LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 12 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno 19 2. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. No. 12924 De Provinciale Groninger Courant heeft het over den chaos" tor 11 n k e r z ij d e, epeciaal onder de Ubeorailc fracties in de Ka- mor. En zij komt tot de conclusie, dat onder de groepen, die te harer tijd tegenover de kerkelijke meerderheid aaneengesloten zou den moeten staan een hopelooze verdoeklhoid en afscheiding blijft voortduren en ieder baars weegs stuurt, wed is waar niet zonder to westen waarheen, maar tooh mot de zeker heid niet het beloofde land te zullen aam- schouwen, dat alleen bij de strengst moge lijke aaneensluiting kan worden betreden. ,,Zou de toestand", vraagt nu het blad, „gedoemd zijn zóó te blijven Zou het onmo gelijk wezen orde in den chaos to brengen en de naar alle kanten verspreide legioenen weder saam te brengen tot één sterke leger macht onder óén en denzelfden opperbevel hebber Wie geloo. -> haasten niet Hoe boud en overvloedig moge klinken in het aangeaioht der -vnijnsedeai, die ziah voordoen, de onmogelijkheid nemen wij niet aan. Zéker: het wordt met den dag duide lijker, dat het bij" de eerstvolgende algomcene verkieaingen zaA gaan om het algemeen stem- medbb; dat de liberation, mot of zondier de vrijzinnig-democraten, daaromtrent kleur zulten moeten bekennen. En uit de debatten over de Sfeaatsbegrooting is wei gebleken, dat een aanzienlijk deel van de liborailon daarop slecht te spreken is. Maar zullen de dissendenten deze houding blijven aannemen tegenover een goed uitgewerkt voorstel, dat duidelijk maakt wat zij„ die het algemeen stemrecht voorstaan, daaronder in de toepas sing versbaan en dat aan vrouwenkiesrecht en evenredige vertegenwoordiging onaf scheidelijk gekoppeld wordt? Hetzelfde denkbeeld, dat uit de verte schrik aan jaagt, kan, ontwikkeld voor het oog geplaatst, toe lachen schreef Tharbeoke meer dan een halve eeuw geleden. En de fed ton gaven hem gelijk. Van het referendum wordt gezegd, dat het hierom in zijn uitwerking z«oo conser vatief is, omdat do massa voor het denk beeld in zijn algemeenheid warm gemaaüx en opgezweept, daarvan dikwijls niet meer is gediend, als het er mede konnis maakt uitgewerkt in aü zijn ap- en dependenties. Ware het omgekeerde ondenkbaar? Zou hot niet kunnen wezen, dat een uitgewerkt voor stel tot invoering van algemeen stemrecht met insluiting der vrouwen en van evenre dige vertegenwoordiging veel minder ver schrikkelijks bleek te hebben, dan zij zich voorstelden, die letten op de leus alleen Dat het de praeliminairen- vormde voor de her- eondgdug van hetgeen bijeen behoort, maar droevig uit elkaar ie gespat, meer wegens pnvereenigbaaj-hcdd van humeur dan van be ginsel? Een schema van gezond af gemeen, ook vrouwenkiesrecht met evenredige vertegen- Wöortliiging, voortgekomen uit dé overleg gingen van deskundige mannen uit alle richtingen der anti-kerkelijke fracbiën, de eociaal-democratisch© uitgezonderd, dat het middel wordt om uit de duisternis be ko men tot het licht; dat de brug legt voor hereeniiging en samenwerking. Is het een droombeeld, waarvoor wij ons opwinden Op zijn best een ideaal, waardoor wij ons laten vervoeren? Indien ja, dan zij het olas- •iéko antwoord1 in herinnering gebracht: s,Niemand heeft het ideaal in. de hand; doch waarheen stuurt hij, die het niet in het oog heeft?" Het komt ons voor, dat deze woorden met 'den meesten ernst verdienen te worden over wogen, zoowel door hen, die voorstanders zich noemen van algemeen stemrecht, voor man non. en vrouwen, als door hen,_dio tot du toe daarvoor geen ooren haddén, zegt Met Vaderland. Yooral door de laateten. Want niet ten onrechte zou hun het verwijt kunnen worden gedaan ndet met ernst 's lands zaken te wil len