaal, dat ze ons opnieuw ver
strekt hebben en waardoor de collega's, dio
na de salarisregeling in tevredenheid dreig
den te verzinken, weer aardig rebelsch wor
den.
Vele onderwijzers.
De Volksonderwijzer is het orgaan van de
Sociaal-Democratische Onderwijzersvereeni-
ging; dit verklaart den inhoud der adver
tentio voldoende: geen grooter ramp dan te
vredenheid; de grootste Christelijke en
maatschappelijke deugd, die deze heeren
kweeken, schijnt te wezen „ontevredenheid."
En de Amsterdamsche heeren zijn meest al
bijzonder roerig.
Dc Nederlander zegt onder het hoofd
„Onderwijs":
Op een vergadering, onlangs te Amster
dam belegd om maatregelen te beramen te
gen overdrijving op onderwijsge-
b i e d, werd de volgende circulaire voorge
lezen
Ondergeteekenden nemen de vrijheid uw
aandacht te vestigen op hun Cursussen:
a. tot voorbereiding voor Kweek- en
Normaalscholen; b. tot voorbereiding voor
de V er volgklassen der
Het onderwijs omvat hoofdzakelijk Ne-
derlandschen taal en rekenen, de vakken
welke bij de toelatingsexamens het meeste
gewicht in do schaal leggen. Indien het
noodig blijkt, wordt ook geschiedenis en
aardrijkskunde onderwezen.
Slechts een beperkt aantal leerlingen van
ongeveer gelijke ontwikkeling wordt in
óén klasse opgenomen.
De lessen worden gegeven 's Woensdags
en 's Zaterdags van 11/2 tob 31/3 of
4 uur.
Het lesgeld bedraagt:
7 voor de maanden Mei en Juni,
7 Juli, Aug., Sept.,
10 Oct., Nov., Dec.,
10 Jan., Febr. en Mrb.
De gelegenheid tot inschrijving is open
gesteld Woensdag 30 April en Zaterdag 3
Mei van 2 tot 3 1/2 uur, en Maandag 28,
Dinsdag 29 April, Donderdag 1 Mei en
Vrijdag 2 Mei van 7 tot 9 uren des avonds
in liet gebouw der
Do namen der onderteekenaars laten wij
achterwege.
Op zichzelf lijkt die circulaire onschuldig,
maar de zaak krijgt een geheel ander aan
zien als men weet, dat zij uitgaat van tweo
mannen, dio zelf do in de circulaire aan
geduide examens afnemen.
Zij was bovendien gericht aan de ouders
van een pas afgewezen kind.
De examinatoren hebben dus geldelijk be
lang bij de afwijzing voor het examen, want
de afgewezenen moeten op hun cursus de
banken vullen.
Het zal wel niet altijd mogelijk zijn do
examinatoren to kiezen buiten hen, die zei
ven onderwijs geven, maar eenig toezicht is
dan toch dubbel noodig. Niet lang geleden
werd iemand, die onderwijzers-examens af
nam en zelf voor dat examen opleidde, open
lijk beschuldigd, dat hij al de examen-vraag
stukken, door hem zelf gekozen, kort vóór
het examen met zijn eigen leerlingen behan
deld had. Om zulke beschuldigingen te voor
komen, al berusten zij soms, gelijk in be
doeld geval, op laster, zou kunnen worden
gevraagd, of het examineeren van eigen
leerlingen niet uitgesloten kan worden, zoo
lang men niet overgaat tot het opdragen
van het examineeren aan de onderwijzers
der kweekscholen zelf, die oij den uitslag
geen geldelijk belang hebben, terwijl over
heidstoezicht knoeierijen kan voorkomen.
Wij zijn volkomen doordrongen van het
besef der moeilijkheid hier een 'goede oplos
sing te vinden, doch wij hopen, dat de auto
riteiten op onderwijsgebied de zaak onder
dc oogen zullen zien.
Over het vraagstuk der samensmel
ting van de Yrije Universiteit ea
de Theologische School te Kampen
schreef de heer A. Brummelkamp een arti
kel in De Hollander.
