tische belasting-wetgeving, invoering van
algemeen kiesrecht is; wél zal, zoolang dit
niet bestaat, een belastingbeweging niet veel
positiefs kunnen uitwerkenmaar toch
zouden ook wij beide zaken afzonderlijk wil
len houden.
Want al zal een belastiugbcweging bij de
huidige samenstelling van het kiezerskorps
ons niet alle goeds brengen, dat v/ij er van
hopen als zij maar het kwade, dat de
Itegccring brouwt, voorloopig tegenhoudt,
werkt zij reeds nuttig.
Tegen de invoerrechten moeten wij wol
optreden, thans, onverwijld, ook al hebben
wij nog geen algemeen kiesrecht
De Regecring dwingt ons.
Zij wacht niet met haar voorstellen, tot
hel algemeen kiesrecht er is.
Wij kunnen dus daarop niet wachten met
ons verweer.
Om die reden moet een beweging vóór pro-
grosaie en tegen invoerrechten niet aan
die voor het algenn n 1 recht wordon ver
bonden.
Een lid der redactie van De Telegraaf heoft
een onderhoud met den minister Kuyper
gehad, naar aanleiding van hetgeen in ver
schillende Nedorland8che dagbladen onlangs
te lezen ia geweest over do laatste reis des
Ministers en diens te groote bereidwillig
heid om vertegenwoordigers der pers in den
vreemde te woord te staan.
De Minister ontving my schrift de inter
viewer met zjjn bekende vriendelijke wel
willendheid, stee Is bereid als ZExc. is, om,
waar het kan en raag, inlichtingen te ver
schaffen.
Toch, zoo grif als anders was de Minister
jiiet. Hoofd en hart" zei hy mjj „zyn
ïoo overvol over heel andere dingen in deze
^agen van nationale beklemdheid, dat ik
Jieusch met die beuzelarijen mU niet kan
Inlaten; maar hebt ge een paar korte vragen,
dan wil ik u toch niet met wit papier af
schepen".
Ik zinspeelde toen oven op de „driestar"
in De Standaard, vragende of deze met goed
keuring van, althans met medeweton van
ZExc. was geplaatst.
Toen kwam er een trek van misnoogen
op 's Ministers golaat. Biykbaar spijtig ant
woordde by, na eon oogenblik van aarzeling:
„Och, spreek me dóór liever heel niet over.
Gij begrijpt, sinds mijn optreden als minister,
gaat de inhoud van De Standaard buiten mij
om. Dat sproekt vanzelf. Maar wel wil ik u
toevertrouwen, dat toen ik uit Berlijn in het
vaderland terugkeerde, weinig dingen mjj zoo
hebben gehinderd, als juist het lezen van die
asterisk. Meer zog ik er liefst niet van. Ik
mag do redactie niet to hard vallen. Ge gelooft
toch wel, dat ik vroeger zelf er óók wel eens
een driestar ingezet hebt, waar ik later spijt
van had
Toon veroorloofde ik my een toespeling te
wagen op den scherpen toon, nu en dan door
het Handelsblad gekozen in zyn polemiek
met dr. Kuyper.
Do Minister glimlachte evenon hernam
„Zie eens, of vriend Boissevain zich togen-
ovor my altoos va£ personaliteiten speende,
mogen andp^ü beoordeelen. Maar ook al had
hll. ^VOg meer op zyn kerfstok, een blad als
De Standaard had nooit zóó mogen antwoor
den 1 Vooral een neurasthenicus mag men
nooit prikkelen."
„Toch," zei Ik, „had men kunnen bogrypen,
immers
„Ter zake," viel ZExc. In, „niets is dwazor
dan to beweren, dat ik my in het buitenland
met interviewers en agenten van Reuter zou
omgeven. Laat ik op óón feit wyzen, trouwens
aan ieder bekend. Toen ik in Januari in
Brussel, Parys en Londen was, heb ik op-
zettoiyk gemaakt, dat niemand daar iets van
wist. Eerst toen ik hoog en droog in Den
Haag zat, is men er achter gekomen, dat ik
er goweost was. En wat Reuter aangaat, we
weten in Nederland immers maai' al te goed,
helaas, dat Reuter zyn telegrammen heusch
niet op verzook of aanwyzing, maar gehool
eigenmachtig stelt 1 En dat ik die Interviewers
niet heb geroepen, maar dat zy als pers-
mu8kleton op my afkwamen, dat biykt ge
noegzaam uit de bladen, waarvoor zy zich
aanmeldden. Voor hetgeen een blad als de
Lokalanzeigcr publiceerde, acht ik my dan
ook volstrekt niet verantwoordeiyk. Weet gy,
wat het geval was? Men dacht, dat ik voor
de Afrikaansche zaken naar Beriyn kwam.
