LEIOSCH DAGBLAD, ZATERDAG I MAART. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.:
No. 12890
Anno 1902.
In het Sociaal Weekblad komt een mede-
dceling voor, welke verbazing wekt.
Uit een correspondentie blijkt toch, dat er
hier te lande nog kerkhov en zjjn, waar
delijkenhuiejeo voor aan besmet
telijke ziekten overledenen ontbreken,
en het voorportaal van een kerk voor do be
waring daarvan gebruikt wordt.
In do gemeente Opsteriand (misschien ook
wel elders) bevinden zich nog altijd niet op
alle kerkhoven de bij de wet voorgeschreven
lijkenhuisjes en gebeurt het, zoo schrijft
men aan genoemd blad dat de lijken van
aan besmettelijke ziekten gestorvenen van
het oogenblik der kisting tot aan do ter-
aarde-bostclling toe in de kerk worden ge
plaatst. Tegen deze gewoonte kwam men on
langs to Kortezwaag in verzet-, bij den ge
meenteraad. Men verzocht den kerkbesturen
van de dorpen in de gemeente, die nog geen
lijkenhuisjc op het kerkhof hadden doen bou
wen, tc gelasten, vóór 1 Januari 1902 zulks
nog te doen, of do begraafplaats door den
burgemeester te doen sluiten. Aan dat ver
zoek is gevolg gegeven, in zooverre een schrij
ven aan dc vier betrokken kerkbesturen is
gericht; maar daar is het voorshands bij ge
bleven Het kerkbestuur van Korter/waag wei
gert nl. halsstarrig aan het gegeven bevel te
voldoen op grond, dat de wet alleen spreekt
van een lokaal en niet van lijkenhuisje; dat
zij het met een schut afgescheiden voorpor
taal van dc kerk als zulk een lokaal willen
beschouwd zien, cn diensvolgens meenen aan
het wettelijk voorschrift te hebben voldaan.
Dit voorschrift nu luidt: ,13ij elke begraaf
plaats wordt, uiterlijk binnen een jaar na
het in-werking-treden dezer wet, een lokaal
ingericht voor tijdelijke bewaring van over
ledenen aan een besmettelijke ziekte. Bij ver
zuim wordt, zoo het een algemcene begraaf
plaats is 1), door de zorg van onzen Com
missaris in de provincie, ten koste van dc
gemeente, cn zoo het een bijzondere begraaf
plaats is, door dc zorg van Burgemeester
en Wethouders, ten koste van hen, aan wien
die behoort, ten spoedigste zoodanig lokaal
ingericht. Art. 13. Onverminderd art. 6 der
wet van den lOdcn April 1869, Staatsblad
'No. 65, kan de Burgemeester, indien de zorg
voor do gezondheid van de bewoners van heb
eterfhuis of \an de bevolking dit vereischt,
des noodig ten koste van dc gemeente, on
middellijk vervoer naar het lijkenhuis gelas
ten van overledenen aan besmettelijke ziek
ten."
Nu is de zaak aan het rollen gekomen
doordat onlangs op Zondagmorgen een jon
geling van streng Calvinistische ouders aan
typhus overleed: dc geneesheer gelastte het
lijk onmiddellijk te doen kisten, wat_ge
schiedde, hoewel zeer tegen den zin der
ouders, die gemoedsbezwaren hadden tegen
het maken van de doodkist op Zondag.
Maar de lieden berustten in liet door den
dokter gegeven bevel cn zouden wellicht niet
in verzet zijn gekomen, als het moderne kerk
bestuur van de plaats intijds had gezorgd
voor een lijkenhuisje. Aan den anderen kant
was het toch (vond men terecht) al te gek,
de besmetting uit het sterfhuis over te bren
gen naar dc kerk, die voor catechisatie en
dienst door bijna al de dorpelingen wordt
bezocht, en heeft men dc overbrenging daar
heen niet aangedurfd, zoodat het besmette
lijk in ongesloten kist daarna tot aan het
tijdstip der ter-aarde-bcstelling (3 etmalen)
in het sterfhuis bleef 6taan.
