LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 27 MAART. - TWEEDE BLAD. FEUILLETON. 11 ct Nichtj c. Ingezonden. Gemengd Nieuws. t' No. 12912. Anno 1902. ttazart es zijn „Be Bruiloft val Figan". Het steeds sterker worden van den etroom, ^die dringt naar een beter en dieper kennis Van Mozart's kunst, torloopa wees ik bier .reeds op in het L. Dvan 22 Maart is onmiskenbaar. Het beeft hier in "het begin Van dit jaar geleid o. a. tot bet oprichten eener Nederl. Mozart Vcreeniqing (er bestaat reeds lang een Internationale Mozart-Gemeinde to Salzburg, de geboorteplaats van M.), die rich ten doel zal stellen, de werken van Mozart op den meoster waardige wyze uit to voeren of te doen uitvoeren en In het alge meen te bevorderen wat dienen kan om den stjjl dier werken niet geheel te doen ver loren gaan. Deze verlevendigde Mozart-vereering kan m. 1. slechts ontstaan zyn door do samen werking van verschillende factoren. Er zyn er, die de verklaring van het verschijnsel roeken in don wensch, die by velen zou ont- etaan, om van Wagner weer terug te keoren naar het eenvoudigere, in een reactie tegen do moderne instrumentalisten als Strauss on Vincent d'Indy. Het ia inderdaad misschien 'een factor, maar het is zekor niet do «enige, lïusschen twee haakjes: die veranderde ziens wijze kan zeer veel juists in zich dragen, 'ronder dat daarmeo de moderne richting als veroordeeld kan worden beschouwd; immers rfjn het niet de wetten van actie en reactie, die in de geschiedenis der menschheld voort durend zulk een hoofdrol spelen, is het niet 'tevens waar, dat oen juist oordeel over kunst werken niet door den tijdgenoot, maar eerst ^door het nageslacht kan worden geleverd. Dit laatste zal om tot ons onderwerp terug te tomen bij de verklaring van ons probleem ook zeker dienst moeten doen: Wy, die nu tot de ontdekking komen, dat we Mozart's werk nog lang niet genoeg kennen, zooals we dat ook nu pas gaan leeren inzien ten opzichte van Bach. Er is meer: Men wil ook strijden tegen opvoeringen van slechte opera's en slechte opvoeringen van goede opera's beide wan bedrijven hier te lande helaas niet onbekend en hoopt in een Mozart- vereeniging een krachtigen bestrijder en uitroeier van dergelijke 'praktijken te vinden. Men wil terug naar het eenvoudige, om op adem te komen en zich te verkwikken in onzen tyd van afmattend en de zenuwen overprikkelend, druk gemeenschapsleven. Ook de rage in onze dagen, om vereenïgingen op te richten en dergelijke, mag In dozen Hiet weggecijferd worden. Ik stipte slechts enkele factoren aan, die in mijne oogen op het hier besproken ver- echfjnsel hun invloed zullen hebben geoefend. Het verschijnsel vervult ons met vreugde, want er zijn onder die factoren, die waariyk wel mogen geldenen Mozart's muziek kan 'ons slechts goed doen. Daarom begroeten we 'met vreugde alle nieuwe ernstige uitingen der Mozart-vereering (de instrumentaal-werkon vooral vonden reeds lang ook ten onzent uit nemende vertoikeis), d. i. niet slechts de ge- Jnoemde Mozart-Veieeniging, maar ook de met zorg en piëteit voorbereide opvoeringen van Mozart's opera's door het Amsterdamsch Lyrisch Tooneel en de gepubliceerde doorwrochte stu diën over M. Ik memoreer wat dit laatste betreft het zeer goede artikel van Peter Raabe in Scmpre Avantiorgaan der ver eeniging tot