Burgerlijke Stand. PERSOVERZICHT.; FEUILLETON. NO. 12908 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 MAART. - TWEEDE BLAD. Auno 1902. ren zoowel als door ambtenaren, Is op dezen treurigen toestand by herhaling gewezen ge worden en voor het verergeren in de toekomst gewaarschuwd, maar wy, Nederlanders, die dit vernamen, bleven Oost Indisch doof. Wy kon den, wy wilden het niet gelooven en liepen: .In zulk een ryk en vruchtbaar land als Java kan immers geen hongersnood zyn; de inlan der weet zich met een dubbeltje ryst vol doende te voeden I Al die berichten moeten overdreven zyn!" De echryver verwyt aan de Nederland- sche pers, dat zy op dien nood niet ernstig de aandacht heeft gevestigd; als de nood be kend is, mag men intusachen aannemen, dat althans de Regeering hulpe heeft geboden, om de slachtoffers by te staan. In het Maartnummer der Stemmen voor Waarheid en Vrede komt een uitvoerig artikel voor van ds. Otto Schriecke, geschreven voor- nameiyk naar aanleiding van de polemiek tusschen dr. De Visser en dr. Bronsveld over hetgeen in den boezem der Ohristelyk- Historische party is voorgevallen. Dr. Bronsveld had aan dr. De Visser voor gehouden, dat deze in April 1901 beslist ver klaard had, dat „oDze mannen" met zouden te bewegen zyn tot het stemmen op een antirevolutionair; hoe dr. De Visser ontkende en sommeerde dr. Bronsveld dio beschuldiging te herroepen; deze weigerde, handhavende hetgeen hy had gezegd. In dat geschil schaart zich de heer Schriecke aan de zyde van dr. Bronsveld en consta teert, dat op de vergadering van 22 April met geen woord is gerept van den .nieuwen koers", van onderhandeling en samenwerking met de antirevolutionairen. Dryfveer by de stichting van dea Chr. Hist. Kiezersbond was de „inneriyke weerzin tegen de praktyk der antirev. party in ver band met Rome en om die party, onder lei ding van haar hoofd dr. Kuyper, als een waariyk Christelijke party te erkennen". „Dr. Kuyper", zoo schryft hy, „moge een trouw beschermer zyner vrienden zyn, recht vaardig tegenover zyn tegenstanders zag ik hem schier nimmer. Te zeer paste hy de methode toe, door hem by de stichting van de Vrye Universiteit gevolgd, door één myner vrienden aldus omschreven: „Hy heeft die gebouwd gelyk de Dajakkers hun woningen: onder iedoren paal oen menschenhoofd." Ja, aan achtbare mannen, die het vertrouwen de3 volks genoten, als Van Oosterzee, Doedes, Beers e. a. moest dat vertrouwen worden ontnomen, opdat de Vrye Universiteit zou kunnen verrijzen, de noodzakelykheid harer oprichting zou worden geloofd. Schier nooit heeft deze publicist het gevoelen zyner tegen standers byv. van ons, Chr. Historischen, juist voorgesteld, meestal in een verdacht, soms in het slechtste licht. Bittere qualificaties en personaliteiten, soms geheel onjuist, werden niet gespaard. Voor "hoevelo grootere en kleinere verras singen heeft dr. Kuyper ons volk niet ge plaatst l Om slechts aan te stippen: de doleantie, de kieswet-Tak (waarby het huis manskiesrecht eenvoudig verzaakt werd), de rede over de mannen met dubbele namen, zyn stem voor de eerste Ongevallenwet (door hem eerst onnederlandsch en socialistisch ge noemd), zyn verbond met Rome. In 1870 veroordeelde hy in de conservatieven, dat zy Rome sterkten; in 1878 waren de Roomschen trouwe bondgenooten; in 1883 bestreed hy de samenwerking met Rome tegenover ds. Buytendyk; in 1887, vóór het optreden van het eerste „Cliristeiyke" ministerie, was het bondgenootschap hechter dan ooit; in 1891, na den val van het ministerie-Mackay, was het samengaan echter weder uit den booze, ter wyl het tien jaar later opnieuw zoo goed en Christeiyk ia, dat art. 21 van het antirev. program omtrent de samenwerking met andere partyen eenvoudig als ongeschreven beschouwd wordt. Als anderen met candi- daten der llnkerzyde samen optrekken, wordt dat by hen als stemmen voor godloochenaars, als afval voorgesteld, maar wanneer dr. Kuyper zelf