LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 2 APRIL. - TWEEDE BLAD. Anno l'J02. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. No. 12915 Mr. P. J. M. Aalberse, te Leiden, schrijft Jn het Katholiek Sociaal Weekblad, dat hij 'pijnlijk verrast werd door de indiening van het wetsontwerp, waarbij de Arbeidswet ver zwakt werd door vrouwenarbeid weer toe te laten bij het haringspeten. Pijnlijk verrastIs dat nu de eerste sociale wet van een Christelijk Ministerie ÜEcn schrede terug En wij lazen en herlazen de Memorie van Toelichting, om te zien, of deze droeve maat regel nu werkelijk noodzakolijk wast En eerlijk gezegd, wij vonden het antwoord niet. Uit niets blijkt, dat deze arbeid ook niet door mannen kan geschieden, indien zo dan ook al noodzakelijk 's naohts moet worden [verricht. Maar de Minister schijnt 't zelf óók nog niet te weten. Immers hij zegt, dat het in zijn bedoeling ligt te bevorderen: ..dat zoo min mogelijk avond- of nachtarbeid aan vrouwen zal wor- jden vergund. Met het oog daarop stelt hij (rich voor een nader onderzoek te doen instel len naar de vraag, in welke gemeenten en ön hoeverre die arbeid bepaald noodzakelijk moet worden geacht, en welke voorwaarden in den algcmcenen maatregel zouden kun nen worden opgenomen." Verwonderlijk: do éénige geoorloofde re den, om hier een uitzondering toe te staan, op den regel: „geen nachtarbeid voor vrou wen", is: zéér dringende noodzakelijkheid Men zou nu toch denken, dat men geen wetswijziging voorstelt, vóórdat van die zéér dringende noodzakelijkheid gebleken is. Maar hier wordt juist omgekeerd gehan deld: éérst wordt den Staton-Goneraal ver zocht, do uitzondering toe te staan, en eerst daarna zal de Minister doen onder zoeken, „in welke gemeenten en hoeverre die arbeid bepaald noodzakelijk moet worden ge acht." Is dit logisch? Do vraag klemt tc meer, omdat cr vermoe den van niet-noodzakelijkheid bestaat. Im mers het verbod van vrouwenarbeid dateert van 1S89, en wil men (ofschoon hier ton onrechte) den overgangsmaatregel in aan merking nemen, dan toch van 1 Jan. 1892. En nu ligt het toch voor de hand, om de vraag te stellen: hoe heliben het onze haring- rookers dan in de laatste 10 jaren gemaakt? En wanneer men dc Memorie van Toe lichting dan nog eens overleest, komt men tot de conclusie, dat deze geheele wetswijzi ging hoogstwaarschijnlijk practisch dc zaak niet erger maken zal, maar dan ook indireob is: een aanklacht tegen vroegere Ministers. Ziehier waarom: Dr. Kuyper is niemand die er aan 'twijfelt een even groot tegenstander van Vrouwen-nachtarbeid a's van Zondagswerk. Men leze nu de Memorie van Toelichting: ,,Met betrekking tot hot verzoek, door som mige belanghebbenden gedaan, om ook Zon- idagsarbeid voor vrouwen mogelijk tc maken, merkt de Minister op, dat daartoe naar zijn meening geen aanleiding bestaat, omdat in een aantal havenplaatsen, waar haringroo- kerijen gevestigd zijn, de Zondagsrust wordt gehandhaafd, cn dc Minister er niet tóe wenscht mode te werken, om het voortbe staan van dien goeden toestand in gevaar te brengen." Wanneer men deze zinsneden aandachtig leest, dan meent men er uit tc vernemen: dat de Minister meent, dat er wèl aanleiding bestaat, om don nachtarbeid door vrouwen bij het haringspeten toe te laten, omdat in een aantal havenplaatsen, waar haring- rookorijen gevestigd zijn, het verbod van iYrouwen-nachtarbeid tóch niet werd gehand haafd. De geheele wetswijziging zou dan feite lijk niets anders bedoo'.en, dan te wettigen, wat onder 's Ministers voorgangers steeds onwettig is geschied. Maar onze eerbied voor do sociale wetge ving wordt er niot grootor op, wanneer inspectie en politie en justitie cnver schillende achtereenvolgende ministers een barer gewichtigste