In de Bewaarkluis
J. W. DE TOMBE Jr.,
Firma J. C. RATING, S!'
Slechts 50 Gents per Lot!!!
Groote Noord-Hollandsche Landbonw Verloting
e
Vraagt het gegarandeerd zuivere Melkbrood.
De Oorlog in Zuid-Afrïka.
Hoofdprijzen5000, 1200, 700,/300, /200
Verloting beslist 11 April 1902
lste Hoofdprijs: Een complete Inventaris vao eene Boerderij,
2de Hoofdprijs: Een Utrcelitselie Jachtwagen met 2 Paarden
3de Hoofdprijs: Een Tilbury met een Paard of f 700 in contanten.
(o,
Le«raar M. 0. Boekhouden, nandelsrekenen en Handelsrecht,
Boisotkade 1. Telephoonn. 470.
Hollaudsche. Fransche en Weener Brood- en Koakbakkerij.
FEUILLETON.
Feestgave Van Fenncp.
Be Van-Lenuep-commissie meldt, dat zy In
staat is gesteld, in het geheel ongeveer 600
stel of 6000 deeltjes van mr. Jacob van
Lenneps romantische werken te verzenden aan
alle Nutsbibhotheken, alle boekerijen van „Ons
Buis" en een aantal andere volksbibliotheken
hier te lande; aan 60 bibliotheken in Zuid-
Nederland, 20 in Oost- en West-lDdiÖ, 13 in
Amerika en 1 te Smyrna. Yoor de Booren-
kriJgsgevangenen zijn 75 stel of 900 deeltjes
bestemd. De commissie betuigt allen, die mede
werkten, haren dank en blijft in afwachtiüg
van eenige bedragen van personen, wien
circulaires werden gezonden en die vermoe-
deli)k nog zullen willen medewerken deze
week (dus tot 1 April) gilten te gemoet zien.
Er zijn vele inrichtingen, o. a. de Militaire
Tehuizen, die de commissie alsdan ook zou
kunnen bedenken.
Wie aan mr. Jacob van Lennep persoonlijk
of aan z\jn werken iets te danken heeft, kan
dus nog door een kleine offerande zijn gemoed
ontlasten, dankbaar voor het genotene.
Het adres van den secr. penningm. is H. S.
M. van Wickevoort CrommeliD, Haarlem,
Raamsingel 42.
Mr. Jacob van Lennep.
Het „Weekblad De Amsterdammer" geeft
grootcndeels een Yan-Lennep-nummer. On
der het portret van den oudca Yan Lennep
staat eerst een stuk van zijn zoon, mr. M.
J. van Lennep, die een aantal bijzonderhe
den en anecdotcn over zijn vader meedeelt,
en besluit met eenige onuitgegeven verzen.
Aardig is o. a. wat de zoo:i vertelt van zijns
vaders eenvoud:
„Mijn vader was o. a. lid van de door
lijn grootvader mr. Cornelia v. L. opge
richte sociëteit Concordia en van het
schaakgenootschap Sissa, want hij was een
liefhebber van het schaakspel, en meestal
eindigde hij den avond thuis met in zijn
eenigheid te schaken onder het genot van
een glas wijn en twee droge keukenbe-
schuiten."
„De keakenbeschuiten bij het schaakspel
getuigden van zijn eenvoud, maar die bleek
overigens nit alles, toen zijn vrienden en
vereerders na zijn dood om een souvenir
vroegen, waren die niet te vinden, want hij
bezat noch beurs, daar hij zijn geld in zijn
vestzak droeg, noch doekspeld, noch gouden
ketting of dito horloge, mr. r een verguld
zilveren dat aan een zwart lint bevestigd
was. Hij schreef met een ganzepen en de
laatste, die hij gebruikte, werd aan den
heer J. de Buil vereerd, na wiens dood zij
in 't bezit van mijn jongeren broeder terug
keerde. Terwijl wij ieder een lamp hadden,
stelde hij zich met twee smeerkaarsen te
vreden, wanneer hij 's avonds in zijn kamer
werkte, maar als mijn moeder thuis was,
werkte hij beneden bij haar en hield hij te
gelijkertijd de conversatie op.