behartigen-, wanneer zij weigerden hun definitief oordeel op te schorten tot tijd en wijle zij in uitgewerkten vorm van de voors hands hun min sympathieke plannen kennis konden nemen. Het was daarom met nagenoeg onverdeel de sympathie, dat wij deze stem uit het noor den vernamen. Nagenoeg, niet gansch en al onverdeeld. Want mag in de veelal onsympathieke wijze, waarop door de sociaal-democraten wordt gepropagandeerd; mag zelf in de omstandigheid dat een princdpieele kloof naar hun eigen beweren hen van de overige partijen der linkerzijde scheidt, voldoende aanleiding worden gevonden om hen buiten te sluiten, waar het geldt het voorbereidend werk, dat aan grondwetsherziening vooraf moet gaan? Zij eisehen op dit stuk in beginsel hetzelfde als vrijzinndg-deflnoaraten en Unie-liberalen, afgezien dan van de urgent-ie-quaestie; die eisch is een democratische, geen sociaal-db- mocratisohe oiseh, waarom dan samenwer king buiten het Parlement afgewezen, waar in heb Parlement hun stemmen met graagte zullen worden aanvaard? De brug moet gelegd, meent de Provinciale Groninger Courantvoor voreendging en sa menwerking. Stellig, maar waar vcreeniging en samenwerking mogelijk is met de sociaal- democratie, moeten de bogen dier brug even goed naar heb sociaal-demooratisoh kamp als in andere richting reiken. Nog éón amendementje onzerzijds. „Wie gelooven haasten niet", meent het Grondngsche blad. Goed, maar wie bezield eijn door een krachtig geloof, zij zitten ook niet sbil. Het is goed, dat deze zaak reeds ruim drie jaar vóór de volgende algemeene verkiezin gen ter sprake is gebracht. Voor wèlgewikte voorbereiding is thans de noodige tijd' aan wezig. Met name do Unie-liberalen mogen dien tijd niet ongebruikt voorbij laten gaan. De Nieuwe Courant schrijft: Er is een enkele zonde onder het mensch- dom, waarvoor geen vergiffenis is noch hier, noch hiernamaals. Vermoord uw vader en uw moeder, er zijn er, die u „ziek" en niet misdadig zullen noemen, lieg en bedrieg, verraad uw besten vriend, als Couperus' („Schepping' Ber tie kunt ge u zelf „o, zoo gecompliceerd" noemen. Ziet ge kans „kapitalist" te zijn, ga ge rust uw gang. Er is een groepje menschen, dat u uitscheldt, doch de geneugten, die er tegenover staan, wegen daar wel tegen op en kunt ge hcelemaal niet tegen schelden, noem u dan socialist of iets anders, zeer democratisch, dan geniet gij rustig van uw kapitaal zonder dat men u „kapitalist" zal schelden. Hebt ge geen geld en geen kans het te krijgen, mangelt het u daarenboven aan be schaving en ontwikkeling, de eerenaam van „proletariër" beschermt u tegen het scheld woord „proleet." Voor die allen is er plaats in de maat schappij, die allen mogen vrij en fier hun vaan ontplooien, hun kleuren laten wappe ren in den wind, maar wat ge ook doet of hoe go ook luiert, hoe gij u noemen wilt of door anderen genoemd wordt, wacht u voor „kleinburgerlijkheid". Kapitalist cn proletariër, „intellectuel" en volksman, vuur en water zullen zich vereenigen om u, den kleinen burger, te smaden. Wees dus alles, maar wees geen „krui de n i e r." Voor die misdaad is geen vergiffenis, geen genade, geen moderne, sentimenteel e, noch wetenschappelijke beoordeeling Want het wegen van boonen en erwten ontneemt den mensch blijkbaar den zin voor het schoo- ne, het gevoel voor het ideale, zoowel als het begrip voor de zaken der gemeenschap. Met de moreelo achteruitzetting van den kleinhandelaar en zijn standgenooten gaat een vooral in don laatsten tijd zeer merk bare matoricelc verongelijking gepaard. Nauwelijks één kamercandidaab, die bij de gouden bergen, welke hij aan het volk belooft, een koperstukje voor den winke lier zal voegen. Diens belangen leenen zich niet tot pakkende redevoeringen. Trouwens, en ziehier dan ook eigenlijk de reden de andere groepen van kiezers vragen