LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 24 MEI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. No. 1295S Dr. J. A. Cramer, predikant bij da iNcd.-Herv. Gemeente te 'a-Gravenhage, klaagt in de 's-Gravenhaagsche Kerk- ^Hoezeer ik ook die bezendingen theelood èn'postzegels op prijs stel, moet ik tot mijn spijt mededcelen, dat ik ze niet meer kan ontvangen; mijn werkzaamheden nemen zóó toe, dat ik geen tijd meer heb voor sortee ring, verpakking en verzending. Soms weet ik geen raad met al de doosjes en kistjes. 'Kunnen andere menschen zich daarmee niet bezighouden, dan wij, predikanten, die het toch al zoo druk hebben? Misschien is er wel iemand, die zich daarvoor wil opgeven, dan kan ik den volgenden keer diens adres bekendmaken." Onder het opschrift ,,Yolkstelling in In- die deelt mr. N. P. van den Berg in De lEconomist de uitkomsten mede van do volkstellingen, welke sedert 1820 om de vijf jaren op Java en Madoera plaats vinden op den voet van een besluit van den Gouverneur-Generaal van 15 April •1880. Zij komen hierop neder, dat de bevol king van die twee eilanden gestegen is van ruim 19 1/2 millioen zielen in 188u tot bijna 28 1/2 millioen in 190(5. Dat is dus in 20 ja ren een vermeerdering van 45 1/4 percent. Die geheel abnormale toeneming van be volking zal voorzeker het vraagstuk eener mogelijke overbevolking van Java onder de aandacht der Regeering brengen, maar niet over dat vraagstuk wil de schrijver ditmaal spreken. Hij gaat de cijfers in bijzonderhe den na en komt daardoor tot do conclusie, 'dat aan de vertrouwbaarheid dezer volkstel lingen nog veel ontbreekt, zoodat ,,wij thans nog op geen heel of half millioen na weten, hoe het met de sterkte van Java's bevolking inderdaad gesteld is." Hij gelooft, dat wij met het voorbeeld van Britsch-Indië en Cey lon voor oogen de juiste gegevens kunnen verkrijgen voor de gehcelc bevolking onzer koloniën, zij het aanvankelijk ook alleen met betrekking lot Java, en zet dat gevoelen breedvoerig uiteen. Eet Schoolblad geeft het volgende te lezen: ,,Het Hoofdbestuur van den B. v. N. O. is het gelukt aan een Christel. School als vre destichter op te treden. In het verslag in De Bode van dc laatstgehouden vergadering van het Hoofdbestuur wordt medegedeeld, 'dat mcj. L., te H., beschuldigd werd haar leerlingen te hebben geslagen. Van het be stuur der Christelijke verecniging, waarbij zij in dienst was, had zij reeds ontslag ge kregen. Doch nu is het Hoofdbestuur van den Bond er in geslaagd haar in haar be trekking te handhaven." De Standaard voegt aan deze mede deeling het volgende toe: We vinden dit berichtje erg vreerad. Moest 'er een verecniging van openbare onderwij zers bij to pas komen om vrede te stichten op een Christelijke school? Dat zou al heel beschamend zijn. Maar het zal waarschijnlijk wel wat anders in elkaar zitten. De Standaard vermeldt mede hetgeen hier volgt: In het laatste nummer van De Volkson derwijzer kan men de volgende advertentio vinden: Dankbetuiging aan do hecren van 't Stadhuis voor het agi tatie-materiaal, dat ze ons opnieuw ver strekt hebben en waardoor de collega's, dio na de salarisregeling in tevredenheid dreig den te verzinken, weer aardig rebelsch wor den. Vele onderwijzers. De Volksonderwijzer is het orgaan van de Sociaal-Democratische Onderwijzersvereeni- ging; dit verklaart den inhoud der adver tentio voldoende: geen grooter ramp dan te vredenheid; de grootste Christelijke en maatschappelijke deugd, die deze heeren kweeken, schijnt te wezen „ontevredenheid." En de Amsterdamsche heeren zijn meest al bijzonder roerig. Dc Nederlander zegt onder het hoofd „Onderwijs": Op een vergadering, onlangs te Amster dam belegd om maatregelen te beramen te gen overdrijving op