Ook las hij haar voor wat hij geschreven
had. Was hij aan den e of anderen roman
of aan een gedicht bezig, dan beweerde hij
dat het hem uitrustte wanneer hij als rijks
advocaat dagvaardingen en adviezen moest
stellen.
„Zijn werkkracht was groot. Hij stond
dan ook vroeg op cn zat meestal reeds
;8 ochtends te 7 uur in zijn studeerkamer en
hoewel hij overdag gedurig door bezoekers
gestoord werd en 'b avonds de een of andere
vergadering moest bijwonen, zoo schreef hij
toch ongelooflijk veel en daar hij in zijn
hoofd had 1 ren doorschrappen, schreef hij
veel terstond in het net.
„Ofschoon hij een fijncren schotel wist
op prijs te stellen, zoo was hij tevreden met
het zeer eenvoudige maal dat mijn moeder
schafte, want zij, die tien jaar ouder was,
had den Franschen tijd y beleefd en in het
hui6 haaro vaders, den minister Röul, geen
weelde of overdaad gekend."
„Mijn vader verloor, gelijk ik reeds zeide,
zijne gelijkmoedigheid niet lich, maar even
min zijn humor. Toen hem in 1848 een ge
deelte van zijn vermogen op siuwe wijze was
afhandig gemaakt, en mijne moeder bedroefd
was, zeide hij: „Nu zullen wij moeten be
zuinigen, en ik heb er al wat op bedacht,
wij kunnen de kat afschaffen, want die
drinkt toch ook melk." Wie herkent daarin
niet den schrijver van „De Pleegzoon," die
op een oogenblik dat de predikant Rauvelt
met den baron van Reedc in een ernstig ge
sprek gewikkeld is, deze door de zitting van
zijn stoel laat zakken V'
In de „Morning Leader" valt een 'Britech
stafofficier de aanvoerders van het Britsche
leger in Zuid-Afrika aan en in het bijzon
der lord Kitchener. Deze heeft, zegt hij,
in zijn proeftijd van zeventien maanden meer
mannen, paarden en kanonnen verloren dan
gedurende den geheelen oorlog, voordat hij
het opperbevel aanvaardde. Hij gaat voort
met de volgende opmerking:
„Wij hebben geen menschen meer. Wij
kunnen nog slechte jongens van achttien
jaar zenden, die geen kans hebben in de
jachten achter De Wet, maar veel kans om
typhus op te loopen. Als Chamberlain zijn
zin blijft krijgen zal de oorlog ons driehon
derd millioen pond en een honderdduizend
menschen levens kosten, juist wat De Ia Rcy
voorspelde, voordat de oorlog begon. Wij
zitten leelijk in de knel en wij hebben het
alleen aan God te danken dat wc de groote
mogendheden ook niet op ons dak hebben.
„Er is maar een uitweg en deze is man
nen bij elkaar te brengen die rijden kunnen
met reserve-paarden, en als dat niet lukt,
dan kunnen we wel inpakken."
Ook een luitenant van Ashburne's Horse,
een van de ongeregelde korpsen die onder
Methuen by Tweebosch hebben gevochten,
klaagt In een brief (die „Reynold's Newspaper"
openbaar heeft gemaakt) bitter over de hoe
danigheid van de uit Engeland gezonden
recruten.
„Toen ik nog sergeant wai," schrift hU,
„moest ik hun ry les geven. Arme schooiers,
ik had dikwjjls met hen te doen. Half uitge
hongerde, zwakke jonge mannen, die in Enge
land niet te gebruiken waren; zy zyn uitge
zonden als voedsel voor het 'kruit van de
Boeren of, wat erger is, om aan de dysenterie
heen te gaan. Uit één bezending van 720
jongens (ik kan ze niet anders dan jongens
noemen) die hier in October aankwamen, had
er geen een vroeger op een paard gezeten,
en toch z(jn ze allemaal bij de Imperia)
Yeomanry ingedeeld tegen 5 shilling! per dag.