te Gouda de candidatuur-Valette komt verdedigen en hem gezegd wordt, dat hy nu zelf voor een ongeloovige opkomt, vraagt hy, of er misschien een ouderling of diaken, dan wel een volksvertegenwoordiger gekozen moet worden. Wat anderen niet mogen doen, lain hem correct. En onder al deze wendingen bleef de antirevoL party, als „leem in de handen van den potten bakker", al vielen enkelen af, den leider getrouw volgen door dik en dun, byna zonder protest. Daarom is die party met den leider, den onberekenbaren tacticus, vereenzelvigd, door eigen daad. Het is een nuchter, niet te ontkennen feit. Maar daarom ook voelden zich velen van haar verwyderd. Zy konden in haar ondernemingen niet medegaan. Zy konden de Christeiyke scheidsiyn niet plaatsen, waar deze stryders die trokken. Niet slechts op program, op beiydenis, ook op tactiek, op leven komt het aan." De heer Schriecke, na uiteengezet te hebben, waarom de Chr.-Hist. evenmin in 1901 als in 1897 een verbond met Rome mochten aan gaan, besluit met deze woorden: „Zoo had een gezonde Protestantsche mid denparty op broeden grondslag kunnen ontstaan, govoelonde voor de stoffelyke en gèestelyko belangen van ons volk in den zin van het program van den Bond. Indien men slechts geduld had gehad om te groeien," Maar „thans is de Christ -Hist. Bond voor een goed deel uiteengespat, deels verzwolgen en opgelost. Op uitbreiding kan thans weinig hoop zyn, na 'het fiasco van verleden zomer, toen haar figuur velen een weerhaan toeleek. Andere tyden zyn af te wachten." In een opstel over ons 800-jarig bestuur van Indië wyst De Maasbode op al hetgeen Nederland aan zyn Koloniën te dan ken heeft en betoogt dan, dat wy een eereschuld tegenover onze bruine broe ders hebben af te lossen. Grootendeels aan hen hebben we te danken, dat we zyn, wat we zyn, schryft het blad. Hoe zullen we die eereschuld het best voldoen? Door hun te geven, wat wy zei ven het hoogst schatten: onze beschaving en onze maat- schappeiyke ontwikkeling. En vraagt ge ons: „Hoe zullen we hen daaraan deelachtig doen worden?" dan antwoorden wy: „Op dezelfde wyze als wy zeiven ze hebben verworven." Ons is de beschaving en de maatschappelyke ontwikkeling geworden langs den koninkiyken weg des Christendoms. Zoo komen zy ook tot hen! Hot Christendom zal den Javaan doen ont waken uit zyn doffe onverschilligheid en zorgeloosheid en evengoed als overal elders een grootere welvaart ten gevolge hebben. Bovendien zou een Christelyke Javaansche natie, onder de Suzereiniteit van een Christe- lyk vorstenhuis, een krachtiger ruggesteun zyn voor het behoud onzer Koloniën, dan een natie van steeds onbetrouwbare Mahomedanen. Zyn de Christen-Amboineezen niet het meest ontwikkelde volk van den Oost-Indischen archipel? Zyn zy niet de beste soldaten van ons Oost Indisch leger en de trouwste ver dedigers onzer suprematie? De kerstening der inlanders is ook in ons eigen belang, en alle uitstel daarmede is op de eerste plaats een tekortkoming jegens den inlander en op de tweede piaats een voorby- zien van ons eigen welbegrepen belang. Voor ons zal een eeuwfeest van het bezit onzer Koloniën eerst dan een ware feestdag zyn, als we in volle overtuiging kunnen zeg gen: Nederland heeft zyn eereschuld jegens Insulinde afgelost; het heeft gedaan wat het kon voor de geestelyke en stoffelyke belangen van den inlander, het heeft hem opgebeurd tot de hoogte der Christelyke beschaving l Zooals de zaken thans staan, is de ge denkdag van het 300-jarig bezit van Oost- Indië voor Nederland een dag van zelfverwyt. Kunsttentoonstcllingggcbouw op de Industrie- en Nijvcrlieids* tentoonstelling te I>nsseldor£ KATWIJK Geboren: Diena, D. van G. Ouwehand en U. de Best Jacob, Z. van K Paap en A. van Rijn, Nicolaas, Z. van E. van der Gugten en J. van der Does Gehuwd: A. C. Wassenaar jm. en J. Ouwe hand )d. NOORDWIJK. Geboren: Joanna Maria, D. van Johannes van Eeden en Agatha Hendiika Verdegaal. Johanna, D. van