Burgerlijke Stand.
PERSOVERZICHT.;
FEUILLETON.
NO. 12908 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 MAART. - TWEEDE BLAD. Auno 1902.
ren zoowel als door ambtenaren, Is op dezen
treurigen toestand by herhaling gewezen ge
worden en voor het verergeren in de toekomst
gewaarschuwd, maar wy, Nederlanders, die dit
vernamen, bleven Oost Indisch doof. Wy kon
den, wy wilden het niet gelooven en liepen:
.In zulk een ryk en vruchtbaar land als Java
kan immers geen hongersnood zyn; de inlan
der weet zich met een dubbeltje ryst vol
doende te voeden I Al die berichten moeten
overdreven zyn!"
De echryver verwyt aan de Nederland-
sche pers, dat zy op dien nood niet ernstig
de aandacht heeft gevestigd; als de nood be
kend is, mag men intusachen aannemen, dat
althans de Regeering hulpe heeft geboden,
om de slachtoffers by te staan.
In het Maartnummer der Stemmen voor
Waarheid en Vrede komt een uitvoerig artikel
voor van ds. Otto Schriecke, geschreven voor-
nameiyk naar aanleiding van de polemiek
tusschen dr. De Visser en dr. Bronsveld over
hetgeen in den boezem der Ohristelyk-
Historische party is voorgevallen.
Dr. Bronsveld had aan dr. De Visser voor
gehouden, dat deze in April 1901 beslist ver
klaard had, dat „oDze mannen" met zouden
te bewegen zyn tot het stemmen op een
antirevolutionair; hoe dr. De Visser ontkende
en sommeerde dr. Bronsveld dio beschuldiging
te herroepen; deze weigerde, handhavende
hetgeen hy had gezegd.
In dat geschil schaart zich de heer Schriecke
aan de zyde van dr. Bronsveld en consta
teert, dat op de vergadering van 22 April
met geen woord is gerept van den .nieuwen
koers", van onderhandeling en samenwerking
met de antirevolutionairen.
Dryfveer by de stichting van dea Chr.
Hist. Kiezersbond was de „inneriyke weerzin
tegen de praktyk der antirev. party in ver
band met Rome en om die party, onder lei
ding van haar hoofd dr. Kuyper, als een
waariyk Christelijke party te erkennen".
„Dr. Kuyper", zoo schryft hy, „moge een
trouw beschermer zyner vrienden zyn, recht
vaardig tegenover zyn tegenstanders zag ik
hem schier nimmer. Te zeer paste hy de
methode toe, door hem by de stichting van
de Vrye Universiteit gevolgd, door één myner
vrienden aldus omschreven: „Hy heeft die
gebouwd gelyk de Dajakkers hun woningen:
onder iedoren paal oen menschenhoofd." Ja,
aan achtbare mannen, die het vertrouwen
de3 volks genoten, als Van Oosterzee, Doedes,
Beers e. a. moest dat vertrouwen worden
ontnomen, opdat de Vrye Universiteit zou
kunnen verrijzen, de noodzakelykheid harer
oprichting zou worden geloofd. Schier nooit
heeft deze publicist het gevoelen zyner tegen
standers byv. van ons, Chr. Historischen, juist
voorgesteld, meestal in een verdacht, soms
in het slechtste licht. Bittere qualificaties en
personaliteiten, soms geheel onjuist, werden
niet gespaard.
Voor "hoevelo grootere en kleinere verras
singen heeft dr. Kuyper ons volk niet ge
plaatst l Om slechts aan te stippen: de
doleantie, de kieswet-Tak (waarby het huis
manskiesrecht eenvoudig verzaakt werd), de
rede over de mannen met dubbele namen,
zyn stem voor de eerste Ongevallenwet (door
hem eerst onnederlandsch en socialistisch ge
noemd), zyn verbond met Rome. In 1870
veroordeelde hy in de conservatieven, dat zy
Rome sterkten; in 1878 waren de Roomschen
trouwe bondgenooten; in 1883 bestreed hy
de samenwerking met Rome tegenover ds.