Men moet, meent hij, wel onderscheiden
tusschen den toestand, waarin wij ons thans
bevinden, en dien van onze vaderen. Niet
enkel de vaderen van 1834, maar ook die der
16de eeuw, die voor het eerst voor do vraag
stonden: hoe dc Gereformeerde Kerken zou
den kunnen komen aan godsvruchtige, wèl
onderwezen bedienaars van het Goddelijk
Woord.
In het probleem is wel ter dege iets
nieuws, dat de vaderen niet hebben kunnen
overwegen. Die van de 16do eeuw niet, om
dat zij nog geen Kerken kenden, die onaf
hankelijk waren van het Overheidsgezag.
Hun kerk was Staatskerk geworden en dc
Staat had klakkeloos een Óverhoids-hooge-
school ingesteld, om dc Kork aan predikan
ten te helpen. En de vaderen van '34 niet,
omdat zelfs in hun stoutste droomen het
denkbeeld van een Christelijk, laat staan een
öoreformcerd hoogcr onderwijs, niet is op
gekomen.
De heer Brummelkamp waarschuwt, dat
men toch niét, uit pure strijdlust, het nieu
we afwijze, enkel omdat het nieuw is.
En hij maant aan te bedenken, dat do
Eigen Inrichting der Kerken reeds lang
groote veranderingen heeft ondergaan en
hoe langer hoe meer het universitaire ka
rakter heeft aangenomen. Wenscht men aan
die Eigen Inrichting hooger onderwijs, dat
aan do eischcn voldoet, dan sta men dc volle
ontplooiing niet langer in den weg.
Dies concludeert hij tot de samensmelting
der beide inrichtingen.
De uitslag der verkiezing voor een lid
der Provinciale Staten in het district
Zootcrmeer meedeelende, zegt De Besi-
den txebode:
Al legt do kieschheid ons bij het bespreken
dezer stemming om motieven, welko het
onnoodig is aan te geven strenge beper
king op... zij mag toch niet stilzwijgend wor
den voorbijgegaan.
Immers, de uitslag der Zoetermecrsehe
verkiezing kan ook .den Zuid-Hollandschen
anti-libëralen redenen tot voldoening geven,
omdat daardoor opnieuw is gebleken, dat
hun bondgenootschap op hechten grondslag
is gevestigd en waarborgen biedt in de toe
komst bestendigd te blijven.
Yoor het eerst toch, sinds de rechterzijde
in de Staten van dit gewest in de meerder
heid kwam, was cr in een katholieke vaca
ture te voorzien, dat wil zeggen in een
plaats, welke zonder hulp van den anti-libe
ralen bondgenoot niet door de onzen kon be
houden worden.
Welnu, die hulp is ons royaal geboden en
loyaal verleend. Zoowel leiders als geleiden
deden al wat van hen kou verwacht worden,
en trokken op om het anti-liberaal beginsel.
Valt dit dankbaar te huldigen, met niet
minder erkentelijkheid mag van den ijver
der katholieken zeiven worden gewaagd, die,
den drukken tijd op het land en andere om
standigheden in aanmerking genomen,
trouw zijn opgekomen.
Hierdoor~was het zelfs mogelijk, dat de
anti-liberalen met grooter meerderheid z';n
uitgekomen dan verleden jaar.
Yoor een zeer groot deel valt dit ook wel
hieraan to danken, dat zij thans niet, zooals
een vorig maal, stonden tegenover een libe
ralen candidaat, dio sinds tal van jaren het
district met cere vertegenwoordigd had.
Maar toch g^efb de uitslag dezer verkie
zing ook hierom stof tot tevredenheid, dewijl
Zoetermcer voor het vervolg gelden mag als
een hechte burg der anti-liberalen.
In het Sociaal Weekblad zet dc heer R.
van Zinderen Bakker, te Kortczwaag,
eenigo voordeden uiteen van het uitaorren
van gemeentewerken in eigen bc-
h e o r.