beoefening van vocale en dramatische kunst to Amsterdam, (Jaargang 1901 1902, nos. 4, 5 en 6) over de betoekenis en de geschiedenis der beroemde tuin-aria van 'Suzanna in het 4do bedrijf van „De Bruiloft jVan Figaro". Dit ia de opera, die wy Dinsdag a. s zullen Jhooren van het Amst. Lyr. Tooneel, en Poter ;Raabe, de 6chry ver van daareven, zal dirigeeren, ieen goed omen 1 Ook overigens schijnt de :opvoering zeer goed te zijn (gezien o. a. een xecensie van Hugo Nolthenius in het W. v. M. iyan 1 Febr. 1902). Mogen velen zioh gaan verkwikken aan tiet meesterwerk, dat Mozart zelf zijn lievelings kind noemde. A. N. B. De lezer zal, in m\Jn recensie van gisteren, zeker wel begrepen hebben, dat by de Etrusciërs een eeuw 110 jaar had, niet 100. 20) „Hoe zoo?" vroeg Evelina, die niet terstond bet verband zag tusschen haar reis on het offer van graaf Alossandro aan Italië. „Omdat ik het een groote eer zou geacht hebben, u te ontvangen op Mombaldone. Niet alleen onze steden, ook het land verdient gezien te worden; myn nederig domein zou zich verheugd hebben in do stralen van een nieuwe zon." Mevrouw Morris glimlachte, gevoelig voor 'deze hoffeiykheid. „Ja, uw landschappen zyn zeer mooi," antwoordde zy, over het complimentje heen- 'glydond. „Ik heb dat al opgemerkt in den trein tusschen Genua en Turyn. De buiten gewone afwisseling van tafereelen heeft my zeer getroffen.'' „Zaterdag zult u de Lombardysche vlakte zien," zei nu Sant-Evasio; „dat is weer geheel iets anders. En als u dan by de bergen komt, by de groote meren! „Ik zal u myn reisindrukken zenden," be loofde de scboono vrouw. „Maar dan moet ge my ook de uwe sturen, heoren. By ons zyn wo gewoon, veel te schryven en elkaar onze indrukken mede to deelen. Brieven en dag boeken vormen by ons een aangename tyd- passoering." „Dat is hier geheel anders," verklaarde de jonge markies; „aan dagboeken doen wy niet, en het briefschryven is in onbruik ge- 'raakt door de telegraaf." „Dat is leelyki" liep de dame uit. „En dan jprokea se nog kwaad van Amerika l Als 't Uiinhter de Redacteur/ Ik vorzoek u voor het laatst plaatsing van het onderstaande in uw veelgelezen blad: Aan „Een R.-K. opmerker" zy opgemerkt, dat het sluiten van den winkel op Zondag door „Eenige R.-K. Winkeliers" sinds jaren wordt toegepast, dat zy er nu opnieuw een lans voor hebben gebroken en het kosteiyk vinden van „Een R.-K. opmerker" hen op hun plicht van Zondagsheiliging te wyzen. Deze opmerking van „Een opmerker" is wel iets of wat in etryd met de feiten. Wat het „eigenbelang" betreft, wys ik „Een opmerker" op het ingezonden stuk van Dinsdag. De opmerker vindt het bedenkeiyk dsrgeiyke ingezonden stukken te plaatsen in een neutraal dagblad, maar kan hy dan een ander meer geschikt dagblad te Leiden aan- wyzen ter behandoling van zaken voor alge meen belang, die door wry ving van gedachten in het openbaar, workeiyk een gezonden kern kunnen vertoonen, mus ontdaan van de schaduwzyden? Wat het optreden van den R.-K. Volksbond als godsdienstleeraar betreft, ik acht het zeker niet gewenaoüt, maar men kan toch wel y veren voor Zondagsrust zonder nu juist godsdienstleraar te zyn. In een zaak is de R.