zoo veel en zoo luide, do candidaat heeft zooveel te beloven, wat hij met geen mogelijkheid houden kan, dat hij het wel laten zal nog nieuwe verplichtingen op zich te nemen jegens menschen, die hem met rust laten. Wel klaagt elk winkelier, elk midden- standman, elk kleine burger, maar hoor, hoe kruideniersachtig: over de hooge belas tingen, over de doodende concurrentie door het groot-kapitaal; over de gebrekkige wet geving tegen slechte betalers en oplichters, ens.', enz. en die klachten blijven indivi dueel, verschijnen hoogstens tn een ingezon den stuk in een courant: de winkel ie r3 hebben geen organisatie als zoodanig. Daarom is wat te Rotterdam geschiedde, niet zonder beteekenis. Op zichzelf is het niet veel, wat daar eigenlijk gedaan werd, het is gezegd in een paar woorden: er werd besloten het derde internationaal congres van winkeliers en neringdoenden, te doen volgen door een eer ste nationaal congres. Voilh tout. Belangrijk is evenwel, dat nu voor het eerst in ons land de vertegenwoordigers van een groot aantal winkeliers gezamenlijk hun belangen gaan bespreken. Deze bespreking zal worden gevolgd door het formuleeren van wenschen om te gomoet te komen aan gemeenschappelijke grieven; deze wenschen zullon kracht ontlcenen aan het min of meer offioieele van hun ont staan. Er zal ter Rotterdamsche bijeenkomst werd het al in uitzicht gesteld waarschijn lijk een algemeen© bond van winkeliers wor den gesticht, een organisatie dus. De winkeliers, zelfs zij, die zich schuldig maken aan het kruideniorsvak, zullen er kende belangen hebben, de vertegenwoordi gers van het heele volk zullen met een ca tegorie to meer hebben rekening te houden. Wij begroeten dit vooruitzicht met vol doening en dat niet alleen uit een oogpunt van algemeene, theoretische billijkheid, die verbiedt, dat een bepaalde groep van per sonen weggeduwd worde van de tafel, die zij voor een groot deel zij beweren: voor een buiten verhouding groot deel bekos tigden, maar vooral ook omdat het geheele volk er wèl bij varen moet, wanneer er ook in politiek-economische zaken juist gere kend wordt. En het is een onjuiste rekening wanneer bij de som, waaruit een volk bestaat, maar steeds een groote term" wordt genegeerd: - het ijverig werkende, stabiele, (met tegen zin, doch) prompt belastingbetalende, den* landswetten zeer getrouwe deel der burgerij wordt genegeerd. Zulk een som is foutief, elke redenee ring, die er op gebaseerd wordt, waggelt. Als het den winkeliers, die zich nu aan een willen sluiten, werkelijk ernst is met hun plannen, als zij zich bewust zijn van de zeer groote moeilijkheden, die hen wach ten door de noodzakelijkheid, de verschil lende belangen, die hen onderling verdoelen, te doen zwijgen voor het gemeenschappelijk belang, wanneer zij in staat zullen blijken, die moeilijkheid te boven te koffen, dan hebben zij een werk verricht, dat zoowel voor henzelven, als voor het heele land nut tig zal zijn. In een asterisk „Een oonfcra-böleefdheïd" spreekt De Standaard aldus* De heer Carles Boiesevain de Yan-dlag-tot-dag"-sohrijvea*I is een hoogst eenvoudig man. Sober in al zijn doen. Rustig en kalm in heel zijn optreden. Bij hem geen zweem van ijdeühead of zucht om effcfc te makon, ten einde vaD zdch te doen spreken De man heeft heel veel gereisd; en zeker zal het hem wel veel moeite kosten, zoo telkens in zijn ,,Van-Jdag-tot-dag"-ont- boezemingen aan zijn lozers mede te deden, dat hij is geweest in Amerika, in Jeruza lem. in R-ome en Turkije. Dat hij het doet, zal stellig zijns ondanks zóó zijn. Ook heeft hij gepraat cn gecorrespon deerd met groot© mannen, met Gladstone en wie al mot. Zijn lezers hebben dit al vele kceren van hem moeten vernemen, natuur lijk geheel tegen zijn wil. Hij heeft getoornd en geprotesteerd tegen de Engelschen, en aan hen lange brieven