Nu wil het kerkbestuur wel gedoogen, dat
een lijkenhuisjc wordt gebouwd op zijn be
graafplaats, maar het wil niet de kosten
(plm. /160) betalen, cn verlangt, dat bet ge
meentebestuur daarvoor zal zorgen, aange
zien (zoo beweren zij) door hen in een bij de
wet bedoeld lokaal, in dit geval een af go-
echoten ruimte in de kerk, is voorzien.
Door het gemeentebestuur is ingeroepen
dc raad van den inspecteur van het genees
kundig staatstoezicht in de provincies Fries
land cn Groningen maar ook diens antwoord
is niet afdoende. Wel antwoordt hij, dat een
portaal in de kerk door den wetgever niet
kan bedoeld zijn mét het woord lokaal, on-
1) Bedoeld kerkhof is een eigen begraaf
plaats van de kerk, dus een bijzondere.
FEUILLETON.
Dc jonge luiteunnt.
21)
Mevrouw Do Broussaye, die al op leeftijd
was en weinig omhanden had, bemoeide zich
by voorkeur met eens anders zaken. Zy hielp
de oerste-luitenantjes aan oen vrouw, bemoeide
zich mot do huishouding der kapiteins en met
de opvoeding hunner kinderen; kortom, zy
mengde zich overal in en haalde zich daardoor
dikwyis onaangenaamheden op den hals.
„Mensch, waar bemoeit ge u ook mee?"
waarschuwde de generaal vaak.
Zy stoorde zich evenwel niets aan hem en
bleef voortgaan, zooals zy het noemde, met
voor anderen te leven.
Sinds lang behoorde Guy tot haar by'zondere
gunstelingen. Zy zou dien vervallen tak eener
bevriende familie wederom tot bloei- brengen.
Zu had hem reeds in kennis gebracht met
twee dames, beiden begeerenswaardige partyen
voor een jong, ongefortuneerd edelman. De
eene er van, een schatryk jong weouwtje,
etond bekend om haar grillig, wispelturig
karakter; do andere, hoewel eveneons ryk
bedeeld met aardsche goederen en van aan
zienleken stand, kon geenszins op schoonheid
bogen en was zelfs een weinig mismaakt.
Guy, die wel begreep, waar mevrouw De
Broussaye hoen wilde, deed echter, of hy
volstrekt geen erg had, en hield zich zeer
gereserveerd.
Dezen avond trof hy nochtans geen enkele
lieftallige onbekende aan en dineerde hy alleen
met zyn bejaarde vrienden.
Daarentegen werd hy bestormd met vragen
jto vez wytcn.
dor art. 12 genoemd, maarcn dan volgt
zooveel onbepaalds, dat wij ook met dit ant
woord weer midden in dc sloot blijven zit
ten.
De gemeenteraad dringt aan op afdoening
van do zaak en is er niet voor te vinden, het
belastingbetalend publiek te doen opdraaien
voor onkosten, die het kerkbestuur van Kor
tezwaag zelf best kan dragen, te meer, om
dat nog andere kerkbesturen, die in hetzelf
de geval verkeeren, nu maar eerst eene de
kat uit den boom willen kijken en bijgevolg
do zaak blauw-blauw laten.
Zoodat dus nu, ter uitvoering van een
wet op de besmettelijke ziekten, de besmette
lijken moeten worden overgebracht naar een
gebouw, bestemd om minstens eenmaal per
week aan de bevolking tot vergaderplaats to
dienen.
Het scheen mij nuttig, zoo eindigt schr.,
op deze zonderlinge toepassing van een wet
en dezo eigenaardige zorg voor de volksge
zondheid de aandacht te vestigen. Komt iets
dergelijks ook elders voor in den lande?
Dr. Ph. J. Hoede-maker, te Amsterdam,
schrijft aan De Ncderlander:
Toen wijlen liet Ncderlandsche Dagblad
van den 12den Augustus 1.1. de meening uit
sprak, dat er richtingen of althans stroo
mingen in d© Hervormde Kerk waren, die
een Staatskerk" begeerden, nam ik de vrij
heid den schrijver op dit punt gerust te stel
len.