-K. opmerker echtor niet genoegzaam ingelicht. Hy echynt te denken, dat het winkel-personeel steeds van den morgen tot den avond onafgebroken werkzaam moet zyn. Dit is niet juist. Er zyn vele menschlievende winkeliers, die aan hun personeel 2 uur en 2'/i uur rusttyd dageiyks toestaan. By anderen mogen de juffrouwen des avonds, wanneer de winkel opgeruimd is, uren lang rustig gaan zitten. Doch ik ben het van den beginne af eens geweest met de voorstanders van V.-W. en met my ook eenige R.-K. patroons, dat een onafgebroken werktyd, gedurende den geheelen dag, te veel verlangd is. Maar het is ter verbetering daarom niet noodig dat de jongelieden des avonds naar buiten gezonden worden. Het rustig zitten thuis zal voor hen minstens evon goed zjjn. Is luchtsverwi38eling noodig voor de ge zondheid, laat hen dan des morgens een flinke wandeling maken. De morgenstond heeft goud in den mondl Ik zeg u dank voor de plaatsing, Mijnheer de Redacteur, en teeken hoogachtend, Een Winkelier, behoorende tot „Eenige R.-K. Winkelieren." Nóg een pleidooi voor „Vervroegde Winkelsluiting." Die magere 11-jarige knaap... hij, neen ze bestaan. Maar niet alleen 14-jarigen, jonger nog. En dank zij de onvoldoende wet op den kinderarbeid kunnen ze helaas 1 bestaan. Kinderen, nog school,- of liever leer plichtig, worden vóór en na den schooltijd gebruikt om voor een luttel bedrag een loop- of kindermeisje misschien te besparen. Voor 45 bronzen centen per week hakken zij hout, poetsen schoenen, nomen stof af, slijpen messen (ja, heuschl) enz. Maar erger, verlichte 20ste (de 19de was het al) eeuw. En daarvoor dit pleidooi. Dat die 14-jarige stumper in onzen f jd van vooruitgang kan bestaan, 't is treu rig en weinig pleitend voor de humaniteit dergenen, die ze cxploiteeren. Maar men denkt allicht, nu ja, zoo'n 14-jarige guit, die anders mogelijk langs straat zwalkt en anderen overlast aandoet, h ij kanerwei tegen! Nu,voor die meening voel ik wel wat. Zij is verdedigbaar,althans onder eb gegeven omstandigheden. Maar bedenkt liet voorjaar komt in het land. En vooral u, lezeressen, ontga dit niet aan Uwe aandacht. De tijd voor nieuwe hoedjes en kostumes is daar. En hebt ge wel eens opgemerkt, hoe ook hier in deze tijden de bekende spanen doos" ergerlijke toestanden laat zien. Kent ge, mevrouw of jongedame, en ook gij, burgerjuffrouwen, de wezentjes, Schrijver dezes bracht de ouders van den stumper tot betere gedachten. Het 1 u- c r a t i e v e baantje werd bedankt, geluk kig Maar toch, één uit vele. Zoo zijn erl er op aan komt, zyn wy voel poëtischer dan gü „Maar als wy eon schoóne en goede in geving krygen, worden wy ook weerdichter- lyk", verzekerde graaf Alessandro. „Ik kan u geen dagboek beloven; want daar heb ik nooit aan gedaan; maar wat de brieven be treft, zult u eens wat zien I Wat is uw adres, mevrouw?" „Tien dagen te Milaan, in het Hotel Cavour; dan tien dagen te Venetië, Hotel Danieli." Dien avond ging graaf Alessandro in by- zonder vroolyke stemming huiswaarts; hy neuriede een liedje en zwaaide levensgevaariyk met zyn rottinkje. Hy gevoelde zich weer jong, als in den tyd, toen hy nog luitenant was. „Wat scheelt je toch?" zei Evasio tegen hem. „Als ik er niet aan herinnerde, zou je geen woord meer spreken over Carpeneto." „O ja, Carpeneto 1" herhaalde de graaf werk- tuiglyk; „jy hebt goed praten I Ik ga een tochtje naar Milaan doen." „En daarna een uitstapje naar Venetië, nietwaar? Vervolgens naar