Buytendyk; in 1887, vóór het optreden van
het eerste „Cliristeiyke" ministerie, was het
bondgenootschap hechter dan ooit; in 1891,
na den val van het ministerie-Mackay, was
het samengaan echter weder uit den booze,
ter wyl het tien jaar later opnieuw zoo goed
en Christeiyk ia, dat art. 21 van het antirev.
program omtrent de samenwerking met
andere partyen eenvoudig als ongeschreven
beschouwd wordt. Als anderen met candi-
daten der llnkerzyde samen optrekken, wordt
dat by hen als stemmen voor godloochenaars,
als afval voorgesteld, maar wanneer dr. Kuyper
zelf te Gouda de candidatuur-Valette komt
verdedigen en hem gezegd wordt, dat hy nu
zelf voor een ongeloovige opkomt, vraagt hy,
of er misschien een ouderling of diaken, dan
wel een volksvertegenwoordiger gekozen moet
worden. Wat anderen niet mogen doen, lain
hem correct.
En onder al deze wendingen bleef de antirevoL
party, als „leem in de handen van den potten
bakker", al vielen enkelen af, den leider
getrouw volgen door dik en dun, byna zonder
protest. Daarom is die party met den leider,
den onberekenbaren tacticus, vereenzelvigd,
door eigen daad. Het is een nuchter, niet te
ontkennen feit. Maar daarom ook voelden zich
velen van haar verwyderd. Zy konden in haar
ondernemingen niet medegaan. Zy konden de
Christeiyke scheidsiyn niet plaatsen, waar deze
stryders die trokken. Niet slechts op program,
op beiydenis, ook op tactiek, op leven komt
het aan."
De heer Schriecke, na uiteengezet te hebben,
waarom de Chr.-Hist. evenmin in 1901 als in
1897 een verbond met Rome mochten aan
gaan, besluit met deze woorden:
„Zoo had een gezonde Protestantsche mid
denparty op broeden grondslag kunnen ontstaan,
govoelonde voor de stoffelyke en gèestelyko
belangen van ons volk in den zin van het
program van den Bond. Indien men slechts
geduld had gehad om te groeien," Maar „thans
is de Christ -Hist. Bond voor een goed deel
uiteengespat, deels verzwolgen en opgelost.
Op uitbreiding kan thans weinig hoop zyn, na
'het fiasco van verleden zomer, toen haar figuur
velen een weerhaan toeleek. Andere tyden
zyn af te wachten."
In een opstel over ons 800-jarig bestuur
van Indië wyst De Maasbode op al hetgeen
Nederland aan zyn Koloniën te dan
ken heeft en betoogt dan, dat wy een
eereschuld tegenover onze bruine broe
ders hebben af te lossen.
Grootendeels aan hen hebben we te danken,
dat we zyn, wat we zyn, schryft het blad.
Hoe zullen we die eereschuld het best voldoen?
Door hun te geven, wat wy zei ven het hoogst
schatten: onze beschaving en onze maat-
schappeiyke ontwikkeling. En vraagt ge ons:
„Hoe zullen we hen daaraan deelachtig doen
worden?" dan antwoorden wy: „Op dezelfde
wyze als wy zeiven ze hebben verworven."
Ons is de beschaving en de maatschappelyke
ontwikkeling geworden langs den koninkiyken
weg des Christendoms. Zoo komen zy ook
tot hen!
Hot Christendom zal den Javaan doen ont
waken uit zyn doffe onverschilligheid en
zorgeloosheid en evengoed als overal elders
een grootere welvaart ten gevolge hebben.
Bovendien zou een Christelyke Javaansche
natie, onder de Suzereiniteit van een Christe-
lyk vorstenhuis, een krachtiger ruggesteun
zyn voor het behoud onzer Koloniën, dan een
natie van steeds onbetrouwbare Mahomedanen.
Zyn de Christen-Amboineezen niet het meest
ontwikkelde volk van den Oost-Indischen
archipel? Zyn zy niet de beste soldaten van
ons Oost Indisch leger en de trouwste ver
dedigers onzer suprematie?