De redactie van het Dagblad heeft toen ge
antwoord, dat zij den ondergeteekende be
voegd achtte, in dezen een oordeel te vellen,
bijgevolg gaarne ,,op zijn gezag aannam",
dat zij zich had vergist cn dat zij zich op dat
punt ook gemakkelijk had kunnen vergissen,
aangezien de redacteur geen theoloog, maar
een rechtsgeleerde was...
Met eenige bevreemding las ik ochtcr in
De Nederlander van den 12den Februari l.L,
dat ,,de Friesche Bond zich niet moest vlei
en, dat do Kiezerbond ooit met hem zou
ijveren voor de invoering van een Staats
kerk en voor het in strengen zin weder
doen handhaven van art. 36 Ned. Geloof s-
bel."
Indien er een voldoende gTond is voor de
veronderstelling, die uit deze, juist niet van
dc begeerte tot samenwerking en toenade
ring getuigende zinsnede valt af te leiden,
zal die Bond do sympathie van mij en ieder,
dio geen Staatskerk willen en met do meest
milde opvatting van de belijdenis vrede zou
den hebben, stellig verbeuren. De sympathie
was toch al geslonken sedert do Bond het
aantal der stemmen uitruilende partijen met
het bekend en nog bekend te wordcv gevolg
had vermeerderd.
Het zou echter zeer to betreuren zijn, in
dien een schifting en reorganisatie van po
litieke partijen naar deze of eenige onjuiste
veronderstelling plaats had.
Hiervoor bestaat echter, om redenen, die
den schrijver van het artikel in deze Neder
lander van den 12den Februari 1.1. het best
bekend zijn, een dreigend gevaar. Ik wensch
de op haaiden zijnde nieuwe scheuring te
vermijden, althans tot ieder weet, waarom
zij onvermijdelijk is.
In het nummer van Bijeengebracht, dat
binnen eenige dagen verschijnt, komt een
oproeping voor tot een samenkomst in de
Paaschweek om te beslissen of de belangen
van de Hervormde kerk en met name van
hen, die zich in die Kork 6charen om het
beginsel, dat de Heilige Schrift óók op po
litiek terrein het zeggenschap heeft, het best
door het blijven in, of do aansluiting bij den
Kiezersbond kunnen woTden gediend; zoo
niet of de tijd gekomen is om de Christelijk-
Nationalo partij tc organiseeren.
Met het oog hierop is het zeer gewenscht
te weten of de hierboven medegedeelde
zinsnede uit het antwoord aan den heer
Schermer alleen gesteld is met het oog op
hetgeen het Program van den Frieschen
Bond te lezen geeft, of veeleer met het oog
op een en ander uit de praktijk van
den Bond dat niet, of niet genoeg bekend
was?
De redactio van De Ncderlander antwoordt
hierop:
,.De zinsnede was ongetwijfeld alleen ge
steld met het oog op het program."
Men had hem nog niet gezien, sedert zyn
terugkomst van Touralne. Hy was niet eens
komen vertellen, hoe zyn familie, waarin men
toch zooveel belang stelde, het maakte.
Quy wist niets te zyner verdediging in te
brengen. Nu moest hy tot in de kleinste
byzonderheden meedeelen, hoe hy zyn verlof
had doorgebracht, hoe Jeanne en de markies,
dien do generaalsvrouw zich nog zoo goed
uit haar jeugd kon voorstellen, het maakten
en hoe het mevrouw d'Eporvans, die zy wel
nooit gezion had, doch in wie zy niettemin
veel belang stolde, ging.
Do goede mevrouw De Broussaye had niet
het geringste vermoeden, hoezeer zy Guy
pynigde met al die vragen.
„O, ik kan my zoo voorstellen, dat het
uitstapje naar huis je goed gedaan heeft. Als
de generaal myn zin deed, dan gaf hy den
luitenantjes, wier moeder nog leeft, een keer
meer verlof."
„'t Zou wat moois zyn," bromde de generaal
tusschen de tanden.
