LEIDSCH DAGBLAD, WOEMSDAC 5 MAART. - TWEEDE BLAD.
Anno 1903.
PERSOVERZICHT.J
FEUILLETON.
De jonge luitenant.
>'o. 12893
"Voor ccnigen tijd kwam da Nieuwe Rotr
ierdamsche Courant op tegen een klacht,
welke door den minister van binnenlandache
zaken in de Eerste Kamer tegen de psy
chiatrische experts was ingebracht
Hetzelfde is nu gedaan door Prof. Jelgersma,
die in vermeld blad een aantal gevallen op
noemt, welke het tegendeel zijn van wat in
de Eersto Kamer is gezegd.
Daar meende men, zegt Prof. tT., dat mis
dadigers in sommige gevallen ten onrech
te als krankzinnigen werden beschouwd.
Mijn gevallen tooncn aan, dat krankzinni
gen ten onrechte herhaaldelijk als mis
dadigers worden beschouwd en behandeld.
En hij eindigt dan in dezer voege:
Zooals de toestand thans is, is het bedroe
vend; half onnoozele menschen worden ver
oordeeld, opgesloten cn nog slechter ge
maakt dan zo reeds zijn, terwijl bij een oor
deelkundige behandeling er wel geen verstan
dige cn brave menschen van zouden gemaakt
worden, maar hun leven toch heel wat beter
©n gelukkiger zou worden dan thans.
Onder de imbecillen zijn echter ook ge
vaarlijke en agressieve elementen. Voor hen
zou een gewoon gesticht niet passen; wanneer
hun gevaarlijkheid gebleken was, zouden de
zen naar een inrichting voor gevaarlijke
krankzinnigen overgeplaatst moeten worden.
Geheel sluit ik mij echter aan bij de
mecning der Nieuwe Rotterdamsche Cou
rantdat de droevige toestand in Medem-
blik niet geweten moet worden aan een licht
vaardige krankzinnigheidsverklaring, maar
veeleer aan dc gebrekkige inrichting van het
geslicht en 't schijnt mij toe dat het hoog tijd
is, ernstig te overwegen, wat er gedaan moet
worden, om gevaarlijke krankzinnigen be
hoorlijk te verplegen.
Met die gebrekkige inrichting van het ge
sticht te Medemblik bedoelt prof. Jclgersma,
dat den geneesheer-directeur van dat ge
sticht een verantwoordelijkheid op de schou
ders wordt geladen, die voor hem niet te
dragen is.
In een correspondentie uit 's-Gravenhage
aan l)e Maasbode leest men:
De Rekenkamer is een verbazend nut
tig college, dat nauwkeurig nagaat of dc
haar voorgelegde uitgaven en inkomsten wel
preeies kloppen.
Behalve 7 leden telt zij 2 referendarissen,
2 hoofdcommiezen, bijna 30 commiezen en
adjunct-commiezen, benevens niet veel min
der tweede en eersto klerken, personeel ge
noeg dus om van dag tot dag heelwat cijfers
i uit den weg te kunnen leggen. Nog dezer
dagen is bet klerkenpcrsoncel vermeerderd,
terwijl juist een nieuwe verdieping op het
gebouw in heb Lange Voorhout is ge
zet, twee omstandigheden, die op een gestar
digc toeneming der werkzaamheden wijzen.
En de ambtenaren werken er natuurlijk even
hard als in de departementen.
Dc uitslag van dc stemming kost der Twee
de Kamer een Katholiek lid. De heer Do
Ras toch, die nummer één werd al bij eerste
stemming, hoewel hij niet had gesolliciteerd,
zal wel worden benoemd ook. Al dadelijk na
dat de voordracht was vastgesteld, werd hij
•/door zijn rechterzijde-genooten gecomplimen
teerd, welke complimenten hij opgewekt in
ontvangst nam, wat heel verklaarbaar is:
lid der Rekenkamer is ccn postje voor het
leven en ad ƒ5000, als ik mij niet vergis.