bepalingen oogluikend publiek lieten overtreden. En dan zou de moed van dr. Ehiypcr die nen te worden geprezen, omdat hij zijn mi- nisterieelen socialen arboid durfde aanvan gen met zulk een dan werkelijk eerlijk, zij het ook onsympathiek wetsvoorstel. Wat echter niet uitsluit, dat eerst afdoen de de zéér dringende noodzakelijkheid van dezen maatregel zal moeten bewezen wor den, vóórdat in onze arbeidswet op deze wij ze bres mag worden geschoten. Zou ook hier niet gelden: Principiis ob- sta 1 Vandaag de haringspeetsters, en mor gen1 Niet zonder nieuwsgierigheid zien wij '6 Ministers Memorio van Antwoord te ge- moet, omdat wij daarin het antwoord ho pen te vinden op drie vragen: lo. Waarom kan deze nachtarbeid niet door mannen worden verricht? 2o. Waarom kan deze arboid wel rusten den geheelen Zondag, maar niet eenige uren van den nacht? 2o. Is sinds 1889 omtrent dit punt de ar beidswet, ten spijt van inspectie, politie, justitie cn ministerie, maar steeds straffe loos in het publick overtreden? Ook Het Vaderland protesteert. Heeft do nachtrust op zooveel mindor eer biediging aanspraak dan do rust op den Zondag? zoo lezen wij in dat blad. Of moet men het cr voor houden, dat tot dusver in die zeedorpen van nachtrust even weinig sprake was als dit wetsontwerp voortaan wenschelijk acht ten bate van het haringrookersbedrijf, en dat daarom nacht- on Zondagsrust hier niet behoeven tc wor den bejegend met gelijk respect? Mocht dit zoo zijn, dan blijkt daaruit, dat gedurende haar nu ruim elfjarig bestaan dc Arbeidswet door de haringrookers bij voortduring is ontdoken en dat dit wets ontwerp niets anders bedoelt dan wettiging van wat tot dusver schennis was der wet. De Memorie van Toelichting geeft hier omtrent geen zweem van opheldering. Wij weten niet of inderdaad tot dusver in de haringrookerijen dc Arbeidswet een doodc letter was en, zoo ja, of de arbeidsinspec teurs en de Regeering daarvan wisten, dan wel of die wet ook voor do haringpcctstcrs levende werkelijkheid is geweest. Is dit laatste het geval, waarom dan nu ineens die noodzakelijkheid van hardere be palingen ten aanzien van vrouwenarbeid in dc wet, die juist bescherming haar bedoelt te vcrlecncn I Is het eerste waar, waarom dan daarvan met geen woord gerept? Het zal uit het Yoorloopig Verslag der Tweede Kamer wel blijken, dat deze met zulk een absentie van toelichting geen ge noegen neemt, want ook zij zal van oordeel zijn, dat slechts dan dc wet avond- en nacht arbeid van vrouwen mag gedoogen ten voor- deele der haringrookers waardoor ook bij andere ondernemers de begeerlijkheid naar winst langs dozen weg zal worden wakker gemaakt, wanneer de volstrekte onver mijdelijkheid daarvan glashelder is aange toond. In Het Volk zegt de heer P. Heiil met ver bazing kennis tc hebben genomen van dr. Kuyper's jongste wetsvoorstel, waarbij, naar het blad meent ,,tcn gerieve van dc eige naars der bokkingrookerijen", nachtar beid voor do vrouwen in de visscherij- industrie dreigt gesanctionnccrd te worden. Wel moet, roept schr. uit, het den armen bokkingrookers dan slecht gaan! In de Me morie van Toelichting wordt verzekerd, dat voor hen do arbeidswet in het onderhavige geval tc gestreng is. Dat echter do zaken zoo slecht niet gaan, kan, volgens het blad, worden aangetoond uit het ,,Vorslag over dc Zcevisscherijen", waaruit blijkt, dat sinds 1697 do hoeveel heid aangevoerde haring dus de ter zee verkochte niet meegerekend van 277,012 tallen gestegen is tot 539,718 tallen. Er was zooveel haring, dat het reeds tegen het eind van April den visachers de moeite nauwelijks loonde zo te vangen. Aan den af slag dedon zij ten laatste 20 cents per tal. Toch was er niettegenstaande dezen over vloed geen haring genoeg voor do bokking behoefte. Men