„Hebt gy aan je goede moeder verteld",
ging mevrouw Do Broussaye voort, „dat ik
myn best doe om haar plaats by Je te ver
vangen?"
„Hoe zou ik gezwegen hebben over uw
goedheid te mynen opzichte?" stamelde de
luitenant.
„En wat zei uw moeder wel?"
„Zy is zoor dankbaar, mevrouw."
„Ik zal toch eons met haar in corres
pondentie treden; ik geloof, dat wy elkaar
goed zullen vorstaan."
Guy, die zulks minder wenscheiyk achtte,
*af voor, dat mevrouw d'Epervans' gezond
heidstoestand van dien aard was, dat zy zich
volstrekt niet vermoeien en derhalve ook niet
schryven mocht.
Do opmerkingen, door X. in de Nieuwe
Notterdamsche Courant gemaakt over de
Kwakzalver ij-quaestie (dr. Kuypera
interview in De Wereldkroniek; zie vorig
Overzicht) hebben de pennen gescherpt der
homoeopathen.
Een drietal ingezonden stukken in de N.
llott. Ct. getuigt er van. Het eerate draagt
de onderteekening IJ; het tweede: Een Leek;
het laatste: W., Homoeopath, geneesheer.
Uit het schrijven van den ,,Leek":
„Ik weet zoo min als een ander of de ho-
moeopatische dan wel de allopathische ge
neeswijze de beste is, maar wel weet ik, als
cén voorbeeld onder vele, dat iemand niet
door een kwakzalver, maar door een homoeo
path genezen is van een ernstige ziekte,
waarbij homoeopath cn allopath het over
de diagnose volmaakt eens waren, maar niet
over de therapie. En als ik dan zie, dat die
zelfde homoeopath, bij zijn collega's gezien
toen hij nog allopath was, nu door hen met
den nek wordt aangezien, dan voel ik, dat
er „something rotten in the quaestion" is,
dan geloof ik, dat het in het belang der
menschheid meer dan tijd wordt, dat aan
dc homoeopathen zoo goed als aan de allopa-
then gelegenheid worde gegeven om hun we
tenschap en hun studiën dienstbaar te ma
ken aan het genezen van zieken. En wijl die
gelegenheid hun niet zal geboden wordëti
door de mannen der medische wetenschap
zelf, van wie zij toch het eerst te verwachten
ware, daar acht ik het een heuglijk verschijn
sel, dat die steun van andere zijde verleend
wordt."
Uit den brief van den homoeop geneesheer:
,,Ik geef den heer X. dringend in overwe
ging, de homoeopathische geneeswijze aan
dachtig te bestudeeren; hij zal tot de erken
ning komen van het feit, dat een paar hon
derd geneesmiddelen, door de homoeopathen
met succes gebruikt, zonder ernstig onder
zoek door de officieele school als nietswaar
dig worden ter zijde gesteld en aan lijdenden
onthouden. Dan zal zijn verhelderde blik
hem tevens doen zien, dat de „wetenschap
in zoover ze zich bezighoudt met de ge
neesmiddelleer niet de rijzende zon aan
bidt"; maar voor een luchtspiegeling in on
waardige devotie ligt neergeknield."
Naar aanleiding van minister Kuypers
uitlatingen schrijft Vox Medicorum
„Minister Kuyper beweegt zich op glibbe
rig terrein, en do voorbeelden, die Z.Exc.
aanhaalt, om zijn meeningen ingang te doen
vinden, bewijzen, dat het onmogelijk is, op
elk gebied thuis te zijn.
Indien onjuiste beelden van het denken,
door iemand als minister Kuyper, woTden
geprojecteerd, zoowel voor geoefende oogen,
als voor die van personen, voor wie de af
stand van duidelijk zien niet normaal is,
dan kunnen dio denkbeelden groot onheil
stichten.
De voorbeelden van den allopaat en ho-
moeopaat van het Staphorster boertje, enz.
als bewijzen aangevoerd, geven voor leeken
een schijn van juistheid voor deskundigen
zijn ze eenvoudigom te glimlachen zon
der meer.
