LEIDSCH DAGBLAD, DONDERDAG 27 MAART. - TWEEDE BLAD.
FEUILLETON.
11 ct Nichtj c.
Ingezonden.
Gemengd Nieuws.
t' No. 12912.
Anno 1902.
ttazart es zijn „Be Bruiloft val Figan".
Het steeds sterker worden van den etroom,
^die dringt naar een beter en dieper kennis
Van Mozart's kunst, torloopa wees ik bier
.reeds op in het L. Dvan 22 Maart is
onmiskenbaar. Het beeft hier in "het begin
Van dit jaar geleid o. a. tot bet oprichten
eener Nederl. Mozart Vcreeniqing (er bestaat
reeds lang een Internationale Mozart-Gemeinde
to Salzburg, de geboorteplaats van M.), die
rich ten doel zal stellen, de werken van
Mozart op den meoster waardige wyze uit to
voeren of te doen uitvoeren en In het alge
meen te bevorderen wat dienen kan om den
stjjl dier werken niet geheel te doen ver
loren gaan.
Deze verlevendigde Mozart-vereering kan
m. 1. slechts ontstaan zyn door do samen
werking van verschillende factoren. Er zyn
er, die de verklaring van het verschijnsel
roeken in don wensch, die by velen zou ont-
etaan, om van Wagner weer terug te keoren
naar het eenvoudigere, in een reactie tegen
do moderne instrumentalisten als Strauss on
Vincent d'Indy. Het ia inderdaad misschien
'een factor, maar het is zekor niet do «enige,
lïusschen twee haakjes: die veranderde ziens
wijze kan zeer veel juists in zich dragen,
'ronder dat daarmeo de moderne richting als
veroordeeld kan worden beschouwd; immers
rfjn het niet de wetten van actie en reactie,
die in de geschiedenis der menschheld voort
durend zulk een hoofdrol spelen, is het niet
'tevens waar, dat oen juist oordeel over kunst
werken niet door den tijdgenoot, maar eerst
^door het nageslacht kan worden geleverd. Dit
laatste zal om tot ons onderwerp terug te
tomen bij de verklaring van ons probleem
ook zeker dienst moeten doen: Wy, die nu
tot de ontdekking komen, dat we Mozart's
werk nog lang niet genoeg kennen, zooals
we dat ook nu pas gaan leeren inzien ten
opzichte van Bach.
Er is meer: Men wil ook strijden tegen
opvoeringen van slechte opera's en slechte
opvoeringen van goede opera's beide wan
bedrijven hier te lande helaas niet onbekend
en hoopt in een Mozart- vereeniging een
krachtigen bestrijder en uitroeier van dergelijke
'praktijken te vinden.
Men wil terug naar het eenvoudige, om op
adem te komen en zich te verkwikken in
onzen tyd van afmattend en de zenuwen
overprikkelend, druk gemeenschapsleven.
Ook de rage in onze dagen, om vereenïgingen
op te richten en dergelijke, mag In dozen
Hiet weggecijferd worden.
Ik stipte slechts enkele factoren aan, die
in mijne oogen op het hier besproken ver-
echfjnsel hun invloed zullen hebben geoefend.
Het verschijnsel vervult ons met vreugde,
want er zijn onder die factoren, die waariyk
wel mogen geldenen Mozart's muziek kan
'ons slechts goed doen. Daarom begroeten we
'met vreugde alle nieuwe ernstige uitingen
der Mozart-vereering (de instrumentaal-werkon
vooral vonden reeds lang ook ten onzent uit
nemende vertoikeis), d. i. niet slechts de ge-
Jnoemde Mozart-Veieeniging, maar ook de met
zorg en piëteit voorbereide opvoeringen van
Mozart's opera's door het Amsterdamsch Lyrisch
Tooneel en de gepubliceerde doorwrochte stu
diën over M. Ik memoreer wat dit laatste
betreft het zeer goede artikel van Peter
Raabe in Scmpre Avantiorgaan der ver
eeniging tot beoefening van vocale en
dramatische kunst to Amsterdam, (Jaargang
1901 1902, nos. 4, 5 en 6) over de betoekenis
en de geschiedenis der beroemde tuin-aria van
'Suzanna in het 4do bedrijf van „De Bruiloft
jVan Figaro".
