f CLOPPGNBURO Steeds de laatste Nouveautés. LEIDEN, Breestraat hoek Mandenmakerssteeg. r No. 12911. LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 26 MAART. - TWEEDE BLAD. Gemeenteraad van Leiden. Gemengd Nieuws. Grootste Etablissementen voor Heeren-, Jongeheer en- en Kinder kleeding. Onze goederen munten uit door keurig passen, elegante coupe en soliditeit van Stoffen en fournituren. Deze worden, evenals de kleeding naar maat, uitsluitend door Coupeurs en werklieden van den eersten rang gemaakt. Speciale Inrichting voor Goederen naar Slaat, 1ste Étage. Onze Magazijnen zijn gevestigd in NEDERLAND: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Leiden, Haarlem, Groningen, Leeuwarden, jg| Arnhem, Nijmegen, Breda; in DUiTSCHLANO; Berlijn en Düsseldorf. LJcïjm TÊÊ m Anno 1902. Bij de behandeling in de glsfcemamiddag gehouden vergadering van de motie van den heer A. J. van Hoeken, om de vóór 1 April 1902 gepensionnecrde gemeente-amb tenaren in de gelegenheid te stellen, deel te nemen in het pensioenfonds voor hun* ■weduwen en kinderen, merkte de heer Sijtsma, die met den heer Witmane een nmendemont van ongeveor dezelfde strek king had ingediend, op, dat het aan de ijverige propaganda van belanghebbenden .voor heb denkbeeld, in motie en amende ment belichaamd, te danken ie, dat B. en iWs. en do Commissie voor de Huish. iVerord. bun advies hebben gegeven. Die Commissie had bezwaar tegen het op nemen van bedoelde categorie van perso nen, omdat zij er in zag een ten deele toe kennen van terugwerkende kracht aan de .verordening. Deed men dat eenmaal, dan was verder de grens zoo moeilijk te trek ken, dat de Commissie er niet toe durfde advisceren. i De heer S ij t s m a deelde dat bezwaar niet, omdat bet hier slechts 34 h, 35 per- Bonen geldt, iets waarop ook de heer A. .T. yan Hoeken in do toelichting op zijn motie had gewezen. Wat betreft de redenoc- ring van B. en Ws., dat, indien dezen per sonen do gelegenheid worde verschaft, in het fonds deel te nemen, dan ook aan do weduwen en kindoren van overleden ge meente-ambtenaren pensioen moet worden toegekend, merkte de heer »S ij t s m a op, 'dat do gemeente geen instituut van liefda digheid is. De onbillijkheid, die er, volgens B. en Ws., in gelegen zou zijn, indien ïaaistbedoelden weduwen en kinderen niet fen dien van gepensionnecrde gemeente- tunbtenaren wel pensioen werd toegekend, EeidG spr. niet in te zien. Deel gerechtigd zijnde, zouden dezen volgens berekening van B. en Wh. het eerste jaar f 670 heb ben bij te dragen. Uit den aard der zaak zul len de gopensionncerden niet zoo lang meer bijdragen, doch hiertegenover staat, dat hun weduwen en kinderen niet lang meer i van een mogelijk pensioen zullen genieten. 1 Ook was spr. van mecning, dat. do band 1 tusschen de gepensionneerden en de gemeen te niet is losgemaakt. Zij genieten nog pen eioen, wat naar sprekers meening uitge steld loon is. Wat het grooto bezwaar be treft, do verzwaring van de finaneieele lasten dor gemeente, meende spr. dat deze iiverbetering daarop niet mag afstuiten. De ^zuinigheid zou dan de wijsheid bedriegen. ■Bovendien is deze meerdere uitgave van slechts tijdolijkcn aard, want die gepension- ■neerden zijn mensehen op leeftijd. Laten 'die 34 mannen eens hun oogen kunnen slui- iton met de gedachte, hun cehtgenooton en 'kinderen niet hulpeloos achter te laten. Zooals we gisteren reeds mededeelden bad de heer -A. J. van Hoeken succes met zijn motie; zij werd aangenomen met "14 I tegen 12 st. De heeren Sijtsma en Witmans 1 trokken na deze beslissing hun amende- inent in. Na goedkeuring van de artikelen 1 cn 2 kwam hij de behandeling van art. 3 alin. 1, bepalende, wie als kinderen worden be schouwd, in stemming een amendement der Commissie voor de Huishoudelijke Veror deningen, om in dat artikel naast ,,de wet tige of gewettigde" ook de ,,orkende" kin- 'deren to noemen. De heer Juta bestreed dit amendement óp de reeds vroeger door B. cn Ws. aango- Voerde gronden, waarna het in stemming gebracht en vorworpen werd. Dc artikelen 3 en 4 werden daarna goed- gekeurd. Bij art. 5 kwam in behandeling het amen dement der hcorcn Sijtsma en Witmans, om aan do weduwe van een ambtenaar, (lie in het huwelijk is getreden, nadat hij op wachtgeld gestold, gepensionneerd of zijn iÖOsfce levensjaar is ingetreden, aanspraak op pensioen* te geven, indien deze weduwe 'niet ouder is dan de vorige eebtgenoote van 'den ambtenaar. In zijn toelichting op dit amendement zeide de heer Sijtsma, dat het niet in grijpend is. Het doel, met het artikel be oogd, om te voorkomen dab de gemeente aan een jong weeuwtje pensioen zou moe ten geven, wordt door dit amendement be reikt. Hierdoor wordt verkregen, dat de ambtenaar, die met lust en ijver do ge meente heeft gediend, niet belemmerd wor de, zijn levensavond uit te leven naar zijn hoogste begeeren. Spr. wees hierbij vooral op het belang van den kleinen ambtenaar. De ruim gepensionneerden kunnen ingeval zij hun echtgenooton verliezen, voldoende hulp voor de huishouding aanschaffen. An ders is het bijv. met den politie-agent en den stadswerkman, die op den ouden dag met een klein pensioen moeten rondkomen. Met een zuinig huismoedertje ging het wel, doch nu sterft de vrouw. Wat zal liij nu doen1? Vreemde hulp kost geld en geeft last. Weet hij nog een vrouw to vinden, dan bestaat or kana, dat het vroegere geluk gedeeltelijk te rugkeert. Doch dan moet hij, wanneer hij van deze aarde weggaat, haar hulpeloos achterlaten. Dat vergalt veel van zijn en haar geluk, vooral bij de gedachte, dat liij voor dat doel toch al die jaren 5 pCt. van zijn inkomen heeft gestort. Spr. was er in nig van overtuigd, dat wanneer hij ieder der heeren raadsleden afzonderlijk sprak cn op hun gemoed werkte, ze zouden zeg gen: we moeten dien oudjes dat pensioen gunnen. Hier, waar we zakelijk moeten zijn, gaat het echter niet aan, om een plei dooi te houden tor verleiding des gemoeds. Niettegenstaande dit pleidooi hotwelk de Voorzitter hartroerend noemde werd het amendement der heeren Sijtsma en Witmans na bestrijding verworpen. De Voorzitter had het vooraf bestreden hoofdzakelijk op grond hiervan, dat het in breuk maakte op do beginselen, 17 Oct. j.l. vastgesteld. Art. 5 werd daarna goedgekeurd evenals de artt. 617. Op art. 18 was door de heeren Bosch en Van Tol een amendement ingediend, bedoe lende de heffing der pensioensbijdrage pro gressief te maken, naarmate de bezoldi ging hooger is. (Dit amendement was reeds eerder ter sprake gebracht, nadat de heer Van Kem pen het voorstel had gedaan om, als een ge meente-ambtenaar een jaarwedde van f 750 of lager geniet, van de eerste 300 geen bij drage te heffen voor het pensioen, welk voorstel spr. grondde op do overweging, of het wel recht is, iemand, dien de gemeente tegen een loon van f 10 per week in haar dienst