Daar hij zelf dertig jaxen lang met het
aannemen van (vooral) onderhoudswerken
zijn brood heeft verdiend, mag hij z. i. wel
een woordje over dit vraagstuk mcêsprckcn.
Het Sociaal Weekblad is allerminst een
vakblad en het gaat dus niet aan om met
vakdetails als bewijzen aan te komen,
schrijft hij, voor mijn bewering, dat uitvoe
ring in eigen beheer het uit te voeren werk
in alle opzichten zeer ten goede komt. Laat
ik cr alleen dit van ggen: dc uitvoering bij
aanbesteding, volgens in het bestek uitge-
druklo eenheidsprijzen voor te verwerken
hoeveelheden in maat of gewicht, kan bijna
nooit door de opzichters voldoende worden
gecontroleerd en dit stelsel leidt dientenge
volge veelal tot bedriegerij. Als de verroke-
ningsstaten bij de autoriteit worden inge
diend, zien ze er wel nauwkeurig uit, maar
dit is volstrekt geen bewijs, dat de daarop
voorkomende hoeveelheden ook inderdaad
zijn nagegaan, zo - le het getal opzichters bij
provincie- en gemeentewerken zoker verdrie
dubbeld moeten worden en den prijs der wer
ken dientengevolge zeer bezwaren
Een tweede ook dikwijls toc~opast stolsel,
door de werken in perceelcn zonder verrckc-
ningsstelsel uit te doen voeren (zooals tot
1898 in do go. leente Opsterland gebruikelijk
was), werkt al niet beter, aangezien do aan
nemer er in dit geval uit is, voor een
groot deel genoodzaakt door zijn concurren
ten, die hctzelfdo doen, om zich er zoo mo
gelijk met den Franschen slag af te maken;
na hem komt eon ander en dientengevolge is
duurzaamheid en soliditeit van het werk
niet iets, waarbij hij nu juist belang heeft.
Maar dit laatste vooral, voor den betalenden
last-govcr van het allergrootste belang, ver
andert onmiddellijk zoodra men, zooals wij
doen, do uitvoering zelf ter hand neemt.
In 1898, toen een oud schoolgebouw, vrij
wel in het midden der zeer uitgestrekte ge
meente, daarvoor beschikbaar kwam, is dit
door ons ingericht voor berg- en werk
plaats, een drietal timmer- en metselaars
knechts zijn tegen een eenigszins hooger
loon dan het gangbaro vast aangesteld en
worden bijgestaan door andere losse werk
lieden zoo vaak dit noodig is. De gemeente-
architect is tevens geworden do werkbaas, en
verzekert, dat deze dubbele betrekking hem
volstrekt niet meer werk bezorgt dan vroe
ger het opZichtorschap alleen. De bcnoo-
digdo bouwmaterialen worden telkens voor
een jaar b ijwijzo van prijsaojibicding, per
soort, aan bekende leveranciers gegund,
wier aanbiedingen het aannemelijkst wor
den bevonden. Groote en zware gereedschap
pen zijn van lieverlede aangeschaft en een
paar rijwielen zijn, indien er op groote af
standen karweitjes moeten worden uitge
voerd, voor de knechten in do werkplaats
aanwezig. De workloonen worden op werk-
staten voor ontvang geteekend door do
werklieden en do ih ate rial en met rekeningen
of quitanties verantwoord en door B. en Ws.
gecontroleerd. Alleen groote werken," zooals
bijv. het bouwen van nieuwe scholen, brug
gen of sluizen, enz. worden nog publiek aan
besteed, maar het elgenlijko onderhouds
werk geschiedt geheel en al op boven om
schreven wijze, zeer ten voordeel© van do
gemeente, wat de degelijkheid van het werk
betreft. Maar ook zor ton gerieve van on
derwijzers, tolgaarders, brugwachters, enz.,
enz., die nu niet meer zooals vToegcr dik
wijls dagen en weken op het verrichten van
noodzakelijke reparaties moeten wachten.