Men zou voor minder het Kamerlidmaat
schap vaarwel zeggen, dat wel meer aan den
weg doet timmeren, maar ook het vele be
kijks daarvan met zich brengt. Vergaderen in
.heb Voorhout is wel zoo rustig en niet min
der eervol.
Na de benoeming van den heer De Ras
zullen de 7 rekenzeteïs bezet zijn' door: drie
'liberalen, twee antirevolutionairen en twee
'Katholieken (het andere Roomschc lid is de
heer Le Bron de Vexela), een niet onaar-
,'dige verdeeling dus; 't is voor het eerst na
1869, dat weer twee Katholieken in het col
lege zitting hebben.
Onden den titel „Het P a u s f ee s t"
schrijft mr. Heijdenrijck te 's-Gravenhage
,een artikel in De Tijd, dat aldus eindigt:
Hoe zou ik andersdenkenden
srillea kwetsen bij dit feest, getuigende van
zooveel vordraagzaamheidll
Welk» uw geloofsbegrippen zijn, mijn
vrienden erkent de overgroot© diensten, wel
ke het pausschap door zijn bestrijding van
het eigenbelang, clat is door de ze
delijke vorming van den mensch,
door de opvoeding des volks der
heilige zaak van „Recht en Vrede" over de
geheelc wereld heeft bewezen en bewijst.
Ik noemde de verdraagzaamheid.
Hoe gelukkig, dat we do tijden der ketter
vervolging, der godsdienstoorlogen achter
ons hebben en inzonderheid ons vaderland de
hatelijke, tot niets dienende kibbelarij over
Inquisitie, Papenlist, Calvinisten-streken en
wat dies meer zij, is ontwassen 1
Verbeeldt u, dat men een vijftig, zestigtal
jaren geledon had durven wijzen op een
Pausfeest, gelijk ik het deed, zij 't dan
in volle verdraagzaamheid cn met de eer
lijkste eerbiediging van een grondwettelijk
„Recht voor Allen'"??
Wij mogen ons reeds over meer dan één
regeeringsbewixul verheugen, welk dat begin
sel trouw heeft nageleefd, en zien thans een
ministerie boven ons, voortschrijdende langs
den viaduct, gevormd uit twee stevi gebogen,
waarvan er één de mijne is.
„Als een volgend jaar bet vijftigjarig feest
van het herstel onzer Katholieke Hiërarchie
wordt gevierd, waarop ik reeds nu de aan
dacht vestig", zal het than6 verbroederd Ne
derland zoo mogelijk nog meer door de we
reldgebeurtenissen bevestigd zien
wat het reeds gelooft, dat de heilige zaak
van Recht en Vrede bij uitstek wordt
gediend door de verccring van onzen der
tienden Leo.
Het Maandblad tegen de Vervalsclitngen
scb rijft:
Nu vermoedelijk weldra de politieke strijd
aangaande vr ij handel en protectie
in ons parlement zal ontbranden, achten wij
het in het algemeen belang wenschelijk, ge
gevens uit onze dagelijksche praktijk te pu-
bliceeren, die bij de debatten, welker uitslag
van zoo hoog belang voor onze natie zal zijn,
misschien ecnig gewicht in de schaal kunnen
leggen.
Bij den invoer van artikelen speelt dc
qualitcit der waren natuurlijk een belangrij
ke rol, cn zal dc wetgever hiermede rekening
dienen te houden. Als voorbeeld hiervan
moge het volgende sprekende feit dienen.
Een groot© buitenlandsche fabriek van
aardewerk levert sedert geruimen tijd ge
reedschap voor huishoudelijk gebruik, het
welk een loodhoudend glazuur bevat, en uit
dien hoofde afgekeurd behoort te worden,
resp. de invoering er van belet. Toen wij de
directie der fabriek hierop opmerkzaam
maakten, werd oiis medegedeeld, dat „in
dien zij loodvrij glazuur zou leveren, de prijs
minstens met 50 pCt. verhoogd zou moeten
worden," hetgeen met een verbod van invoer
zou gelijkstaan, daar er dan onmogelijk
winst aan tc behalen zou zijn.
Daar geen wetten den invoer of verkoop
van dit loodhoudende aardewerk verbieden
in Noderland, zal niets hun beletten met den
verkoop voort te gaan.