Zeer weinigen weten een karabijn te hantoe
ren, en het was m(jn aangename taak om ze
te leeren rijden op e9n ongozadeld paard. Het
zou alles heel koddig geweest zjjn, als het
niet voor velen gelijk had gestaan met den
dood of blijvende ongeschiktheid. Drie dagen
werden mij toegestaan om ze tot „onver
vaarde ruiters" te maken. De afiiohting,
waaraan zij onderworpen werden, was zoo
straf en zoo aanhoudend, dat vier van do vijf
nit die bezending snel een breuk hadden. In
onze hospitaal-tent hier liggen er niet minder
dan 33 jonge kerels met een dubbele breuk.
Zit zullen Invalide zijn voor hun leven. Ik
hoor dat er honderden anderen in de overige
hospitalen bier liggen.
Ook do paarden die naar 2nld-AfrJka ver
scheept worden, komen daar, volgens den
briefschrijver, in een aliertrourigsten toestand
aan. „Yan 280 paarden die gisteren met den
trein aankwamen, waren er 72 dood, en er
moesten er nog 47 anderé afgemaakt worden."
In den Yry»taat heeft een afdeeling Boeren
vergeefs getracht den spoorwog ten zuiden
van Bloemfontein over te trekken.
Den 17den Maart is kolonel Baily by
Smithfontein aan de Vischrivier (Kaapkolonie)
6laags geweest met Bezuidenhout's commando
van 150 Boeren, fly nam vier Boeren gevan
gen en maakte paarden, zadels en geweren
buit. De vyand trok in oostelijke richting af.
Reuter seint uit Heilbron, dd. 20 dezer:
Een afdeeling van vyftig Boeren heeft een
konvooi aangevallen tusschen de Kroonspruit
en Frankfort.
De blokhuizen hielden den vyand echter in
bedwang tot een afdeeling bereden infanterie
de Boeren kwam verdrijven. Deze hadden
verscheidene gewonden.
De afgevaardigde Yoxall vroeg Yrijdü^ in
het Lagerhuis of majoor Peters, tegenwoor
dig hoofcl der politie te Pretoria, toen hij
remonte-officier was niet ook aandeelhouder
was in een reeder ij, wier schepen speciaal
gebouwd en gebruikt zijn voor het vervoer
van paarden naar Zuid-Afrika. Minister
Brodrick antwoordde dat deze zaak in on
derzoek is.
en op het laatst uitgekomen Nummer met een prijs
een premie van 250.
(Zie overige prijzen hieronder en op het prospectus.)
te üoedijk (bij Alkmaar).
Sluiting van den verkoop 3 April 1903.
in het openbaar onder toezicht van een Notaris, in het Koffiehuis
.Het Vergulde Paard" van C. MAN, te Koedijk.
met buitengewoon grooten Yeestapel of i 5000 In contanten.
of ƒ1200 in contanten.
(Zie verdere omschrijving op het Prospectus, gratis bij iederen weder-
verkooper te bekomen).
In deze Verloting bevindt zich nog onder meerdere Prijzen:
Een compleet Notenhouten Eetkamer-Ameublement, bestaande uit een
Trektafel met 3 bladen, Twaalf Stoelen, bekleed met echt Russisch Leder,
een Buffet en een Dientafel of 300 In contanten.
EEN PRACETIG MASSIEF Z1L VEREN TEE ES ER VIES bestaande
uit een Massief Zilveren Trekpot met Zilveren Theestoofje, Zilveren Melk
kanZilveren Suikerpot en een Zilveren Lepelbakje of f2OO In contanten.
Voorts 10 Fietsen van eerste merken met één jaar garantie. Vijf
Gouden Dames- en vjjf Gouden Eeeren Remontoir-Eorloges, Tien Naai
machines, Vijf Zilveren Dames- en Vijf Beeren Remontoir-Eorloges be
nevens 465 overige prijzen, waaronder van groote waarde en waarvan de
minste eene waarde vertegenwoordigt van minstens 2.50 en bovendien
als premie op het laatslgetrokken nummer met een prijs /*250 in con
tanten.