in het Engelsch geschreven; on zeker tot zijn verdriet zijn al di© brieven getrouw door hem vertaald in het Handelsblad geplaatst. Gelukkig voor he«m, dat de Engdsehen zich hidden, alsof er op heel de wereld geen Charles Boissevain bestond. Hadden ze op 1 zijn brieven geantwoord, don zou hij in strijd met zijn aard, afkcerig van alle ij dol heid, die antwoorden ook al hebben moeten plaatsen. We kunnen het dan Ook best verstaan, dat de heer Charles Boissevain "geweldig ver stoord is op' minister Kuyper, want deae schrijft wel geen „Van-diag-tot-dag"-dingon, maar men schrijft in het buitenland over hem. En dit nu doet men niet van den heer Boisseva/in. Daarvoor is hij te sober, te be scheiden, te kalm cn te eenvoudig. Het is dan ook voor eon man als hij, om tureluursoh te worden. Minister Kuyper schrijft geen woord; en men schrijft, over hem. Hij, Charles Boissova/in, schrijft in het zweet zijns aansohijns; en niemand schrijft over hom. Het is daarom, dat wij doze driestar aan den soboren en eenvoudigen „Van-dag-tot dag "-schrijver wijdon. De beleefdheid, die hij in zijn jongst© „Van-dag-tot-dag" bewijst aan den antirevo lutionairen minister Kuyper, ddent in hot orgaan der anti revolution ai re partij met een contra-beleefdheid beantwoord t© wor den. Al doet het ons leed, dat hij den indruk geeft geweldig boos te zijn, nu het blijkt, dat de Nota van onze Regeering niet. demora lise erend op de Boeren heeft gewerkt, maar hen integendeel heeft aangevuurd, om kloe- kor nog dan voorheen voor hun heilige zaak te strijden. De Amhcmsche Courant acht het geen wonder, dat do regeeringsgozinde pers wol vat verlogen is mot de opzichtige wijze, waarop de premier in do bui tenia ndsche pel's van zich doet spreken door zich te la ten interviewen door allerlei nieuwtjesja gers, die de wonderlijkst© praatjes van en over hem aan de groote klok hangen. Goed keuren kan zij het niet-, en afkeuren is ook nogal moeilijk, en tooh..'. de zaak doodzwij gen gaat al evenmin „In één woord walgélijk *is de houding van De Standaard. Zij zwijgt over allo an dere afkeurende persstemmen, maar beant woord de oribiek vaa het Handelsblad, zon der daarvan ook maar een enkel woord on der de oogen van haar lezers te bron gen, met een halve kolom grofheden aan het adres van den heer Boissevain, alsof de reclame- zucht van dr Kuyper, duo daaraan bot viert zonder eenig besef te toonen van zijn ver antwoordelijkheid als Minister, te recht vaardigen ware, ook al was do heer Boisse vain tienmaal ïjdeler dan dr. Kuyper. Voor haar zou hier zwijgen goud geweest zijn, terwiji haar spreken verre van zilver is." Logisch acht de Af iddelburgsche Courant de rodcncering. dat men over den heer Bois sevain niet schrijft omdat hij daarvoor „to sober, te bescheiden, te kaLm on te eenvou dig is" in het geheel niet. „Dit lezende, moet men tot de conclusie komen, dat*dr Kuyper, omdat men veel over hem schrijft, in hooge mate hot tegen overgestelde is van sober, bescheiden, kalm en eenvoudig. Maar er speelt trouwens in de „driestar" heel wat valsoh vernuft. En dan: de vergolijking tuseohon die bei de personen gaat even mank als do opmer king zelve. Charles Boissevain is een talentvol jour nalist, etvenals dr Kuyper dit was, toen hij aan het hoofd van De Standaard stond. Bei den zijn voorzitter van den Nederland - schen Journalistenkring" geweest- Op beide punten stonden zij dus gelijk. En dr Kuyper schreef toen zeer veel, met een ijver en acn talent, waarvoor wij den dicpsten eerbied koesterden. Maar toen schreef men over hem ook wei nig of ndet in het buitenland. En al had men dat wel gedaan, dan zou dit nog geen bezwaar zijn geweest.. Thans is echter dr. Kuyper minister. En als zoodanig rusten op hem andcro plichten dan op een journalist, van hoe hoo- gen rang ook. Minister Kuyper is nu een