Dat het verder van groot belang is, het
loon vooral voor dc vaste ambachtslieden
een paar contcn per uur of meer, boven den
norm te stellen, zal wel geen betoog be
hoeven voor wie bedenkt, dat het veel waard
is als deze menschen, zij het dan ook door
deze financicelo overweging geprikkeld, hun
uiterste best doen.
Toch werd aanvankelijk moord cn brand
geschreeuwd door de aannemers en wisten
de stuurlui aan wal to voorspellen, dat do
gemeente Opsterland veel te groot, was om
een dorgelijken maatregel met succes te kun
nen toepassen, maar nu, vier jaren na dc
eersto proefneming, is ieder (behalve dc
aannemers wellicht) er van overtuigd, dat
het wel kan, dat dc werken veel beter wor
den uitgevoerd en dat partijen veel beter
op tijd bediend worden dan voorheen. Bc-
halvo al deze voordeelen komt het de ge
meente zelfs ook nog geldelijk goedkoo-
per uit.
Het is daarom, dat ik dit voorbeeld waard
vond in breeder kring bekend to maken om
daardoor ook anderen tot navolging te prik-
kolen.
Jlet U trechtsch Dagblad maakt de opmer
king, dat mr. J. A. van Gilse in Vragen
des Tijds een uitvoerige k i o s r o c h t st a-
t i s t i o k gaf, op grond van welke hij be
weerde, dat de meening van het Utrechtsch
Dagbladals zou het democratisch algemeen
kiesrecht hier in Nederland niet populair
zijn, don bal vierkant misslaat.
Volgens mr. v. G.'s statistiek zouden 511/2
pCt. van de mannelijke Nedcrlandors, t o
den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt, heb
kiesrecht bezitten, cn van dozo kiezers zou
den 73 pCt. zijn opgekomen, zoodat 38 pCt.
der gehecle mannelijke bevolking boven 25
jaar zou gestemd hebben.
Wij willen dio cijfors gaarne aannemen,
zegt het Utr. Dbl., maar wat volgt daaruit?
Dat allen, die niet gestemd hebben, had
den ze het gedaan, ook gestemd zouden heb
ben in vrijzinnig- of soc.-democratischen
zin? Ook do minderheid, die geen kiezer
was en die toch wel, om iets to noemen, van
verschillende godsdienstige belijdenis zal zijn
geweest? En ook de meerderheid, die thuis
bleef?
Eilieve, gij zult het noch willen noch kun
nen beweren.
Maar blijf ons dan ook met de bewering
thuis, dat uitgebreider kiesrecl l een meer
derheid voon algemeen stemrecht zou bobben
gegeven.
In een artikel, getiteld „Rechterlijke
macht" zegt Dc Nederlander
Onlangs heeft, bij de installatio van een
raadsheer in een gerechtshof, dó president
van dat Hof, mr. De Sitter, een rede go-
houden ten betooge, dat bij bonoom in*
gen voor do rochtorlijko macht do
politioko richting van den candi
daat nimmer do benoeming behcerschen mag
omdat do rechterlijke macht boven den par
tijstrijd moet staan.
In hoover dio rede voldoenden grond vond
in do benoeming zelve, wagen wij niet te be-
oordeelen. Voor den nieuwen raadsheer kon
in die opmerking in geen geval iets onaan
genaams steken, niet slechts omdat hij zelf
aan zijn benoeming geen schuld heeft, maar
ook omdat het vrij bekend is, dat hij juist
bij den Voorzitter vah dat Hof hoogaango-
schrcven stond, cn zelfs bij vorigo benoe
ming aan dezen niet weinig te danken had.
Do Voorzitter kon dus hier die quacstic be
spreken, zonder eenigszins den bonoomdo to
kwetsen
Het heeft ons intusschen wel ecnigermato
verbaasd, dat sommigo bladen, als llesiden-
tiebode, Tijd, Standaard, het in do zaak zel
ve niet ééns schijnen te zijn met genoemden
voorzitter. Wij meenden, dab do onafhanke
lijkheid der rechterlijke macht als eon paal
boven water moest staan, en dat het derhal
ve ook volmaakt onverschillig behoorde te
zijn, van wolko politieko kleur dc rechters
zijn. Alleen in Frankrijk, dat voor ons heb
toonbeeld is der revolutie, schijnt men dit
niet in te zien. Doch moet Nederland dan
hierin dat land volgen? Is een lt.-Katho
liek, staande voor protcstantscho rechters,
minder veilig, dan als hij staat voor R.-K.
rechters; en omgekeerd?