heeft genomen, 50 ets. voor pen sioensbijdrage te korten. Naar de meening van den heer Pera dien de de behandeling van het amendement der heeren Bosch en Van Tol aan het voorstel van den heer Van Kempen vooraf te gaan.) De heer Bosch verdedigde dit amende ment tegenover de bestrijding door B. en Ws. Had de indiening van dit amendement B. en Ws. hoogelijk verwonderd, de heeren Bosch en Van Tol had het niet minder ver wonderd, dat B. en Ws. met dezo concept verordening waren gekomen zonder een voorstel tot verhooging van de lagere sa larissen te doen. Spr. herinnerde aan hetgeen door den Burgemeester in de vergadering van 17 Oct. j.l., toen de grondslagen der pen sioenregeling werden besproken en vastge steld, is gezegd, dat, wanneer mocht blij ken, dat sommige ambtenaren niet van de 5 pCt. van hun salaris voor het pensioen fonds konden betalen, dezo dan zouden blij ken te laag bezoldigd te zijn. Deze verkla ring had spr. toen voldoende geacht en vandaar, dat hij toen niet heeft voorge steld, het beginsel van progressieve heffing in de vergadering te brengen. Thans, nu wel de verordening word ingediend, doch geen voorstel tot verhooging der lagere sa larissen, meenden do heeren Van Tol en Bosch met een voorstel als door hen is in gediend, bij den Raad te moeten komen. Zij vreesden, dat in langen tijd in den toe stand der laag bezoldigde ambtenaren geen verbetering zou worden gebracht. Intus- schen is die vrees thans wel eenigszins ver minderd door de toezegging, zoo straks door den Voorzitter gedaan betreffende do loonen der stadswerkliedon. Spr. vestigde hierbij tevens de aandacht op de bezoldi ging der werklieden van de Gasfabriek. Do Voorzitter, de heer Juta, bestreed krachtig hot amendement der heeren Bosch en Van Tol, dat bij aanneming de geheele pensioensregeling op losse schroeven zou zetten, en zeide, dat, bij aanneming, B. en Ws. hun voorstel zouden intrekken. Do heer Bosoh zeide, niet in te zien, dat de gevolgen van aanneming van zijn amendement zoo groot zullen zijn, doch de voorstellers het niet zouden handhaven, nu toegezegd was, dat binnenkort in den nood der lagere gemeente-ambtenaren zal wor den voorzien. De heeren Bosch en Van Tol trokken daarop hun amendement in, waarna art. 18 werd aangenomen. Art. 1923 werden daarna goedgekeurd (bij art. 20 was door B. en Ws. de voorge stelde redactie door de Oomm. v. d. Huish. Verordeningen overgenomen.) Bij art. 24 stcldo de heer Van Dissel voor, dit te doen luiden: Dezo verordening wordt geacht op 17 Oct. 1001 in werking te zijn getreden. Hij grondde dit voorstel op deze overweging, dat op 17 Oct. j.l. beslist is, dat voor weduwen en weezen zal gezorgd worden. BU dit artikel werden een paar gevallen besproken van overladen van gemeente ambtenaren tusschen 17 Oct. jl. en heden. Het voorstel werd echter verworpen na bestrijding door den Voorzitter, die op merkte, dat de dcelgerecktigden in het fonds dan vanaf 17 Oct. 5 pOt. zouden moeten bijdragen en zich er tegen verklaar de, dat aan de verordening terugwerkende kracht wordt verleend. Ook de heer Pera had gemeend zioh tegen het voorstel van den heer Van Dissel to moeten verklaren. Dc geheele verordening werd daarna goedgekeurd. Omtrent de Haar lemsche ver- keersbelangen bevat heb ,,N. v. d. D." van een Haarlemmer een ingezonden stuk, waar in o. a. het volgende wordt gezegd. De artikelen betreffende de spoorwegplan nen, in den