onderwijsge- b i e d, werd de volgende circulaire voorge lezen Ondergeteekenden nemen de vrijheid uw aandacht te vestigen op hun Cursussen: a. tot voorbereiding voor Kweek- en Normaalscholen; b. tot voorbereiding voor de V er volgklassen der Het onderwijs omvat hoofdzakelijk Ne- derlandschen taal en rekenen, de vakken welke bij de toelatingsexamens het meeste gewicht in do schaal leggen. Indien het noodig blijkt, wordt ook geschiedenis en aardrijkskunde onderwezen. Slechts een beperkt aantal leerlingen van ongeveer gelijke ontwikkeling wordt in óén klasse opgenomen. De lessen worden gegeven 's Woensdags en 's Zaterdags van 11/2 tob 31/3 of 4 uur. Het lesgeld bedraagt: 7 voor de maanden Mei en Juni, 7 Juli, Aug., Sept., 10 Oct., Nov., Dec., 10 Jan., Febr. en Mrb. De gelegenheid tot inschrijving is open gesteld Woensdag 30 April en Zaterdag 3 Mei van 2 tot 3 1/2 uur, en Maandag 28, Dinsdag 29 April, Donderdag 1 Mei en Vrijdag 2 Mei van 7 tot 9 uren des avonds in liet gebouw der Do namen der onderteekenaars laten wij achterwege. Op zichzelf lijkt die circulaire onschuldig, maar de zaak krijgt een geheel ander aan zien als men weet, dat zij uitgaat van tweo mannen, dio zelf do in de circulaire aan geduide examens afnemen. Zij was bovendien gericht aan de ouders van een pas afgewezen kind. De examinatoren hebben dus geldelijk be lang bij de afwijzing voor het examen, want de afgewezenen moeten op hun cursus de banken vullen. Het zal wel niet altijd mogelijk zijn do examinatoren to kiezen buiten hen, die zei ven onderwijs geven, maar eenig toezicht is dan toch dubbel noodig. Niet lang geleden werd iemand, die onderwijzers-examens af nam en zelf voor dat examen opleidde, open lijk beschuldigd, dat hij al de examen-vraag stukken, door hem zelf gekozen, kort vóór het examen met zijn eigen leerlingen behan deld had. Om zulke beschuldigingen te voor komen, al berusten zij soms, gelijk in be doeld geval, op laster, zou kunnen worden gevraagd, of het examineeren van eigen leerlingen niet uitgesloten kan worden, zoo lang men niet overgaat tot het opdragen van het examineeren aan de onderwijzers der kweekscholen zelf, die oij den uitslag geen geldelijk belang hebben, terwijl over heidstoezicht knoeierijen kan voorkomen. Wij zijn volkomen doordrongen van het besef der moeilijkheid hier een 'goede oplos sing te vinden, doch wij hopen, dat de auto riteiten op onderwijsgebied de zaak onder dc oogen zullen zien. Over het vraagstuk der samensmel ting van de Yrije Universiteit ea de Theologische School te Kampen schreef de heer A. Brummelkamp een arti kel in De Hollander. Men moet, meent hij, wel onderscheiden tusschen den toestand, waarin wij ons thans bevinden, en dien van onze vaderen. Niet enkel de vaderen van 1834, maar ook die der 16de eeuw, die voor het eerst voor do vraag stonden: hoe dc Gereformeerde Kerken zou den kunnen komen aan godsvruchtige, wèl onderwezen bedienaars van het Goddelijk Woord. In het probleem is wel ter dege iets nieuws, dat de vaderen niet hebben kunnen overwegen. Die van de 16do eeuw niet, om dat zij nog geen Kerken kenden, die onaf hankelijk waren van het Overheidsgezag. Hun kerk was Staatskerk geworden en dc Staat had klakkeloos een Óverhoids-hooge- school ingesteld, om dc Kork aan predikan ten te helpen. En de vaderen van '34 niet, omdat zelfs in hun stoutste droomen het denkbeeld van een Christelijk, laat staan een öoreformcerd hoogcr onderwijs, niet is op gekomen. De heer Brummelkamp waarschuwt, dat men toch niét, uit pure strijdlust, het nieu we afwijze, enkel omdat het nieuw is. En hij maant aan te bedenken, dat do Eigen Inrichting der Kerken reeds lang groote veranderingen heeft ondergaan en hoe langer hoe meer het universitaire ka rakter heeft