alle voorname steden van Italië, 't Is zoo leerzaam, dat reizen I" „Wat kan ik er aan doen?" riep de graaf. „Ik ben verrukt, betooverd, ingepakt door die vrouwl" „Heb je nog meer verleden deelwoorden?" „Wil je er nog een ander, Evasio?" vroeg de graaf, plotseling midden op straat blyvende staan. „Verbaasd ben ik ook." „Verbaasd 1 Waarover?" „Dat jy niet verliefd bent op mevrouw Morris." „Wat kan ik er aan doen?" zei de markies op zyn beurt. „Dat is een quaestie van tem perament. Ik ben wat koeler dan jy." „Ja, lk weet het wel: ik ben ontvlambaar (werkelijk I) die met hun spanen doos' U brengen, wat U verrukt? waarmee ge gelukkig in figuurlijken zin Uwe kennis sen do oogen zult trachten uit te steken? waarmede Uwe, iedereen uwer, aangeboren ijdelheid zal gestreeld worden? Kent ge die wezentjes, werkelijk nog kin deren, niet belast, maar toch beladen met die groote spanen doos", welke uw van verlangen kloppend hart zal stillen? 't Zijn kinderen, amper do school ont groeid, die in dien ophanden zijndon druk ken tijd Uw smachtend verlangen naar een mooi kleedje of hoedje nog ter elfder ure en zelfs later 1 komen voldoen. 't Zijn goedkoope krachten, en Uw leve rancier (-ster) moet ze hebben, om zijn (haar) eischendo en dwingende klanten in dien overdrukken tijd te voldoen, want andersdat kleedje, dat hoedje...... Ach, mevrouwtje, jonge dame of juf frouw!... die wezentjes hier bedoeld, 't zijn alle kleine, schriele meisjes. Heusch, stum pertjes 1 Men spreekt zoo van de verdorven heid dezer tijden, maar denkt dan eens aan die arme geslachtsgenootjes, die jong, ter wille van Uw opschik, op ontijden langs de straten dwalen voor een schamel loon. Ook gij kunt hier helpen, èn uit een ze delijk èn uit een maatschappelijk oogpunt. Helpt, waar te helpen valt, en waar ge helpen kunt. De idee van „Vervroegde Winkelsluiting" zal daarbij wèlvaren, maar óók die stumpertjes, die gij, veilig en wel vroeg in Uwe vertrekken zittende, niet ten ontijdo met hun „spanen doos" ziet rondwaren, als goedkoope kracht voor Uw leverancier (ster), en uitkomst-brengende engel voor Uwe ijdelheid. L. 26-3-'02. K. „Vervroegde Wiukelslolting." Mijnheer de Redacteur/ „Eenige winkeliers" noodigen my stll- zwygend uit Uwe Redactie nog eeüs te ver zoeken, een kleine plaatsruimte voor my be schikbaar te willen stellen naar aanleiding van de beschuldiging, die ik hen in Uw blad van 22 dezer naar het hoofd zou geworpen hebben een beschuldiging, welke hun aller minst toekomt, althans volgens hun meening. Ik twyfel niet of U zult aan myn verzoek zeker wel gevolg willen geven en myn besten dank daarvoor willen aanvaarden. Het gaat „eenige winkeliers" als Tyi Uilenspiegel. Uilenspiegel heeft eens gezegd: „Ze halen my, maar ik maak het er ook naar". Zoo ook hier. Ik beschuldig „eenige winkeliers" van egoïsme, maar zy geven er ook aanleiding toe, en wel zoodanig, dat ik tot myn spyt met de minste neiging gevoel, deze beschuldiging noch geheel, noch gedeelte- ïyk torug te nemen. Integendeel, zoolang „eenige winkeliers" trachten om de belangen hunner bedienden te verwaarloozen, zoolang biyf ik myn bewering handhaven, dat „eenige winkeliers" zyn: egoïsten in dm ruinisten sin des woords. Vol komen, ja zelfs gaarne erken ik, dat het niet direct egoïstisch is, wannoer men zich tegen iets