haalde nog haring uit Noor wegen. Overvloed van haring dus en een bijna onbegrensd debiet voorwaar voor den bokkingrookcr geen onverschillige zaken. Dan wijst schr. op hetgeen in het verslag van den inspecteur van den arbeid in de 9de inspectie (provincie Friesland) over 1899—1900 betreffende het bedrijf van bok- kingdrogen cn -rooken wordt gerappor teerd. Hij zegt aangaande dc bezwaren te gen de naleving van de bepalingen der Ar beidswet: Minder te lange arbeidstijd dan wel arbeid in de tijdruimte tusschen 's avonds 7 uren cn 's morgons 5 uren, komt veel voor in het bedrijf van bokkingdrogen en -roo ken. Dc moeilijkheden, in deze bedrijven ondervonden met het oog op do naleving van de bepalingen der Arbeidswet, zijn niet voor alle plaatsen dezelfde. Dc wijze, waar op het, visschersbcdrijf wordt uitgeoefend, is hierop van invloed. In het verslag van mijn ambtsvoorganger in do voormalige 6de inspectie over 1897 cn 1698 werden reeds de bezwaren, dio zich bij do naleving van dit artikel der arbeidswet ten opzichte van bet bokkingrookersbodrijf in de visscherijdorpjee langs de Wadden voordoen, uiteengezet. Wordt de visch niet ter plaatse, waar zij aan den wal komt, gerookt, maar doorge zonden, voornamelijk naar dc rookcrijcn te Harlingen, dan gaat met het vervoer zoo veel tijd verloren, dat dc visch toch perio diek, in verband met het uur van het getij, eerst 's avonds laat of '6 nachts aankomt en dan gelden ook daar, zoo niet geheel, dan toch ton deele dc opgesomde bezwaren In de andere Zuiderzce-plaatscn, bijv. Lemmer, waar in zee in diep water gevischt wordt en do visscher het uur van terugkomst binnen zekero grenzen zelf regelen kan, levert dc naleving der wettelijke voorschrif ten minder moeite-op." Zoover dc inspecteur over Friesland. In Harlingen gelden dus de bezwaren ten decle, in Lemmer levert dc naleving minder moeite op. Alleen dc visschersdorpjes langs do Wadden, dat zijn dus die, van waar uit met open vletten en fuiken op haring ge vischt wordt, zoudon van de Arbeidswet tc lijden hebben. Gaat men na, van hoeveel betcek-.nis die visscherij dan wel is, dan blijkt, dat sedert jaren in het Verslag van den Staat der Ned. Zeov. onder dc rubriek „Visscherij op dc. kusten van Groningen en Friesland", acht cn twintig booten, bemand met twee man elk cn voerend het lcttcrtcckcn H. B., d. w. z. thuishoorend in dc gemeente Het Bildt, worden vermeld, welke de haringvangst uit oefenen. Do overige op die kust thuis lioo- rende vaartuigen, in 1900 waren het er tc zamen 97, oefenen dc garnalen-, bot-, schol-, schel visch-, kabeljauw-, enz. visscherij cf de robbenvangst uit, maar vangen geen haring En dc door die acht cn twintig booten gevangen haring, waar blijft die Ook hierop geeft het genoemde-Verslag al sedert jaren met onverstoorbare gelijkmoe digheid antwoord. „De haring, aan dc Frie- sche kust gevangen, ging met uitzondering van kleine partijtjes, die versch werden ver zonden. naar dc rookcrijcn van Har- lingen." Hier, waar de bezwaren overigens slechts ton deele golden, schijnt dus do wondeplck tc zijn. Zou het misschien aanbeveling verdienen, vooral hier eens na der naar dc arbeidstoestanden tc infor- meeren En nu ten slotte Lemmer? Lemmer, waar in zee in diep water gevisclit wordt cn waar mitsdien de naleving der wettelijke voorschriften mindere bezwaren oplevert, ligt bezuiden do lijn Enkhuizon-Stavoren en kan dus op één lijn gesteld worden met de overige Zuiderzee-visschcrsplaatsen. Wat voor de Lcmstcr haringvisschcrij geldt, gaat voor nagenoeg dc geheele Zuider zee op. Terecht wordt dan ook in liet hierop be trekking hebbendo gedeelte der M. v. T. over „do Zuidcrzee-visschcrs" in cht alge meen gesproken. Dit gedeelte handelt over de rol, die de z