Adnanus van don Borg e» Maria Elisabeth Bnschtnan. Elisabeth Maria. D. van Franciscus van den berg en soplne van den Berg. Clara Jacoba, D. van Anlhonie Wassenaar en Elisabeth Adn&na Grullemans. Jacoba, Z. van Cornells van ltoijen en Adriana Haasnoot Gerardus Josepkus, Z. van 'i'hcodorus van den Berg en Petronella Wynanda. Gys- bertus Willem, Z. vaa Cornelia Houwaart en Cornelia van der Niet Wiihelmina Agatha, D. van Cornelia Hooimans en Wilbeimina Brood- Overleden: Jacoba Johanna Alida van Houten 13 m., D. van J. VY. van Honten en M. Caspers. NOORDWIJKERHOUT. Geboren: Adrianus, Z. van P. van den Burg en C. M. Bu9chman. Overleden: G. W. Hamstra 15 j. en Maartje Doornboa 17 j. RIJN8B0RG. Geboren: Jannetje, D. van J. de Komng en C. de Mare. Daniël, Z. van C. Tavenier en P. van der Spijk. Clasina, D. van D. van den Eijkel en K van der Kwaak. Overleden: J. van Bourgondiën 71 j., wednr. van C. van Koon. SASSENHEIM. Geboren: Johanna Petronella, D. van A Bchrama en Th. van Tol. Adriana Johanna, D. van M. de Zwart en A. W. van Ruiten. Theodorus Bernardus, Z. van Th. B. v. Galen en C. van Driest. Overleden: Dirk van der Mey 90 j.,wednr. van J. Boerman. Johannes Cornells Kljjn 51 j., echtg. van H. Bxuijnen. In een tweetal artikelen heeft de heer J. H. Wynen in De Tijd uiteengezet „wat de Katholieken verlangen" op onder- «vysgebied. Byna uitsluitend wordt in deze artikelen over het lager onderwys ge handeld. Toch komt aan het slot ook een enkel woord over eeu eigen Roomsche Universiteit voor. Daarover zegt de «chryver dit: „Over het Universitair onderwfis ls In den Jaatsten tyd zóóveel geschreven, dat wy slechts deze verklaring afleggen: volkomen de over tuiging van hen te doelen, die als ons ideaal voorstellen een eigen Katholieke Universiteit. Zoolang tyd en omstandigheden niet toelaten dat te bereiken, trachte men, met de hulp der Regeering, aan elke Hoogeschool een leer stoel voor Kath. Wysbegeerte te vestigen, als voorloopig correctief." Do redactie van De Tyd teekent by deze woorden aan: „Ook aan de vestiging van Katholieke privaat-docenten in andero vakken zouden wy groote waarde hechten: niet het minst, omdat op die wyze langzamerhand de onderwys- krachton voor een eigen Universiteit konden aangekweekt worden. Wetswyziging zou hier voor volstrekt niet noodig wezen." De Zulfensche Courant schryft over de enquête in Indië: Van hot in de troonrede aangekondigde plan om een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de mindere welvaart der inland- jche bevolking, kan gezegd worden, dat de voortvarendheid, waarmee aan dat voornemen gevolg wordt gegeven, in omgekeerde reden ataat tot de drukte, die er over gemaakt is. Wy bedoelen hiermede niet, dat zulk een onderzoek niet noodig zou zyn. Het tegendeel is het geval. Hot onderzoek is noodig, ja zeer dringend noodig, want, om met de Indische couranten te spreken, het is de treurige waarheid, dat in een groot gedeelte van het ryk gezegende Java door den inlandor honger wordt geleden; dat velen, zeer velen,omkwa men en nog omkomen van gebrek. Maar intusschen moet de eerste stap voor die enquête nog worden gedaan. Ook in Indië iras een maand geleden nog niets omtrent het in uitzicht gestelde onderzoek bekend. Misschien zal men do reden daarvan zoe ken in de ongesteldheid van den Minister van Koloniën. Maar de heer Van Asch van Wyck is eerst sedert medio Januari ziek geworden, en de belofte in de troonrede dateert van September. Er ia dus tyd_genoeg gewosst. Maar wat meer zegt, in dienzelfden tyd was de Regeering zooals het Bataviasch Uieuwsblad terecht opmerkt er onmiddeliyk by, waar bet de belangen van de E u r o p e e- s c h e bevolking, meer bepaaldelyk der land bouw industneelen, gold, namely kxle afschaf fing van het uitvoerrecht op koffie en indigo. Per telegram werd daartoe den last uit Holland gegeven en dadelyk moest de verlaging in gaan; op zichzelf een pryzonswaardige spoed, maar