aangenomen. Wenscht men aan die Eigen Inrichting hooger onderwijs, dat aan do eischcn voldoet, dan sta men dc volle ontplooiing niet langer in den weg. Dies concludeert hij tot de samensmelting der beide inrichtingen. De uitslag der verkiezing voor een lid der Provinciale Staten in het district Zootcrmeer meedeelende, zegt De Besi- den txebode: Al legt do kieschheid ons bij het bespreken dezer stemming om motieven, welko het onnoodig is aan te geven strenge beper king op... zij mag toch niet stilzwijgend wor den voorbijgegaan. Immers, de uitslag der Zoetermecrsehe verkiezing kan ook .den Zuid-Hollandschen anti-libëralen redenen tot voldoening geven, omdat daardoor opnieuw is gebleken, dat hun bondgenootschap op hechten grondslag is gevestigd en waarborgen biedt in de toe komst bestendigd te blijven. Yoor het eerst toch, sinds de rechterzijde in de Staten van dit gewest in de meerder heid kwam, was cr in een katholieke vaca ture te voorzien, dat wil zeggen in een plaats, welke zonder hulp van den anti-libe ralen bondgenoot niet door de onzen kon be houden worden. Welnu, die hulp is ons royaal geboden en loyaal verleend. Zoowel leiders als geleiden deden al wat van hen kou verwacht worden, en trokken op om het anti-liberaal beginsel. Valt dit dankbaar te huldigen, met niet minder erkentelijkheid mag van den ijver der katholieken zeiven worden gewaagd, die, den drukken tijd op het land en andere om standigheden in aanmerking genomen, trouw zijn opgekomen. Hierdoor~was het zelfs mogelijk, dat de anti-liberalen met grooter meerderheid z';n uitgekomen dan verleden jaar. Yoor een zeer groot deel valt dit ook wel hieraan to danken, dat zij thans niet, zooals een vorig maal, stonden tegenover een libe ralen candidaat, dio sinds tal van jaren het district met cere vertegenwoordigd had. Maar toch g^efb de uitslag dezer verkie zing ook hierom stof tot tevredenheid, dewijl Zoetermcer voor het vervolg gelden mag als een hechte burg der anti-liberalen. In het Sociaal Weekblad zet dc heer R. van Zinderen Bakker, te Kortczwaag, eenigo voordeden uiteen van het uitaorren van gemeentewerken in eigen bc- h e o r. Daar hij zelf dertig jaxen lang met het aannemen van (vooral) onderhoudswerken zijn brood heeft verdiend, mag hij z. i. wel een woordje over dit vraagstuk mcêsprckcn. Het Sociaal Weekblad is allerminst een vakblad en het gaat dus niet aan om met vakdetails als bewijzen aan te komen, schrijft hij, voor mijn bewering, dat uitvoe ring in eigen beheer het uit te voeren werk in alle opzichten zeer ten goede komt. Laat ik cr alleen dit van ggen: dc uitvoering bij aanbesteding, volgens in het bestek uitge- druklo eenheidsprijzen voor te verwerken hoeveelheden in maat of gewicht, kan bijna nooit door de opzichters voldoende worden gecontroleerd en dit stelsel leidt dientenge volge veelal tot bedriegerij. Als de verroke- ningsstaten bij de autoriteit worden inge diend, zien ze er wel nauwkeurig uit, maar dit is volstrekt geen bewijs, dat de daarop voorkomende hoeveelheden ook inderdaad zijn nagegaan, zo - le het getal opzichters bij provincie- en gemeentewerken zoker verdrie dubbeld moeten worden en den prijs der wer ken dientengevolge zeer bezwaren Een tweede ook dikwijls toc~opast stolsel, door de werken in perceelcn zonder verrckc- ningsstelsel uit te doen voeren (zooals tot 1898 in do go. leente Opsterland gebruikelijk was), werkt al niet beter, aangezien do aan nemer er in dit geval uit is, voor een groot deel genoodzaakt door zijn concurren ten, die hctzelfdo doen, om zich er zoo mo gelijk met den Franschen slag af te maken; na hem komt eon ander en dientengevolge is duurzaamheid en soliditeit van het werk niet iets, waarbij hij nu juist belang heeft. Maar dit laatste vooral, voor den