De kerstening der inlanders is ook in ons
eigen belang, en alle uitstel daarmede is op
de eerste plaats een tekortkoming jegens den
inlander en op de tweede piaats een voorby-
zien van ons eigen welbegrepen belang.
Voor ons zal een eeuwfeest van het bezit
onzer Koloniën eerst dan een ware feestdag
zyn, als we in volle overtuiging kunnen zeg
gen: Nederland heeft zyn eereschuld jegens
Insulinde afgelost; het heeft gedaan wat het
kon voor de geestelyke en stoffelyke belangen
van den inlander, het heeft hem opgebeurd
tot de hoogte der Christelyke beschaving l
Zooals de zaken thans staan, is de ge
denkdag van het 300-jarig bezit van Oost-
Indië voor Nederland een dag van zelfverwyt.
Kunsttentoonstcllingggcbouw op de Industrie- en Nijvcrlieids*
tentoonstelling te I>nsseldor£
KATWIJK Geboren: Diena, D. van G.
Ouwehand en U. de Best Jacob, Z. van K
Paap en A. van Rijn, Nicolaas, Z. van E. van
der Gugten en J. van der Does
Gehuwd: A. C. Wassenaar jm. en J. Ouwe
hand )d.
NOORDWIJK. Geboren: Joanna Maria, D.
van Johannes van Eeden en Agatha Hendiika
Verdegaal. Johanna, D. van Adnanus van don
Borg e» Maria Elisabeth Bnschtnan. Elisabeth
Maria. D. van Franciscus van den berg en soplne
van den Berg. Clara Jacoba, D. van Anlhonie
Wassenaar en Elisabeth Adn&na Grullemans.
Jacoba, Z. van Cornells van ltoijen en Adriana
Haasnoot Gerardus Josepkus, Z. van 'i'hcodorus
van den Berg en Petronella Wynanda. Gys-
bertus Willem, Z. vaa Cornelia Houwaart en
Cornelia van der Niet Wiihelmina Agatha,
D. van Cornelia Hooimans en Wilbeimina Brood-
Overleden: Jacoba Johanna Alida van
Houten 13 m., D. van J. VY. van Honten en M.
Caspers.
NOORDWIJKERHOUT. Geboren: Adrianus,
Z. van P. van den Burg en C. M. Bu9chman.
Overleden: G. W. Hamstra 15 j. en Maartje
Doornboa 17 j.
RIJN8B0RG. Geboren: Jannetje, D. van J.
de Komng en C. de Mare. Daniël, Z. van C.
Tavenier en P. van der Spijk. Clasina, D. van
D. van den Eijkel en K van der Kwaak.
Overleden: J. van Bourgondiën 71 j., wednr.
van C. van Koon.
SASSENHEIM. Geboren: Johanna Petronella,
D. van A Bchrama en Th. van Tol. Adriana
Johanna, D. van M. de Zwart en A. W. van
Ruiten. Theodorus Bernardus, Z. van Th. B.
v. Galen en C. van Driest.
Overleden: Dirk van der Mey 90 j.,wednr.
van J. Boerman. Johannes Cornells Kljjn 51
j., echtg. van H. Bxuijnen.
In een tweetal artikelen heeft de heer J.
H. Wynen in De Tijd uiteengezet „wat de
Katholieken verlangen" op onder-
«vysgebied. Byna uitsluitend wordt in
deze artikelen over het lager onderwys ge
handeld. Toch komt aan het slot ook een
enkel woord over eeu eigen Roomsche
Universiteit voor. Daarover zegt de
«chryver dit:
„Over het Universitair onderwfis ls In den
Jaatsten tyd zóóveel geschreven, dat wy slechts
deze verklaring afleggen: volkomen de over
tuiging van hen te doelen, die als ons ideaal
voorstellen een eigen Katholieke Universiteit.
Zoolang tyd en omstandigheden niet toelaten
dat te bereiken, trachte men, met de hulp
der Regeering, aan elke Hoogeschool een leer
stoel voor Kath. Wysbegeerte te vestigen, als
voorloopig correctief."