waarom kon die niet evon zoo betracht zyn geworden toen het de ïnlandsche bevolking betrof? In het Koloniaal Weekblad van de Ver- eeniging „Oost en West" wordt medegedeeld, dat op Java hongersnood heerscht. Men loze: In verscheidene streken van midden-Java heerscht hongersnood. Reeds sedert jaren is er af en aan, nu eens in dit, dan eens in dat district rystnood ge weest, betgeen voor den door de bank dood armen Javaan volmaakt hetzelfde beteekent als: „gebrek aan het noodige voedsel", want wanneer de oogst zyner rystvolden is mis lukt, hetzy door groote droogte, hotzy door overstroomingen, vulkanische uitbarstingen of anderszins, dan ïydt hy honger en ellonde, want geld, om ryst van anderen te koopon, bezit hy niet. Hy moet zich dan behelpen met boombladeren en wortels. Allerlei ziek ten hebben vat op den slecht-gevoeden en natuurlyk neerslachtigon Individu. Honderden worden op die wyze ten grave gesleept en de algemeene toestand van kommer en gebrek wordt zoodoende in die streken van jaar tot jaar erger. Door alle Indische bladen, door particulie liet Nichtje. 16) Merkte meneer Mario lets van dezen ziels toestand? Na een paar beleefde woorden tegen de markiezin begon hy een praatje met den iuinman. De schilder had een zwak voor rozen, on Pinotto zoo heette de tuinman had er In honderd variëteiten, uit Europa, China, Japan, Australië zelfs, groote en kleine, in allerlei tinten. Lamberti bewonderde ze alle, op zyn gemak; telkens had hy oen woord van lof voor den zorgzamen kweeker, en nu en dan maakte hy een opmerking tegen de markiezin, die nooit geweten had, dat zy zich zoo voor de botanie interesseerde. Gelukkig kwam spoedig mevrouw dl Villa nova, en Mario kon nu, in plaats van rozen, papavers bewonderen; want haar wangen waren nog rood van den slaap. De schilder maak to zyn compliment en hield zich nu byna uitsluitend met haar bezig. Ook hy gevoelde misschien instinctmatig, dat men jonge meisjes nu en dan wat aan haar gedachten moet d verlaten, als zy die hebben. Toen de noodige tyd was besteed aan nietsbeduidende praatjes, ging men er op uit om een „sujet" te zoeken. Lamberti's geoefend oog vond spoedig een plekje, dat hem geschikt voorkwam. Hy wees het Blandina en legde haar in het kort uit, wat hy er mooi in vond. „Dat moet u schilderen, markiezin," be sloot hy. ,Dat is te mooi voor my 1" antwoordde het meisje. „En wat zal u dan doen?" /Ut? yc den anderen kant uit kyken en zal daar wel iets van myn gading vinden." „Maar dat is niets 1" zei Blapdina, omky- kende in de richting, waarheen hy wees; daar was niets dan een verlaten veld, met onkruid, grootendeels verdord, en op den achtergrond een verwarde boomenmassa, „Jawel, daar is wel iets in, dat verzeker ik u," antwoordde de schilder. „Men moet het er uit weten te halen. U zult nu alle kunstgrepen van het vak ln practyk zien, die men niet mag misbruiken, maar die men toch dient te kennen." „Als 't zoo is, zeg lk er niets meer van," sprak Blandina. „Dan kryg ik uw heele apotheek te zienl" Lamberti was aan het werk gegaan met de vlugheid en gemakkelykheid van een ervaren vakman, en toekende met vaste, vrye hand een van die schilderytjes zonder voorgrond, welke den indruk maken, of men door eeu venster ziet. Ook Blandina was vol yver begonnen te teekenen, al haar krachten inspannende. Het gesprek ging by horten en stooten, voorname- ïyk tusschen den schilder en tante Costanza, die dicht by hem had plaats genomen; Blan dina nam er slechts deel aan met enkele volzinnen, by lange tusschenpoozen, daar zy haar gedachten noodig had by het werk. Het gold thans een 60orb examen, en zy wilde er met eere afkomen, om niet te zeggen: met roem. Meneer Mario sloeg haar van tyd tot tyd ongemerkt gade; en zoodra zy gereed was met de schots, stond hy op om lang en oplettend het werk der markiezin te bekyken. Eerst merkte zy dit niet; maar toen hy naar haar toe kwam en zy geritsel hoorde, trok zy de hand