verzet, waarvan men schade voorziet ln zyn zaken, evenmin noem ik hot egoïstisch, om te trachten zyn zaken staande to houden en zoodoende oeriyk door de wereld te komen; maar.... wat wól egoïstisch is, Myne Heeren, dat is, dat gy genoemde eigen belangen tracht te doen stand houden ten koste van andere menschen, in dezen ten koste van de winkelbedienden, en dit is het, waarom ik „eenige winkeliers" van egoïsme heb beschuldigd. Nog oens, het zal, het kan U geen nadeel zyn ln Uw zaken, wanneer ge zelf als „mensch" behandeld wenscht te worden, en ge ook Uw onder geschikten als zoodanig behandelt; het zal en kan U geen schade zyn in Uwe zaken; wanneer Gy, Heeren Patroons, U solidair ver klaart, om niet later, maar dan ook minstens te 9 uur Uwen bedienden vry van dienst te geven. Gy, winkeliers, Gy, tegenstanders van vervroegde winkelsluiting, gU zyt er de schuld van en niemand anders, dat het publiek zich na 9 uren nog van verschillende benoodig- heden voorziet, om de eenvoudige reden, dat ge uw zaak tot tien uur, ja, misschien nog later, geopend houdt. Zoodra het publiek na 9 uur niet meer terecht kan en dus ook niet by Uwe Collega's dan zult ge vóór 9 uren of den volgenden dag Uw winkelwaren wel kunnen verkoopen, maar dan hebt ge tevens als een lucifor van de soort, die werkeiyk branden wil," bekende graaf Alessandro eeriyk. „Gelukkig," voegde hy er bedachtzaam by, „dat ik al by de vyftig benl" „Vyflig? Dat is vreemd." „Hoe zoo, schelm? Gaf je my er meer?" „Neen, ik zou je acht- of negen en veertig gegeven hebben." „Zeg maar acht en veertig; wat komt het op een twaalf maanden aan." Mevrouw Morris bleef nog twee heele dagen, zooals zy beloofd had, en die dagen werden besteed met het bezoeken van alle merk waardigheden, die zy nog niet gezien bad. De markies, die Baedeker begon te bestudeeren als een buitenlander, verbaasde zich er over, dat zyn goede Turyn zooveel te zien gaf. Behalve de gewone theaters, clubs en koffie huizen, had hy nooit van Iets nota genomen de monumenten zag men vanzelf, in het voorbygaan. Doch nu hy aan het Btudeeren ging, vond hy wel een vyftigtal merkwaardig heden, en zeker zou de weetgierige Araeri- kaansche weduwe geen stad zoo in de puntjes leeren kennen als Turyn. Als echte dochter van haar land, was zy een onvermoeide wan delaarster; ze deed nagenoeg alles te roet af; de graaf en de markies draafden mee als een paar satellieten, die gehoorzaamden aan de cosmische wetten, zonder eenige tegenspraak. Eindeiyk kwam de Zaterdag. Mevrouw Morris vertrok om tien uren met haar klein gevolg, bestaande uit gezelschapsjuffrouw, kamenier en knecht. De twee ridders ge leidden haar naar het station, in reisgewaad en gewapend met een koffertje, daar ook zy op reis gingen. Maar de trein naar Savona, die hen te San-Gluseppe moest brengen, ging al om negen vyf en veertig. Als ze daarmee gingen, moeiten se mevrouw Evelina vyftien ook de voldoening, dat ge getoond hebt, iets voor Uw personeel te gevoelen, zonder dat Uw eigen belangen benadeeld werden. Zoodra gy bereid zyt, dét te toonen, maar niet met woorden alleen, doch vooral met daden, dan zal ik een der eersten zyn, die de beschuldiging, U aangedaan zal torugtrekken, maar vóór dien tyd niet. Ik heb de eer te z()n, M. d. R. Leiden, Uw getrouw lezer 27 Maart 1902. O. Collecte voor