Dit ia de opera, die wy Dinsdag a. s zullen
Jhooren van het Amst. Lyr. Tooneel, en Poter
;Raabe, de 6chry ver van daareven, zal dirigeeren,
ieen goed omen 1 Ook overigens schijnt de
:opvoering zeer goed te zijn (gezien o. a. een
xecensie van Hugo Nolthenius in het W. v. M.
iyan 1 Febr. 1902).
Mogen velen zioh gaan verkwikken aan
tiet meesterwerk, dat Mozart zelf zijn lievelings
kind noemde. A.
N. B. De lezer zal, in m\Jn recensie van
gisteren, zeker wel begrepen hebben, dat by
de Etrusciërs een eeuw 110 jaar had, niet 100.
20)
„Hoe zoo?" vroeg Evelina, die niet terstond
bet verband zag tusschen haar reis on het
offer van graaf Alossandro aan Italië.
„Omdat ik het een groote eer zou geacht
hebben, u te ontvangen op Mombaldone. Niet
alleen onze steden, ook het land verdient
gezien te worden; myn nederig domein zou
zich verheugd hebben in do stralen van een
nieuwe zon."
Mevrouw Morris glimlachte, gevoelig voor
'deze hoffeiykheid.
„Ja, uw landschappen zyn zeer mooi,"
antwoordde zy, over het complimentje heen-
'glydond. „Ik heb dat al opgemerkt in den
trein tusschen Genua en Turyn. De buiten
gewone afwisseling van tafereelen heeft my
zeer getroffen.''
„Zaterdag zult u de Lombardysche vlakte
zien," zei nu Sant-Evasio; „dat is weer geheel
iets anders. En als u dan by de bergen komt,
by de groote meren!
„Ik zal u myn reisindrukken zenden," be
loofde de scboono vrouw. „Maar dan moet ge
my ook de uwe sturen, heoren. By ons zyn
wo gewoon, veel te schryven en elkaar onze
indrukken mede to deelen. Brieven en dag
boeken vormen by ons een aangename tyd-
passoering."
„Dat is hier geheel anders," verklaarde
de jonge markies; „aan dagboeken doen wy
niet, en het briefschryven is in onbruik ge-
'raakt door de telegraaf."
„Dat is leelyki" liep de dame uit. „En dan
jprokea se nog kwaad van Amerika l Als 't
Uiinhter de Redacteur/
Ik vorzoek u voor het laatst plaatsing
van het onderstaande in uw veelgelezen blad:
Aan „Een R.-K. opmerker" zy opgemerkt,
dat het sluiten van den winkel op Zondag
door „Eenige R.-K. Winkeliers" sinds jaren
wordt toegepast, dat zy er nu opnieuw een
lans voor hebben gebroken en het kosteiyk
vinden van „Een R.-K. opmerker" hen op hun
plicht van Zondagsheiliging te wyzen. Deze
opmerking van „Een opmerker" is wel iets
of wat in etryd met de feiten.
Wat het „eigenbelang" betreft, wys ik
„Een opmerker" op het ingezonden stuk van
Dinsdag. De opmerker vindt het bedenkeiyk
dsrgeiyke ingezonden stukken te plaatsen in
een neutraal dagblad, maar kan hy dan een
ander meer geschikt dagblad te Leiden aan-
wyzen ter behandoling van zaken voor alge
meen belang, die door wry ving van gedachten
in het openbaar, workeiyk een gezonden kern
kunnen vertoonen, mus ontdaan van de
schaduwzyden? Wat het optreden van den
R.-K. Volksbond als godsdienstleeraar betreft,
ik acht het zeker niet gewenaoüt, maar men
kan toch wel y veren voor Zondagsrust zonder
nu juist godsdienstleraar te zyn.
In een zaak is de R.-K. opmerker echtor
niet genoegzaam ingelicht. Hy echynt te
denken, dat het winkel-personeel steeds van
den morgen tot den avond onafgebroken
werkzaam moet zyn.
Dit is niet juist.
