R«; 12885 Maandag 34 Februari. A«. 1902. i§eze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. Leiden, 24 Februari. FEUILLETON. De jonge luitenant. LEIDSCH DAGBLAD. PRIJS DEZER COURAHT: Voor Leidon por 8 maanden5 S f "Buiten Loidon, per looper en waar agenten gevestigd zyn 1.80 Franco per post1-65* PRIJS DER ADVEBTENTDBN: Tan 1 6 regels f 1.06. Iedere regel meer f 0.17 Grootere letters naar plaatsruimte. Voor het incassooren buiten de stad wordt f 0.06 berekend. Aegellng der jaarwedden van hei onderwijzend per soneel aan de openb. lagere scholen Ie Leiden. Gelijk wij reeds mededeelden zijn Burg. ten Weths. met een voorstel tot regeling der wedden van het onderwijzend personeel aan de gemeentelijke lagero scholen tot den Raad gekomen. Zie hier nog een en ander daar omtrent. Zij laten hun voorstel voorafgaan van een uitvoerig betoog, waarin zij mede- deelen in hoeverre zij kunnen meegaan en verschillen met het advies van de Plaatselijke Schoolcommissie en met het adres geruimen tijd geleden door de afd. Leiden van den Bond van Nederlandsche Onderwijzers aan hun college gericht. Met genoemde afdeeling rijn B. en Ws. van oordeel, dat met- het te genwoordige rangehstelsel moet worden ge broken en dat bij bezoldiging slechts rekening behoort te worden gehouden met het bezit van akten en met het aantal dienstjaren. Deze regeling heeft ook dit voordeel, dat zij zich onmiddellijk aansluit aan het stelsel, dat door den wetgever is aanvaard. Allen zullen dan onderwijzer zijn en het eenige onder scheid tusschen hen zal wezen, onderwijzers Bonder hoofdakte, met de hoofdakte, met verplichte hoofdakte of wel aangewezen om het hoofd der school bij ontstentenis te ver vangen. Alleen daarmede, met do bijakten en met het aantal dienstjaren zal bij de be zoldiging rekening worden gehouden. Wanneer B. en Ws. in bijzonderheden stil staan bij de door de Schoolcommissie voorge stelde regeling dan bestond daartegen bij B. on Ws. allereerst het bezwaar, dat de onderwijzers reeds na 4 en 6 jaren dienst een jaarwedde zouden hebben van /650 en ƒ700. Het scheen B. en W6. wenschelijk die termijnen-tot 6 en 8 jaren te verlengen, om dat een verhooging van bezoldiging meer noodzakelijk wordt, naarmate de onderwij zers ouder zijn. Dan, meenden B. en Ws. moest aan de verhooging na 10 en 15 dienst jaren niet tevens, als tot- dusverre, de oor- waarde verbonden blijven van den 30-jarigcn en 35-jarigen leeftijd. Beter achten B. en Ws. het, geheel overeenkomstig het stelsel der wet. alleen het aantal dienstjaren criterium te doen zijn. Eindelijk wenschten B. en Ws. aan de on- 'derwijzers, niet aan de onderwijzeressen, nog een laatste verhooging van ƒ100 na 20-jari- gen diensttijd toe te kennen. Zulk een ver hooging voor de onderwijzers alleen scheen B. en Ws. gerechtvaardigd, omdat die in den regel een gezin zullen moeten onder houden en dit met de onderwijzeressen meest al niet het geval is. Bovendien zou daardoor tegemoet gekomen-worden aan het bezwaar, dat door de regeling der Schoolcommissie alleen In den toestand der tegenwoordige 3de onderwijzers verbetering zou worden ge bracht, niet ook in dien der 2de onderwijzers. Werd dan verder overeenkomstig het stel sel der wet voor de onverplichte hoofdakte een verhooging van ƒ100 voor do verplichte hoofdakte een van ƒ200 toegekend, dan zou den de maxima der wedden bedragen voor 'de onderwijzers zonder hoofdakte ƒ900, voor de onderwijzers met hoofdakte ƒ1000 en voor de onderwijzers met