laatston tijd in verschillende Haarlemsche dagbladen verschenen, cn de adressen der Kamer van Koophandel en van de heeren Teding van Berkhouten De Clercq c. s., hebben alle ten doon er op te wijzen hoe schadelijk heb voor do stad Haarlem zou zijn, indien de wijzigingen tot stand kwa men, die men in die spoorwegplannen ver wacht, nu do Hollandscho Spoorweg-Maat schappij invloed heeft gekregen in de beide eleotrische spoorwegen, van Amsterdam naar Haarlem en van Don Haag naar Rotterdam. In alle bovenbedoelde geschriften wordt heb verleencn van concessie aan de H. S. M. voor het bouwen van een directen spoor weg van Amsterdam naar Leidon wel het grootste gevaar voor Haarlem geacht en daarnaast het niet tot stand komen van een- lijn: Z u i d-Haarlem Z u i d-Amsterdam, geëxploiteerd door een met de H. S. M. ooncurrcerende maatschappij. Na lezing van al hetgeen over deze zaak geschreven is, kwam do vraag bij mij op: ,,l3 het werkelijk aan te nemen dat de H. S. M. do uitvoering van plannen beoogt, waarbij zij met voorbedachten rade de verkeersbe- langc-n van Haarlem geheel zou verwaarloo- zen en deze 6tad behandelen als het eerste het beste bloemkweekersdorp" Dit scheen mij toe overeen te komen met de handeling van een koopman, die, wil lens en wetens, de relaties met een zijner beste klanten zou afsnijden. Een nader onderzoek, waarbij de noodige inlichtingen mij welwillend werden ver strekt, heeft mij dan ook een anderen kijk op deze quaestie gegeven en ik geloof, dat wij, Haarlemmers, indien de plannen der H. S. M. verwezenlijkt worden, voor de toe komstige spoorwegtoestanden onzer stad ons niet ongerust behoeven te maken. Wat tooh is het geval? De concessie voor do directe lijn Amster dam naar Leiden is door de H. S. M. aan gevraagd om het vervoer van Amsterdam naar Den Haag en Zuidelijker gelegen plaatsen beter te kunnen bedienen en ook óm in staat te zijn de streek tusschen Haar lem en Leiden de meerdere en betere trein verbindingen te geven, waaraan zij ,gi*oote behoefte heeft. Tevens zou die zoogenaamde snijlijn" dienstbaar gemaakt worden aan het locaal verkeer van de Haarlemmermeer naar Leiden en Amsterdam en aan het goe derenvervoer. Het zeer belangrijk reizigersvervoer tus schen Amsterdam en Den Haag vorderde reeds 12 jaren geleden dat daarvoor speciale sneltreinen werden bestemd, die dus de star tions Haarlem en Leiden voorbij rijden. Daardoor werd de duur der reis van 1 uur en twaalf minuten tot 52 minuten terugge bracht. Sedert dien tijd is het vervoer tus schen Amsterdam en Den Haag steeds toe nemend gebleven en heeft gemaakt, dat, ter wijl in 1889 nog slechts twee treinen te Haar lem en Leiden niet stopten, dit getal in 1901 was gestegen tot elf. Het aantal reizigers tusschen die beide steden vervoerd, is dan ook in dienzelfden tijd met 100 pCt. toege nomen. Ongetwijfeld zal door de steeds was sende bevolking der beide plaatsen dit ver keer blijven toenemen, ten gevolge waarvan ook het aantal sneltreinen tusschen Am sterdam en Den Haag voortdurend grooter zal moeten worden. Dit is op de bestaande lijn echter niet anders mogelijk dan ten koste van den treinenloop voor Haarlem Leiden en de daar tusschen liggende sta tions. Dit nadeel kan niet anders voorko men worden dan door een tweede verbinding tusschen AmsterdamDen Haag te maken, een verbinding, die ook door den heer San ders in zijn brochure over den verkoop der electrische