De ondergeteekende bericht dat by de Boekhandelaren v. d. VEN,
Bresetraat 52, LOS, Hoogewoerd 65, by de Sigarenhandelaars SPAAR
GAREN (Firma RATELBAND), Kort-Rapenburg 14, v. VELZEN, Vrouwen-
steeg 12, TREL, Noordeinde 34, JOH. MEYER, Ryndykstraat 1, by den
Kapper DUFRENNE, Breestraat 186, verkrygbaar zyn bovenstaande Loten
a 50 Cents per Lot,
met gratis een prospectus vermeldende al de prezen die
getrokken worden.
Naar buiten franco per keerende post tegen toe
zending Tan postwissel of postzegels.
Naar alle steden en dorpen van Nederland worden de prijzen terstond
na de trekking den gelukkigen winners franco toegezonden. Trekkingsljjsten,
waarop de nummers behoorlijk naar volgorde gerangschiktgratis ter
inzage of k 10 cents te bekomen bij den wederverkoopers bij wien
het Lot gekocht is.
KOEDIJK bij Alkmaar. De Directie P. VOLKERS,
die in alle steden en dorpen solide wederverkoopers tegen
provisie vraagt.- 2842 126
der RIJNLA.NDSCHE BANKVEREENI-
OilIVGr, N. fijjn 11, bestaat gelegenheid tot het buren
voor korten of langen tfld van Stalen BrandknstjeB
voor berging van Effecten, Papieren van Waarde en Kost
baarheden, in een bijzonder voor dit doel gebouwde abso
luut veilige inrichting.
Geïllustreerde Beschrijving gratis verkrijgbaar.
Bezichtiging dagelijks van 10—2 uren. 1001 124.
Belast zich met liet IINRICHTEN en BIJHOUDEN
VAN BOEKEN, bijwerken van achterstallige admini
straties, opmaken van BALANSEN, ook van PARTI
CULIERE VEREENIGINGEN enGENOOTSGHAPPEN,
met het UITBRENGEN VAN RAPPORT bij uit- of
toetreding van vennooten en alle verdere werkzaam
heden op administratie! gebied. 2919 eo
«EZOVDBEID-CBUVDFAWMVEIV DE IIAAS.
Gebruikers van den Cruydenwyn
I DE HAAM vinden daarin een radicaal
9,1 middel tegen slapeloosheid, slechte spys-
vertering, bloedarmoede, vermoeidheid door
veel denken. Kraamvrouwen komen door
het gebruik van dezen Wyn in korten tyd
weder op kracht. Door het gebruik van den Borsternydenwijn 6terkt
men de borat en bevordert de ademhaling.
Verkrygbaar te Leiden byA. J. DE HAAS, Ruatooröatraat, REIJST Sa
KRAK, Beestenmarkt, DIJKHUIS, Hoogstraat; te Lisae by: de Wed.
HANSEN; te 's Gravenbage by: H. NANNINü, Apotheker; te Amsterdam
by: HENRI SANDERS, Apotheker 32 26
Houtstraat 1. Telephoonn. 334.
Filiaal: Breestraat 102.
TELEPHOONN. 366.
Specialiteit, in PAIN DE LUXE
liet Nichtje.
18)
„Uw wyze woorden logenstraffen uw be
scheidenheid," zei graaf Alessandro. „Maar
onder „origineel" versta ik meer zekere eigen
aardigheden, afwykende van gewoonten. Zyn
de altisten niet nu en dan wat vreemd?"
„Waarde graaf," antwoordde Sarti, „dat
was een bekooriyk gebrek van de artisten,
maar het begint, helaas, nu te verdwynen.
Schilders werken tegenwoordig geregeld als
ambtenaren, en 's avonds zyn ze op hun post
mot rok en witte das by recepties en andere
plechtigheden; lange haren worden er niet
meer gedragen; men ziet er zelfs metEngel-
•che bakkebaardjes."
„Is meneer Lambertl ook zoo?"
„Neen, dat geloof ik niet. Hy draagt,
goddank, nog een knevel la van-Dyck.