de Javanen. L. S. Ten vervolge op een onlangs geplaatste mededeeling in het ,,Leidsch Dagblad" aan gaande collectes, die cr gehouden zouden worden ten behoeve van de noodlijdende Ja vanen, stellen wij ons voor, deze thans te doen plaats hebben op a.s. Zaterdagmid dag. Verschillende jonge dames hebben zich hiertoe bereid verklaard. Wij spreken onze hoop uit, dat ieder naar zijn beste kracht en vermogen ons zijn steun zal doen toekomen en dat do gulhartigheid, waar mede de Leidschc burgerij sinds langen tijd bezig is de ongelukkige omstandighe den der Transvaalsche bevolking te verbete ren, ook in deze zaak, die een ieder ter harte moet gaan, weder een navolgenswaar dig voorbeeld zal stellen. Daarom, geeft allen wat gij kunt missen en mocht het al wezen, dat er handen te kor!; zullen schieten bij het innen der gel den, dan verwachten wij, dat toch uitstel geen afstel zal worden, maar dat de be stemde gift ons hetzij bij een nieuwe collecte, hetzij door opzending aan het bestuur van de Vereeniging „Oost en West" (E. van Zuy- lon, Heorengracht 7a, Den Haag) zal toe komen. De opbrengst van de geheele collecte zal worden overgedragen aan het genoemde be stuur, dat ook do gelden der in andere plaatsen gehouden collectes naar Java heeft vorzonden. De Redactie dankend voor de verleende plaatsruimte, J. van Leeuwen. P. A. L J. NUT8INCK. Hodeu werd aan de Maatschappy „De Zyi", scheepsbouw- en reparatiewerf te Leiderdorp, met goed gevolg te water gelaten een stalen pavlijoenjacht, lang 18.25 M., breed 4.42Va M. en hol 1.60 Mvoor rekening van den heer H. van Nimwegen, te Ooltgensplaat. Als vervolg op hot gister on mee gedeelde wordt omtrent de Haarlomsche ver keersbelangen in het ingezonden stuk in het „N. v. d. D." door een Haarlemmer nog het Yolgondo gezegd: Het is bekend, dat door de voortduren de uitbreiding der bloembollenvelden tus schen Haarlem en Leiden, de bewoners daar den spoorweg meer cn meer naderen en dezo dus als vanzelf tot hun verkeersmiddel is aangewezen. Maar niet alleen op het traject Haarlem- Leiden zien wij zoo'n belangrijke verkeers- ontwikkcling, doch op alle te Haarlem sa menkomende lijnen. Het geheele verkeer tus schen Haarlem cn de overige stations der H. S. M. bedroeg in 1889 1,349,928 reizi gers en is in 1900 gestegen tot 1,789,701, een vermeerdering dus van 440,00 reizi gers. Ongetwijfeld kunnen de treinen, waar- medo deze reizigors moeten worden ver voerd, beter, sneller en regelmatiger over den dag verdeeld, naar en van Haarlem loopen, indien ons station, ook na uitvoe ring der nieuwe plannen, niet meer tal van malen per dag gelegenheid moet geven tot het doorrijden der bliksemtreinen. „Maar Haarlem komt dan toch in een uit hoek;" „Haarlem verliest dan toch maar zijn sneltroinen naar Leiden, Den Haag, Rot terdam," zegt men. M. i. zijn dit groote woorden, slechte ge schikt om sensatie te maken. Het is toch duidelijk, dat het eigenbelang der H, S. M. het onmogelijk maakt, onze verkeersbelangen in .