Wel is waar wordt nu gezegd, dat do libe
ralen steeds vrienden van eigen kleur heb
ben benoemd. Maar is dat ook waar ten aan
zien van de rechterlijke macht? Wij betwij
felen dit ten sterkste. Van nabij is het ons
bekend, dat zoowel protcstantscho als R.-K.
geloovigcn zeer wel bij do rochtorlijko macht
een plaats konden vinden, al trof men bij
enkele colleges, dio echter alleen het reehb
van voordracht hebben op dit punt soms
cenigc partijdigheid aan. Juristen, dio in
rechterlijke colleges thuis hooren, cn daaruit
geweerd zijn om hun godsdienstigo of poli*
tieko gevoelens, zijn ons niet bekend. In pro-
testantschc stroken plaatst men wellicht bij
voorkeur Protestanten, maar R.-K. vinden
des te gemakkelijker plaats in do R.-K. pro
vincies. De R.-K. juristen kunnen niet be
weren, dat zij minder gemakkelijk promotio
maken dan do protestantschc. Dat do recht
banken en Hoven overwegend liberaal zijn,
ontkennen wij niet, maar dat nijn do juris
ten allen to zamen genomen ook.
Partijdigheid bij benoemingen i* do rech*
terlijko macht is steeds in hoogo mate bo-
donkclijk. Zij wordt het te mcor, nu van
zekere zijde, met het doel om de rechterlijke
macht to ondermiinon, de justitie al" klas
sen iustitio gesmaad wordt.
Ons dunkt, men behoort op dit punt thans
meer dan ooit op zijn hoede to zijn.
Nu De Standaard do landspolitick rnoti
vertrouwen haar niouwen koers ziet volgen/
omdat op dit torrein de organisatio in orde
is, beklemt haar do angstige gedachte, dab'
,,wat nu ton aanzien van de landspolitiek
kant cn klaar is, ontbreekt voor de ge
meentelijke politiok". Een algemcc-
ne leiddraad ontbre ekt.
Dat is te ernstiger leemte, omdat 80 pCt. 1
van do gemeenten benoorden den Moerdijk»
vrijzinnige burgemeesters heb -en, van wie,
gelijk vanzelf spreekt, een zeer vèr-strokken-
do invloed uitgaat op do gemeenten cn op
do gemeentelijke huishouding.
Dat do mccrderho:d der Raadskiezcrs van
deze verlichtheid niet kan gediend zijn,
blijkt uit do uitspraken der stembus. Het
gering verschil in aantal immers tusschen dn
kiezers voor Raad cn Kamer mag doen aau-
nomen, dat binnen _ort of langer tijd dn
De PBeegzuster.
20)
Boos, dat htf weer terug besteld was, daar
h\] verlangde, met kameraden nog een poosje
to praten onder een glas bier, wierp hy z\jn
pet op de tafel en vroeg:
„Zog my nu als 't u belieft, wat u vandaag
scheelde!"
Zyn moeder zat aan de schrijftafel en had
een laatje uitgehaald, dat rekeningen en
maanbrieven voor haar zoon bevatte. Zy
scheen hiermee druk bezig, en deod het zoo,
dat hy het wel bemerken moest.
„Nu, voor den dag er mee; natuuriyk heeft
u weer een onaangenaamheid in petto."
Zy haalde de schouders op en antwoordde
koel
„Het engagement kan nu niet hier publiek
gemaakt worden, ofschoon bot voor de hand
lag, dat met Kerstmis te doen."
Hy gaf door een onverstaanbaar gemompel
aan zyn verbazing lucht.