verplichte hoofdakte ƒ1100 en voor de onderwijzeressen in ieder dier gevallen ƒ100 minder. Eindelijk kwam het B. en Ws. voor, dat ook in dit opzicht aan den wensch der onder wijzers moest worden tegemoet gekomen, dat de aanvangswedde behoorde te worden be paald op ƒ550 in plaats van op ƒ500. Immers al moesten B. en Ws. erkennen dat voor Leidon een aanvangswedde van ƒ500 in het aJgemeen voldoende is, omdat de meeste jon ge onderwijzers bij hun ouders inwonen, zx>o kon toch anderzijds niet worden ontkend dat die wedde voor pas aangestelde onderwijzers die van elders komen, niet geheel toereikend kan worden geacht en kon tegen een verhoo ging met ƒ50 te minder bezwaar bestaan, om dat deze wijziging slechts zeer geringe eischen aan de gemeentekas zou stellen. Tegen laatstbedoelde wijziging bestonden echter bij do Schoolcommissie overwegende bedenkingen. Ook bij nadere overweging bleef zij van oordeel; dat een aanvangswedde van ƒ500 voor verreweg de meeste aankomen de onderwijzers voldoende moest worden ge acht, terwijl dan in die enkele gevallen, waarin deze door de bijzondere omstandig heden waarin de onderwijzer verkeert, niet toereikend zou blijken te zijn, gebruik zou kunnen worden gemaakt van de bepaling der verordening, die wel in den regel oproeping op het minimum traktement voorschrijft, doch daarmede tevens de bevoegdheid, om in bijzondere gevallen van dien regol af te wijken, toekent. Daarentegen wilde de Commissie spoedi ger, dan volgens het voorstel van B. en Ws. het geval zou zijn aan de onderw. hun maxi mum-traktement zien toegekend. Wel wilde zij het aantal en het bedrag der door B. enWs. voor gestelde verhoogingon behouden., maar het kwam haar wenschelijk voor, dat de onderwijzers niet eerst na 20 jaar, maar, evenals onder dc bestaande verordening, reeds na 15 jaren hun laatste verhooging zouden deelachtig worden. Hadden B. en Ws aanvankelijk tegen deze laatste wijziging nog al eenig bezwaar, cener- zijds omdat de aan de gemeentekas gestelde eisehen daardoor niet onbelangrijk zouden worden verzwaard, anderzijds omdat h. i. de voorkeur behoorde te warden gegeven aan een regeling, waarbij de onderwijzers hun laatste vei'hooging eerst zouden ontvangen op eenigszins gevorderden leeftijd, wanneer de kosten van hun gezin zwaarder beginnen te drukken, zoo hebben B. en Ws. t-och ten slotte gemeend aan den door de Schoolcom missie en de Afdeeling Leiden van den On derwijzersbond uitgesproken wensch te moe ten te gemoet komen. Ook bij de aanvangswedde van ƒ500 heb ben B. en Ws. gemeend zich te mogen neer leggen, waar deze, door hare verhooging reeds na 1 jaar met ƒ50, als van geheel tijde- lijkcn aard kon worden beschouwd. Was er tot dusverre slechts sprake van de salarissen der tegenwoordige 3de en 2de on derwijzers, in haar laatste schrijven meende de Schoolcommissie, ook de aandacht van B. en Ws, te moeten vestigen op het h. i. te groote onderscheid, dat door de bestaande verordening bij de regeling van de trakte menten der schoolhoofden wordt gemaakt. Het kwam haar voor, dat de jaarwedden van de hoofden der scholen 3de en 4de klasse, ad ƒ1700 te veel achterstonden bij die van de hoofden der scholen 1ste en 2de klaseo, welke voor do Jongensscholen ƒ2300, voor de Meis jesscholen resp. ƒ2100 cn ƒ1800 bedragen. Zij wenschte dc aanvangswedden voor de hoof den der Jongensscholen 1ste en 2de klasse op ƒ2000, voor die der Meisjesscholen lste en 2de klasse op ƒ1800 en voor die der scholen 3de en 4de klasse