één enkel opzicht te schaden en ons de vereischte sneltreinen to onthouden. Men verlieze ook niet uit het oog, dat het verkeer van Noord-Holland met Zuid-Holland zeer minuten alleen op het perron laten; dat ging toch niet. Zy konden echter eerst tegen vier uren een anderen trein krygen, en nog wel een boemeltreln; het zou dan ruim negen uren 's avonds worden, eer ze te San-Giuseppe waren. Graaf Alessandro, het spoorboekje raad plegend, kreeg een prachtig idee: ze konden over Alessandria gaan met een trein om twee uur, die kwart voor negenen te San Giuseppe aankwam. „Een kwartier gewonnen; 't is de moeite waard!" spotte Sant-Evasio. „Achttien minuten, beste jongen; kyk maar hier in het boekje. Overigens: vind maar wat beters! Ik hoop toch niet, dat jU er aan denkt, mevrouw Morris hier alleen te laten wachten op haar trein?" „De Hemel beware my l" lachte Sant-Evasio. „Je zoudt trouwens in staat zyn, my alleen te laten reizen." Het afscheid was treffend. Evasio toonde zich hoffeiyk en zeer attent; graaf Alessandro was fljn-galant, als een edelman uit de vorige eeuw; hy had gedacht aan bloemen, gebak en vruchten voor de reis. Totdat de trein zich ln beweging zette, verliet hy niet de treeplank van de gereser veerde coupé. En zoolang de trein ln het gezicht bleef, stond hy op het perron met zyn zakdoek te wuiven. „Nu komt 't er op aan, sterk te zynl" sprak Sant-Evasio. „Ja, laten we ons goed houden, jongen 1" zei Alessandro, zyn arm nemend. „Wat kan ik er aan doen, Evasio? Ik ben nu eenmaal zoo ontvlambaar l „Dat heb je al eerder gezegd l" viel de ander hem ln de rede. „Iets goeds mag wel eens herhaald worden- toeneemt en ook het verkeer over Enkhuizen naar Friesland over Haarlem wordt geleid. Wat het verkeer van onze stad voor do Maatschappij beteekont en hoezeer dit toe neemt, bewijzen de volgende cijfers. Het aan tal vervoerde reizigers tusschen: Haarlem cn Leiden bedroeg in 1889 5604& in 1901 71842; tusschen Haarlem en Den Haag in 1889 59361, in 1901 116213; tusschen Haarlem en Rotterdam in 1889 24215, .n 1901 40334; tusschen Haarlem en Amsterdam in 1889 808601, in 1901 1229750. Inderdaad, een vervoor dafc geen spoor wegmaatschappij zal kunnen bedienen zon der sneltreinen De H. S. M. ziet trouwens zelf zeer goed in, welk belang zij heeft bij een goed ver zorgden, snellen treinenloop voor Haarlem; dit blijkt uit het ieder jaar groeien- aantal personentreinen dat zij ter beschikking der Haarlemmers stelt. Het aantal treinen tusschen Haarlem en Leiden bedroeg in 1889 28, in 1901 39.; tus schen Haarlem en Den Haag in 1889 28, in 1901 39; tusschen Haarlem cn richting Uit geest in 1889 19, in 1901 37; tusschen Haar lem on Zandvoort in 1889 24, in 1901 86; tusschen Haarlem en Ameterdara ln 1889 49, in 1901 94. Toeneming van 40 pCt. tot bijna 100 pCt. „Alles toegegeven, maar wij behouden toch den last van het overstappen te Den Haag, als wij naar België en Frankrijk gaan." Dit is inderdaad niet tegen te spreken, maar weet men hoeveel personen per dag in die richting reizen tusschen Haarlem cn alle stations ten Zuiden van Rozondaai (Antwerpen Brussel, Parijs, Gent etc.) Nog geen drie. DU vervoer blijft stationnair, zooals blijkt uit het feit, dat in het jaar 1889: 1925 per sonen tusschen Haarlem en bovenbedoelde stations reisden en in 1900: 1926. De last van overstappen voor die, nog geen drie reizi gers per dag, mag toch geen gewicht in de schaal leggen. Dat de handel^ geen schade verwacht van de totstandkoming der snijlijnen, is wel ge bleken uit het artikel in de „Oprechte Haar lem sche Oourant": „Nog eens Haarlem in een uithoek." De meeste der geïnterviewde