Dóar echter, waar minister Kuyper in het
algemeen het prejudice bij do medici wenscht
verminderd te zien, daarin gaan wo gaarne
met Z.Exc. mede en roepen: "Waarheid voor
en boven alles.
't Is waar, er wordt d i k w ij 1 s veroor
deeld zonder ernstig objectief onderzoek; en
verworpen, wat niet of ternauwernood is on
derzocht. Dit hangt vaak af van „wie het
nieuwe aan do markt brengt.
Het is maar al te waar, dat wij ons dik
wijls op gezag laten leiden, omdat ons tijd,
of lust, of kennis tot eigen onderzoek ont
breken, e nondanks dat, zelf autoritair op
treden. Wij vellen dikwijls een oordeel op
gezag, waarvan meermalen een ongegrond
vooroordeel het gevolg is. Zoo worden èn de
homoeopathic èn de homoeopaten door velen
onzer miskend, die noch met deze weten
schap, nóch met haar dikwerf zeer kundige
beoefenaars kennis hebben gemaakt. En dit
mag niet.
Wij zijn minister Kuyper dan ook dank
baar voor het verkondigen zijner meeningen
en zijn, zooals Z.Exc. bemerkt, voor het wa
re niet doof.
Wij twijfelen niet, of ook minister Kuyper
„Is uw moeder ongesteld en daar zegt ge
my niets van?" riep mevrouw De Broussaye
ontsteld uit.
Nu volgde er een reeks vragen over de
oorzaak en de verschynselen harer ziekte en
toen Guy zoo goed mogeiyk ze alle beant
woord had, zei mevrouw De Broussaye: „Ik
begryp wel, wat uw moeder scheelt; zy
maakt zich bezorgd over uw toekomst. Gy
doet haar toch geen verdriet aan?"
En toen Guy onwillekeurig bloosde, begon
zy hem te berispen, denkende daardoor een
bekentenis to ontlokken. Daar de schuldige
echter volstrekt geen plan scheen te hebben,
haar in vertrouwen te nemen, werd zy, zich
teleurgesteld ziende, allengs scherper en
vinniger in haar bewoordingen, zoodat het
jongmensch blyde wae, dat het eindeiyk tyd
werd om te vertrekken.
„Wat heb ik toch voor een levenzuchtte
hy onder het naar huis gaan, „'t wordt tyd,
dat er eens een verandering komt. Iedereen
schynt het er op aan te leggen om my het
leven te verbitteren. Ik verdraag het niet
langer. Waar ik ook kom, by mama of haar
kennissen, het is al overal even vervelend.
Men kan er my dus geen verwyt van maken,
als ik elders, waar Ik weet met vriendeiyke
gezichten ontvangen te worden, myn fortuin
ga zoeken. Morgen aan den dag zal ik dan
ook Sophie's verloofde zyn."
Hy kon geen woord houden, want thuis
komend, vernam hy, dat de familie Plantier
voor eenige dagen afwezig was en buiten by
de oude ziekelyke tante vertoefde. Togen het
einde der week ontving hy een briefje, hetwelk
een uitnoodiging bevatte, om den volgenden
dag by mynheer Plantier's zuster te komen
dineeren. De jonggehuwden werden alsdan
ook verwacht, voegde men er by.
heeft een open oor voor de meeningen van
anderen, in casu, deskundigen op medisch
gebied, on Z.Exc. zal zeker, indien hij zich
door hen wil laten inlichten, daarna cn daar
naar de zijne wijzigen.
Jammer blijft het, dat de denkwijze van
Z.Exc. niet direct en uitsluitend is medege
deeld aan hen, die in staat zijn, over de
meerdere of mindere juistheid daarvan, een
oordeel te vellen; dit had eer goed dan
kwaad gedaan. Nu deze aan een ieder is ver
kondigd, schaadt zij in hooge mate I
Een minister Kuyper geeft gaarne in
dien hij is overtuigd geworden zijn denk
beelden voor betere; het groote publiek is
niet altijd intelligent genoeg, om de verkeer
de indrukken, die het zoo willig opnam,
weer te laten uitwisschcn. En daarin zit het
kwaad I
Er valt hierover nog veel te zeggen, maar
voor alles, laten wij, medici, de waarheid
flink onder de oogen zien.