Dat was do magneetl"
„En men poogde," vroeg ik dus, „van Uw
Excellentie een en ander omtrent dit veronder
stelde dool uwer reis te vernemen?"
„Duideiyk, kortaf, heb ik gezegd," hernam
do Minister, „dat zjj over hetgeen ik te Ber
iyn of te Dresden met regeerlngspersonen
gesproken of niet gesproken mocht hebben
daarvoor kwamen zy, zooals u terecht ver
moedde geen woord van my te hooren
zouden krygen."
„Dat zal de persmuskieten hebben teleur
gesteld?" zei ik schertsend.
„U raadt hetdaardoor is hun verwachting
toleurgesteld, hebben zy toen, uit wat vol
strekt geen interview meer was, maar slechts
een los nagesprek, op hun manier een en
ander opgedischt, meest geheel uit zyn ver
band gerukt, en in hun eigen woorden. Ik
denk er dan ook niet aan op dit alles in te
gaan, Met name zal niemand, vooral in deze
ernstige dagen, lets van my hooren, als zou
ik, en dat nogal in bet buitenland, my aan
onkiesche uitdrukkingen jegens wat de Hoog
heid en de Eore van ons land ia, hebben
schuldig gemaakt. Zeg," voegde de Minister
er aan toe, terwyi by me aanzag, met een
flikkering van verontwaardiging In den diepen
blik van zyn ernstige, expressieve oogen,
„zog aan wie my daartoe in staat acht, kort
en goed, dat ik het beneden my aoht aan
hen ook maar éón woord te spillen."
Enkele oogenblikken zweeg de Minister.
Toen hervatte hy op wat luchtiger, schier
schertsenden toon:
„Eén staaltje wil ik u toch noemen, hoe
het mot zuiko passages uit een interview
toegaat: Nu neom ik een Belgisch, geen
Duitsch Yoorboold. Door my zou dan, met
betrekking l-i de Zeevaartkundige Tentoon
stelling te .n.i .vurpen, gezegd zyn: „Ik zal
u, Antwerpenaren, een oorlogsschip zenden."
Vriend Boissevaln onderstreepte dat I k nu
nog eens terdege, m dacht me toen op den
koop toe een rammeling toe van mün vorigen
Koning. Niet al te humaan lief van hem, is
gezegd I Ik zal u nu eens vertellen, wat er
van de zaak. aan is, want dit staaltje is ken
schetsend en werpt het juiste licht op al
dergelijke schryveryen over interviews. Zie
eens aan, officieus was aan myn departement,
waaronder de behandeling van zulke tentoon
stellingen hoort, van Belgische zyde gemeld,
dat waarschyniyk andere mogondhodon ter
opluistering van de Antwerpsche tentoon
stelling een tyd lang eon oorlogsschip op do
reede «ouden atationneeren, en de wensch
was te kennen gegeven, dat ook. Nederland
desgelyks mocht doen. Ik heb toen aan myn
ambtgenoot van marine schrifteiyk mede
gedeeld en vóór myn vertrek schrifioiyk van
hem ton antwoord bekomen, dat hy c.q. gaarne
voor vlagvertoon zou zorgen. Evenzoo had ik
my vóór myn vertrek vergewist, dat dit donk
beeld ter Hoogster plaatse, waar alleen de
beslissing ligt, op algeheelo instemming kon
rekenen. En eerst toen ik alzoo wist, dat een
officieele aanvrage alle kaos had ingewilligd
te worden, heb ik te Antwerpen of te Brussel
gezogd: „Als het aanzoek officieel komt,
zullen wy, bereid als we zyn om uw tentoon
stelling te helpen slagen, er ook wel een
oorlogsschip heenzenden." Daar heeft nu de
interviewer, die natuuriyk alleen by het feit
belang had, kortweg van gemaakt„Ik zal
u een oorlogsschip zenden." En uit dat I k
spon nu Boissevain heel een half „Van Dag
tot Dag". U kunt wel denken, hoe ik by het
lezen er in myzelf over heb gelachen l"
Nog zinspeelde Ik op een paar andere uit
leggingen, aan 's Ministers woorden gegeven,
en gewaagde onder andere van wat ZExc.
zou hebben gezegd met betrekking tot den
Bolgischen gezant aan ons Hof.