officieel per soon, wiens woorden heel wat meer betcek<j> nis hebben dan die van een hoofdredacteur van een dagblad. Minister Kuyper moest niet ieder oogen - blik voor een verslaggever gereed staan om te praten; want hij vertegenwoordigt als 't ware in veler oogen het Nederhmdsche volk. Wat dr. Kuyper dus als minister zegt, zet men daar allicht op onzo rekening. En dat doet men niet met de bntbooze- rningen, opmerkingen of protesten van den hoofdredacteur v<vn het Handelsblad. Bovendien is het hoogst onrechtvaardig te beweren, dat ook naar diens stem, naar diens betoogen tegen den gruweV ijken Boe- ren-oorlog in Engeland en Amerika uiet geluisterd is. Dat is wèl waar. Het verweer in De Standaard is daarom ndet alleen niet fijn, niet geestig, maar onbil lijk cn volstrekt nietad rem. En wij durven dit met te meer klem zeg gen omdat wij destijds, bij de quaesbie der bemiddeling van minister Kuyper tussohen Engeland en do Boeren, stonden aan zijn zijde en tegenover den „Van-dag-fcot-dag"- sch rijver. De Nieuwe Courant ontleent aan het jSeri. Tagcblatt wat minister Kuyper al zoo zou hebben gezegd aan een vertegenwoordi ger van dc Chicago Daily News. Daarbij sprak de minister als zijn meening udt, dat do Vorcemigde Staten niet ten behoeve van de Boeren tusschenbeide waren getreden, in dankbare herinnering aan den steun, dien Engelland hun vóór cn gedurende den Spaanschen oorlog had verleend. Bij hot aanroeren van de vrodesquaestie dn Zuid-Afrika zei dr. Kuyper: „Hollands actief optreden ten gunste van den vrede hield met de verwerping van onze jongste voorstellen door Groot-Britannië op. Wij hebben noch door aandeel in do missie op dit oogenbldfc van Schalk Burger, noch weten wij iets van zijn onderhandelingen Wij houden vast aan onzen iunigon wensoh, op wel ke wijze dan ook tot den vrede te gera ken, en een herhaling van onze laatste poging is niet buitongesloten. De Boe ren to volde kunnen hun tegenwoordig weerstandsvermogen nog wel 10 jaar be houden De overweldigende macht van hot Britsehe leger moot voortgaan zich tot, het defensief te beperken. De offen sieve troepen, die Kitchener nog tot zijn beschikking heeft, zijn kleine afdcclin- gen van 1000 of 2000 man, waarmede de Boeren het ton allen tijde klaar zullon spelen. Wapens cn munit-io en levens middelen zullen ter beschikking der Boe ren blijven, zoo lang do Britsohe kon vooien hun defensieve stellingen zullen veil Laten en hun geluk in hei open veld beproeven In dit interview heeft dr Kuyper zich dus blijkbaar begeven op het gebied der groote, internationale politiek, waarop ons land zoo goed als geen rol speelt, zegt De Nieuwe Courant. „Aan zijn uitingen valt dus niet meer waarde te heohtcn dan aan d'ie van een soherpzinnig particuïier; maar het geval wil, dat, deze particulier Ncdor- landsch minister is, permanent voorzitter van den ministerraad. Men zal dus in den vrcomd© n'iot nalaten uit zijn uitingen ge volg trokkingen te maken cn conclusies te trekken welke ons land ralkon Wij hofbalen, dat op die wijze dr. Kuyports reizen bedenke lijke gevolgen kunnen hebben on wij nemen mot voldoening waar, dat onze afkeuring door vele personen en tal van ernstige mon- sohen wordt gedeeld." Al blijkt het slechts weinig uit hun bla den, Dc NC bemerkte wel. dat ook onder de regeermgsm eerderheid er velen zijn, die over de „loslippigheid" vn-o onzen „eerste- rainistcr" evenzoo denken „Voor het oogenhlik willen wij nu maar hopen, dat het met Je verschenen serie in terviews ook elders zoo zal gaan als te Ber lijn, waar do groote politieke kranten afl- thans op het door de Lokalanzeigergepubli ceerde gesprek zoogoed als geen acht gcela- De wer-borgesi schat. II. Prickett geleidde of sleepte zijn „nieuwen" kennis naar een ietwat ouderwetsch, eerbaar logement, waar by wel bekend moest ztjn, want men