Tndiou er derhalve ccn behoorlijke wet to
dezer zake bestond, zouden zo hun schade
lijke waar niet kunnen invoeren, tot groot
gerief van de gezondhoid der bevolking en
der industricelen, die elke poging tot het
fabriceeren van deugdelijk aardewerk n u
moeten opgeven tenzij zij ook ondeugdelijke
resp. schadelijke waren, in den handel zou
den gaan brengen.
Wij hebben dit voorbeeld aangehaald om
te bewijzen, dat, door het gemis aan voldoen
de wetsbepalingen, de handel in ondeugde
lijke waren bevorderd wordt. Indien zoodani
ge bepalingen daarentegen wél bestonden,
zouden beschermende rechten voor veel ar
tikelen geheel overbodig zijn, daar de im
porteur door do verplichting van zich aan
de wetten te moeten onderwerpenzijn arti
kel zoo goed, rosp. zoo duur, zou moeten ma
ken, dat concurrentie met hier bestaande in
dustrieën onmogelijk zou blijken te zijn.
Wij gelooven, dat zoowel protectionisten
als vrijhandel aren tevreden zouden zijn met
de invoering van wetten, die de gezondheid
zouden beschermen, en tevens de nationale
industrie tot haar recht zouden doen bomen,
die toch in geen geval door buitenlandsche
concurrentie met schadelijke of ondeugde
lijke artikelen benadeeld behoort te worden.
In De Nieuwe Courant lezen wij het vol
gende, geteekend W.:
„Antecedenten99.
„De afwijzing van het verzoek van ©en
19-jarige teringlijdster om vóór haar
sterven haar vader nog eens te zien, die we
gens herhaalde dronkenschap zich in de
Rijkswerkinrichting te Hoorn bevindt,
geschiedde overeenkomstig antecedenten."
(Centrum.)
Een bleeko en uitgeteerde hand
Klopt met een uiterst pogen
Aan 't huis, waar Vrouw Justitia
Waakt met geblinddoekte oogen.
Een oog, dat aanstonds breekt, ziet op
In allerpijnlijkst smachten
Of dra de poort van 't hooge huis
Zal wijken voor 't star wachten.
Een stem, een stervensmafcte stem,
Die houdt niet op te klagen:
„Laat mij nog eens mijn vader zien,
„In 't laatste van mijn dagen l
„Als mijn jong leven ondergaat,
,,Dan sterf ik eerst in ru3te,
„Als 'k ten afsoheid 't oud gelaat
„Dat ik als kind reeds kuste,
„En als 'k mijn laatsten adem geef
„Om van hem te verwerven
„Dat nieuw en beter leven kiemt
„Uit mijn ontijdig sterven."
Tot antwoord valt uit 't hooge huis
Een bundel perkamenten:
O stervend kind, ge kunt weer gaan
Aan uw verzoek kan niet voldaan:
Er zijn antecedentenl
De Atjeh-correspondent van de Deli-Cou-
rant bespreekt in zijn kroniek over 1901 ook
de herhaaldelijk gemaakte vergelijking tus-
schen den oorlog in Zuid-Af rika en
den A t j e h-o o r 1 o g. Na geconstateerd
te hebben, dat er natuurlijk punten van over
eenkomst rijn te vinden, vervolgt hij:
„In eiken oorlog gebeuren gruwelen, die
beter achterwege waren gebleven, en zoo
ook hier. Wij wenschen echter te wijzen,
daargelaten de vele andere punten, waar de
vergelijking mank gaat, op een principieel
verschil, en dat is, dat te Atjeh het geheele
streven er op gericht is, om vrede en voor
spoed te bevorderen door het doen toene
men van de bevolking, terwijl in Zuid-Af ri
ka er alles op wijst, dat de Engclschen trach
ten een krachtigen, ouden stam uit te roeien,
door op onmenschelijke manier met vrouwen
en kinderen om te springen, zelfs zoo, dat
de eigen natie daar Bchande van spreekt.