„Ja, het gaat niet anders, Frlts. Ik heb
ook nog andero bodenkingon, waarover ik
hot echter nog niet mot myzolvo eons ben.
Maar wel moot hy op Saloschin er officieel
boricht van krygen waarom, dat vat je
welIk zal professor Labach eons in den
arm nemen."
„Goed, zeor goed! Een uitstekend ideel"
„Je bogrypt, dat ik tegenover hem geheel
open kaart moet spelen, om myn doel, je
toekomstig goluk, te bereiken?"
Zy wachtto even, of er geen tegenspraak
kwam.
„Ik sal hem dus zeer gewichtige redenen
opgeven, en hy is wel de man, om die te
begrypen."
Plotseling kwam by Frits oen gedachte op.
„Zeg, mama, dat vertelseltje over die hooge
lasten en een tiende deel van de opbrengst
was zoker maar oen verzinsel?"
„'tWas een verzinsel, maar dat waarsch-yn-
ïyk de waarheid zeer naby komt."
„Geen ideel Maar u zei het, om Mario bang
to maken?"
„Ten minsteom haar een beetje meer
voor woreld3che, practische zaken en voor
jouw wel on wee te interesseerenwant
ik zou liegen, als ik beweerde, dat Marie
Louise een erg liefhebbende en verrukte ver
loofde is. Zy kykt je tusschenbeide aan, of
ze in jou een vreemde zag, wiens woorden
zy niet kan goedkeuren. Zy is in 't geheel
niet zoo bedeesd en zoo toegevend, ook niet
zoo teer of hulpbohoevend als zy er uitziet.
Kyk goed uit je oogen, dat raad ik je."
„Mama, u begint al vroeg de schoonmoeder
te spelen. Doe dat liever niet. Ik heb myn
kwetsbare plekken, en zelfs u kon die wel
eons to na komen. U heeft u over haar ge-
ergerd, maar u is veel te slim, om niet uw
wenschen en goede bedoelingen voor my door
te zetten. Maar weet u wel....?"
„In elk geval: geen woord morgen, of in
je brieven, tegen haar!" zoo viel ze hem in
do rede. „Dat blyft onder ons."
„Ik denk er niet aan."
„Wat moest ik weten?"
„Wel, dat madame Holdbach een heel
leeiyk gezicht- trok, daar ze om zoo te zeg
gen, zonder complimenten de deur uitgezet
word, toen Marie kwam. Als die maar geen
lont ruikt 1"
„Dat hindert nog niet. Laat dat ook maar
aau my over."
XI.
Marie Louise aan haar verloofde.
„Saloschin, 27 Septembor.
Lieve Frits I
't Is my, of ik op een andere planeet ver
plaatst ben. Uit een vreemde, my tot dusver
geheel onbekende wereld zend ik je dezon
eersten brief.
Deze briefwisseling is my zeer welkom.
Meermalen heb ik hooren beweren, en ik
gevoel het ook dat men elkaar hot best
leert kennen door schriftoiyke gedachten-
wisseling, waarby men zyn gevoelens kan
uiten zonder op allerlei wyzon gestoord te
worden, wat by een mondelinge gedachten-
wisseling dikwyis het geval is.
Wy beiden kennen elkaar inneriyk nog
heel weinig, en deze tydelyke verwydering
zal ons waarschynlyk in geosteiykon zin
nader tot elkander brengen dan een samonzyn
te Beriyn, waar a:;Jere menschen invloed
zouden uitoefenen op onze gedachtenwisseling
of ons hinderen. In onze brieven mogen wy
werkelyk alleen zyn met elkaar, en als wy
dan eenmaal voor altyd worden verbonden,
zullen wy elkaar zoo goed kennen, dat mis
verstand onmogeiyk wordt.
Maar al inleiding genoeg; je bent zeker vol
verlangen, iets te vernemen van do zonder
linge wereld, die ook eens de jouwe zal
worden.