wees den beiden heeren dadelijk een afzonderlijke kamer aan. Prickett bestelde voor zich on zijn gast een bescheiden ontbijt en stak een sigaar aan. „En nu," zeide hjj op een toon van de vriendschappelijkste deelneming, „kunt gy my alles verklaren." De generaal, die er woedend en tevens merk 'Waardig ter neer geslagen uitzag, legde toch niet de minste behoefte aan deelneming aan den dag. „Nu voor den dag er mee, voor den dag er meel" zeide Prickett opwekkend.' „Gij zjjt 'toch niet ontstemd? Het is natuurlijk wel verdrietig, dat^ gij juist m y in de handen moest loopen, maar gjj hebt immers voldoende •tijd gehad, om u met dit feit vertrouwd te maken, en als verstandig man, die gij zjjt, moest gij immers in het oogenblik, toen ik ,op het tooneel verscheen, nauwkeurig welen, wat u te wachten stond. Gy hebt u uitstekend •toegetakeld en het litteeken is bijzonder goed gelukt 1 Met een echte verfstof gemaakt niet Waar? Dat heeft dit voor," ging Prickett voort, „dat niet elke regendruppel, die iemand op den neus valt, de geschiedenis afwacht, anders geef ik aan aquarelkleurea de voorkeur, voor het geval, dat men spoedig een verandering noodig heeft. Litteekens hebben altijd iets voor; zij gaan voor onveranderlijk door en komen in het signalement is er dan geen litteeken, dan zyt gij belasterd Maar nu voor den dag er mee, generaal 1 Wat hebt gij met die schatgeschiedenis op het oog?" „G(j vergist u terdege, als gij denkt, dat ik u iets zal zeggen." „Hm.... slechts geduld," zeide Prickett, het losgegane dekblad van zijn sigaar met de tong bevochtigend en zorgvuldig aan drukkend. „Ga niet dadelijk op uw achterste pooten staan, zonder rijpelijk over de zaak nagedacht te hebben. In elk geval zal het wel m\jn plicht zijn er voor te zorgen, dat men u in het oog houdt. Het spreekt van zelf en dat weet gij evengoed als ik, dat het mfl maar één woord behoeft te kosten en gij marcheert naar de Bogenstreet. Gy hebt toch wel van de Bogenstreet gehoord? Zyt gij in die wijk bekendNu, goed, wat komt er dus met die dwaze eigenzinnigheid aan 't licht?" „GÜ zijt een bluffer, een ijdele hansworst 1 Gij doet, alsof gij wonder wat volbracht had 1" „Die toon bevalt mij niet, generaal, en spreekt niet ten uwen gunste," merkte Prickett op verwijtenden toon op. „Ik zit hier als particulier man tegenover u, want gij hebt immers gehoord, dat ik niet meer in dienst ben, maar het onderscheid tusschen my en u bestaat hierin, dat ik wet, orde en macht op mijn zijde heb, terwijl gy daarentegen al deze mooie dingen tegen u hebt." „Welnu," zei de generaal ietwat gewilliger, „wat wilt gij dan eigenlijk van mi) weten „Zoo, dat laat zich beter hoorenl" riep Prickett, steeds nog met het dekblad van zijn sigaar bezig, alsof dat de eerste plaats in ziin gemoed innam. one weerzien vind ik u op den besten weg, sir Jonas Cohen van alles wijs te maken I Of het u gelukt is of niet, wie kan het zeggen? De man is ondoorgrondelijk, en als het hem in zijn kraam te pas komt, laat h(j u levenslang in het geloof, dat hjj zich heeft laten beetnemen, maar gij speelt zeer hoog en de Inzet beteekent uw levendaarom vraag ik u, waartoe?" „Ik heb rechtszaken met sir Jonas," ant woordde de generaal, „volkomen eerlijke zaken, maar die slechts een geschikt advocaat be handelen kan. Eenvoudig om deze reden ging ik naar sir Jonas." „Met de fabef van de twee zilveren munten? Mijn waarde, dat is sterke tabak I" „Wat gij fabel belieft te noemen, is de eenvoudige waarheid," antwoordde de generaal doodbedaard. „Beide stukken waren in mijn bezit. De eone munt is mi) ontstolen en juist die moet ik hebben." „Daaraan kan wel iets waars zijn," zeide Prickett nadenkend- „De vraag ia maar, hoe kwamen zy in uw bezit?" „Zooals ik u zeide Mjjn vader heeft ze van een zjjner reizen uit Alaska meegebracht." „Dat zeidet gij