betalenden last-govcr van het allergrootste belang, ver andert onmiddellijk zoodra men, zooals wij doen, do uitvoering zelf ter hand neemt. In 1898, toen een oud schoolgebouw, vrij wel in het midden der zeer uitgestrekte ge meente, daarvoor beschikbaar kwam, is dit door ons ingericht voor berg- en werk plaats, een drietal timmer- en metselaars knechts zijn tegen een eenigszins hooger loon dan het gangbaro vast aangesteld en worden bijgestaan door andere losse werk lieden zoo vaak dit noodig is. De gemeente- architect is tevens geworden do werkbaas, en verzekert, dat deze dubbele betrekking hem volstrekt niet meer werk bezorgt dan vroe ger het opZichtorschap alleen. De bcnoo- digdo bouwmaterialen worden telkens voor een jaar b ijwijzo van prijsaojibicding, per soort, aan bekende leveranciers gegund, wier aanbiedingen het aannemelijkst wor den bevonden. Groote en zware gereedschap pen zijn van lieverlede aangeschaft en een paar rijwielen zijn, indien er op groote af standen karweitjes moeten worden uitge voerd, voor de knechten in do werkplaats aanwezig. De workloonen worden op werk- staten voor ontvang geteekend door do werklieden en do ih ate rial en met rekeningen of quitanties verantwoord en door B. en Ws. gecontroleerd. Alleen groote werken," zooals bijv. het bouwen van nieuwe scholen, brug gen of sluizen, enz. worden nog publiek aan besteed, maar het elgenlijko onderhouds werk geschiedt geheel en al op boven om schreven wijze, zeer ten voordeel© van do gemeente, wat de degelijkheid van het werk betreft. Maar ook zor ton gerieve van on derwijzers, tolgaarders, brugwachters, enz., enz., die nu niet meer zooals vToegcr dik wijls dagen en weken op het verrichten van noodzakelijke reparaties moeten wachten. Dat het verder van groot belang is, het loon vooral voor dc vaste ambachtslieden een paar contcn per uur of meer, boven den norm te stellen, zal wel geen betoog be hoeven voor wie bedenkt, dat het veel waard is als deze menschen, zij het dan ook door deze financicelo overweging geprikkeld, hun uiterste best doen. Toch werd aanvankelijk moord cn brand geschreeuwd door de aannemers en wisten de stuurlui aan wal to voorspellen, dat do gemeente Opsterland veel te groot, was om een dorgelijken maatregel met succes te kun nen toepassen, maar nu, vier jaren na dc eersto proefneming, is ieder (behalve dc aannemers wellicht) er van overtuigd, dat het wel kan, dat dc werken veel beter wor den uitgevoerd en dat partijen veel beter op tijd bediend worden dan voorheen. Bc- halvo al deze voordeelen komt het de ge meente zelfs ook nog geldelijk goedkoo- per uit. Het is daarom, dat ik dit voorbeeld waard vond in breeder kring bekend to maken om daardoor ook anderen tot navolging te prik- kolen. Jlet U trechtsch Dagblad maakt de opmer king, dat mr. J. A. van Gilse in Vragen des Tijds een uitvoerige k i o s r o c h t st a- t i s t i o k gaf, op grond van welke hij be weerde, dat de meening van het Utrechtsch Dagbladals zou het democratisch algemeen kiesrecht hier in Nederland niet populair zijn, don bal vierkant misslaat. Volgens mr. v. G.'s statistiek zouden 511/2 pCt. van de mannelijke Nedcrlandors, t o den leeftijd van 25 jaren hebben bereikt, heb kiesrecht bezitten, cn van dozo kiezers zou den 73 pCt. zijn opgekomen, zoodat 38 pCt. der gehecle mannelijke bevolking boven 25 jaar zou gestemd hebben. Wij willen dio cijfors gaarne aannemen, zegt het Utr. Dbl., maar wat volgt daaruit? Dat allen, die niet gestemd hebben, had den ze het gedaan, ook gestemd zouden heb ben in vrijzinnig- of soc.