Het was prachtig weer, toen ik in open ry tuig
van het station hierheen reed. 'tWas toover-
achtig schoon in de bosschen, zóó schoon,
dat het my van biydschap vervuld zou hebben,
zoo ik niet gedacht had aan den ongelukkige,
die my wachtte.
Plotseling, uit het bosch ia eon open vlakte
komende, zag ik het slot voor mQ, eon
machtig gebouw van donker-gryzen steen,
met twee stompe torens, sombor on plechtig,
zonder glans of sieraad.
Wy reden door het park, dat zich tusschen
het slot en het bosch uitstrekt. Aan het einde
van dat park ligt op een heuvel de familie
begraafplaats, met een reusachtig steenen
kruis, dat men uit de vensters van den slot
heer kan zien—eenindrukwekkend „Memento
mori."
Eindeiyk reod de wagen door een prachtige
lindenlaan, wier takken een machtig groen
gewolf vormen, tot voor do breede stoop,
rechts en links door twee hooge yzeren banken
geflankeerd.
Tot hiertoe bleef alles stilzelfs toen do
wagen voor het huls stond, duurde hot een
poosje, eer men iemand zag of hoorde. Reeds
maakte ik my gereed, uit te stappen, toen
in de geopende deur een oude man verscheen.
Hy dcoeg een zeer eenvoudig livrei: het was
de vroegere hof- en keldermoostor, die hot
druk had, toen het slot nog oon menigte
gasten en dienstboden herbergde; nu heeft
hy niets meor te doen, maar omdat hy zoo
oud is, blyft hy, met behoud van salaris, in
het huis wonen. Misschien is dit wel oen van
de lasten, waarop mama zinspeelde.
De oude knecht, Michaol „meneer Michael"
wordt hy genoemd ging, zonder een woord
te spreken, my voor in de reusachtige vestibule,
van waar twee gebeeldhouwde trappen naar
do bovenvertrekken leiden. Michael ging naar
een deur rechts, door een donkere portière
tegen tocht beschut, en klopte, waarna hy
de deur opende en het gordyn oplichtte, om
my toogang te verleenen.
Ik kwam In een eenvoudig, met ouder-
wetscho moubolon gostofToord vertrek, dokamor
van do huishoudster, mevrouw Wongerska.
't Was er flauw verlicht door een enkeio lamp.
By den oorston aanblik look zy my nog
jong. Ik had my als huishoudster op Saloschin
onwillekeurig een oudo vrouw gedacht, zoo;
iets als een pondant van meneer Michael, en;
was verrast, een zoo jeugdige, by na interessante
vorschyning to ontmooten. Haar figuur Is;
knap en ze kleedt zich mot eenvoudige
elegantie; haar schoono, donkere oogen, mot
een zachte, buitongowoon treurigo uitdrukking;
doen my onwillekeurig donkon aan een gei
wonde hinde. Het blonde haar is nog jeugdig
gekapt, al glinstert or reeds menige zilveren
draad in. In hot algemeen ziet zo or jeugdig
uit, maar zo is zoker veertig, en in sommiga
oogonblikkon is er in haar voorkomen lot»
vermoeids, als van een oude vrouw.
Het aoed my zeer voel genoegen, zulk eert
sympatbieko dame te ontmoeten, waar ik
een oud, brommig liuismeubol had verwacht j
het bracht my terstond op myn gomak, on
haar zachte, welluidende stom en hartoiyke
handdruk zeiden my, dat ik hier oen steun,
wollicht zelfs een vriendin gevonden had.
Je kunt je niet voorstellen, hoe lief ze voor
my is, mevrouw Sonnya. Zoo is haar voor
naam, en ze verzocht my, haar liever zóó
te noemen dan met het harde woordf
„Wengerska". Zy is eon Duitsch-Russischa
van geboorte en getrouwd gewoost met oen
Oostenrykor of Hongaar. Veel ongeluk on
treurigheid lieeft ze beleefd; vandaar dat
melancholieke in haar oogen.
Je zult my zeker wel overdreven vindon;
maar je weet, dat ik graag met iets of iomand
dweep, en dat moet ik met haar wol.
(Wordt vervolgd.)