Er zyn vele menschlievende winkeliers, die
aan hun personeel 2 uur en 2'/i uur rusttyd
dageiyks toestaan. By anderen mogen de
juffrouwen des avonds, wanneer de winkel
opgeruimd is, uren lang rustig gaan zitten.
Doch ik ben het van den beginne af eens
geweest met de voorstanders van V.-W. en
met my ook eenige R.-K. patroons, dat een
onafgebroken werktyd, gedurende den geheelen
dag, te veel verlangd is.
Maar het is ter verbetering daarom niet
noodig dat de jongelieden des avonds naar
buiten gezonden worden. Het rustig zitten thuis
zal voor hen minstens evon goed zjjn.
Is luchtsverwi38eling noodig voor de ge
zondheid, laat hen dan des morgens een flinke
wandeling maken.
De morgenstond heeft goud in den mondl
Ik zeg u dank voor de plaatsing, Mijnheer
de Redacteur, en teeken hoogachtend,
Een Winkelier, behoorende tot
„Eenige R.-K. Winkelieren."
Nóg een pleidooi voor „Vervroegde Winkelsluiting."
Die magere 11-jarige knaap... hij,
neen ze bestaan.
Maar niet alleen 14-jarigen, jonger nog.
En dank zij de onvoldoende wet op den
kinderarbeid kunnen ze helaas 1 bestaan.
Kinderen, nog school,- of liever leer
plichtig, worden vóór en na den schooltijd
gebruikt om voor een luttel bedrag een
loop- of kindermeisje misschien te besparen.
Voor 45 bronzen centen per week hakken
zij hout, poetsen schoenen, nomen stof af,
slijpen messen (ja, heuschl) enz.
Maar erger, verlichte 20ste (de 19de was
het al) eeuw. En daarvoor dit pleidooi.
Dat die 14-jarige stumper in onzen f jd
van vooruitgang kan bestaan, 't is treu
rig en weinig pleitend voor de humaniteit
dergenen, die ze cxploiteeren. Maar men
denkt allicht, nu ja, zoo'n 14-jarige guit,
die anders mogelijk langs straat zwalkt en
anderen overlast aandoet, h ij kanerwei
tegen! Nu,voor die meening voel ik wel
wat. Zij is verdedigbaar,althans onder
eb gegeven omstandigheden.
Maar bedenkt liet voorjaar komt in het
land. En vooral u, lezeressen, ontga dit niet
aan Uwe aandacht. De tijd voor nieuwe
hoedjes en kostumes is daar. En hebt ge
wel eens opgemerkt, hoe ook hier in deze
tijden de bekende spanen doos" ergerlijke
toestanden laat zien.
Kent ge, mevrouw of jongedame, en ook
gij, burgerjuffrouwen, de wezentjes,
Schrijver dezes bracht de ouders van
den stumper tot betere gedachten. Het 1 u-
c r a t i e v e baantje werd bedankt, geluk
kig Maar toch, één uit vele. Zoo
zijn erl
er op aan komt, zyn wy voel poëtischer dan
gü
„Maar als wy eon schoóne en goede in
geving krygen, worden wy ook weerdichter-
lyk", verzekerde graaf Alessandro. „Ik kan
u geen dagboek beloven; want daar heb ik
nooit aan gedaan; maar wat de brieven be
treft, zult u eens wat zien I Wat is uw adres,
mevrouw?"
„Tien dagen te Milaan, in het Hotel Cavour;
dan tien dagen te Venetië, Hotel Danieli."
Dien avond ging graaf Alessandro in by-
zonder vroolyke stemming huiswaarts; hy
neuriede een liedje en zwaaide levensgevaariyk
met zyn rottinkje. Hy gevoelde zich weer
jong, als in den tyd, toen hy nog luitenant was.
„Wat scheelt je toch?" zei Evasio tegen
hem. „Als ik er niet aan herinnerde, zou je
geen woord meer spreken over Carpeneto."
„O ja, Carpeneto 1" herhaalde de graaf werk-
tuiglyk; „jy hebt goed praten I Ik ga een
tochtje naar Milaan doen."