-democratischen zin? Ook do minderheid, die geen kiezer was en die toch wel, om iets to noemen, van verschillende godsdienstige belijdenis zal zijn geweest? En ook de meerderheid, die thuis bleef? Eilieve, gij zult het noch willen noch kun nen beweren. Maar blijf ons dan ook met de bewering thuis, dat uitgebreider kiesrecl l een meer derheid voon algemeen stemrecht zou bobben gegeven. In een artikel, getiteld „Rechterlijke macht" zegt Dc Nederlander Onlangs heeft, bij de installatio van een raadsheer in een gerechtshof, dó president van dat Hof, mr. De Sitter, een rede go- houden ten betooge, dat bij bonoom in* gen voor do rochtorlijko macht do politioko richting van den candi daat nimmer do benoeming behcerschen mag omdat do rechterlijke macht boven den par tijstrijd moet staan. In hoover dio rede voldoenden grond vond in do benoeming zelve, wagen wij niet te be- oordeelen. Voor den nieuwen raadsheer kon in die opmerking in geen geval iets onaan genaams steken, niet slechts omdat hij zelf aan zijn benoeming geen schuld heeft, maar ook omdat het vrij bekend is, dat hij juist bij den Voorzitter vah dat Hof hoogaango- schrcven stond, cn zelfs bij vorigo benoe ming aan dezen niet weinig te danken had. Do Voorzitter kon dus hier die quacstic be spreken, zonder eenigszins den bonoomdo to kwetsen Het heeft ons intusschen wel ecnigermato verbaasd, dat sommigo bladen, als llesiden- tiebode, Tijd, Standaard, het in do zaak zel ve niet ééns schijnen te zijn met genoemden voorzitter. Wij meenden, dab do onafhanke lijkheid der rechterlijke macht als eon paal boven water moest staan, en dat het derhal ve ook volmaakt onverschillig behoorde te zijn, van wolko politieko kleur dc rechters zijn. Alleen in Frankrijk, dat voor ons heb toonbeeld is der revolutie, schijnt men dit niet in te zien. Doch moet Nederland dan hierin dat land volgen? Is een lt.-Katho liek, staande voor protcstantscho rechters, minder veilig, dan als hij staat voor R.-K. rechters; en omgekeerd? Wel is waar wordt nu gezegd, dat do libe ralen steeds vrienden van eigen kleur heb ben benoemd. Maar is dat ook waar ten aan zien van de rechterlijke macht? Wij betwij felen dit ten sterkste. Van nabij is het ons bekend, dat zoowel protcstantscho als R.-K. geloovigcn zeer wel bij do rochtorlijko macht een plaats konden vinden, al trof men bij enkele colleges, dio echter alleen het reehb van voordracht hebben op dit punt soms cenigc partijdigheid aan. Juristen, dio in rechterlijke colleges thuis hooren, cn daaruit geweerd zijn om hun godsdienstigo of poli* tieko gevoelens, zijn ons niet bekend. In pro- testantschc stroken plaatst men wellicht bij voorkeur Protestanten, maar R.-K. vinden des te gemakkelijker plaats in do R.-K. pro vincies. De R.-K. juristen kunnen niet be weren, dat zij minder gemakkelijk promotio maken dan do protestantschc. Dat do recht banken en Hoven overwegend liberaal zijn, ontkennen wij niet, maar dat nijn do juris ten allen to zamen genomen ook. Partijdigheid bij benoemingen i* do rech* terlijko macht is steeds in hoogo mate bo- donkclijk. Zij wordt het te mcor, nu van zekere zijde, met het doel om de rechterlijke macht to ondermiinon, de justitie al" klas sen iustitio gesmaad wordt. Ons dunkt, men behoort op dit punt thans meer dan ooit op zijn hoede to zijn. Nu De Standaard do landspolitick rnoti vertrouwen haar niouwen koers ziet volgen/ omdat op dit torrein de organisatio in orde is, beklemt haar do angstige gedachte, dab' ,,wat nu ton aanzien van de landspolitiek kant cn klaar is, ontbreekt voor de ge meentelijke politiok". Een algemcc- ne leiddraad ontbre ekt. Dat is te ernstiger leemte, omdat 80 pCt. 1 van do gemeenten benoorden den Moerdijk» vrijzinnige burgemeesters heb -en, van wie, gelijk vanzelf spreekt, een zeer vèr-strokken- do invloed uitgaat op do gemeenten cn op do gemeentelijke huishouding. Dat do mccrderho:d der Raadskiezcrs van deze verlichtheid niet kan gediend zijn, blijkt uit do uitspraken der stembus. Het gering verschil in aantal immers tusschen dn kiezers voor Raad cn Kamer mag doen aau- nomen, dat binnen _ort of langer tijd dn De PBeegzuster. 