Do redactie van De Tyd teekent by deze
woorden aan:
„Ook aan de vestiging van Katholieke
privaat-docenten in andero vakken zouden wy
groote waarde hechten: niet het minst, omdat
op die wyze langzamerhand de onderwys-
krachton voor een eigen Universiteit konden
aangekweekt worden. Wetswyziging zou hier
voor volstrekt niet noodig wezen."
De Zulfensche Courant schryft over de
enquête in Indië:
Van hot in de troonrede aangekondigde
plan om een onderzoek in te stellen naar de
oorzaken van de mindere welvaart der inland-
jche bevolking, kan gezegd worden, dat de
voortvarendheid, waarmee aan dat voornemen
gevolg wordt gegeven, in omgekeerde reden
ataat tot de drukte, die er over gemaakt is.
Wy bedoelen hiermede niet, dat zulk een
onderzoek niet noodig zou zyn. Het tegendeel
is het geval. Hot onderzoek is noodig, ja zeer
dringend noodig, want, om met de Indische
couranten te spreken, het is de treurige
waarheid, dat in een groot gedeelte van het
ryk gezegende Java door den inlandor honger
wordt geleden; dat velen, zeer velen,omkwa
men en nog omkomen van gebrek.
Maar intusschen moet de eerste stap voor
die enquête nog worden gedaan. Ook in Indië
iras een maand geleden nog niets omtrent
het in uitzicht gestelde onderzoek bekend.
Misschien zal men do reden daarvan zoe
ken in de ongesteldheid van den Minister van
Koloniën. Maar de heer Van Asch van Wyck
is eerst sedert medio Januari ziek geworden,
en de belofte in de troonrede dateert van
September.
Er ia dus tyd_genoeg gewosst.
Maar wat meer zegt, in dienzelfden tyd
was de Regeering zooals het Bataviasch
Uieuwsblad terecht opmerkt er onmiddeliyk
by, waar bet de belangen van de E u r o p e e-
s c h e bevolking, meer bepaaldelyk der land
bouw industneelen, gold, namely kxle afschaf
fing van het uitvoerrecht op koffie en indigo.
Per telegram werd daartoe den last uit Holland
gegeven en dadelyk moest de verlaging in
gaan; op zichzelf een pryzonswaardige spoed,
maar waarom kon die niet evon zoo betracht
zyn geworden toen het de ïnlandsche bevolking
betrof?
In het Koloniaal Weekblad van de Ver-
eeniging „Oost en West" wordt medegedeeld,
dat op Java hongersnood heerscht.
Men loze:
In verscheidene streken van midden-Java
heerscht hongersnood.
Reeds sedert jaren is er af en aan, nu eens
in dit, dan eens in dat district rystnood ge
weest, betgeen voor den door de bank dood
armen Javaan volmaakt hetzelfde beteekent
als: „gebrek aan het noodige voedsel", want
wanneer de oogst zyner rystvolden is mis
lukt, hetzy door groote droogte, hotzy door
overstroomingen, vulkanische uitbarstingen
of anderszins, dan ïydt hy honger en ellonde,
want geld, om ryst van anderen te koopon,
bezit hy niet. Hy moet zich dan behelpen
met boombladeren en wortels. Allerlei ziek
ten hebben vat op den slecht-gevoeden en
natuurlyk neerslachtigon Individu. Honderden
worden op die wyze ten grave gesleept en de
algemeene toestand van kommer en gebrek
wordt zoodoende in die streken van jaar tot
jaar erger.
Door alle Indische bladen, door particulie
liet Nichtje.
16)
Merkte meneer Mario lets van dezen ziels
toestand? Na een paar beleefde woorden tegen
de markiezin begon hy een praatje met den
iuinman. De schilder had een zwak voor rozen,
on Pinotto zoo heette de tuinman had er
In honderd variëteiten, uit Europa, China,
Japan, Australië zelfs, groote en kleine, in
allerlei tinten. Lamberti bewonderde ze alle,
op zyn gemak; telkens had hy oen woord
van lof voor den zorgzamen kweeker, en nu
en dan maakte hy een opmerking tegen de
markiezin, die nooit geweten had, dat zy zich
zoo voor de botanie interesseerde.