spoorwegen noodig wordt geacht. Nu weet ik zeer goed, dat het nut dier sneltreinen door het meerendecl der Haar lemmers maar niet zoo grif wordt erkend; zij achten nu eenmaal Haarlem groot genoeg om er alle treinen te doen ophouden en zien een soort geringschatting van de stad hun ner inwoning in die voorbijsnellende blik- eemtreinen. De billijkheid echter vordert tooh de erken, ning, dat de eischen voor het personenver voer tussseken Den Haag en een stau van 600,000 inwoners (Amsterdam), andere zijn dan die tusschen Den Haag en een stad van 70,000 inwoners als Haarlem, en 2o., dat het drie maal grooter aantal reizigers tusschen do eerste twee plaateen die sneltreinen wel rechtvaardigt, ja, zelfs met het oog op een geregelde exploitatie noodzakelijk maakt. En wanneer men eenmaal de noodzakelijk heid dier sneltreinen wil toegeven, dan komt men vanzelf tot de conclusie dat het voor ons. Haarlemmers, veel beter is dat deze treinen rijden door de Meer dan door het station Haarlem. Hot is toch duidelijk dat die doorsnellende treinen een beletsel zijn voor de ontwikkeling van het spoorwegver keer. naar cn van Haarlem. Niet alleen dat zij, voor heb passeeren, gedurende geruimen tijd het binnenkomen en vertrekken van treinen van de drie andere richtingen in ons station beletten, maar zij beheerschen als het ware, den geheelen trei nenloop tusschen Amsterdam en Den Haag. Kunnen die bliksemtreinen over een an deren weg worden afgeleid, dan zou bijv. de treinenloop, zoowel voor personen- als voor goederentreinen, naar Leiden en de tusschengelegen stations veel verbeterd kun nen worden. Op dit oogenblik toch bestaat slechts zelden gelegenheid om, tusschen twee sneltreinen in, stoptreinen tusschen Haar lem en Leiden te doen rijden. Dat het ver keer naar en van die tusschenstations be langrijk genoeg is om in aanmerking te ko men voor een goeden treinenloop, moge blij ken uit de volgende cijfers. Vervoerde reizigers tusschen Haarlem en Vogelenzang in 1889 13346, in 1901 33890; tusschen Haarlem en Hillegom (vroeger Hil- legommerbeek) in 1889 524, in 1901 23822; tusschen Haarlem en Lisse (vroeger Vee- nenburg) in 1889 3664, in 1901 6782; tusschen Haarlem en Piet Gijzenbrug in 1889 8150, in 1901 10734; tusschen Haarlem en War mond in 1889 1816, in 1901 3771. Te zamen dus een stijging van 27500 tot 78999 reizigers, dus bijna verdrievoudigd. De verzonden goederen door de bovenge noemde tusschenstations hadden in 1889 een gewicht van 2,127,509 Kg. en in 1901 6.537,000 Kg., een toeneming van meer dan 200 pCt. Deze verhoudingen zullen zeer zeker nog unstiger worden, indien, door het afleiden er bliksemtreinen, betere treinverbindin gen aan die tusschenstations gegeven kun nen worden. Het behoeft geen betoog, dat dit verkeer, dat zich hoofdzakelijk beweegt naar Haarlem, voor onze stad (Haar lem) groote voordeelen oplevert. [In een volgend nummer hopen we hierop terug te komen]. Tegen twee recidivisten zijn gisteron voor de Amstordamsche rechtbank gevangenisstraffen voor den tijd van G jaren geëischt wegens een poging tot inbraak in etn koopmanshuis aan de Heorengracht. Een zware kelderdeur, gesloten en buitendien beveiligd door twee schuivers, een ketting en een afsluitboom, forceerden zU met ruw geweld en verschaften zich alzoo toegang tot het geheele huis. Zij werden echter gestoord, vreesden voor ontdekking en verlieten liet perceel zonder iets mede te nemen. Een