g. „afhalers" spelen, dat zijn do vaartui gen, die dagelijks langs do vloot komen, de gevangen visch overnemen en naar den wal brengen. En hoezeer het nu niet ontkend kan wor den, dat hetuur van aankomst van den afha ler zoowel als dat van den visscher afhanke lijk is van allerlei factoren (de M. v. T. noomt alleen de in ongunstigen zin wer kende!), evenzeer is het een feit, dat allo vi8schers daarmee naar bekooren rekening weten te houden cn het mitsdien, zo) niet geheel dan toch „binnen zekere grenzen in hun macht hebben op gezette tijden thuis to varen. Wat in deze voor de visschcrs geldt, is nog in hoogcre mate van toepassing op de afhalers, die uitteraard snelvarende sche pen moeten zijn. Er is geen enkele reden aan te nemen, dat het gros der visschers niet met een behoor lijke vangst tijdig thuis kan zijn cn de afhalers kunnen het corst recht. Wat komt l.ct cr overigens ook op aan, of af en toe eens een partijtje haring niet tot bokking verwerkt kan worden. Dat zal in de afgeloopen dertien jaren toch ook wel eens gebeurd zijnOp het gebied van visch- conserveeren valt nog wel het een cn ander uit tc vinden. Eindelijk moge er nog op gewezen wor den, zegt dc heer Heil, dat do haring tegen het einde der teelt, wanneer de geslachts producten beginnen to rijpen, do ondiepste plaatsen opzoekt om cr zich te vermenigvul digen. In deze kritieke periode wordt er ook in de Zuiderzee (met name door Bun- schoters op do Knar, door de Kampers bui ten de Ketel, door Urkcrs en Markers nabij hun eilanden) met fuiken op haring ge vischt. Hiervan gewaagt do M. y. T. niet. Toch levert deze visscherij veel haring, hoewel zo niet zoo mooi van stuk pleegt l zijn, als de met sleepnetten gevangene. Wat voor ons evenwel van belang is in die visscherij is, dat zij in den regel om zoo te zeggen onder den rook der rookcrijcn zelf bedreven wordt en het dus ook hier niet de minste moeite kosten kan, de haring op tijd in de rookcrij tc hebben. Bovendien, wordt deze visscherij door dc tegenwoordige wet ook maar oenigszins be perkt, dan zal, hierover is geen twijfel moge lijk, deze beperking alleen ton goede kun nen komen aan dc haringproductie, daar, zooals gezegd is, de in dc fuiken gevangen haring in vergevorderden staat van rijpheid pleegt tc vcrkecren. Wij hopen met dezo enkele gegevens te hebben aangetoond, dat het inderdaad ge- wcnscht is ook in deze kwestie nauwkeurig cn uitgebreid onderzoek aan het maken van wetten tc doen voorafgaan. Be Hollander schrijft: Do antirov. partij werd bij haar actie aan dc stembus vanzelf het eerst en het meest door haar beginselen geleid. In strijd daar- rnede was intusschcn allerminst, dat cr rechtsgelijkheid zou komen op alle terrein tusschen Nederlander èn Nederlander, on verschillig van welke politieke richting. Ook de benoemingen vallen daaron der. Wel v/as cr in do laatste jaren eenige ver betering te bespeuren; maar looh hadden bij benoemingen de liberalen nog altijd de meeste kansen. Niets eenvoudiger dan dat wij, antirevo lutionairen, bij het optreden van het Minis- terie-Kuypcr hoopten en verwachtten, dat nu voortaan cok geschikte antirevolutionai ren zouden benoemd worden voor notaris, burgemeester, ambtenaar, suhoolopzicncr, enz. In die verwachting zijn wij tot boden niet teleurgesteld voor wat betreft het Ministe rie van Binnenlandsche Zaken. Men herin nero zich do benoeming van dr. Schuurman Stekhoven tot inspecteur bij het ge neeskundig staatstoezicht; dc benoeming van de heeren Eringa, Lc Grand, Wirtz tot schoolopziener; de benoeming van 15 antire volutionairen op do ruim 59 ambtenaren voor de Rijks-Verzekeringsbank; de benoe ming van mr. Van Beeck Caflkoen tot ad junct-commies; de benoeming van do heeren Smit en Lodder (beiden antirevolut.), mr. Wijt (chr.