„En daarna een uitstapje naar Venetië,
nietwaar? Vervolgens naar alle voorname
steden van Italië, 't Is zoo leerzaam, dat
reizen I"
„Wat kan ik er aan doen?" riep de graaf.
„Ik ben verrukt, betooverd, ingepakt door
die vrouwl"
„Heb je nog meer verleden deelwoorden?"
„Wil je er nog een ander, Evasio?" vroeg
de graaf, plotseling midden op straat blyvende
staan. „Verbaasd ben ik ook."
„Verbaasd 1 Waarover?"
„Dat jy niet verliefd bent op mevrouw
Morris."
„Wat kan ik er aan doen?" zei de markies
op zyn beurt. „Dat is een quaestie van tem
perament. Ik ben wat koeler dan jy."
„Ja, lk weet het wel: ik ben ontvlambaar
(werkelijk I) die met hun spanen doos'
U brengen, wat U verrukt? waarmee ge
gelukkig in figuurlijken zin Uwe kennis
sen do oogen zult trachten uit te steken?
waarmede Uwe, iedereen uwer, aangeboren
ijdelheid zal gestreeld worden?
Kent ge die wezentjes, werkelijk nog kin
deren, niet belast, maar toch beladen met
die groote spanen doos", welke uw van
verlangen kloppend hart zal stillen?
't Zijn kinderen, amper do school ont
groeid, die in dien ophanden zijndon druk
ken tijd Uw smachtend verlangen naar een
mooi kleedje of hoedje nog ter elfder ure
en zelfs later 1 komen voldoen.
't Zijn goedkoope krachten, en Uw leve
rancier (-ster) moet ze hebben, om zijn
(haar) eischendo en dwingende klanten in
dien overdrukken tijd te voldoen, want
andersdat kleedje, dat hoedje......
Ach, mevrouwtje, jonge dame of juf
frouw!... die wezentjes hier bedoeld, 't zijn
alle kleine, schriele meisjes. Heusch, stum
pertjes 1 Men spreekt zoo van de verdorven
heid dezer tijden, maar denkt dan eens aan
die arme geslachtsgenootjes, die jong, ter
wille van Uw opschik, op ontijden langs de
straten dwalen voor een schamel loon.
Ook gij kunt hier helpen, èn uit een ze
delijk èn uit een maatschappelijk oogpunt.
Helpt, waar te helpen valt, en waar ge
helpen kunt. De idee van „Vervroegde
Winkelsluiting" zal daarbij wèlvaren, maar
óók die stumpertjes, die gij, veilig en wel
vroeg in Uwe vertrekken zittende, niet
ten ontijdo met hun „spanen doos" ziet
rondwaren, als goedkoope kracht voor Uw
leverancier (ster), en uitkomst-brengende
engel voor Uwe ijdelheid.
L. 26-3-'02. K.
„Vervroegde Wiukelslolting."
Mijnheer de Redacteur/
„Eenige winkeliers" noodigen my stll-
zwygend uit Uwe Redactie nog eeüs te ver
zoeken, een kleine plaatsruimte voor my be
schikbaar te willen stellen naar aanleiding
van de beschuldiging, die ik hen in Uw blad
van 22 dezer naar het hoofd zou geworpen
hebben een beschuldiging, welke hun aller
minst toekomt, althans volgens hun meening.
Ik twyfel niet of U zult aan myn verzoek
zeker wel gevolg willen geven en myn besten
dank daarvoor willen aanvaarden.
Het gaat „eenige winkeliers" als Tyi
Uilenspiegel. Uilenspiegel heeft eens gezegd:
„Ze halen my, maar ik maak het er ook
naar". Zoo ook hier. Ik beschuldig „eenige
winkeliers" van egoïsme, maar zy geven er
ook aanleiding toe, en wel zoodanig, dat ik
tot myn spyt met de minste neiging gevoel,
deze beschuldiging noch geheel, noch gedeelte-
ïyk torug te nemen.