Daar, waar de heer Van Kol zich in de
Kamer uitlaat over Atjeh, daar bewijst dit
Kamerlid telkens niet goed op de hoogte te
zijn. Wanneer de reis naar Indiö achter den
rug is, waarbij natuurlijk Atjeh niet zal
vergeten worden, dan zullen de denkbeelden
daaromtrent geheel anders zijn. Wij zijn er
zeker van, dat dan het oordeel zoo geheel
andera zal zijn. Met eigen oogen zien, het ge
bied door ons in orde gemaakt en dat waar on
ze bemoeienis zich nog niet zoo ver uitstrekte,
zal de basis worden, waarop dan het Kamer
debat wordt opgebouwd. Dan ook zal dit ge
heel anders zijn, maar meer naar de waar
heid, de. zuivere waarheid en niets meer.
Hier gaat alles openlijk, niets wordt geheim
behandeld, alles vrij en frank en een ieder,
vreemdeling of Nederlander, wordt, zoo hij
daarin belangstelt, op de hoogte gebracht
van hetgeen hier wordt gewerkt en tot stand
gebracht.
Men verschoon© deze uitweiding, zoo nu
en dan- wordt het ons te machtig, en kunnen
wij ai die betweterij van niet behoorlijk in-
gelichten niet velen."
Koloniën.
BATAVIA 29 Jan-4 Febr.
Een jaar verlof naar Europa is verleend
aan den inspecteur van financiën N. J.
Struick du Moulin.
Met de betrekking van inspecteur is belast
de adjunct-inspecteur F. G. Netecher.
Ontheven eervol van de waarneming der
betrekking van inspecteur bij de in- en uit
voerrechten W. F. Loudon.
Benoemd tot inspecteur bij de in- en uit
voerrechten do refendaris bij het depar
tement van van financiën R. J. H. Neu
mann.
Te Batavia is, onder voorzitterschap
van mr. Abendanon, directeur O. E. N.,
een commissie gevormd tot het houden van
een tentoonstelling van inlandsche kunst
nijverheid, waarvan de bate zal strekken ten
behoeve van de Boerengezinnen in Zuid-
Afrika.
De eerste luitenant der infanterie K. A.
van Herk, van het Nederlandsche leger, die
voor den tijd van vijf jaren in Indië gede
tacheerd is, heeft het verzoek gedaan om
hem wegens ziekte te vergunnen naar Ne
derland terug te koeren.
De eerste luitenant der infanterie J.
Olivier, ter nadere indeeling bij de troepen
macht ter Westkust van Sumatra geplaatst,
is ingedeeld bij het vierde depot-bataljon.
De eerste luitenant der infanterie E.
Th. C. Tolhuys van het subsistentenkader
te Batavia, heeft één maand verlenging van
het hem voor den tijd van één maand ver
leende verlof wegens ziekte naar Soekaboemi
en Garoet verzocht.
ATJEH.
Onder dagteckening van 30 Januari is uit
Kottas-Radja, aan de „Java-Bode" geseind:
Bij de excursie in de Pasci-streek werd
een bende door onze troepen overvallen. De
vijand liet 28 dooden liggen. Onzerzijds kreeg
de lste luitenant der infanterie O. A. F.
Beem een schotwond in den schouder.
Aan een door do regeering den 31sten J an.
uit Kott a-Rad ja ontvangen telegram ontleent
het „Bat. Nbl." het volgende:
De kcvlonne Webb geraakte in Boven-Pentol
slaags met benden Polem. Vijand liet bij at
taqueeren boomen op den troep nedervallen,
waarbij kapitein Webb het leven verloor;
verder werden niet levensgevaarlijk gewond:
luitenant Beem, de Euröpeesche fuselier
Vreven, de Euröpeesche korporaal Waan-
ders cn de Euröpeesche fuselier Vermeire.
Uit Kotta^Radja schrijft men aan de „Ja
va-Bode":
De onlangs te Singapore voor het leger
aangekochte Australische paarden voldoen
maar half aan do gestelde eischen voor een
troepenpaard. Behalve dat er zich onder do
acht exemplaren vier bevinden van zeer in
ferieure qualiteit zijn er eenige zoo dik en
zwaar, dat het gewone modelzadel in het ge
heel niet past en zij onder Engelsch zadel
gereden moeten worden.