van deze twee mannen heeft sinds zijn jongelings jaren een leven van loutor misdaad geleid. Op zijn 21ste jaar stond hy aan het hoofd van eene bende jeugdige bandieten. Hy deelde de lakens uit, maar stak ook hot leeuwendeel van den buit op. Mr. Regout heeft meermalen de gelegenheid gevonden met dezen man in de gevangenis te spreken. Hl) zeiae vaak onomwonden, dab hU geenszins van plan was, teruggekeerd in de maatschappU, zich te beteren, doch integen deel de eerste de beste gelegenheid te zullen aangrijpen om zijn oude leventje te hervatten. Yoor de rechtbank te Rotterdam werd gisteren de volgende zaak behandeld: In den avond van 21 Januari omstreeks tien uren begaf M. StrUdhorst, algemeen be kend onder den naam van „bloemkool", zich naar zijn woning te Zevenhuizen. Daartoe kwam hU langs den Noordelijken dwarsweg, alwaar hij tegenkwam A. B., 19 jaar, en diena broeder I. B., 25 jaar, landbouwers, te Zeven huizen. Beiden waren hem toon te ïyf gegaan, de eerste had hem met een mes over het gelaat gesneden en in het hoofd gestoken, terwijl de tweede hem op hoofd en lichaam had geslagen. Dit alles volgens den verwonde, die voor eenigen tyd als getuige was gehoord tegen een der beklaagden, die toen veroordeeld was tot een maand gevangenisstraf. Beklaag den ontkenden echter pertinent. Uit het verder getuigenverhoor bleek, dat beklaagden op den bewusten avond gezien zijn in de nabijheid van de plaats, waar de mishandeling zou plaats gehad hebben. Een pet ia er gevonden op een erf aldaar, alwaar toen 2 personen op gezien zijn, en welke pet den eersten beklaagde volkomen past; en ln die pet wordt herkend een dergelijke als wel door dien beklaagde gedragen. De officier van justitie vond bij nauwkeurig onderzoek van deze pet ter audiëntie, daarin een haar, dat dezelfde kleur heeft als het haar van den] beklaagde. Gehoord was ook, dat er geroepen was „les, kom les," zijnde de naam, dien de eerste beklaagde steeds zijn broeder geeft. De eerste beklaagde was gezien, blootshoofds, snel huiswaarts loopende met zijn broeder, terwijl die eerste beklaagde, een der getuigen ont moetende en met iets zwaaiende, tegen dezen had gezegd: „Als jU nu een» bloemkool was." Diezelfdo beklaagde had ook nog aan oen anderen getuigo gezegd, sprekende over de strafzaak, waarvoor een veroordeeling waa gevolgd: „Als ik veroordeeld word, dan is „bloemkool" de schuld er van. Ik zal hem zooveel Bneden toebrengen als lk dagen krijg." Na het zoer langdurig getuigenverhoor achtte het openbaar ministerie het ten laste gelegde volkomen bewezen. De drijfveer, di» beklaagden tot dit feit hebben gebracht, ln aanmerking nemende, kon de op te leggen straf niet gering zijn, waarom werd gevorderd voor den eerste 4 maanden, voor den tweede 2 maanden gevangenisstraf. Uitspraak 3 April. Te Breda wordt sinds 19 Maart vermist de sergeant-majoor E., van het 6de regiment infanterie. Een telegram uit Lahore heeft, aan de „Morning Leader" het bericht gebracht dat in het Vyfstroomenland ln Britsch-Indië twee duizend man per dag stierven aan pest en de halve provincie besmet ia. Uithet Kauka sus-gebied komt al- weer een bericht over een aardbeving. Den 20sten dezer zijn in liet dorpje Oni in het gouvernement Koetais een groot aantal hui zen door een aardschok verwoest. Er zijn geen menschcnlevens te betreuren. 8 [fV'j'i 2964 234 -j-- ,v,J

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5