„Verder ga Ik op al dat geschryf niet in",
zei do Minister kortaf, „wie op de hoogte is,
zal, ook zonder dat ik er iets van zeg, immers
wel begrypen, dat van het zotte praatje, als
zou ik baron De Grelle Rogier gratuit beleo-
digd hebben, geen woord aan is! Niet ik,
maar myn interviewer had Rogier genoemd.
Ik verkeer met den Belgischen gezant op den
meest aangonamen voet, zoo vóór als na myn
uitstap naar Beriyn. Wat deze Vlaming met
my besprak, was alleen, wat alzoo zou kunnen
strekken, om den band tusschen twee volken,
die éón in oorsprong zyn, en voor drievierde
óón In taal, nauwer toe to halen. En zóó
kwam ook de vraag te berde, of onze corres
pondentie van Staat tot Staat, in de toekomst
niet allicht in de eigen taal kon geleid
worden.
Dat overigens de togenwoordige Belgische
gezant zeer goed Neilerlandach verstaat, wist
ik, eor ik op reis ging, lang."
„Toch kan ik my voorstellen," zei ik, „dat
do wUze, waarop de welwillendheid, waarmee
Uw Excellentie de journalisten in den vreemde
hebt bejegend, ls beantwoord, een pynlyken
Indruk op u heeft moeten maken. Vooral na
de avereehtsch* toelichting, aan sommige
uwer «oorden in enkele Nederlandsche bladen
gegeven?"
„Ook uit dit incident," besloot de Minister,
„heb ik myn profijt getrokken. Tot dusver
kende ik in hoofdzaak onze Nederlandsche
reporters, by wie consciontieuze correctheid
op den voorgrond staat. Ik heb nu gezien,
dat er tusschen hen en hun buitenlandsche
collega's nog meer verschil bestaat dan ik
vermoedde, een verschil ala tusschen den
phonograaf en den man der vrye reproductie,
en hoe dit maakt, dat beido soorten oen geheel
eigenaardige dosis voorzichtigheid vragen I
Hoe zou ik dan myn persvrienden, vriend
Boissevain incluis, desnoods voorop, niet
dankbaar zyn, dat zy zoo trouw don dienst
van* een vriend, die u uw feilen toont, aan
my vervulden."
„Dus," veroorloofde ik my op te merken,
„als Uw Excellentie naar Gainsborough gaat,
laat u wellicht geen Interviewers meer by
u toe?"
De Minister lachte. „Stel u gerust," zei
hy, „voor de pers hoop ik te biyven, wat ik
st9eds voor haar was. Oude liefde roest nletl
Maar laat ik er dit aanstonds by voegen: tion
tegen óón, dat ik niet naar Gainsborough ga.
Wel ontving ik een uitnoodiging van het
feestcomité en op zichzelf zou ik het denk
beeld uitnemend vinden, dat by dit derde
eeuwfeest der Pelgrim Fathers ook Nederland
vertegenwoordigd was, maar ik heb aan het
comité geschreven, dat ik het, geiyk nu de
zakon staan, niet wel doeniyk vond."
Vragend, met eenige verwondering, zag ik
den Minister aan, maar weldra kwam de
ophelderende toelichting.
„Waarschyniyk acht ik het nameiyk," zei
Zyn Excellentie, „dat in die zeo van speeches,
die op het program Is aangekondigd, allicht
ook de booze oorlog zou worden aangeroerd
en waar ik, als vreemdeling, niet tegen uit
barstingen van het jingoïsme zou kunnen
protesteeren, wenschte ik myn ziel niet zwygend
te kwellen. Ook dót persbericht, als had Ik voor
Gainsborough aangenomen, is, kort gezegd,
bezyden de waarheid."