Op 25 Januari,des morgens te halftlen,
werd plotseling het boor établissement der
Koninklijke te Paya BUik, een uur onge
veer van Bajan, door een twintigtal met voor-
laadgoweren gewapende Atjohers aangevallen,
onder aanvoering van zekeren Nja' Baekèt. Door
krachtig optreden van den employé Kroonwyk
werd de aanval door de oppassers der Koninklij
ke afgeslagen. De Atjehers trokken af, met
achterlating van twee dooden en twee voor-
laadgeweren.
Door een later uitgerukte militaire patrouille
werden een aantal Atjehers, als verdacht tot
de bande behoord te hebben, opgepikt.
(Deli Ct.)
Zware Banjirs.
De „D. 0." van 5 Febr. meldt:
Van Boven-Langkat gewordt ons de mede-
deeling, dat de Wampoe daar tusschon 2 en
4 dezer wederom de grootste verwoestingen
heeft aangericht door een bandjir, die xelfs
het hoogste peil (van 1894) bereikt. Onder
nemingen zooals Wampoe worden weer danig
gekortwiekt. Tandjongs verdwenen en ver
anderden In Inhammen, baaien werden tand
jongs. Hoewel de bandjir heden verminderd
was, is de aangerichte schade groot en plan
tors, die voor waterafvoer zorgden door een
practische drainage, zagen hun arbeid gedeel
telijk verwoest en waterplassen en kleine
moeras-meren op de landerijen achterblijven.
Aan de tabak kon geen directe schade aan
gebracht worden, daar zelfs blbitvelden Jaar
nog nauwelijks zyn aangelegd.
Een balde aii Heli.
In de „Sum. Post" komt een iugez n
stuk voor van de hecren mr. J. van den
Brand, ds. Bronders en J. P. R. Hei: ns,
waarin voorgesteld wordt om een tck-ra-
phische huldebetuiging aan H. M. d ko
ningin te zenden, naar aanleiding va.: de
door de Regeering aau Engeland m;
voorstellen in zake den Transvaalschcu
oorlog.
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-In
dië zijn de volgende beschikkingen genomen
CIVIEL DEPARTEMENT. Verleend: We:eïw
langdurigen dienst één jaar verlof naar Europa,
aan den schout te Semarang, M. van der Plub.
Bij de Exploitatie van Staatsspoorwegen op Java:
Ontheven: Eervol van de waarneming der-
betrekking van secretaris-boekhouder U. A. Kleffer.
Benoemd: Tot secretaris-boekhouder, do
ambtenaar op wachtgeld L. F. Bloem, laai Me lijk
belast met waarneming der betrekking van se., ro
taria-boekhouder, tevens chef der eoutiólo hijdén
dienst der exploitatie van den staabsopoerweg Ier
Westkust van Sumatra.
T ij d e 1 ij k gesteld; Ter beschikking v:in den
directeur der Burgelijke Openbaro Werken, der
ombtenaar op wachtgeld H. A. Kl-jffer voornoemd.
Bij den post- en telegraafdienst.
Overgeplaatst: Van Weltevreden naar
Cberibon de commies der eerste klasse 0. 10. H.
Leydeuroth en de commies -Ier derde klasse A.
Fliers.
Belast: Met de waarneming der bot rekking
van commies der eerste klasse de tydelijk met
de waarneming der betrokking van commies der
tweed© klasse belaste ambtenaar op non-aclioviteit
Th. W. F. Schreuel, laatstelijk kantoorchef der
eerste klasse bij dien dienst.
Bij den waterstaat en 's Lands B. O. W.
Gesteld: Ter beschikking van deD resident
van Bantam de adspirant-ingemeur D. Meyer.
Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java.
Benoemd: Tot tijdelijke onderopzichter der
werkplaatsen en geplaatst by de westerlijnen Th.
J. Erlée,
tot onderopzichter der tweede klassede lijdelijke
onderopzichter der tweede klasse W. L. Scheller.