Indien dit het is, wat minister Kuyper
verlangt, dan bekennen wij openlijk me them,
dat dit het beste middel is, om de kwakzal
verij te ontmaskeren en tegen te gaan."
In Be Economist van Februari schrijft
mr. L. Del Baere over „De practijk der On
gevallenwet." Deze titel lijkt vreemd,
omdat die wet nog niet is ingevoerd. Maar
hetgeen bij haar wording en daarna is ge
schreven. geeft den heer Del B. aanleiding
nu reeds te wijzen op tal van vraagstukken,
die zich aanstonds in dc practijk zullen voor
doen en nog weinig bekend schijnen te zijn,
ook onder dc kringen, uit welke de vele amb
tenaren zullen komen, die tot dc uitvoering
zullen moeten medewerken.
Na uitvoerige beschouwing dier velerlei
vraagstukken komt de schrijver tot dc slot
som:
lo. dat bij liet opmaken van de eerste we
tenschappelijke balans zal blijken, dat de
ongevallen, die men thans gewoon is als zoo
danig te beschouwen, niet onbelangrijk zul
len zijn vermeerderd met die, welke door een
ruimere wetsuitlegging als zoodanig zullen
worden aangenomen, cn dus waarschijnlijk
do tarieven der Rijksbank, en dan ook bij
alle particuliere organisaties, hooger zullen
worden dan men nu vermoedt;
2o. dat de Regeering wel zal doen de be
noeming van de verschillende ambtenaren
(medici daaronder begrepen) en colleges, ter
uitvoering der wet, niet te lang uit te stel
len, opdat hun de gelegenheid worde gege
ven zich bijtijds op hun taak voor te berei
den;
3o. dat de ongevallcn-geneeskunde, als een
andere medicina forensis, aan de universi
teiten behoort tc worden onderwezen.
„Limburgius" maakt in De Tijd eenige
opmerkingen over „Ons Strafrech t."
Het ministerie van den nieuwen koers heeft
heclwat veranderingen en verbeteringen in
uitzicht gesteld, zegt tuj, maar het meest
terughoudend in dc mededeeling, zgn. plan
nen voor de toekomst, was Z.E. de Minis
ter van Justitie.
Schr. geeft dan zijn teleurstelling te ken
nen, dat de Minister de wederinvoering van
de doodstraf van de baan heeft geschoven.
Schr. meent, dat de door Z.E. aangevoer
de beweeggronden van dien aafd waren, dat
zij wellicht niemand of althans weinigen
voor zijn meening gewonnen hebben. Als de
voorstanders der doodstraf in de Tweede
Kamet eens besloten zeiven een wetsontwerp
in te dienen, dan kon, volgens schr., dc Mi
nister zich onzijdig verklaren en zijn mee
ning blijven behouden.
In de tweede plaats bespreekt „Limbur
gius" de afschaffing van art. 445 W. v. Str.,
waarbij do bedienaar van den godsdienst
strafbaar wordt, ais hij do huwelijksplechtig
heid voltrekt voordat gebleken is, dat de ci
viele formaliteit heeft plaats gehad. Schr.
hoopt, dat Z.E. spoedig tijd en gelegenheid
moge vinden om dat punt aan een nader
onderzoek te onderwerpen, en hij twijfelt
niet of de Minister zal dan tot dc conclusie
komen, dat bovengemeld artikel in verband
met art. 136 B. W. een schending is der bij
de Grondwet gewaarborgde vrijheid van ge
weten.
Ten dorde wijdt schr. eenige regelen aan
de preventieve hechtenis. Voor het kanton-
Het lob was geworpen. Hy zou morgen
gebruik maken van de gelegenheid en Sophie's
hand vragen.
By wien zou hy echter het eerst aankloppen
by papa, mama of by de tante, die misschien
wel een goed woordje kon doen? Hy besloot
tot de laatste zyn toevlucht te nemen. Het
toeval was hem gunstig, want reeds spoedig
na zyn aankomst op het buitenverblyf, zag
hy zich op een gegeven oogenblik met de
oude dame alleen.