Hier eindigde het onderhoud met den
Minister.
Koloniën.
BATAVIA, 25—27 Maart.
Do onderwijzer eerste klasse W. F. Tela
gaat wegens langdurigen dienst, met eon
jaar vorlof naar Europa.
Do hulpprediker to Womolie (Amboana)
A. van deer Luido gaat wegens lartgdunLgen
dienst, met een jaar verlof naar Europa.
De officier van geaondhedd 1ste klasse,
dr. Th. Amescliot wordt overgeplaatst van
het detachement te Benkalis naar den gewea-
telijkon en plaats, geneeskundigen dienst in
de 2do militaire aideeling op Java te Ma-
golang, terwijl de tijdelijk officier van ge
zondheid 2de klasse dr. J. Bardam overge
plaatst wordt van Pontdanak naar den gew.
on plaatselijken geneeskundigen dienst van
S. O. K., detachement te Lengkalk.
De kapitein der inf. J. H. Z. Schnei
ders wordt overgeplaatst van het detache
ment te Kw. Simpang naar -xt.jeh en Onder-
hoorigheden ter nadere indeeLkg, terwijl de
kapitein V. A. E, Godin overgeplaatst wordt
van het öde bat. inf. be Kedong Kabo naar
het gams, bak van S. O. K., detachement
te Kw. Simpang^ (Ddi Ot>)
Gelijktijdig met den generaal Boetjo
en den kapitein der artillerie Hommes ver
trekt den 2den April a. s. ook de eerste
luitenant der genie In 't Veld naar Europa^
terwijl den 7den Mei a. s. de eerste luitenant
der artillerie Van Thiol met buitenlandsch
verlof zal gaan.
De kapitein-intendant M. C. Boon is
ad interim belast met de verpleging der
troepen in Djambi, in afwachting van de
komst van zijn collega M. D. van Vuuren,
die van Macassar naar Djambi is overge
plaatst.
De onderwijzer tweede klasse W. J Sta
pel gaat wegene langdurigen dienst met één
jaar verlof naar Europa.
De opzichter tweede klasse O. F. J.
Hamel is belast met den dienst der Burger
lijke Openbare Werken in de districten Toa-
ren, Gandanglegie en Singoro afdeeling Ma-
lang, met Toaren als standplaats.
De opzichter derde klasse bij den water
staat L. O. Varkevisser is werkzaam gesteld
in de afdeeling Pasoerocan en Bangil met
de hoofdplaats Paooeroean als standplaats.
BORNEO.
Onlder dagteekomng van 14 Maart wordt
uit Bandjarmassin aan de Locomotief" ge
schreven:
Den 14den dezer, 's avonds pl.m. 7 uur,
arriveerde hier de „Medan" van Prioek
Tjahoe, na den I2den k v. de troepen al
daar te hebben gebracht. Door de zorg van
het civiel bostuur waren or ter plaatse reeds
eenige pondoks opgericht, zoodat na het de-
bark em ent voor de militairen reeds eenige
beschutting was. Enkele officieren zijn zelfs
in langs de rivier aanwezige woningen ge
huisvest Behalve een doode (inl. fuselier)
aan koorts, en een zwaren zieke die van daar
is geëvacueerd, heeft de colomnc geen verlie
zen te betreuren. Van verzet tot nog toe geen
sprake. Vele hoofden uit den omtrek hebben
hun opwachting gemaakt, en men gelooft
dat de onderwerping van den prebenden lr
aultan een quaestio van tijd zal zijn. De
„Mcdan" ia bij een riam (6tro om versnel! ingJ
bijna een ongeluk overkomen; do kapitein
verklaarde dat het daar nog gevaarlijker
kan zijn dan op zeo. De stroomsnelheid Ls
dan op sommige punten verbazend, en de
boot doet soms 13 mijfl in do wacht.
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-In-
diö zijn de volgende beschikkingen genomen
CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend:
wegens langdurigen dienst eon jaar verlof
naar Europa, aan den directeur der kweek-
Bchool voor inlandsche onderwijzers te Pro-
bolinggo Paeoerean A. Q. Boes, met bopa-
Mng dat hij zijn betrekking den vijfden
April 1002 zad nederleggen.