Ontslagen: Eervol uit 'slands dienst, de
klerk bij het departement van Financiën K. Swen-
sen, met bepaling dat dit ontslag wordt gerekeod
te zijn ingegaan op 20 November 1901.
Benoemd: Tot adjunct-ingenieur bij de exploi
tatie van Staatsspoorwegen op Java, P. A. Roelof-
sen, daartoe gesteld ter boschikking van den
Gouverneur-Generaal van Nederlandscu-Indië
tot adepirant-controleur bij bet binnenlandsch
bestuur op Java en Madoera, H. C. van den Bos,
thans gesteld ter beschikking van den directeur
van Binnenlandsch Bestuur,
tot griflier van de landraden le Parking en
Priaman (Westkust van Sumatia), de grillier van
den landraad to Probolinggo Th. H. Meyer.
Bij de exploitatie der Staatsspoorwegen op Java
B o n o e m dTot telegraafopzichter en geplaatst
by de oosterlijnen de ambtenaar J. W. Uendriks,
laatstelijk commies derde klasse bij den post- en
telegraaldienst.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overge
plaatst: Bij het derde dopot-bataljoD de kapi
tein bij het garnizoensbataljon van Amboina en
Ternate H. A. de Graalf en do eerste luitenant
bij het garnizoensbataljon van Celebes, Meuado
en Timor J. van den Berg;
bij het eerste depot-bataljon de tweedo luite
nant bij het garnizoensbataljon van PalombaDg
J. van Dijk.
Eervol ontslagen: Op verzoek uit het
korps marechaussee en teruggevoerd van a la
suite van zijn wapen, de eerste luitenant F. C.
R. de Groot.
Geplaatst: Bij het korp3 marechaussee te
voet in Atjeh en gevoerd ix la suite van zijn
wapen, de eerste luitenant bij hot eerste garni
zoensbataljon van Atjeh A. Geertsema Beckciingh.
Ingetrokken: De overplaatsing bij bet
eerste depot-bataljon van den eersten luitenant
J. F. E. Willemaz.
Ontslagen: Met ingang van 2 April 1902
op verzoek, wegens volbrachten diensttijd, eervol
en met behoud van recht op pensioen uit Hr. Ms.
militairen dienst, de luitenant-kolonel der infan
terie H. A. L. Wichero.
HITLOTHGEN.
WEENEN. Loton van lb74. Trekking va 1 Ma rt
1802. ËerieÖD:
6 61 164 233 384 418 441 7 0
1514 I860 1061 2083 2162 2276 2J52 2432
2597 2724 2-26 2914 2336
Per. No. Kr.
2826 68 400000
864 06
2362 86
2697 48
2697 65
2721 82
2826 6
10000
2000
2000
2j00
2000
2000
Ser. No. Kr.
164 70 600
1660 47 6(0
2083 10 600
2162 62 600
2862 84 600
2462 17 600
8er. No. Kr.
too
600
2724
2826
2326 11 600
2823 64 500
2826 74 5(0
2914 62 500
Aile overige nummers, vervat in bovr.ot. a ,de
aerieëD, mot Kr. 30
28)
„Zij hebben soms van die kleine onhebbe
lijkheden, die u misschien konden ergeren."
Dan had hy verder verteld, dat mynheer en
;mevrouw Plantier erg met hem ingenomen
waron en dat do oudste zuster een weinig
jaloersch scheen te zyn, doch hy had or in
't geheel geen gowag van gemaakt, hoe het
jonge meisje in quaestie er over dacht.
Jeanne lag lang over dit alles na te donken
en oindeiyk kwam een rustige slaap haar
verkwikken.
XIX.
Dat Guy zyn nichtje niet beter omtrent de
gevoelens van Sophio had ingelicht, kwarn
doodeenvoudig daarvan, dat hy zelf haar
gevoelens te zynen opzichte niet kende.
Toen hy don vorigen dag opgetogen aan
zyn schoonouders was gaan vertollen, dat zijn
moeder toestemming gaf, had mevrouw Plantier
hem omhelsd en mynheer hem harteiyk de
hand gedrukt.