-hist.) tot burgemeester respectie velijk van Herwijnen, Oostzaan en Avercerst; van prof. Rutgers in een Staatscommissie, enz. Ook zegt men, dat een antirevolutionair kans heeft benoemd te worden uit de 440 sollicitanten naar de betrekking van con ciërge aan de Polytechnische School te Delft. Hot begint cr dus een weinig beter voor ons, antirevolutionairen, uit tc zien. Beter althans dan bij het notariaat. Dan? is door dezen Minister nog niet één n.-r. 110- Loeff, vooishands bij het oude systeem te willen blijven. Vergissen we ons niet, dan is door dezen Minster nog niet één a.-r. no taris benoemd. Dit i6 te meer to betreuren, waar zeer bekwame en solide a.-r. candida- ten dongen naar hot notariaat. Zoo werd in het overwegend a.-r. Zwijndrecht een li beraal benoemd tot notaris, hoewel toch twee zeer geachte antirevolutionairen onder de solicitanten voorkwamen, on zoo goed als heel do gemeente één dier antirevolutionai ren begeerde. Dc heer Loeff schijnt ons tot heden nu juist niet do sterkste to zijn in het Kabinet Wij iiopen intusschcn, dat Minister Loeff deze gedragslijn niet zal blijven volgen. Want wal kunnen wc aannemen, dat het voor een Minister moeilijk is om tegen den stroom op te roeien, om tegen de voordracht of nan hoveling van hooggeplaatste ambtenaren in te gaan. Maar, ons dunkt toch, dat een Minister, die de betcekcnis van don uitslag der Juni-verkiezingen verstaal, zooveel mo gelijk breken moet met de sleur, die to' bo den gevolgd werd om nl. alleen libera len bekwaam cn geschil t tc achten. Men zal zich herinneren, dat dc heer Staalman in do Kamer bij do jongste be handeling der militaire wetten aan do Rc- gccring verweet, dat zij „schriel" was voor de in i n d o r c in i 1 it ai r c n. Dit ver wijt, zegt do Hnagsche correspondent van de Zufphensrhe Com tint w on billijk. „Volgons ïnati.x bereken.ug ;.l il uit voering dezer wetten een meerdere uitgaat van do schatkist vorderen van ongeveer één milliocn gulden p -r jaar, en die meerdere uitgaven zullen bijna uitsluitend den mili tairen bencdon den rang van officier ten goede komenvoor do officieren blijven de bepalingen in hoofdzaak dezelfde, ja op een onkel punt zijn de officieren zelfs van slechter conditie geworden. Bij dc open bare behandeling in do Kaïnor zijn wel is waar weinig amendementen aangenomen, maar die worden aangenomen zijn v 'erom uitsluitend in hot belong van dc minderen in rang. De toelagen voor Indische dienst jaren zijn geheel dezelfde gebleven voor de officieren, maar do toelagen voor sergean ten, korporaals cn soldaten zijn tijdons dc discussion niet onbelangrijk verhoogd. De voorstellen om aan do wet tcrugwor- kondo kracht te geven ton bohoovo van hen, dio in dc laatste jaren onder ongunstige omstandigheden zijn gopcnsionnccrd, zijn wel is waar weer ingetrokken, maar daar tegenover staat do toczogging dor Rcgcoring om voor genoemd doel het volgende jaar ccn flinke som op de begrooting uit to trokken. Hot vorwijt van schrielheid was dus in gcon enkel opzicht gerechtvaardigd Naar allo waarschijnlijkheid zullen dc niouwc pen sioenwetten bij tweede te/in-.;. zoo niet met algemeene stemmen, d. n loch nu l over groot* mora 1 n. De Drie l'ru.mi <lu lvamor ditmaal vroeg haar Paimchvutan- t i o nam, en betoogt dan, dat wie nu reeds ingrijpende wetten van de Regccring ter be handeling gereed zou willen zien, toch wat veel vorclert. Vooreerst dient rekening lc worden gehouden met de ziekte van deu mi nister van 1 iloniön, dio natuurlijk storen- don invloed had op den gang van zaken. Dan mag men niet vergeten, dat dc eerste maanden na het optreden in beslag worden genomen door den Bogrootingsarbeid, dio allorlei beslommeringen met zich brengt. Maar in do derdo plaats dient men cr op bedacht te zijn, dat er niot alleen eon nieuw Kabinet is opgetreden, doch cr ook een al- geheclo verandering van Regeeringsbelcid kwara De tegenwoordige ministers kunnen o, zoo weinig, voortbouwen op hetgeen ze op hun departement vonden. In hun geest is er nog zeer weinig voorbereid. Een liberaal minister zou de gegevens voor nieuwe wet- li et Nichtje. 