wel, maar ik zou nu de waarheid gaarne weten." „En die heb lk u gezegd 1" „Zoo, zool Dat deze inlichting bevredigend is, zou ik niet kunnen beweren. Dat zult gi) immers wel inzien, dat voor u hier geen bodem tot nieuwe - laten wij zeggen ondernemin gen is Gij zoudt beter doen, het stukje zilver aan mijn hoede toe te vertrouwen en dan zouden wij onmiddellijk naar sir Jonas kunnen gaan en ik zou daar mjjn aanwijzin gen kunnen halen. Denk er eens over na. Ik laat u gaarne een paar minuten tijd. Vreese- Hjk heet, nietwaar?" De generaal had den hoed afgenomen, jy zich het voorhoofd af te wisschen. Prickett nam eveneens den hoed af en legdo dien op de tafel. „Gy zijt een eigenzinnig man met uw ge wichtig gedoe, en op een verkeerd spoor," zei de generaal. „Het zou voor u waarlijk de moeite loonen, om voor mij te werken; in plaats daarvan handelt gij letterlijk als een dwaas. Als gi) u aan mijn zijde schaart, kan ik u tot een rijk man maken, want ik zweer u bij mijn hoop op eeuwige zaligheid, dat twee millioen pond sterling op mij wachten. Wat is, daarbij vergeleken, het beetje eer ol het armzalige geld, dat myn gevangenneming voor u zal opleveren? Het goud is op de aangeduide plaats, de menschen, die den schat daar verborgen hebben, zijn sind9 jaren dood, hij behoort du6 aan dengene, die hem weet te vinden. Verbind uw lot aan het mijne en ik maak u tot millionnairl" „Zeer vriendelijk," zeide Prickett, „maar ik moet uw aanbod afslaan. Wie zoo lang eeriyk verdiend brood heelt gegeten, geeft zich niet met zulke dingen af." „Dan zijt gij een ezel!" riep do goneraal. „Laten wy deze vraag onbeslist," antwoordde Prickett „In elk geval moet do diefstal van de zilveren munt aangegeven worden en dan zal de rechtmatige eigenaar, als hy voorhan den is, zyn aanspraken kunnen bewyzen en haar terugkrygen Maar, generaal, u loopt immers het water van het voorhoofd t Ik begin de zaak langzamerhand verdacht t® vinden. Geef my toch liever de zilveren munt in bewaring." „En ik zeg u," riep de generaal ten hoogste opgewonden van zyn stoel opspringend, „dat het myn rechtmatig eigendom is. Zoo gy probeert, haar my met geweld te ontrukken, dan 2tilt gy het duur betalen 1" „lk donk er niet aan, dut iu prooeeren," zeide Prickett bedaard. „Maar als gy u zoo gedraagt, moot, gy my onmiddeliyk volgen." „Gy vergist u echter terdoge," bromde dé generaal grimmig. „Ik verzot geen voet op uw bevel. Gy bezit immers geen grein machl meer on als gy de hand op my wilt leggen, dan gebeurt dat eenlg en alleen op uw eigen gevaar." „Wilt gy u nu kalm houden," vroeg Prickett, zonder van do woorden van don ander notitie te nemen, „of moet ik hulp halen?" De generaal liet zich weor op zyn stool vallen en staarde norsch voor zich uit. „Volgens uw ervaringen zoudt gy kunnen weten, waaraan gy toe zyt," zoido Prickett, „maar gy zult het hebben, zooals gy wilt." Zyn blik dwaalde door de kamer. Het oenigo raam zag, zooals hy wist, op een kleine binnenplaats uit, die geen anderen uitgang had dan door de gelagkamer .:aar voren. Een schel was niet voorhanden. Nadat Prickett al deze byzonderhedon in oogonschouw had genomen, stond hy op, deed de deur open, trad de gelagkamer binnen en wenkte den waard by de schenktafel. „Georg, Iaat het raam, dat op d© binnen plaats uitziet, bewakon en roep dan den eersten den besten politieagent, dien gy ziet." Het zal ongeveer dertig seconden geduurd hebben, vóór de waard hem in het oog kreeg, en In het geheel had Prickett de kamei hoogstens een minuut verlaten. Toen hy wee/ binnentrad, zat de generaal in dezelfde houding op zyn plaats en onveranderd was ook de uitdrukking van uitdagenden trots Prickett ging tegenover hem zitten en hield hem voortdurend in het oog. Na vyf minuten werd er aan de deur geklopt. i Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5