20) Boos, dat htf weer terug besteld was, daar h\] verlangde, met kameraden nog een poosje to praten onder een glas bier, wierp hy z\jn pet op de tafel en vroeg: „Zog my nu als 't u belieft, wat u vandaag scheelde!" Zyn moeder zat aan de schrijftafel en had een laatje uitgehaald, dat rekeningen en maanbrieven voor haar zoon bevatte. Zy scheen hiermee druk bezig, en deod het zoo, dat hy het wel bemerken moest. „Nu, voor den dag er mee; natuuriyk heeft u weer een onaangenaamheid in petto." Zy haalde de schouders op en antwoordde koel „Het engagement kan nu niet hier publiek gemaakt worden, ofschoon bot voor de hand lag, dat met Kerstmis te doen." Hy gaf door een onverstaanbaar gemompel aan zyn verbazing lucht. „Ja, het gaat niet anders, Frlts. Ik heb ook nog andero bodenkingon, waarover ik hot echter nog niet mot myzolvo eons ben. Maar wel moot hy op Saloschin er officieel boricht van krygen waarom, dat vat je welIk zal professor Labach eons in den arm nemen." „Goed, zeor goed! Een uitstekend ideel" „Je bogrypt, dat ik tegenover hem geheel open kaart moet spelen, om myn doel, je toekomstig goluk, te bereiken?" Zy wachtto even, of er geen tegenspraak kwam. „Ik sal hem dus zeer gewichtige redenen opgeven, en hy is wel de man, om die te begrypen." Plotseling kwam by Frits oen gedachte op. „Zeg, mama, dat vertelseltje over die hooge lasten en een tiende deel van de opbrengst was zoker maar oen verzinsel?" „'tWas een verzinsel, maar dat waarsch-yn- ïyk de waarheid zeer naby komt." „Geen ideel Maar u zei het, om Mario bang to maken?" „Ten minsteom haar een beetje meer voor woreld3che, practische zaken en voor jouw wel on wee te interesseerenwant ik zou liegen, als ik beweerde, dat Marie Louise een erg liefhebbende en verrukte ver loofde is. Zy kykt je tusschenbeide aan, of ze in jou een vreemde zag, wiens woorden zy niet kan goedkeuren. Zy is in 't geheel niet zoo bedeesd en zoo toegevend, ook niet zoo teer of hulpbohoevend als zy er uitziet. Kyk goed uit je oogen, dat raad ik je." „Mama, u begint al vroeg de schoonmoeder te spelen. Doe dat liever niet. Ik heb myn kwetsbare plekken, en zelfs u kon die wel eons to na komen. U heeft u over haar ge- ergerd, maar u is veel te slim, om niet uw wenschen en goede bedoelingen voor my door te zetten. Maar weet u wel....?" „In elk geval: geen woord morgen, of in je brieven, tegen haar!" zoo viel ze hem in do rede. „Dat blyft onder ons." „Ik denk er niet aan." „Wat moest ik weten?" „Wel, dat madame Holdbach een heel leeiyk gezicht- trok, daar ze om zoo te zeg gen, zonder complimenten de deur uitgezet word, toen Marie kwam. Als die maar geen lont ruikt 1" „Dat hindert nog niet. Laat dat ook maar aau my over." XI. Marie Louise aan haar verloofde. „Saloschin, 27 Septembor. Lieve Frits I 't Is my, of ik op een andere planeet ver plaatst ben. Uit een vreemde, my tot dusver geheel onbekende wereld zend ik je dezon eersten brief. Deze briefwisseling is my zeer welkom. Meermalen heb ik hooren beweren, en ik gevoel het ook dat men elkaar hot best leert kennen door schriftoiyke gedachten- wisseling, waarby men zyn gevoelens kan uiten zonder op allerlei wyzon gestoord te worden, wat by een mondelinge gedachten- wisseling dikwyis het geval is. Wy beiden kennen elkaar inneriyk nog heel weinig, en deze tydelyke verwydering zal ons waarschynlyk in geosteiykon zin nader tot elkander brengen dan een samonzyn te Beriyn, waar a:;Jere menschen invloed zouden uitoefenen op onze gedachtenwisseling of ons hinderen. In onze brieven mogen wy werkelyk alleen zyn met elkaar, en als wy dan eenmaal voor altyd worden verbonden, zullen wy elkaar zoo goed kennen, dat mis verstand onmogeiyk wordt. Maar al inleiding genoeg; je bent zeker vol verlangen, iets te vernemen van do zonder linge wereld, die ook eens de jouwe zal worden. Het was prachtig weer, toen ik in open ry tuig van het station hierheen reed. 