Integendeel, zoolang „eenige winkeliers"
trachten om de belangen hunner bedienden te
verwaarloozen, zoolang biyf ik myn bewering
handhaven, dat „eenige winkeliers" zyn:
egoïsten in dm ruinisten sin des woords. Vol
komen, ja zelfs gaarne erken ik, dat het niet
direct egoïstisch is, wannoer men zich tegen
iets verzet, waarvan men schade voorziet ln
zyn zaken, evenmin noem ik hot egoïstisch,
om te trachten zyn zaken staande to houden
en zoodoende oeriyk door de wereld te
komen; maar.... wat wól egoïstisch is,
Myne Heeren, dat is, dat gy genoemde eigen
belangen tracht te doen stand houden ten
koste van andere menschen, in dezen ten
koste van de winkelbedienden, en dit is het,
waarom ik „eenige winkeliers" van egoïsme
heb beschuldigd. Nog oens, het zal, het
kan U geen nadeel zyn ln Uw zaken,
wanneer ge zelf als „mensch" behandeld
wenscht te worden, en ge ook Uw onder
geschikten als zoodanig behandelt; het zal
en kan U geen schade zyn in Uwe zaken;
wanneer Gy, Heeren Patroons, U solidair ver
klaart, om niet later, maar dan ook minstens
te 9 uur Uwen bedienden vry van dienst te
geven. Gy, winkeliers, Gy, tegenstanders van
vervroegde winkelsluiting, gU zyt er de schuld
van en niemand anders, dat het publiek zich
na 9 uren nog van verschillende benoodig-
heden voorziet, om de eenvoudige reden, dat
ge uw zaak tot tien uur, ja, misschien nog
later, geopend houdt. Zoodra het publiek na
9 uur niet meer terecht kan en dus ook niet
by Uwe Collega's dan zult ge vóór 9 uren
of den volgenden dag Uw winkelwaren wel
kunnen verkoopen, maar dan hebt ge tevens
als een lucifor van de soort, die werkeiyk
branden wil," bekende graaf Alessandro eeriyk.
„Gelukkig," voegde hy er bedachtzaam by,
„dat ik al by de vyftig benl"
„Vyflig? Dat is vreemd."
„Hoe zoo, schelm? Gaf je my er meer?"
„Neen, ik zou je acht- of negen en veertig
gegeven hebben."
„Zeg maar acht en veertig; wat komt het
op een twaalf maanden aan."
Mevrouw Morris bleef nog twee heele dagen,
zooals zy beloofd had, en die dagen werden
besteed met het bezoeken van alle merk
waardigheden, die zy nog niet gezien bad. De
markies, die Baedeker begon te bestudeeren
als een buitenlander, verbaasde zich er over,
dat zyn goede Turyn zooveel te zien gaf.
Behalve de gewone theaters, clubs en koffie
huizen, had hy nooit van Iets nota genomen
de monumenten zag men vanzelf, in het
voorbygaan. Doch nu hy aan het Btudeeren
ging, vond hy wel een vyftigtal merkwaardig
heden, en zeker zou de weetgierige Araeri-
kaansche weduwe geen stad zoo in de puntjes
leeren kennen als Turyn. Als echte dochter
van haar land, was zy een onvermoeide wan
delaarster; ze deed nagenoeg alles te roet af;
de graaf en de markies draafden mee als een
paar satellieten, die gehoorzaamden aan de
cosmische wetten, zonder eenige tegenspraak.
Eindeiyk kwam de Zaterdag. Mevrouw
Morris vertrok om tien uren met haar klein
gevolg, bestaande uit gezelschapsjuffrouw,
kamenier en knecht. De twee ridders ge
leidden haar naar het station, in reisgewaad
en gewapend met een koffertje, daar ook zy
op reis gingen. Maar de trein naar Savona,
die hen te San-Gluseppe moest brengen, ging
al om negen vyf en veertig. Als ze daarmee
gingen, moeiten se mevrouw Evelina vyftien
ook de voldoening, dat ge getoond hebt, iets
voor Uw personeel te gevoelen, zonder dat
Uw eigen belangen benadeeld werden.
Zoodra gy bereid zyt, dét te toonen, maar
niet met woorden alleen, doch vooral met
daden, dan zal ik een der eersten zyn, die de
beschuldiging, U aangedaan zal torugtrekken,
maar vóór dien tyd niet.
Ik heb de eer te z()n, M. d. R.