op ƒ1800 bepaald te zien, met uitzicht voor allen op 2 verhoogingen van ƒ100, de eerste na 10, de tweede na 15 jaren toe te kennen. Ook B. en Wa. kwam deze regeling alleszins billijkten rationeel voor, zoodat rij haar gaarne van de School commissie overnamen. Het spreekt intusschen vanzelf, dat ook weer bij de invoering dezer regeling met ver kregen rechten zal behooren te worden reke ning gehouden, zoodat de schoolhoofden en onderwij zere, die thans een hoogero wedde hebben dan hun volgens de nieuwe regeling zou worden toegekend, die hoogere wedde zullen blijven behouden, gelijk zij eveneens voor de toekomst de op do bestaande veror dening gebaseerde aanspraken op verhoo ging zullen moeten behouden in die enkele govallen, waarin sommige tweede onderwij zers onder de nieuwe regeling later geduren de eenigen tijd in ongunstiger conditie zou den komen te verkeeren. Ten Blotto stelde do Schoolcommissie, ook voor de eerste onderwijzers, plaatsvervan gende hoofden, in wier salaris zij overigens geen verandering wenschte te brengen, na vier dienstjaren als zoodanig een verhoo ging van ƒ50 voor, een verhooging, waarme de B. en Ws. zich gaarne konden vereenigen. Zoo heeft dan ten slotte het met de School- oominiasie gepleegd overleg B. en Ws. geleid; voor te stellen de salarissen der onderwijzers aan de openbare lagere scholerf als volgt te regelen: Onderwijzers zonder hoofdakte: Aanvangs wedde ƒ500, na 1 jaar ƒ550, na 2 jaar ƒ600, na 6 jaar ƒ650, na 8 jaar ƒ700, na 10 jaar ƒ750, na 12 jaar ƒ800 (voor onderwijzers en onder wijzeressen); na 15 jaar ƒ900 (voor onderwij zers alleen.) II. Onderwijzers met onverplichte hoofd akte. Regeling als sub I, maar voor ieder geval ƒ100 meer. III. Onderwijzers met verplichte hoofd akte. Regeling als sub I, maar in ieder ge val ƒ200 meer. IY. Plaatsvervangende hoofden. Bestaan de wedden, na 4-jarigen dienst als plaats vervangend hoofd met ƒ50 te vorhoogen. V. Hoofden der Scholen. Jongen9senoI«n MeliJaiicholoD Scholen Mc ld 2de kl. l»te en 2de kL 8de en 4dokL on gomongde ichooL Aanvangswedde 2000 1800 f 1600 na 10 jaar „2100 1900 „1700 15 „2200 2000 „1800 De bijakten zullen als tot dusverre betaald blijven, terwijl aan de scholen 3de en 4de klasse één onderwijzer met verplichte hoofd akte meer zal worden aangesteld. In een als Bijlage aan dit voorstel toege- voegden staat wordt een overzicht gegeven van dc verhoogingen,, welke de wedden der verschillende onderwijzers bij aanneming de zer regeling zullen ondergaan. Daaruit blijkt, dat deze regeling in het loopende dienstjaar een hoogore uitgave van de ge meente zal eischcn van rond ƒ12,200, van welke verbooging ƒ10,250 komen voor reke ning van 6ub I, II en III bedoelde bezoldi gingen, ƒ450 voor rekening van die bedoeld sub IV, ƒ700 voor die bedoeld sub V, ter wijl eindelijk de uitbreiding van het aantal onderwijzers met verplichte hoofdakte met 8 een hoogere uitgave zal medebrengen van ƒ800. B. en Wa merken hierbij op, dat evenals bij het opmaken der begrooting te doen ge bruikelijk is, de verschillende vorhoogingen over een vol jaar zijn uitgetrokken, ook in dien zij eerst in den loop van het jaar 1902 zullen worden toegekend. Daaruit volgt, dat de bedragen ƒ10,250 en ƒ450 iete te ongunstig zijn voorgesteld; die bedragen zullen, ook wanneer rekening ge houden wordt met eventueel later te verkrij gen bijakten, wèl lager, nooit hooger kunnen rijn. By aanneming der voorgestelde regeling komt het B. en Ws. gewenscht voor, dat