Gejaagd en met kloppend hart begon hy:
„Mevrouw, ik wilde u iets zeggen
ik ben dol op uw nichtje Sophie en zou gaarne
met haar trouwen."
Stomme verbazing op het goedig-vriondeiyke
gezicht der oude dame.
Guy vervolgde: „Sinds lang heb ik haar
lief, en u wilde ik dat het eerst zeggen
Nog steeds bleef tante sprakeloos en Guy,
daardoor in het nauw gebracht, ging voort:
„U is zoo vriendeiyk, zoo goed, misschien
wilt u by mynheer en mevrouw myn voor
spraak zyn?"
„Zeker wil ik datmaar 't is voor een
oude vrouw al heel moeiiyk, om zich met
huweiyksaangelegenheden te bemoeien, vooral
als het oen aanzoek betreft, als waarvan hier
sprake is. Ik zou eerst overtuigd moeten
zyn, dat ik er u geen slechten dienst mee
bewy's."
„Kunt u dan er aan twyfelen, dat uw lief
nichtje my gelukkig zou maken?"
„O, volstrekt niet! Ik ken het goede kind,"
hernam tante aangedaan.
„Wantrouwt u mij dan? Ziet u my voor zoo
slecht aan, dat ik in staat zou zyn haar onge
lukkig te maken?"
Het zorgiyke gelaat der oude dame werd
door een glimlach opgehelderd.
gerecht te Sittard werd iemand uit Stcyn
van een jacht delict aangeklaagd. Jachtop
zieners hadden beweerd hem uit een kuil een
schot te hebben zien lossen. Een bewoner
van een huis op de heide en diens vrouw
verklaarden, dat dc stroopcr, die het schie
ten zelf erkende, bij hen op zolder had geze
ten en een dakpan had verwijderd om zijn
geweer door de opening te lossen. Deze twee
getuigen werden verdacht van meineed cn
bleven zeven weken in voorarrest. Ten slotte
werd de beklaagde ook in appèl vrijgespro
ken. Sch. wil niet de preventieve hechtenis
afschaffen, maar aan den eenen kant moest
z. i. de bevoegdheid der rechters worden be
perkt, en aan den andei-en kant moest in be
paalde gevallen aanhouding bevolen worden.
Schr. denkt hier aan „zich verwijderende"
personen van financieele beteekenis.
En dan komt schr. tcfc de Jachtwet en het
premiestelsel voor bekeuringen.Ons zijn jaelib
opzieners bekend, schrijft hij, die een zeer
karig salaris genieten. Willen die menschen
in het leven blijven, dan moeten zij maar
zorgen voor veel bekeuringen. Zou daarin
geen gevaar liggen, dat zulke lieden al eens
meer verklaren dan zij eigenlijk gezien heb
ben? Moet de rechter dan zulke menschen
altijd maar op hun woord gelooven?
Voor onbezoldigde, particuliere veldwach
ters zal het moeilijk wezen het ellendige pre
mie-systeem af te schaffen; doch de heeren
jagers moesten zeiven begrijpen, dat zij hun
onderhoorigen in gevaar stellen, met hun
geweten en met de Wet in strijd te komen.
De Regepring diende dan ten minste aan
de bezoldigde Rijksveldwachters het aanne
men van premies te verbieden.
Vóór eenige dagen verzekerde mij een ge
meente-veldwachter, dat een Rijksveldwach
ter (een bezoldigdc)in 3901 aan jaclitpremies
had gemaakt 230 gulden. Wat is het gevolg?
Menschen zijn menschen; zij leggen zich in
zulke gevallen gansch speciaal toe op jacht-
dclicten. En al het overige dat moet maar
vanzelf gaan.
Wij hopen, dat do Regeering bij dc aange
kondigde jachtwet-herziening haar aandacht
op dat punt zal vestigen.
Zou het ook niet wenschelijk wezen, dat dc
strengheid der bedoelde wet verzacht werd?