Leiden, Uw getrouw lezer
27 Maart 1902. O.
Collecte voor de Javanen.
L. S.
Ten vervolge op een onlangs geplaatste
mededeeling in het ,,Leidsch Dagblad" aan
gaande collectes, die cr gehouden zouden
worden ten behoeve van de noodlijdende Ja
vanen, stellen wij ons voor, deze thans te
doen plaats hebben op a.s. Zaterdagmid
dag. Verschillende jonge dames hebben
zich hiertoe bereid verklaard. Wij spreken
onze hoop uit, dat ieder naar zijn beste
kracht en vermogen ons zijn steun zal doen
toekomen en dat do gulhartigheid, waar
mede de Leidschc burgerij sinds langen
tijd bezig is de ongelukkige omstandighe
den der Transvaalsche bevolking te verbete
ren, ook in deze zaak, die een ieder ter
harte moet gaan, weder een navolgenswaar
dig voorbeeld zal stellen.
Daarom, geeft allen wat gij kunt missen
en mocht het al wezen, dat er handen te
kor!; zullen schieten bij het innen der gel
den, dan verwachten wij, dat toch uitstel
geen afstel zal worden, maar dat de be
stemde gift ons hetzij bij een nieuwe collecte,
hetzij door opzending aan het bestuur van de
Vereeniging „Oost en West" (E. van Zuy-
lon, Heorengracht 7a, Den Haag) zal toe
komen.
De opbrengst van de geheele collecte zal
worden overgedragen aan het genoemde be
stuur, dat ook do gelden der in andere
plaatsen gehouden collectes naar Java
heeft vorzonden.
De Redactie dankend voor de verleende
plaatsruimte,
J. van Leeuwen.
P. A. L J. NUT8INCK.
Hodeu werd aan de Maatschappy
„De Zyi", scheepsbouw- en reparatiewerf te
Leiderdorp, met goed gevolg te water gelaten
een stalen pavlijoenjacht, lang 18.25 M., breed
4.42Va M. en hol 1.60 Mvoor rekening van
den heer H. van Nimwegen, te Ooltgensplaat.
Als vervolg op hot gister on mee
gedeelde wordt omtrent de Haarlomsche ver
keersbelangen in het ingezonden stuk in het
„N. v. d. D." door een Haarlemmer nog het
Yolgondo gezegd:
Het is bekend, dat door de voortduren
de uitbreiding der bloembollenvelden tus
schen Haarlem en Leiden, de bewoners daar
den spoorweg meer cn meer naderen en dezo
dus als vanzelf tot hun verkeersmiddel is
aangewezen.
Maar niet alleen op het traject Haarlem-
Leiden zien wij zoo'n belangrijke verkeers-
ontwikkcling, doch op alle te Haarlem sa
menkomende lijnen. Het geheele verkeer tus
schen Haarlem cn de overige stations der
H. S. M. bedroeg in 1889 1,349,928 reizi
gers en is in 1900 gestegen tot 1,789,701,
een vermeerdering dus van 440,00 reizi
gers. Ongetwijfeld kunnen de treinen, waar-
medo deze reizigors moeten worden ver
voerd, beter, sneller en regelmatiger over
den dag verdeeld, naar en van Haarlem
loopen, indien ons station, ook na uitvoe
ring der nieuwe plannen, niet meer tal van
malen per dag gelegenheid moet geven tot
het doorrijden der bliksemtreinen.
„Maar Haarlem komt dan toch in een uit
hoek;" „Haarlem verliest dan toch maar zijn
sneltroinen naar Leiden, Den Haag, Rot
terdam," zegt men.
M. i. zijn dit groote woorden, slechte ge
schikt om sensatie te maken. Het is toch
duidelijk, dat het eigenbelang der H, S. M.
het onmogelijk maakt, onze verkeersbelangen
in .één enkel opzicht te schaden en ons de
vereischte sneltreinen to onthouden. Men
verlieze ook niet uit het oog, dat het verkeer
van Noord-Holland met Zuid-Holland zeer
minuten alleen op het perron laten; dat ging
toch niet. Zy konden echter eerst tegen vier
uren een anderen trein krygen, en nog wel
een boemeltreln; het zou dan ruim negen
uren 's avonds worden, eer ze te San-Giuseppe
waren.