Nadat mevrouw hem een oogenblikje tyd
had gevraagd, om mot haar dochter te spre
ken, had hy geruimen tyd zitten wachten, in
,de stellige meening, dat alles in orde zou zyn
en Sophio wol terstond zou verschenen.
Zoo vlug ging het evenwel niet. Sophie,
voor wie dit aanzoek geheel onverwacht kwam,
zeide, toon zij van de eersto verbazing be
komen was: „Maar dat is gekheid."
„Neen liefje, 't is ernst," hernam mevrouw
Plantier opgetogen. „Het moeder.yk instinct
hoeft my niet bedrogen; gy wordt gravin!
't Zal u best afgaan!"
„Spiegel het haar nu niet te mooi voor,"
hernam mynheer Plantier. „Mynheer d'Eper-
vans is een heel aardig jongmensch en 't is
oen greote eer, dat hy om u komt, maar ge
moet niet vergeten, dat hy hoegenaamd geen
vermogen heeft, kind. Wy van onzen kant
kunnen u ook niot veel meegeven."
„Uw vader heeft golyk, lieveling; ryk zult
ge niet zyn, doch als men van elkaar houdt,
stapt men daarover wel heen. Zeg me nu
eens, hoo vindt ge hem?"
„Heel aardig
„Daar twyfelde ik niet aan. Maar dat is niet
voldoende. Kom er nu eens rond voor uit
tegen je moederl Houdt ge van hem?"
^Sophie dacht even na en antwoordde: „Ik
goïoof het nietik weet het niet, ik heb
er nooit over gedacht."
„Dan moet ge er maar eens over denken,
ge moogt gerust van hem houden. Ga nu
mede naar hem toe."
„Nu al?"
„Waarom zoudfc ge hem nog langer In
onzekerheid laten? Hy wacht met ongeduld
op je antwoordI Hy houdt zooveel van je!"
„Maar ik geloof niet, dat ik van hem houd,
misschien komt het nog, ik zal er eens over
nadenken."
„Ik geef u tyd tot vanavond, kind; ik wil
u geen besluit afdwingen."
„Vanavond, dat is my te gauw; ik moet
minstens eenige dagen bedenktyd hebben."
„Eenige dagen, dat is iets ongehoords."
„Laten wy het verschil deelen," sprak papa,
,geef haar twee dagen, tot Donderdag dus,
den dag van het bah"
0't Ia misschien ook voegzamer om niet
terstond toe te stemmen," sei mevrouw wat
kalmer, en zy spoedde zich heon, om Guy den
uitslag van het onderhoud te berichten.
#Gn? Stemt zy toe?" vroeg Guy, toen zy
de kanier binnentrad.
„O, 't komt wel in orde, zy wil alleen een
paar dagen hebben om er over na te denken,
't viel haar zoo rauw op het dakl Geduld
duo tot Donderdag l"
Dit onverwachte uitstel maakte Guy geheel
van streekdaarop had hy niet gerekend t Hy
moest dus nog een paar dagen tusschen hoop
en vrees leven. Het trof mooi, dat Jeanne en
de markies juist in de stad waren, dat ver
schafte hem nog eenige afleiding.
Na een paar dagen van spanning kwam
eindelyk de vurig verbeide Donderdag, die
beslissing zou brengen.
Voordat Guy, die volgens de orders van
mevrouw De Broussaye het eerst moest ver
schenen, vertrok naar het bal, had hy nog
het genoegen Sophie even van verre te zienl
Hoe allerliefst zag zy er uit in haar eerste
balkleedje, een wazig wit japonnetje met
rozen gegarneerd l Aanhoudend had hy haar
beeld voor oogen en met zekere jaloezie dacht
hy er aan, hoevele bewonderende blikken
aanstonds op haar zouden rusten l Verstrooid
luisterde hy naar alles, wat mevrouw De
Broussaye hem by zyn binnenkomst in het
oor fluisterde en ongeduldig wachtte hy op
Jeanne, die het laatste binnentrad.
Hoe afgetrokken hy ook was, kon hy haar
ziende een gebaar van verrassing niet weer
houden.