Benoemd: tot tijdelijk oprichter der
tweede klasse bij den aanleg van staatsspoor
wegen, de tijdelijke oprichters eer dorde kl.
W. Forbes, J. O. A. Smith, J. Schuitema-
ker en W. L. Harmsen. met bepaling dat
eerstgenoemde bij de exploitatie van staats
spoorwegen op J ava gedetacheerd en bij
zijn corps a la suite gevoerd blijfk
Belast: voor den duur van het aan den
ambtenaar A. G. Boer verleend verlof naar
Europa, met ingang van B April 1902 met
de waarneming der betrekking van directeur
der kweekschool voor indnndscho onderwij
zers be Probollinggo, de hulponderwijzer aan
genoemde school O. Lekkerkerker.
Tijdelijk belast: mot de waarneming
der betrekking van tweeden onderwijzer aan
de kweekschool voor indandsohe onderwijzers
te Amboana, de onderwijzer der derde klasse
bij hot openb. lager onderwijs voor Europea
nen J- van der Kloy, thans tijdelijk belast
met de waarneming der betrekking van
hulponderwijzer aan de kweekschool voor
inlandsche onderwijzers te BattdJoeng.
Ontslagen: op verzoek eervol uit
'e lands dienst de klerk bij het departement
van financiën E. L. W. F. Westerkamp, met
bepaling dat dit ontslag wordt gerekend te
zijn ingegaan op 19 Maart 1902.
Bonoemd: tot onderwijzer eerste klasse
bij het openhaar lager onderwijs voor Euro
peanen, de onderwijzer der tweede klasso A.
F. Heymann.
Belast: met ingang van 2 April 1902
met de waarneming der betrekking van on
derwijzer der 1ste klasse bij het openb. lager
onderwijs voor Europeanen de onderwijzer
der tweede klasse F. van der Woude.
Belast: gedurende den tijd waarvoor het
personeel van don raad van Justitie to So
ma rang mot een tweeden substituut officier
van Justitie ie vermeerderd, met de waar
neming dier betrekking, de ambtenaar op
nonaobivitedt mr. L. J. Dijkstra, laatstelijk
lid van den raad van Justitie te Padang.
Ontslagen: met ingang van 4 Mei 1902
op verzoek eervol uit 8 ilamde dienst, do re
sident van Madoera D. H. Framkel.
V e r 1 ee n d: wegens riekte, twee jaren ver
lof naar Europa ,aan don assistent-resident
van Galoeh (Cheribon) J. van der Duinen,
met bepaling dat hij zijn betrekking zal ne-
derleggon op 2 April 1902.
Benoemd: tot tijdelijk commies op het
bureau van den poLitioken agent te Djambi
(Palembang), de klerk op het residentiekan
toor te Palembang H. Coldonhoff.
Tijdelijk gesteld: ter beschikking van
den directeur der Burgerlijke Openbare
Werken ten einde dienst te doen als oprich
ter der tweede klasse bij don Waterstabt en
's Lands Burgerlijke Openbare Werken, de
ambtenaren op non activiteit L. P. A. Be-
rand en J. W. Ooorongeil, laatstelijk die be
trekking bekleed hebbend.
Bonoemd: bij de in- en uitvoerrechten
en accijnzen; tot adjunct-controleur te Bata
via, Th, N. Muller, thans tijdelijk belast met
de waarneming dier betrekking.
Met ingang van 3 April 1902:
tot ontvanger te Seniorang, de adjunct-in
specteur J. van der Sprong;
tot adjunct-inspecteur, de verificateur dor
tweede klasse J. Dronkere.
Bij de Algemeen© Rekenkamer:
tot referendaris, de hoofdcommies J. O.
de Quack; tob hoofdcommies, de eerste com
mies J. O. do Bie; tot eersten commies, de
tweede commies O. R. Agerbeek; tot tweeden
oommdee, de derde oommiee J. Y. Hokbcer;
tot derden commies ,de klerk J. Broekman,
Bij het Departement van Financiën:
tot tweeden commies, de derde commies
H. K. A. Bakker;
tot dorden commies, de ambtenaar op wacht
geld J. W. F. Erdtsleek, laatstelijk derde
commies bij 's la-nds drukkerij te Batavia.