Graaf Alessandro, het spoorboekje raad
plegend, kreeg een prachtig idee: ze konden
over Alessandria gaan met een trein om twee
uur, die kwart voor negenen te San Giuseppe
aankwam.
„Een kwartier gewonnen; 't is de moeite
waard!" spotte Sant-Evasio.
„Achttien minuten, beste jongen; kyk
maar hier in het boekje. Overigens: vind
maar wat beters! Ik hoop toch niet, dat jU
er aan denkt, mevrouw Morris hier alleen
te laten wachten op haar trein?"
„De Hemel beware my l" lachte Sant-Evasio.
„Je zoudt trouwens in staat zyn, my alleen
te laten reizen."
Het afscheid was treffend. Evasio toonde
zich hoffeiyk en zeer attent; graaf Alessandro
was fljn-galant, als een edelman uit de vorige
eeuw; hy had gedacht aan bloemen, gebak
en vruchten voor de reis.
Totdat de trein zich ln beweging zette,
verliet hy niet de treeplank van de gereser
veerde coupé. En zoolang de trein ln het
gezicht bleef, stond hy op het perron met
zyn zakdoek te wuiven.
„Nu komt 't er op aan, sterk te zynl"
sprak Sant-Evasio.
„Ja, laten we ons goed houden, jongen 1"
zei Alessandro, zyn arm nemend. „Wat kan
ik er aan doen, Evasio? Ik ben nu eenmaal
zoo ontvlambaar l
„Dat heb je al eerder gezegd l" viel de
ander hem ln de rede.
„Iets goeds mag wel eens herhaald worden-
toeneemt en ook het verkeer over Enkhuizen
naar Friesland over Haarlem wordt geleid.
Wat het verkeer van onze stad voor do
Maatschappij beteekont en hoezeer dit toe
neemt, bewijzen de volgende cijfers. Het aan
tal vervoerde reizigers tusschen:
Haarlem cn Leiden bedroeg in 1889 5604&
in 1901 71842; tusschen Haarlem en Den
Haag in 1889 59361, in 1901 116213; tusschen
Haarlem en Rotterdam in 1889 24215, .n
1901 40334; tusschen Haarlem en Amsterdam
in 1889 808601, in 1901 1229750.
Inderdaad, een vervoor dafc geen spoor
wegmaatschappij zal kunnen bedienen zon
der sneltreinen
De H. S. M. ziet trouwens zelf zeer goed
in, welk belang zij heeft bij een goed ver
zorgden, snellen treinenloop voor Haarlem;
dit blijkt uit het ieder jaar groeien- aantal
personentreinen dat zij ter beschikking der
Haarlemmers stelt.
Het aantal treinen tusschen Haarlem en
Leiden bedroeg in 1889 28, in 1901 39.; tus
schen Haarlem en Den Haag in 1889 28, in
1901 39; tusschen Haarlem cn richting Uit
geest in 1889 19, in 1901 37; tusschen Haar
lem on Zandvoort in 1889 24, in 1901 86;
tusschen Haarlem en Ameterdara ln 1889 49,
in 1901 94.
Toeneming van 40 pCt. tot bijna 100 pCt.
„Alles toegegeven, maar wij behouden toch
den last van het overstappen te Den Haag,
als wij naar België en Frankrijk gaan."
Dit is inderdaad niet tegen te spreken,
maar weet men hoeveel personen per dag in
die richting reizen tusschen Haarlem cn
alle stations ten Zuiden van Rozondaai
(Antwerpen Brussel, Parijs, Gent etc.) Nog
geen drie.
DU vervoer blijft stationnair, zooals blijkt
uit het feit, dat in het jaar 1889: 1925 per
sonen tusschen Haarlem en bovenbedoelde
stations reisden en in 1900: 1926. De last van
overstappen voor die, nog geen drie reizi
gers per dag, mag toch geen gewicht in de
schaal leggen.