Nooit te voren hadden de voorname dis
tinctie, de bevalligheid en éiógance, dio by
zyn nicht de schoonheid vervingen, hem zoo
zeer getroffen. Haar eveneens wit kleedje
scheen zeer eenvoudig en slechts aan een
geoefend oog viel de bescheiden, doch ryke
garneering er van op. Zy droeg het zonder
verlegenheid en zonder coquetterie, met de
gemakkelykheid aan vrouwen eigen, die zich
in aanzieniyke kringen weten te bewegen.
„Gy zyt verrukkeiyk van avond," zei
mevrouw De Broussaye.
„Nu krygen wy eindelyk uw uitverkorene
eens te zien," zei Jeanne fluisterend tot Guy.
„Ik heb er papa nog niets van gezegd."
De komst van eenige gasten verhinderde
haar méér te zeggen.
XX.
Mevrouw De Broussaye had haar zin; men
verdrong zich in het salon. Men zag rokken
en uniformen, zyden en satynen japonnen,
schitterend goud galon en glinsterende edel-
steenen. Dra bleek het salon te klein om alle
gasten te bevatten en moest men zyn toe
vlucht nemen tot de aangrenzende voorkamer,
die in den tuin uitkwam.
De generaalsvrouw had, toen zy de uitnoo-
diging deed, gerekend, dat minstens een derde
der gonoodigden zou bedanken, het toeval
wilde, dat niemand verhinderd was, en zoo
doende kondigden de bedienden onophoudeiyk
nieuwe bezoekers aan.
Daar verscheen de familie Plantier; Marie
aan den arm van kapitein Pacaud, een officier,
pas kortelings te MAcon in garnizoen, die door
bemiddeling van mynheer Miton met de Plan-
tiers in kennis was gebracht. Guy zag hen
binnenkomen en juist wilde hy zo gaan aan
spreken, toen hy door zyn oom den markies
op den schouder werd getikt.
„Kyk die lui eens, het lykt wel een slagers
familie op zyn Zondagsehl 'tKoint me voor,
dat onze beminnelyke gastvrouw haar uit-
noodigingen nogal ver uitgestrekt ho3ft, of
schoon zij die met het oog op de ruimte
wezeniyk wel had mogen beperken, want 't is
hier om te stikken IGa je moe een loop
je in den tuin doen?"
„Dat gaat moeilyk. Myn plicht als luitenant
ls dansen, en mevrouw De Broussaye verstaat
geen scherts op dat gebied."
„Ik ben er bly om, dat ik geen luitenant
ben," zei de markies, terwyi hy zich naar den
tuin spoedde.
Guy wachtte totdat de glazen tuindeur achter
zyn oom dichtviel en eerst teen naderde hy
de Plantiers.
Hy was geheel ontstemd.
De paars-zyden japon van mevrouw Plan-
tier, de opzichtige bloemen, die hot kapsel
van mevrouw Durochet, mede in hot gezel
schap tooiden, de lange gouden ketting van
papa Durochet, dit alles ergerde hem gruwe-
ïyk. Hy had er wat liefs voor gegeven, als
hy die goede, brave menschen had kunnen
verdonkeremanen.
Doch de personen in kwestie hadden daar
van niet het geriDgste vermoeden; zy waren
gekomen om zich te vermaken en uit te
blinken, wat zy dan ook werkeiyk, hoewel
in anderen zin dan bedoeld, deden.
Marie danste reeds met haar nieuwen ver
eerder, kapitein Pacaud, terwyi vader Durochet
zich een plaatsje by het buffet trachtte te
veroveren. Mynheer Plantier en mevrouw
Durochet spraken samen over den tyd hunner
jougd, toen ook zy een dansje niet versmaadden.
Mevrouw Plantier, die aanvankelyk niet op
haar gemak scheen te zyn, horkreeg door
Guy's aanwezigheid allengs haar gewone opge
ruimdheid. Sophie's lief gezichtje straalde van
genot; de schitterende toiletten, de prachtige
verlichting brachten haar in verrukking.
Wordt vervolgd,)