Bij het Dep. der Burg. Op. Werken:
H. van Ekris; tot derden commies, do eerste
tot tweeden commies, de derde oommies A.
klerk W. L. Chun.
MILITAIR DEPARTEMENT. Overga
plaatst: van Macaj-sar naar Djambi ter
beschikking van den militairen commandant
van Palembang, de kapitein-intendant M.
D. van Vuuren;
van Batavia naar Magelang ale kwartier
meester van liet zevende bataljon infanterie,
de eerste Iuitenantrkwartiermeester J. Stro
band;
van Magelang naar Socrakarta als kwar
tiermeester van het garnizoen, de tweede lui
tenant-kwartiermeester J. C. P. Bouman;
van Soorakarta naar Batavia op het bu
reau van den gewcetelijken intendant, de
eerste 1 uiten aart-kwartiermeester M. W.
Scbeltoma;
van Batavia naar Macassar als waarne
mend gewestelijk intendant, de eerste luite
nant-kwartiermeester J. H. A. van de Wa
ter.
Verleend: wegens langdurigen dienst
één jaar verlof naar Europa, aan den onder
luitenant H. Prikkel.
Bevorderd: tot off. van gezondheid der
eerste klasse bij den militairen geneeskundi
gen dienst., de off. van gez. der tweedo klasse
dr. L. H. Dominicus van den Bussche.
Verleend: wegens langdurigen dienst
een jaar veriotf naar Europa, aan den kapi
tein der infanterie C. H. de Veer.
Overgeplaatst: bij het tiende batal
jon, de kapitein bij het twintigste bataljon
J. J. W. van Benmekom.
MARINE DEPARTEMENT Ontsla
gen: wegens volbrachten diensttijd, eervol
uit 's lands dienst, de gewezen machinist voor
den in dienst rijnden hopperbarge bij het ma
rine-etablissement te Soerabaia H. C. Coerfc.
De hongersnood op Java.
In de residentie Semarang
H.
En welke waren nu de middelen, die de
Regeering voor de leniging van den nood
verleende? Daar er nl. hoegenaamd geen
particuliere industrie ia, uitgezonderd eenige
houtaankappon in Kradenan, één gouverne-
mentshoutaankap in Karang Asem, éón klein
kapperceel In Grobogan en éón in Goendih,
die elk misschien aan een paar honderd
koelies levensonderhoud verschaffen, en de
Semarang Joana-Stoomtraramy, die waar
schyniyk ook in het geheel slechts aan een
paar honderd koelies wat te verdienen geeft,
moest de^Regeering wel hulp verleenen, waar
de bevolking niet het noodige voedsel uit zyn
grond vermocht te halen.
Er werd gedurendo 1900 en 1901 veel
voor werkverschaffing gegeven en uitge
voerd. Zoo stond de Regeering in Febr. of
Maart 1900 een som van plm. f 80,000 toe
voor de goheele vorbetering, bestaande in ver
harding en begrinding van do wegen Dan-
jang Panoenggalan, Toeko Bandjarkidoel
en Toeko Bervekoedon, een weg, die vry wel
ovenwydig loopt met den weg Poerwodadi
Wirosari en die van het district Poerwodadi
rechtstreeks naar Koewoe leidt, zich by Toeko
splitsende naar het Noorden (naar Bervekoe
don). Dit werk was beöindigd In Juli van
het vorige jaar, en daarvan trok profijt de
bevolking zoowel mannen als vrouwen
en kinderen - van de vier dietrioten Poer
wodadi, Wirosari, Selo en Kradenan, terwyi
er ook verscheidenen van Grobogan werkten.
De weg is lang plm. 20 palen, en werd aan
gevangen op verschillende plaatsen, eenige
palen afstands van elkander gelegen. Was er
een voldoende hoeveelheid groote steenen aan
gekocht, dan werd de weg uitgegraven, de
onderlaag van groote steenen gelegd, daarna
het benoodigde grind en zand aangekocht,
verspreid en vastgestampt. Dit werk werd
door den Waterstaat uitgevoerd. Eón nadeel
zou ln de toekomst aan dit reliefwork ver
bonden zyn, wanneer bevestigd wordt wat
beweerd wordt, nL dat de weg later tot
heerendienstweg wordt geproclameerd.