personen zagen terecht in, dat do dienst der goederentreinen voor Haarlem cr slechts bij winnen kan en dit is ook duidelijk genoeg, Waar thans een goederentrein tusschen Am sterdam en Den Haag 8 uren onderweg is, omdat hij herhaaldelijk op de tusschenstac tions op een zijspoor moet worden g zet, om sneltreinen van Amsterdam naar Den Haag voorbij te laten rijden, zal bij het bestaan van een lijn door de Meer veel sneller ver voer van goederen naar en van Haarlem verkregen worden. Elechts de firma Ensche de en Zonen en de directeur der Haarlem- sche Bankvereeniging verklaarden zich be slist tcgon de wijziging der spoorwegplan nen. Waarom Omdat zij aannemen, dafc de H. S. M. ons sneltreinen cn een aan sluiting met de Haarlemmermeer onthouden zal. Dc eerste veronderstelling is, zooals boven aangetoond, onjuist, omdat zij geheel strijdt met het belang der spoorwegmaatschappij zelf. Op dc tweede, betreffende de aanslui ting aan de Haarlemmermeer, hoop ik na der terug te komen. Ten slotte geloof ik, dafc wij, Haarlem mers, wanneer wij de quaestie der lijn „Am sterdam of Halfweg naar Leiden door de Meer" nog eens kalm bezien, zonder opwin ding over de geringschatting onzer stad, waarvan bij de H. S. M. in haar eigen be lang geen sprake kan zijn, tot do overtuiging zullen komen, dat die Lijn in plaats van na deel, slechts voordeel voor Haarlem zal op leveren, omdat zij ons zal brtngen een véél sneller vervoer van goederen cn minstens even veelvuldige, cn tevens regelmatiger over den dag verdeelde personen- en snel treinen. Maandag namiddag na schooltyd verliet de 9-jarige M. J. H., wonende Coolsche- straat te Rotterdam, met toestemming van zyn moeder de ouderiyke woning om te gaan spelen. Het knaapje, dat veel alleen speelt, begaf zich daartoe op een welland gelegen tusschen de Middollandstraat en Beukelsdyk, en sedert zagen zyn ouders hem niet weder. De politie werd hiervan kennis gegeven, en Maar jy jy zoudt een ander doen bevriezen. Ben je van steon?" „Daar weet jy niemendal van, Aiossandrol Neem het. my niet kwalijk, dat ik het zeg; daar weet jy niemendal vanl". „Ach ja, ik vergat, datje hart nog gevangen is te Carpeneto. En daarvoor moet ik je pryzen; ik zal het doen ook, ais het te pas komt; lk zal een goed getuigenis van je geven." By deze woorden trok hy Evasio vriend- scbappelyk aan don arm. Doch nu zyn ge dachten naar Carpeneto worden teruggevoerd, zag hy ook flauw een ander® figuur, een schilder, en hy herinnorde zich zekere gezegden uit den brief van mevrouw di Villanova. „Als wo maar niet te laat komen!" dacht graaf Alessandro mot zelfverwyt; „dan zou deze arme jongen een vergeefsch offer hebben gebracht. Nu, ik moet zeggen, dat Evasio zich goed kan houden. Een quaestie van tempera ment jawel! Welk teraporament is bestand tegen oen vrouw als Evelina? Hal al3 lk twintig jaartjes jonger waal Ik zou haar volgen naar het eind van de wereld!" Hy trok een erg geestdriftig gezichtEvasio merkte dit en vroeg „Waar denk je toch aan?" NietsI Ik dacht over het telegram; want we moeten Blandina nu toch telegraphoeren. We komen aan, zei je?" „Om acht twee en vyftig, mogelijk opont houd niet meegerekend." „Laten wo dat toch maar meetellon; ei komt ia Italië nooit een trein op tyd aan." $WordL vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5