Gelukkig kwam spoedig mevrouw dl Villa
nova, en Mario kon nu, in plaats van rozen,
papavers bewonderen; want haar wangen
waren nog rood van den slaap. De schilder
maak to zyn compliment en hield zich nu byna
uitsluitend met haar bezig. Ook hy gevoelde
misschien instinctmatig, dat men jonge meisjes
nu en dan wat aan haar gedachten moet
d verlaten, als zy die hebben.
Toen de noodige tyd was besteed aan
nietsbeduidende praatjes, ging men er op uit
om een „sujet" te zoeken. Lamberti's geoefend
oog vond spoedig een plekje, dat hem geschikt
voorkwam. Hy wees het Blandina en legde
haar in het kort uit, wat hy er mooi in vond.
„Dat moet u schilderen, markiezin," be
sloot hy.
,Dat is te mooi voor my 1" antwoordde het
meisje. „En wat zal u dan doen?"
/Ut? yc den anderen kant uit
kyken en zal daar wel iets van myn gading
vinden."
„Maar dat is niets 1" zei Blapdina, omky-
kende in de richting, waarheen hy wees;
daar was niets dan een verlaten veld, met
onkruid, grootendeels verdord, en op den
achtergrond een verwarde boomenmassa,
„Jawel, daar is wel iets in, dat verzeker
ik u," antwoordde de schilder. „Men moet
het er uit weten te halen. U zult nu alle
kunstgrepen van het vak ln practyk zien,
die men niet mag misbruiken, maar die men
toch dient te kennen."
„Als 't zoo is, zeg lk er niets meer van,"
sprak Blandina. „Dan kryg ik uw heele
apotheek te zienl"
Lamberti was aan het werk gegaan met de
vlugheid en gemakkelykheid van een ervaren
vakman, en toekende met vaste, vrye hand
een van die schilderytjes zonder voorgrond,
welke den indruk maken, of men door eeu
venster ziet.
Ook Blandina was vol yver begonnen te
teekenen, al haar krachten inspannende. Het
gesprek ging by horten en stooten, voorname-
ïyk tusschen den schilder en tante Costanza,
die dicht by hem had plaats genomen; Blan
dina nam er slechts deel aan met enkele
volzinnen, by lange tusschenpoozen, daar zy
haar gedachten noodig had by het werk. Het
gold thans een 60orb examen, en zy wilde
er met eere afkomen, om niet te zeggen:
met roem. Meneer Mario sloeg haar van tyd
tot tyd ongemerkt gade; en zoodra zy gereed
was met de schots, stond hy op om lang en
oplettend het werk der markiezin te bekyken.
Eerst merkte zy dit niet; maar toen hy naar
haar toe kwam en zy geritsel hoorde, trok zy de
hand terug en bleef In afwachting zitten, als
een leerling by het naderen van den meester.
Vlak achter haar gekomen, bleef Mario nog
eenige oogenblikken kyken, wees toen met
de punt van den schilderstok een lyn aan,
die naar zyn meening verbeterd moest wor-
don, en zei op overtuigden toen:
„'t Gaat heel goed."
Blandina haalde lichter adem en verbeterde
yverig de aangewezen fout.
Nu gaf hy haar eenige wenken voor het
aanbrengen van de kleur en ging toen naar
zyn plaats terug, kalm hot afgebroken gesprek
hervattend. Het ging over reizen, en het
bleek, dat hy veel had gezien, alle groote
steden van Italië, ook Turyn, dat hy prees,
tot genoegen der dames.
Zoo vergingen twee uren, en het werd tyd,
het werk te staken, wyl by hoogeren zonne
stand het licht veranderde. Nu was het
oogenblik gekomen; eikaars werk te beoor-
deelen en te bewonderen. Het bewonderen
was natuurlyk in hoofdzaak het deel van
Blandinamaar hy waardeerde ook het goede
in haar arbeid en wist, wyzende op zyn eigen
manier van werken, gelegenheid te vindon,
haar veel te leeren zonder al te zeer den
criticus uit te hangen.