Dat de handel^ geen schade verwacht van
de totstandkoming der snijlijnen, is wel ge
bleken uit het artikel in de „Oprechte Haar
lem sche Oourant": „Nog eens Haarlem in
een uithoek." De meeste der geïnterviewde
personen zagen terecht in, dat do dienst der
goederentreinen voor Haarlem cr slechts bij
winnen kan en dit is ook duidelijk genoeg,
Waar thans een goederentrein tusschen Am
sterdam en Den Haag 8 uren onderweg is,
omdat hij herhaaldelijk op de tusschenstac
tions op een zijspoor moet worden g zet, om
sneltreinen van Amsterdam naar Den Haag
voorbij te laten rijden, zal bij het bestaan
van een lijn door de Meer veel sneller ver
voer van goederen naar en van Haarlem
verkregen worden. Elechts de firma Ensche
de en Zonen en de directeur der Haarlem-
sche Bankvereeniging verklaarden zich be
slist tcgon de wijziging der spoorwegplan
nen. Waarom Omdat zij aannemen, dafc
de H. S. M. ons sneltreinen cn een aan
sluiting met de Haarlemmermeer onthouden
zal.
Dc eerste veronderstelling is, zooals boven
aangetoond, onjuist, omdat zij geheel strijdt
met het belang der spoorwegmaatschappij
zelf. Op dc tweede, betreffende de aanslui
ting aan de Haarlemmermeer, hoop ik na
der terug te komen.
Ten slotte geloof ik, dafc wij, Haarlem
mers, wanneer wij de quaestie der lijn „Am
sterdam of Halfweg naar Leiden door de
Meer" nog eens kalm bezien, zonder opwin
ding over de geringschatting onzer stad,
waarvan bij de H. S. M. in haar eigen be
lang geen sprake kan zijn, tot do overtuiging
zullen komen, dat die Lijn in plaats van na
deel, slechts voordeel voor Haarlem zal op
leveren, omdat zij ons zal brtngen een véél
sneller vervoer van goederen cn minstens
even veelvuldige, cn tevens regelmatiger
over den dag verdeelde personen- en snel
treinen.
Maandag namiddag na schooltyd
verliet de 9-jarige M. J. H., wonende Coolsche-
straat te Rotterdam, met toestemming van
zyn moeder de ouderiyke woning om te gaan
spelen. Het knaapje, dat veel alleen speelt,
begaf zich daartoe op een welland gelegen
tusschen de Middollandstraat en Beukelsdyk,
en sedert zagen zyn ouders hem niet weder.
De politie werd hiervan kennis gegeven, en
Maar jy jy zoudt een ander doen bevriezen.
Ben je van steon?"
„Daar weet jy niemendal van, Aiossandrol
Neem het. my niet kwalijk, dat ik het zeg;
daar weet jy niemendal vanl".
„Ach ja, ik vergat, datje hart nog gevangen
is te Carpeneto. En daarvoor moet ik je
pryzen; ik zal het doen ook, ais het te pas
komt; lk zal een goed getuigenis van je
geven."
By deze woorden trok hy Evasio vriend-
scbappelyk aan don arm. Doch nu zyn ge
dachten naar Carpeneto worden teruggevoerd,
zag hy ook flauw een ander® figuur, een
schilder, en hy herinnorde zich zekere gezegden
uit den brief van mevrouw di Villanova.
„Als wo maar niet te laat komen!" dacht
graaf Alessandro mot zelfverwyt; „dan zou
deze arme jongen een vergeefsch offer hebben
gebracht. Nu, ik moet zeggen, dat Evasio zich
goed kan houden. Een quaestie van tempera
ment jawel! Welk teraporament is bestand
tegen oen vrouw als Evelina? Hal al3 lk
twintig jaartjes jonger waal Ik zou haar
volgen naar het eind van de wereld!"
Hy trok een erg geestdriftig gezichtEvasio
merkte dit en vroeg
„Waar denk je toch aan?"
NietsI Ik dacht over het telegram; want
we moeten Blandina nu toch telegraphoeren.
We komen aan, zei je?"
„Om acht twee en vyftig, mogelijk opont
houd niet meegerekend."
„Laten wo dat toch maar meetellon; ei
komt ia Italië nooit een trein op tyd aan."
$WordL vervolgd.)