Een tweede reliefwork, door het Binn.
Bestuur uitgevoerd, werd toegestaan en aan
gevangen in April 1901 en bestond op de
zelfde wyze als by het eerste reliefwork in
de verbetering van den weg Poerwodadi
Majahan tot aan de grens van Selo over een
lengte van plm. 71/, K.M.dit werd het relief
work „Majahan" genoemd.
Hiervoor werd een bedrag van f 88,600
toegestaan, terwyi in medio December jl. nog
f 4000 daarvoor werden verleend, daar het
bleek dat het vorige bedrag ontoereikend was.
Hieraan werkte vooral de bevolking der
districten Grobogan en Selo, en het was
treurig te zien, hoevele vermagerde mannen,
vrouwen en kinderen met lompen aan het
ïyf, dageiyk6 steenen, grind en zand kwamen
aandragen ten verkoop, en later als koelies
aan den weg werkten, terwyi ook vele
lieden van het district Poerwodadi niet weg
bleven.
OmBtreeks denzelfden tyd werd een groot
werk in het district Wirosari begonnen, aan
vangende in de desa Tambakselo op plm. 3
paal afstands ten noordon van de kotta Wiro
sari gelegen. Het was het werk: „verbetering
van de bevlooilng uit de kali Tirto", bestaan
de in het maken van een kunstwerk in ge
noemde kali te Tambakselo en het graven
van een kanaal waardoor ongeveer negen
honderd bouws moer zouden kunnen worden
bevloeid. Hiervoor werd plm. f 100.000 toe
gestaan en werd uitgevoerd door den Water
staat. Hieraan werkten zeer velen van
Wirosari, er werden echter ook velen van
Grobogan en Poerwodadi aangeworven en hun
werd gelegenheid gegeven, in loodsen dicht
by het werk te overnachten.
Op het einde van October werden nog
f 20.000 toegestaan voor den aankoop van het
voor den tyd van éón jaar benoodigde aan
verhardingamateriaal voor de wegen Poerwo
dadiPenawangan (grens van Poerwodadi en
«xfAftoiing Dftmgit*) Poerwodadi Goen
dih. Dit werk was afgoloopen in óón maand
tyds, zoo sterk was de drang der bevolking
van Poerwodadi, Grobogan, ja zelfs van Selo
tot arbeid door verkoop van het door haar
verzamelde grind.
Daar echter al deze reliofworks in het alge
meen slechts voor de nog tot arbeidon in
staat zyndo bevolking dienstig waren, was hot
bestuur bedacht op hulp voor do ouden,
gebrekkigon en zieken. De resident stond
van October tot December onder nadere goed
keuring der Regeering f 20.000 toe voor do
uitdeeling van ongekookte ryst en djagoeng
en 6500 voor de oprichting van z. g. som-
poka of rieken]oodsen resp. in Grobogan, Ma
jahan, Toro en Paroenggalan, en voor voediüg
en verpleging van de daarin opgenomenen.
Reeds eenige maanden vroeger bestonden
sompoks in Poerwodadi en Wirosari. En zeer
treurig was het, zooveel armoede en ellende
te zien, als er toen uit de desa's kwam.
Duizenden vrouwen en kinderen, ook mannen,
vermagerd en met een ellendig uiterlijk, jonge
moeders met kleine kinderen, door honger en
ziekten uitgeput, niet in staat om zelf in hun
onderhoud te voorzien, kwamen dageiyks hun
portie ryst of djagoeng halen.
In de sompoks werden de gebrekkigen en
zieken, meestal zeer vermagerd en met groote
wonden behept, en verlaten, ouderlooze kin
deren opgenomen en gevoed. Elk dier ge
bouwen hield toen honderd a hondordvyfti^
uier ellendige wezens in. Velen van hei
stierven in de sompoks, en het gebeurde dik-
wyis dat er in die van Grobogan en Majahan
per dag vier a vyf stierven. En steeds wer
den diegenen, die er uitgingen, vervangen door
anderen.