terug en bleef In afwachting zitten, als een leerling by het naderen van den meester. Vlak achter haar gekomen, bleef Mario nog eenige oogenblikken kyken, wees toen met de punt van den schilderstok een lyn aan, die naar zyn meening verbeterd moest wor- don, en zei op overtuigden toen: „'t Gaat heel goed." Blandina haalde lichter adem en verbeterde yverig de aangewezen fout. Nu gaf hy haar eenige wenken voor het aanbrengen van de kleur en ging toen naar zyn plaats terug, kalm hot afgebroken gesprek hervattend. Het ging over reizen, en het bleek, dat hy veel had gezien, alle groote steden van Italië, ook Turyn, dat hy prees, tot genoegen der dames. Zoo vergingen twee uren, en het werd tyd, het werk te staken, wyl by hoogeren zonne stand het licht veranderde. Nu was het oogenblik gekomen; eikaars werk te beoor- deelen en te bewonderen. Het bewonderen was natuurlyk in hoofdzaak het deel van Blandinamaar hy waardeerde ook het goede in haar arbeid en wist, wyzende op zyn eigen manier van werken, gelegenheid te vindon, haar veel te leeren zonder al te zeer den criticus uit te hangen. De dames wilden hem meenemen naar het kasteel om te ontbyten. Hy wist hieraan echter handig te ontkomen door de verklaring, dat hy bezigheden had thuis. „Dan wil ik niet verder aandringen," zei Blandina; „tot morgen dual" Eu Costanza wa3 zeer gesticht over zyn bescheidenheid. „Dat is een man, die weet waar zyn plaats is, en die zich niet indringt", sprak zy, toen Mario uit het gezicht was. „Nietwaar? Hoe kan het ook anders by Iemand, die zoo'n groot artist isl" bevestigde haar nicht. Mario kwam den volgenden morgen weer en nog verscheidene dagenhy bleef volharden by zyn hoffelyke terughouding, liet zich niet verleiden om te biyven en kwam ook niet op andere uren van den dag terug. Het werken daar, binnen de grens van het kasteel, vlak by het huis, beviel zeer aan mevrouw di Villanova, die nu tegeiyk voor haar hulselyke bezigheden kon zorgen en zich wel eens kon ver wy deren van haar wachtpost. Blandina raakte er ook aan gewend; nu en dan met den schilder alleen te zyn. Maar of tante al of niet present was, hy bleef steeds dezelfde; mocht hy al eens wat langer praten, hy verloor den afstand niet uit hot oog. Soms zweeg hy langen tyd achtereen, waarna hy opeens voor den dag kwam met een opmerking, die de eentonigheid brak. Eentonigheid was het eigeniyk niet; want het blonde meisje was in die uren van rustige werkzaamheid tevreden en ontroerd tegelykertydontroerd, wyl de meester, hy mocht het bedoelen of niet, steeds grooter indruk op haar maakte, en tevredenja, waarom dat weten we eigeniyk niet! Maar zeker is het, dat zy de overige uren van den dag lang zoo goed niet gehumeurd was. Op een morgen had meneer Mario een ongelukje: hy kreeg een vlek op zyn gryze pakje. Vlekjes waren er al verscheidene op, wit, groen, rood, oranje enzoovoort; doch het waren maar kleine vlekjes, glippertjes van het penseel. Nu echter kreeg hy, door het onhandig openen van een verftube, een groote, gele vlek. Zoo hy alleen ware geweest, zou hy natuurlyk geen acht er op geslagen hebben, maar het vrouweiyk oog is gevoeliger voor zulke dingen, en de dames stelden aanstonds een half dozijn middelen voor om het kwaad te herstellen. Hy wilde er echter niet van RECLAMES, a 40 Cents per regel. Moeder en dochter (Nieuwst ij ding uit Kortgene) Het feit, waarover wy sproken, heeft zich onlangs te Kortgene voorgedaan. Het is steeds met het dool tot een algemeen nut, dat wy er van houden dergeiyke feiten te verhalen en al degenen, die ons kunnen helpen om za algemeen bekend te maken, hebben recht op de publieke erkentelykheid. Juffrouw Van Damme, te Kortgene, geeft ons uit eigen be weging de volgende verklaring Ik was erg lydende aan pyn in den rug en m hot bcvonlyf, hetgeen my verhinderde zelfs te slapen, ik. was ten einde raad, want wat ik al niot aangewend heb, is niet op te noemen. Lp aanraden begon ik de