26) Sant Evasio kreeg dezen brief, toen hy terugkwam van een oudheidkundige ver kenning. H\j dacht er over, hoe hy dit nieuws ter kenntsse zou brongen van graaf Alessandro, zonder dezen golegenlieid to geven, er eenige toespeling in te lezen lichte toespelingen wel is waar, maar duidelijk gonoeg op zyn huwelijksplannen; on terwyi h\j nog met nadenken bezig was, bereikte hom een telegram, niet uit Venetiö, doch uit Milaan, werwaarts mevrouw Morris met grooten spoed was teruggoreisd. Dit telogram bevatte hot ietwat verbijste rende nieuws: „Wees zoo goed, voor mij on klein gevolg -plaats te besproken in eon hotel en meneer Lamberti mijn verlangen naar zijn schilderijen mee te deelen. Vele groeten aan u en den graaf." Jly kon het nu niet langer voor zich houden, te minder, daar de depeche hem overhandigd werd, terwijl hy in den tuin was met de dames en graaf Alessandro. „Verbeeld je," zei h\j tegen den graaf, '^mevrouw Evelina wil oen schilderij van Mario Lamberti koopon en komt hierheen om hem de commissie op te dragon." „Wat zeg je?" riep Alessandro, opsprin gend van zijn stoel; „zullen w\j het genoegen hebben, die bekoorlijke Amerikaanscke weer te zien?" Blandina had haar oom reeds den lof van mevrouw Morris hooren zingen. Zy vroeg: „Hoe weet zy, dat Lamberti zich te Carcare bevindt?" „Dat is nogal natuurlijkI" zei oom Ales sandro. „Ik hob do oor gehad, haar daarvan in te lichten." Evasio haalde ruim adem. Hij behoefde nu niet met zijn brief voor den dag te komen. „Lees zelf het telogram," zei hjj. „Waar zullen wij logies voor haar vinden? Aan 't station San Giuseppe?" „Zoo ver af? Daar is geen denken aan 1" „Nu," hernam de markies, „dan in de „Rosa Fiorita"mevrouw Evelina heeft dan den schilder vlak bU de hand." „Ja," antwoordde de graaf, op den toon van iemand, die bedoelt „neen"; „maar zou er plaats wezen in dat hotel? Denk er aan, dat zij drio personen by zich heeft. En dan oon dame, gewend aan hotels eersten rang „Nu ja, in groote steden! Als zy lust heeft, bulten to zyn, zal ze wel genoegen nemen mot hot eenvoudige," meende Sant-Evasio. Graaf Alessandro kon hiermee echter geen vrede hebben. „0, als we maar op Mombaldone waren l" riep hy uit. „U is te Carpeneto, oom," zei nu Blandina, „en u heeft hier slechts te bevelen. Ie 't een groote dame?" „Zeker, een volmaakte vrouw van de wereld 1" „Welnu," hernam Blandina, „dan is het gauw beslist: w\j halen haar met het rijtuig af. Carpeneto is zoo goed al3 Mombaldone." „Met jou, drommelsche heks, honderdmaal beter"' riep de oude heer verrukt. „Uw vrienden zyn rayn vrienden, oompje." „Beste BlandinaI" zei Alessandro aan gedaan, „je hebt een groot hart." Terstond werd aan de schoone Eva ge- telegrapheerd, dat onderdak gevonden was; zy had slechte liet uur van aankomst te melden. Spoedig kwam het tweede telegram; zy kondigde haar verschoning aan met den trein van halfdrie in den namiddag, en graaf Alessandro was buiten zichzelven van vreugde. Blandina, dio hem nog nooit zoo vrooiyk en uitgelaten had gezien, kon zich niot weer houden, togen haar neef te zeggen: „Vindt je niet, Evasio, dat oom nu zelf wel een voogd mocht hebben?" „Och," antwoordde bet jongmensch lachend, „Alessandro wordt opnieuw jong; als het zoo voortgaat, is hy tegen morgenmiddag halfdrie minderjarig." „Is die Amerikaanscke dame werkeiyk zoo mooi?" was de zeer natuuriyke vraag, die nu volgde. „Ja, heel mooi, en