Wat onheil wordt daardoor al aangericht I
Getuige het besproken prooes van Steyn,
dat een gansch jaar geduurd heeft en zulke
schromelijke gevolgen had, en dat om een
haasHoe menigmaal leest men niet dat
óf een strooper, óf een jachtopziener is dood.
geschoten. En dét voor een beestje ter waar
de van een rijksdaalder I
Daarenboven, is liet niet onzinnig, dat de
boer met zijn klaver en graan de wilde die
ren moet onderhouden, en alleen de rijke
heeren het recht hebben ze te schieten 1 Erger
nog: de langooren komen in uwen tuin, door
heggen afgesloten ,en eten uw kool op. Maar
pas op, dat gij de dieren niet vangt of schiet
zelfs niet met een knuppel doodslaat, dan
zijt gij strafbaar!
En dan die onberekenbare schade, welke
door de konijnen op de landerijen, bij bos-
schcn gelegen, aangericht wordt! Vragen do
boeren nu om die schadelijke dieren in dc
bosschen te mogen vangen dan mag dit
niet; dan zou de heer-eigenaar het genoegen
missen, ze te kunnen schieten 1 Ons zijn lan
derijen in Limburg bekend, die in de laatste
jaren, wegens de schade door de konijnen
aangericht de helft der waarde verloren heb
ben.
Moge dan de nieuwe Jachtwet meer vrij
heid brengen voor do eigenaars cn belang
hebbenden bij dc uitroeiing van schadelijke
dieren.
Onze lezers herinneren zich zeker nog wel,
dat wij een poos geleden een artikel uit
Ncerlandia onder hun oogen brachten, waar
in de heer L. Ch. van Noppen, lector in do
Nederlandsche letterkunde aan de Columbia
University te Nieuw-York, verschillende
denkbeelden ontwikkelde, om het Neder-
1 a n d 8 c h weer in eere te brengen in A m e-
r i k a. Hij riep daartoe heb Ncderlandsch
Verbond te hulp, dat zich met dc Holland
Society zou kunnen verstaan ten deze. Porf
Carpenter, hoogleeraar aan dezelfde Uni
versiteit, schrijft nu over dit onderwerp in
Necrlandia:
„De geheelc uiteenzetting van den toc-
„Ik wantrouw u geenszins en twijfel niet
in 't minst aan uw gaode bedoelingen. Maar,
besto jongen, een man en vrouw kunnen ieder
voor zich alle mogelyke goede eigenschappen
bezitten en toch niet by elkaar passen."
„Maar ik heb u reeds gezegd," viel hy haai
ongeduldig in de rode, „dat ik uw nichtjo
liefheb."
„Dat is niet voldoende; noem menietkwa-
lyk, dat ik u ronduit m{jn meening zog. My
dunkt, gy past niet by elkaar. Hebt gy er wel
goed over nagedacht en rypeiyk overwogen
wat het zeggen wil, een „mésalliance" te dcon,
want feitelijk zou het dat toch zyn, dit moet
ge zelf bekennen. En bovendien oen „més
alliance", die u geen vermogen aanbrsngt."
„Ik bob over dit alles nagedacht en ik her
haal u, dat ik Sophio liefheb."
„Mevrouw uw moeder zou het misschien
minder graag zien.
„Myn moeder zal haar toestemming niet
weigeren."
„Nu, als ge het dan wenscht, zal Ik myn
zwager en schoonzuster met uw gevoelens in
kennis stollen, als gy wilt nog van avond."
„Gaarno, hoe eer hoe liever."
Zy zwegen beiden en tante dacht er juist
aan, dat het etenstijd werd. Het begon reeds
te schemeren. Verstrooid duwde Guy den
rolstoel voor zich uit door de donkere laan.
Menigo schok deed tante opschrikken en oen
paar malen zelfs dreigde het wagentje to
kantelen. Maar de goede tante klaagde niet.
Zy had er spyt genoeg van, dat zy Guy
zooveel leed had gedaan door hem zoo ont
moedigend toe te spreken. Onder het diner
knikte zy hem meermalen vortrouwelyk en
bemoedigend toe, ofschoon hy het byna to
druk had met Sophie, om zulks te bemerken,
Wordt vervolgd).