behandeling met do Pink-pillen van Dr. Williams, en werkelyk de uitwerking ging alle verwachting te boven,, de pynen verdwenen als door betoovering zoodat ik deze pillen een ieder kan aanbevolen. Myn dochtertje, waarover ik u onlangs schreef, was uiterst bloedarmoedig en bleek zuchtig, en ik weet by eigen ondervinding dat het jonge meisje byzondere zorgen noodig heeft. De vorming van het jonge meisje is 8omtyds lastig en veroorzaakt in haai* teer gevoelig gestel storingen, waarvoor het goed is ze in den beginne tegen te gaan. De zwakte van het bloed veroorzaakt op dien leettyd dikwyls gevaariyke ziekten, zelfs de tering. Vele jonge meisjes ten gevolge van deze zwakte van het bloed, zyn door bloedarmoede en bleekzucht aangetast. De gelaatskleur wordt bleek gelyk was, eveneens de lippen. Men heelt een tegenzin in alle genoegens on alie spyzen; de slaap is onrustig door aiJerloi akelige droomen, en van lieverlede wordt de algemeene zwakte zoo erg dat men niet meer kan staan. Het leven onder die om standigheden wordt treurig en de toekomst laat zich duister aanzien. Jonge meisjes, die aan deze kwaal lydende zljt, neemt oen voorbeeld aan het dochtertje van Juffrouw Van Damme en luistert wat haar moeder zegt: Jongojullrouw VAN DAMME, volgons portret. Ik ben U ten hoogste dankbaar omtrent het resultaat ook by myn dochtertje door Uw 1 Pink-pillen van Dr. Williams verkrogen. Sedert lang was zy lijdende, had don eetlust ver-' loren, zy was bleek en kwynende. De kleinste wandeling vermoeide haar zeer. Ik maakte my om haar toekomst ongerust. Thans heeft er zich na hun gebruik een groote verbetering, voorgedaan, zy heeft thans een frissche kleur/ en de kloppingen in het hoofd zyn verdwe-' nen. Zy is thans gezond en het doet my ge noegen uw Pink Pillen aan de moeders voor haar jeugdige dochters aan te raden en ik wensch haar hetzelfde succes, dat ik mot myn dochtertje gehad heb. Het is aldus, dat men door de hernieuwing van het bloed door hun gebruik zal kunnen genezen, bloedarmoede, neurasthenie, rheuma- tiek, algemeene zwakte by man en vrouw en by de kinderen het rachiüsmns en den St.-Vitusdans. Prya ƒ1.76 de doos; ƒ9.— per 6 doozen. Verkrijgbaar by J. H. I. Snabilié, Steiger 27, Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland, en in de apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om streken by Rbyst Krak, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis, drogeryen, Hoogstraat No. 5. 2796 85 weten, ongezind zyn arbeid af te breken om zulk een bagatel: dat zou hy thuis wel eena op zyn gemak doen. „Och, markiezin," zei hy tegen Blandina, die zeer veel deelneming had getoond, „zonoer die kleine onaangenaamheden gaat het nu eenmaal niet in de kunst. Wie schilderen wil, moet met vreezen, zyn kloeren eens vuil te maken." En dan vertelde hy van de dames, die heel netjes ln de museums gaan zitten werken aan kopieën van groote stukken op paneelen, die reeds door een ander zyn klaargemaakt, zooals een borduurwerk, waarvan hot moeilyk- ste is gedaan, zoodat een lui dameshandje er slechts de laatste stoken aan heeft te doen. Deze gesprekken bevielen Blandina, al kon zy niet altyd meegaar, mot zyn stellingen. Hy praatte ochtor good, had geestige opmer kingen, en origiueele invallende muziek zyner woorden streelde haar oor, al troffen de argumenten niet altyd haar verstand. Van tien tot twaalf uren eiken ochtend werkten zy dus te zamen, zy oplottond en i druk bezig, hy kalm en vol attentie, zooala den eersten dag, toen hy het hek van Carpenoto was binnengetreden. Voor gravin di Villanova was het haast oen voortzetting dor lessen van den waardigou Boetli; maar het behoeft! niet gezegd te worden, dat de nieuwe maestro beter beviel aan de blonde leerlinge. „Als ik ooit een goede schilderes word," zei Blandina op een dezer prullige dagen tegen Mario, „dan zal ik dat aan u te danken hebben." 7 (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5