Een belangryk reliefwork by gouverne
mentsbesluit toegestaan bestond in hefc
toestaan van een renteloos voorschot van pl. nu
f 286,000 voor de levering van 6800 kar*
bouwen aan do bevolking der afdeeling Gro
bogan, welke som nog moet vermeerderd
worden met pl.m. f 130,000 voor leveriDg
van 8200 karbouwen voor Domak. De land
bouwer kreeg een karbouw voor f 40, dfjj
hy by jaarjyksche betalingen van minste-"*
f 6, dus in 8 jaren tyds, moest hebben aflu-
taald. Dan was de verkregen karbouw pas
zyn volle eigendom geworden, en kon hy er
mede doen wat hy wilde. Vóór de afbetf.lii^
waren er aan het bezit beperkende voyri
waarden gestold. Met den aankoop der kar?
bouwen en de verdere administratie werd hof;
plaatseiyk bestuur belast, die de karbouwen
contant van een aannemer kocht voor den-
zelfden prys, na goedkeuring door den veeartfl,
In December werd pl. m. f 20,000 toege-<
staan voor den aankoop van zaadpadi top
verdeeling onder de landbouwende bevolking
die het zaad ais voorschot ontving en na den
oogst in geld moest terugbetalen. In 190<>
werd ook zaadpadi aan de bevolking uitge
deeld, die ze moest terugbetalen; ten gevolge
van den slechten economischen toestand even
wel is uitstel van botaling verkregen.
Met uitzondering van het bevloeiingswerk
aan de kali Tirto, do levering van karbouwen
en zaadpadi aan de bevolking zyn echt&r -e
de andere relief works een hulp van sleouta
tydeiyken aard. Door die werken wordt wol
is waar veel geld onder de bevolking gebracht!
en wordt de bevolking ge vry waard voor oir
mlddeliyken ondergang, voor de toekomsi
evenwel hebben zy niet veel nut. Wat toofj
ls het geval?
De mannen en vrouwen verteren na ont
vangst hunner centen, een groot gede6lt$
daarvan aan de warongs met eens goev tö
eten en zich te verzadigen, wat zeer begrJS
peiyk is, ln aanmerking genomen de lange
ontberingen die zy geleden hadden. Die er
dus zyde by sponnen, waren de aan den weg
gelegerde verkoopers en verkoopsters. EnkoleB
echter waren er slechts, die geld op ztjvi
legden tot aankoop van padi en andere nut*
tige zaken. Door rellefworks aan wegen me$
ruime betaling werd de bevolking voortó
min of meer verwend, en werd eenigszing
onverschillig ten opzichte van het bewerken
en beplanten hunner sawahs met tweede
gewassen.
Irrigatie bestaat er in de afdeeling Grobo
gan zoo goed als niet, verreweg de meeste
sawahs zyn dan ook van regen afhankeiyk,
De Kali Loeri, de rivier die van oost naar
west door de afdeeling stroomt, die in den
oostmoesson zoor laag staat, maar die in den
westmoesson zóódanig bandjirt, dat de kotta
daardoor byna geheel overstroomt wordt, ls
nog niet geïrrigeordmen hoort evenwol van.
plannen, om hem ln het Kradenanscho af ts
dammen en het water in kanalen af te leiden"
ter bevloeiing van eenige duizenden bouws
sawah.
In de Serangrlvier, die de grens tusschen da
afdeelingen Grobogan en Demak vormt, bestaak
in de desa Sedari (onder Domak) een prachtig
kunstwerk, en zyn bevloeilngskanalen in he»
Demak8che aangebracht. Deze irrigatlewerken
worden evenwel voldoende geacht. In deix
oostmoesson schynt er te weinig, in den
westmoesson te veel water te zyn, zoodat er
belangryko overstroomingen plaats hebben.
In Kradenan zyn nog twee steenon desa-
dammen, die ODgeveer 800 a 400 bouws
sawah bevloeien.
Ook in do andoro districten zyn enkelf
desadammen, die echter slechts in den west
moesson kunnon worden benut en niet veel
beteekenen.
Verliezen van hel Engelsebe leger,
zooalt dit voorkomen in de Daily Graphic".
i
Q
2
"3
D
O
a
a
o
0
■o
9
0
o a
il
>0
a
■P
3
o 3
17 April.
6
28
1
12
18
6
36
7
16
19
11
23
14
12
21 f
8
21
10
22
10
27
16
23
Totaal