De dames wilden hem meenemen naar het
kasteel om te ontbyten. Hy wist hieraan
echter handig te ontkomen door de verklaring,
dat hy bezigheden had thuis.
„Dan wil ik niet verder aandringen," zei
Blandina; „tot morgen dual"
Eu Costanza wa3 zeer gesticht over zyn
bescheidenheid.
„Dat is een man, die weet waar zyn plaats
is, en die zich niet indringt", sprak zy, toen
Mario uit het gezicht was.
„Nietwaar? Hoe kan het ook anders by
Iemand, die zoo'n groot artist isl" bevestigde
haar nicht.
Mario kwam den volgenden morgen weer
en nog verscheidene dagenhy bleef volharden
by zyn hoffelyke terughouding, liet zich niet
verleiden om te biyven en kwam ook niet
op andere uren van den dag terug.
Het werken daar, binnen de grens van het
kasteel, vlak by het huis, beviel zeer aan
mevrouw di Villanova, die nu tegeiyk voor
haar hulselyke bezigheden kon zorgen en zich
wel eens kon ver wy deren van haar wachtpost.
Blandina raakte er ook aan gewend; nu en
dan met den schilder alleen te zyn. Maar of
tante al of niet present was, hy bleef steeds
dezelfde; mocht hy al eens wat langer praten,
hy verloor den afstand niet uit hot oog. Soms
zweeg hy langen tyd achtereen, waarna hy
opeens voor den dag kwam met een opmerking,
die de eentonigheid brak. Eentonigheid was
het eigeniyk niet; want het blonde meisje
was in die uren van rustige werkzaamheid
tevreden en ontroerd tegelykertydontroerd,
wyl de meester, hy mocht het bedoelen of
niet, steeds grooter indruk op haar maakte,
en tevredenja, waarom dat weten we
eigeniyk niet! Maar zeker is het, dat zy de
overige uren van den dag lang zoo goed niet
gehumeurd was.
Op een morgen had meneer Mario een
ongelukje: hy kreeg een vlek op zyn gryze
pakje. Vlekjes waren er al verscheidene op,
wit, groen, rood, oranje enzoovoort; doch het
waren maar kleine vlekjes, glippertjes van
het penseel. Nu echter kreeg hy, door het
onhandig openen van een verftube, een groote,
gele vlek. Zoo hy alleen ware geweest, zou
hy natuurlyk geen acht er op geslagen hebben,
maar het vrouweiyk oog is gevoeliger voor
zulke dingen, en de dames stelden aanstonds
een half dozijn middelen voor om het kwaad
te herstellen. Hy wilde er echter niet van
RECLAMES,
a 40 Cents per regel.
Moeder en dochter
(Nieuwst ij ding uit Kortgene)
Het feit, waarover wy sproken, heeft zich
onlangs te Kortgene voorgedaan. Het is steeds
met het dool tot een algemeen nut, dat wy
er van houden dergeiyke feiten te verhalen
en al degenen, die ons kunnen helpen om za
algemeen bekend te maken, hebben recht op
de publieke erkentelykheid. Juffrouw Van
Damme, te Kortgene, geeft ons uit eigen be
weging de volgende verklaring Ik was erg
lydende aan pyn in den rug en m hot bcvonlyf,
hetgeen my verhinderde zelfs te slapen, ik.
was ten einde raad, want wat ik al niot
aangewend heb, is niet op te noemen. Lp
aanraden begon ik de behandeling met do
Pink-pillen van Dr. Williams, en werkelyk de
uitwerking ging alle verwachting te boven,,
de pynen verdwenen als door betoovering
zoodat ik deze pillen een ieder kan aanbevolen.
Myn dochtertje, waarover ik u onlangs
schreef, was uiterst bloedarmoedig en bleek
zuchtig, en ik weet by eigen ondervinding
dat het jonge meisje byzondere zorgen noodig
heeft. De vorming van het jonge meisje is
8omtyds lastig en veroorzaakt in haai* teer
gevoelig gestel storingen, waarvoor het goed
is ze in den beginne tegen te gaan. De zwakte
van het bloed veroorzaakt op dien leettyd
dikwyls gevaariyke ziekten, zelfs de tering.