daarin tevens de bepalingen worden ingelascht van de vroeger vastgestelde verordening tot rogo- ling van de vergoeding voor huishuur voor hoofden en de tegemoetkoming In de huishuur voor de gehuwde onderwyzers aan die scholen. Die verordening, waarby de vergoeding voor hoofden op f 350 en de tegemoetkoming voor de onderwyzers op f 50 werd bepaald, kon de verelschte goedkeuring van B. en Wa. niet verwerven, naar B. en Ws. meenen ten on- rebhte. Bovendien nierken ze op, dat iuwilli- ging van het verzoek vau Ged. Staten om de tegemoetkoming op f 100 te bepalen, alsnog een jaariyksche uitgave zou vorderen van f 2100. Ten aanzien van dit punt stellen B. en W. voor niet aan het verzoek van Ged. Staten te voldoen en de op 6 Dec. 1901 vast gestelde regeling ongewyzlgd In de verordening op te nemen. De Leldsche tooneelvereeniging „L'Union fait la Force" gaf Zaterdagavond in „Hótel du Nord" haar 20ete uitvoering, waar ter gelegenheid daarvan de zaal feesteiyk was versierd. De byeenkomst werd door den president met een harteiyk welkom aan alle aanwezigen geopend. Spreker wees op de belangstelling der leden dezen avond, wyi anders op gewone verga deringen slechts 15 a 16 leden aanwezig vraren. Daarom hoopte hy, dat dit op de volgende vergaderingen beter zou zyn, waarop luide toejuichingen volgden. De opvoering van het drama „Schipbreuk" in 5 bedryven, mag, te oordeelen naar de stil te, waarmede het stuk werd gevolgd en het applaus, dat den werkenden leden ten deel viel na ieder bedryf, als goed geslaagd beschouwd worden. Trouwens de hoofdrollen waren aan uitstekende krachten toevertrouwd, de minder belangryke rolletjes getuigden van toewyding. De voordrachten, die daarna volgden, werden op waardige wyze bssloton met „De wandel- pier," waar èn vertooning èn kostumes de verwachting verre overtroffen. Werd aan genot gedacht, het arme schoolkind werd evenmin vorgeten, een collecte voor „Kindervoeding" bracht op f 13.17. Het bal, dat volgde, duurde tot in den morgen en toch werd geen enkole wanklank vernomen, een bewya dat or onder de leden en introdu cés een zeer goede geest heerschte. Naar wy vernemen, zal de „Schipbreuk" een drama, dat een werkstaking behandelt, binnenkort weer gegeven worden tegen een kleine entree ten voordeele van de werksta kers in Enschede©. Wy vestigen de aandacht van belang hebbenden op de aangekondigde byeenkomst van Handelsreizigers in „Den Vergulden Turk" op 1 Maart a. sdes avonds te negen uren. De 2de luitenant N. Visser, yan het 7de regiment infanterie, wordt op 1 Maart a. s. overgeplaatst by het 4de regiment infanterie, met aanvankeiyke bestemming voor het 3de bataljon van het korps. Hedenmiddag ontvingen- wy per Neder- landsche mail de Bataviascho bladen van 22 - 28 Januari. Op voordracht van den minister van oorlog is bU konlokiyk besluit bepaald dat het uit betalen van soldy aan militairen niet meer op Zon- en algemeens Christeiyke feestdagen zal plaats hebben, doch op den werkdag daaraan het laatst voorafgaande. Da. T. J. M. Brun, te Apeldoorn, Is beroe pen naar de Chr. Ger. Kerk te Liase. D8. J. H. Wensinck, te Alfen aan den Ryn, heeft bedankt voor het beroep naar de Ned .Herv. Gem. te Hilligeraberg. H. M. de Koningin Moeder en Z. K. B. de Prins woonden gisteren de voormiddag godsdienstoefening by in de Duitsche kerk te 'e Gravenbage, onder gehoor van da. Quandt. H. M. de Koningin en Z. K. H. de Prins maakten des middags een rytoer. H. M. de Koningin-Moeder deed eveneens in open