geestig ook. Alessandro vertelde mü een dag of wat geleden, dat hy haar trouwen zou, als hy twintig jaar jonger was." „Prachtig 1" juichte Blandina; „dat bevalt my. Ieder moet de inspraak van zyn hart volgen. We zullen hem een handje helpen, nietwaar? Zy is weduwe en zal ook Alessandro niet zoo oud vinden. Hy is trouwens nog een knappo mangeen mensch, die het niet weet, zal hem zyn twee en vyftlg jaren geven. Vindt je ook niet?" Sant-Evasio glimlachte, een beetje ge dwongen, en knikte, ten teeken, dat hy 't met nichtje eens was. „'tZou wel aardig zyn", dacht hy, „als mevrouw Eva mynnicht in den derden graad werd, en dat door myn eigen toedoen. Dat is nog wat anders dan makelaar in schilderyen l" XIV. Toen mevrouw Morris aan het station San- Giuseppe uit den trein stapte, vond z(j op het perron, behalvo haar beide vrienden, een mooi, blond, vriendeiyk meisje, dat haar werd voorgesteld als markiezin Reyneri di Carpeneto. Met vreugde aanvaardde zy de vriendelijke uitnoodiging, niet zonder oxcusos over don last, dien zjj met haar hofstoet veroorzaakte aan de schoone alotvrouw van Carpeneto. Doch men stelde haar gerust met de ver zekering, dat hot huis groot gonoeg was om zulk een gezelschap to ontvangen. Overigens was zy voornemens, niet langer dan óón dag te biyven; doch eer ze het station uitwaren, had do gastvrouw haar doen beloven, dat het er twee zoudon zyn. „Uitstekend I" zei Blandina, verrukt over deze eerste overwinning; „Wy kunnen in die twee dagen een proef nemen. U moet namoiyk weten, dat er een legende verbondon is aan Carpeneto. Er woonde, in oude tyden, een fee „Die or nog is, naar ik zie, jong en begaafd met tooverkraebt," viel do gast haarhoffeiyk in de rede. „Ooh neen, praat nu niet van dat arme schepsel 1 Neen, dio andere had veel grooter macht; ieder, die het kasteel betrad, ver loor do kracht, het weder to verlaten, en het was een geluk, dat do fee wist, wie elders iets to doen hadden: door een tikje met haar fcooverstaf bevrijdde zij bon van den ban en liet hen gaan. Ik zeg: als de legende waar is, moet er in het kasteel iets van de macht dier fee zijn blijven hangen; als het u mo gelijk zal zijn, terstond weer heen te gaan, is dat voor mij een bewijs, dat er niets meer van over en waarschijnlijk de geheele legende apocrief is." „Lieve", zei mevrouw Morris, „vergun aan een vreemdelinge, tegen dc etiquette van een eorotc kennismaking te zondigen; laat mij u een zoen geven." En do twee schoone kopje» naderden el kaar; tweo paar schoone lippen ontmoetten de blozende wangen, on twee paar raanncn- oogen zagen toe als dc bedelaar voor het raam van den rijke. Sant-Evasio was benauwd, dat in het eer ste gesprek gewaagd zou worden van den brief, waarvan hij nog altijd geen woord aan Alessandro had meegedeeld; maar mevrouw Morris bezat die steeds zeldzamer wondondo mate van wellevendheid, welke niet. anders dan onder vier oogen rept over zulke per soonlijke feiten, ook van den onschuldigafcen aard. Do brug te Carcare paaseerend, wees Ales sandro haar het hotel „Rosa Fiorita" en zei: „Daar woont onze echilder; het doet mij plezier, dat ik u zijn verblijf alhier mee deelde; want aan dio omstandigheid hebben wij uw komst te danken." Evelina zag vluchtig Sant-Evasio aan en raadde, dat hij van haar brief niet had ge rept. „Ik ben u dank schuldig", antwoordde zij Alessandro. Mario Lamberti U ecfl) groot artist; ik hoorde van hem met lof spreken te Parijs, waar men anders gaar ne negeert wat van elders komt. Het zal mij inderdaad genoegen doen, een paar doekeü van hem te hebben... Is hij nog jong?" „Heel jong I" antwoordde Sant-Evasioj „hij heeft nog tijd genoeg voor zich om wpD- dcren te doen." (Wordt vervolgd,)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5