Vele jonge meisjes ten gevolge van deze
zwakte van het bloed, zyn door bloedarmoede
en bleekzucht aangetast. De gelaatskleur
wordt bleek gelyk was, eveneens de lippen.
Men heelt een tegenzin in alle genoegens on
alie spyzen; de slaap is onrustig door aiJerloi
akelige droomen, en van lieverlede wordt
de algemeene zwakte zoo erg dat men niet
meer kan staan. Het leven onder die om
standigheden wordt treurig en de toekomst
laat zich duister aanzien.
Jonge meisjes, die aan deze kwaal lydende
zljt, neemt oen voorbeeld aan het dochtertje
van Juffrouw Van Damme en luistert wat
haar moeder zegt:
Jongojullrouw VAN DAMME, volgons portret.
Ik ben U ten hoogste dankbaar omtrent
het resultaat ook by myn dochtertje door Uw 1
Pink-pillen van Dr. Williams verkrogen. Sedert
lang was zy lijdende, had don eetlust ver-'
loren, zy was bleek en kwynende. De kleinste
wandeling vermoeide haar zeer. Ik maakte
my om haar toekomst ongerust. Thans heeft
er zich na hun gebruik een groote verbetering,
voorgedaan, zy heeft thans een frissche kleur/
en de kloppingen in het hoofd zyn verdwe-'
nen. Zy is thans gezond en het doet my ge
noegen uw Pink Pillen aan de moeders voor
haar jeugdige dochters aan te raden en ik
wensch haar hetzelfde succes, dat ik mot
myn dochtertje gehad heb.
Het is aldus, dat men door de hernieuwing
van het bloed door hun gebruik zal kunnen
genezen, bloedarmoede, neurasthenie, rheuma-
tiek, algemeene zwakte by man en vrouw
en by de kinderen het rachiüsmns en den
St.-Vitusdans.
Prya ƒ1.76 de doos; ƒ9.— per 6 doozen.
Verkrijgbaar by J. H. I. Snabilié, Steiger 27,
Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland,
en in de apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om
streken by Rbyst Krak, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
drogeryen, Hoogstraat No. 5. 2796 85
weten, ongezind zyn arbeid af te breken om
zulk een bagatel: dat zou hy thuis wel eena
op zyn gemak doen.
„Och, markiezin," zei hy tegen Blandina,
die zeer veel deelneming had getoond, „zonoer
die kleine onaangenaamheden gaat het nu
eenmaal niet in de kunst. Wie schilderen
wil, moet met vreezen, zyn kloeren eens vuil
te maken."
En dan vertelde hy van de dames, die heel
netjes ln de museums gaan zitten werken
aan kopieën van groote stukken op paneelen,
die reeds door een ander zyn klaargemaakt,
zooals een borduurwerk, waarvan hot moeilyk-
ste is gedaan, zoodat een lui dameshandje er
slechts de laatste stoken aan heeft te doen.
Deze gesprekken bevielen Blandina, al kon
zy niet altyd meegaar, mot zyn stellingen.
Hy praatte ochtor good, had geestige opmer
kingen, en origiueele invallende muziek
zyner woorden streelde haar oor, al troffen
de argumenten niet altyd haar verstand.
Van tien tot twaalf uren eiken ochtend
werkten zy dus te zamen, zy oplottond en i
druk bezig, hy kalm en vol attentie, zooala
den eersten dag, toen hy het hek van Carpenoto
was binnengetreden. Voor gravin di Villanova
was het haast oen voortzetting dor lessen
van den waardigou Boetli; maar het behoeft!
niet gezegd te worden, dat de nieuwe maestro
beter beviel aan de blonde leerlinge.
„Als ik ooit een goede schilderes word,"
zei Blandina op een dezer prullige dagen tegen
Mario, „dan zal ik dat aan u te danken
hebben."
7
(Wordt vervolgd.)