Yoor de rest is hy een volmaakt man van
de werold, wat zyn vormen en uitdrukkingen
betrelt. Men zou hem zelfs niet van een der
uwen kunnen onderscheiden 1" voegde hy er
by, met lichten spot. „Maar neem me niet
kwalyk, waarde graaf, als ik wat nieuws
gierig ben: waarom vraagt u zoo belangstellend
Daar hem?"
„O, dat kan ik u wel zeggen. Ik heb veel
over dien Lamberti hooren spreken dezer
dagen, en hoewel men niets dan goeds van
hom vertelde, wilde ik toch gaarne uit den
mond van een bovoegd beoordeelaar als u
vernemen,of de lof, aan den artist zoowel
ala den mensch gebracht, in werkelijkheid
verdiend is."
„Verdiend in ieder opzicht," antwoordde de
beeldhouwer met overtuiging.
Alessandro kon het niet helpen, dat hy
den geheelen avond aan dien Mario Lamberti
moest denken. Vreemd, dat een naam, giste
ren nog vreemd, heden onzen geest geheel
kan vervullen 1
„Jong, sympathiek," herhaalde hy in zich-
zelven, „ernstig, ontwikkeld, een gentleman,
de eerste landschapschilder van Italiöen
hy werkt met myn nichtjel Ik moet daar
morgen nog eens over denken."
En dien avond maakte de graaf een knoop
in zyn zakdoek.
Dit was echter feitelyk niet noodig. Den
volgenden morgen kwam het onderwerp hem
dadeiyk weer in den zin, en hy herlas den
brief van Costanza. Toen werd de waardige
edelman plotseling aangegrepen door groote
energie, en liy ging den markies di Sant-
Evasio opzoeken.
Dit jongmensch was een paar dagen geleden
te Turyn teruggekeerd, en Alessandro vond
hem thuis, bezig zich te kleeden om uit te gaan.
„Hé, ben jy daar, Alessandro?" riep de
markies uit, .hem te gemoet tredend.
„Ikzelf, dat zie jel Ik volg het voorbeeld
van Mohammed. Wetende, dat je terug was
van Nizza, hoopte ik je in de club of in het
café te vinden, en eindeiyk, het wachten
moede en natuuriyk brandend van verlangen,
ben ik hierheen gesneld. Zeg eens, Evasio,
waarom ben je zoo zuinig met je kostbaar
persoontje?"
„Zeg wel: kostbaar 1" antwoordde de jonge
man; „bewonder in my een soort cicerone."
„Een Cicero? Beoefen je de welsprekend
heid tegenwoordig?"
„Neen, je verstaat my verkeerd: een
cicerone; ik speel yoor gids en geleider."
„By Engelschen?"
„Neen, by Amerikanen."
Bravo 1 Ben je verliefd?"
„O neen, er is geen quaestie van verliefd
heid; enkel een plicht der hoffelykheid. 'tls
iemand, met wie ik kennis gemaakt heb te
Nizza."
„Mooi?"
„Heel mooil"
„Een jong meisje?"
„Neen, een weduwe, ten minste, dat ge
loof ik."
„Ben je er dan niet zeker van?"
„Wat zal ik je zeggen I 'tls een Ameri-
kaansche; ik kan toch nijet eventjes naar
Philadelphia gaan om inlichtingen te vragen
by den burgerlyken stand?"
„'tZal wel een
„Neen, spaar my je zelfstandige naam
woorden I Te Nizza, waar zy in de beste
gezelschappen ontvangen werd, ging ze door
voor een van de rykste Amorikaansche dames.
En aan aanbidders heeft zy geen gebrek."
„Is zo niet te vermurwen?"
„Onvermurwbaar 1"
„Zeg, Evasio, geef my nu,geen ontwykende
antwoorden. Je bent dus verliefd?"
„Neen, ik ben niet verliefd. Dat zweer ik
je. Mevrouw Morris (zoo is haar naam) is een
lief schepseltje, zeer ryk en zeer mooi, zooals
ik je reeds zei, maar ook zeer ernstig. Zy
keert naar" Amerika terug, als ze Italiö door
en door gezien heeft, alle monumenten bezocht,
alle kunstwerken bewonderd. Zy hoorde, dat
ik uit Turyn kwam, en daar ze haar rond
reis met Turyn wilde beginnen, verzocht ze
my om eenige inlichtingen. Ik bood my
natuuriyk aan als gids, dat was al 't minste
wat ik kon doen; dat sal je moeten toegeven.