'tWas toover- achtig schoon in de bosschen, zóó schoon, dat het my van biydschap vervuld zou hebben, zoo ik niet gedacht had aan den ongelukkige, die my wachtte. Plotseling, uit het bosch ia eon open vlakte komende, zag ik het slot voor mQ, eon machtig gebouw van donker-gryzen steen, met twee stompe torens, sombor on plechtig, zonder glans of sieraad. Wy reden door het park, dat zich tusschen het slot en het bosch uitstrekt. Aan het einde van dat park ligt op een heuvel de familie begraafplaats, met een reusachtig steenen kruis, dat men uit de vensters van den slot heer kan zien—eenindrukwekkend „Memento mori." Eindeiyk reod de wagen door een prachtige lindenlaan, wier takken een machtig groen gewolf vormen, tot voor do breede stoop, rechts en links door twee hooge yzeren banken geflankeerd. Tot hiertoe bleef alles stilzelfs toen do wagen voor het huls stond, duurde hot een poosje, eer men iemand zag of hoorde. Reeds maakte ik my gereed, uit te stappen, toen in de geopende deur een oude man verscheen. Hy dcoeg een zeer eenvoudig livrei: het was de vroegere hof- en keldermoostor, die hot druk had, toen het slot nog oon menigte gasten en dienstboden herbergde; nu heeft hy niets meor te doen, maar omdat hy zoo oud is, blyft hy, met behoud van salaris, in het huis wonen. Misschien is dit wel oen van de lasten, waarop mama zinspeelde. De oude knecht, Michaol „meneer Michael" wordt hy genoemd ging, zonder een woord te spreken, my voor in de reusachtige vestibule, van waar twee gebeeldhouwde trappen naar do bovenvertrekken leiden. Michael ging naar een deur rechts, door een donkere portière tegen tocht beschut, en klopte, waarna hy de deur opende en het gordyn oplichtte, om my toogang te verleenen. Ik kwam In een eenvoudig, met ouder- wetscho moubolon gostofToord vertrek, dokamor van do huishoudster, mevrouw Wongerska. 't Was er flauw verlicht door een enkeio lamp. By den oorston aanblik look zy my nog jong. Ik had my als huishoudster op Saloschin onwillekeurig een oudo vrouw gedacht, zoo; iets als een pondant van meneer Michael, en; was verrast, een zoo jeugdige, by na interessante vorschyning to ontmooten. Haar figuur Is; knap en ze kleedt zich mot eenvoudige elegantie; haar schoono, donkere oogen, mot een zachte, buitongowoon treurigo uitdrukking; doen my onwillekeurig donkon aan een gei wonde hinde. Het blonde haar is nog jeugdig gekapt, al glinstert or reeds menige zilveren draad in. In hot algemeen ziet zo or jeugdig uit, maar zo is zoker veertig, en in sommiga oogonblikkon is er in haar voorkomen lot» vermoeids, als van een oude vrouw. Het aoed my zeer voel genoegen, zulk eert sympatbieko dame te ontmoeten, waar ik een oud, brommig liuismeubol had verwacht j het bracht my terstond op myn gomak, on haar zachte, welluidende stom en hartoiyke handdruk zeiden my, dat ik hier oen steun, wollicht zelfs een vriendin gevonden had. Je kunt je niet voorstellen, hoe lief ze voor my is, mevrouw Sonnya. Zoo is haar voor naam, en ze verzocht my, haar liever zóó te noemen dan met het harde woordf „Wengerska". Zy is eon Duitsch-Russischa van geboorte en getrouwd gewoost met oen Oostenrykor of Hongaar. Veel ongeluk on treurigheid lieeft ze beleefd; vandaar dat melancholieke in haar oogen. Je zult my zeker wel overdreven vindon; maar je weet, dat ik graag met iets of iomand dweep, en dat moet ik met haar wol. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5