Ze is hier eergisteren gekomen en biyft nog
twee of drie dagen; -daarna gaat ze naar
Milaan, Yenetiö, Bologna, enz., enz. Zy i6
verliefd op kunst en koopt razend veel schil-
deryen en beeldjes voor een verzameling, die
ze te Philadelphia wil aanleggen, 't Is een
edele passie, geoorloofd aan qjke menschen
en ryk is zy: er wordt beweerd, dat ze
twintig millioen heeft. Ik heb haar geleid
naar de Academie, het Museum, het Koninkiyk
paleisenfin, ik ben haar cicerone, zeg ik je."
„En zonder fooi 1 Dat is een schoone daad,"
zei graaf Alessandro met een heel ernstig
gezicht. „Maar je hebt gezworen, dat je er
niets anders mee beoogtj
„Dat zweer ik nog eens."
„Je geeft my myn gemoedsrust weer,
Evasio 1 Ik vreesde al, dat al myn bescheiden
plannetjes in duigen zouden vallen."
„Welke plannetjes? En waarom bescheiden
„Luister eens: ik was gekomen om je te
vragen voor een uitstapje van twee of drie
dagenvyf of zes hoogstens, om jou
pleizier te doen. Yïndt je niet, dat het tyd
wordt eens een visite te maken op Carpeneto?"
„Jal" zei Evasio, „tydl Als wy onzen tyd
maar niet verliezen 1"
„Watl Heb je in 't geheel geen hoop
meer?"
„Hoopl? Je hebt toch met eigen oogen
gezien, Alessandro, hoeveel hoop ik nog kan
hebben 1"
„Kom, koml Maak je niet bezorgd over
een meisjesgril. Ik heb buitendien met myn
eigen ooren gehoord, aan het station, dat je
nicEt je plechtig inviteerde op haar kasteel.
Wat moest ze je moer zeggen?"
„Dat weet ik wel, dat weet ik well" ant
woordde Evasio. „Ik heb haar ook geschreven,
uit Nizza; een langen brief, om haar te
toonen, dat ik niet booB op haar was, en als
zy zich wilde bedenken doch je weet zelf,
Alessandro, hoe vreemd myn doorluchtige
nicht isl Ik zou niet graag willen, dat zy
zich in 't hoofd zette, dat ik niet om haar,
maar om haar geld kwam. Dat vrees ik; en
sinds ik dat idee in myn hoofd heb, ben ik
niet dezelfde man van vroeger meer."
„Als zy hoort, dat je de milüotnen van
Philadelphia versmaadt, zal ze je v^reoren als
een halfgod."
„Je lacht er maar om, Alessandro, en ik
„Ja, ik lach; want ik ben in myn schikI
Je hadt my al bang gemaakt met die Ameri-
kaansche concurrentie. Dus, beste jongen,
wanneer gaan we?"
„Dat kan ik nog niet zeggen. Wacht ten
minste, tot ik myn taak als cicerone heb
vervuld.
„Je hebt-gezegd, dat ze nog twee dagen t"
„Of drie; dat weet ik nog niet zeker."
„Zeggen we dandrie", hernam Alessandro.
„'tls eigenlyk al te veel, drie dagen uitstel,"
voegde hy er diepzinnig by: hy dacht aan
de schilderlessen te Carpeneto. „Doch ik buig
myn hoofd voor den wil van het lot en van
ryke Amerikaanschen. 't Is nu Woensdag,
laten wy Zaterdag op reis gaan."
„My best!" zei Sant-Evasio; maar alt
mevrouw Morris nog een of twee dagen
laDger biyit?"
„We hangen, dus af van mevrouw Morris?
Ik zie wfi dat je druk aan 't „flirten" bont;
maak andera vrij*!"
i :"o. ii vervolgd.)