rytuig een rytoer met den Erfgraaf en de Erfgravm van Erbach. Gisteren waa te Amsterdam sprake dat de Staten Generaal ln vereenigde zitting zouden worden byeengeroepen. Het „Hol." had nog geen gelegenheid zich omtrent—de juistheid van dit gerucht of de aanleiding daartoe ie vergewissen. Uit Den Huag meldt men odb echter, dat de inlichtingen van meest gezaghebbende zyde omtrent dit gerucht luiden, dat noch van eene byeenroeping, noch van aanleiding daartoe, iets hoegenaamd bekend ia. Zyne Koninkiyke Hoogheid Prins Hendrik heeft het eere voorzitterschap aanvaard van de Koninkiyke Nederlaudsche Jachtvereoniging „Nimrod"; en van de Koninkiyke Vereenlglng van gepensionneeide olficieren van betNedor- landsche leger. Zyne KoniDklyke Hoogheid heelt het eere- lidmaatschap aanvaard van de Koninkiyke Marine Jachtclub te Helder. Sir Henry Howard, gezant van Groot- Britannlö by ons Hof, zal den 5den Maart oen thé dansant geven. H. M. de koningin zal a. a. Vrijdag ten Hove aan tafel vereenigen de vreemde ge zanten en zaakgelastigden in Den Haag. Het concert der Bohemers word Zater dagavond te 's-Gravenhago bijgewoond door do Koningin-Moeder, den graaf cn do gr ar vin van Erbach en gevolg. De civiol-ingeniour A. G. A. van Eolde is over Nieuw-York naar Suriname vertrok ken, ter vervulling van een opdracht bem door de Nederlandsche Regeering gedaan. Het verlof naar Europa van den off. van gez. lste klasse A. J. A. Hoorweg en van den kapt. der inf. C. Exel, beiden van het Ü.-I. leger, is met zes maanden verlengd. Te Arnhem ia op 52-jarigen leeftijd overleden de gep kapitein van den plaatse- lijken staf W. J. Immink. Door den koning van Zweden en Noor wegen is de kapt. J. Witteveen, van het reg. gren. cn jagers, benoemd tot ridder lste kl. dor Orde van het Zwaard De 2de luitenant G. A. W. Masrink, vaD het 6de regiment infanterie, wordt 1 April gedetacheerd bij het vaste kader van het koloniaal werfdepot. Voor dc vervulling vau de betrekking van lecraar in dc Duitscho taal en letterkunde aan het gymnasium te Gouda worden aanbe volen de heeren M. van Westriencn, leeraar aan do H. B.-S. te Arnhem, en J. J. Men- kema, leeraar aan dc IT. B.-S. te Amers foort. 18) En werkelyk, zy rilde onder de warme Weeding, die zy trots het heete seizoen droeg en nu zy poogde te glimlachen, klapperden haar tanden. - ,U is koortsig." „Dat kan wel. Vroeg of laat moet men zich ean die kleine misères gewennen. Ik ben altyd gezond geweest en mag dus niet klagen, nu de ouderdom zich eindelyk doet gevoelen. Ik hoop overigens, dat het niet lang duren zal." „Het beste middel, om spoedig weer op te knappen, is, dat gy u zooveel mogelyk ontziet." „Zoo bedoelde ik het niet, kindlief. Er ls voor my slechts één geneesmiddel, dat, hetwelk ean allo kwalen en tevens aan het leven een einde maakt; dagelijks smeek ik het van God af, als de grootste weldaad „Meent ge, tantelief, dat zoo'n zelfzuchtig gebed verhooring kan vloden? En zoo het leven al een last moge zyn, legt het ons dan niet tevens verplichtingen op, vooral ton opzichte van hen, aan wie wy nauw ver bondon zyn?" „Die banden bestaan alleen voor de geluk kigen, die zich bemind weten," zei mevrouw d'Epervans op schamperen toon. „Voor my heeft God ze sinds lang verbroken. Al wat ik liefhad, alles, waarop ik hoopte, behoort tot het verlodene. Liefde en hoop bestaan voor my niet meer. Daarom verlang ik vurig haar een spoedig einde, de dood zal voor my ©en uitkomst zyn en droefheid laat ik niet jfcehter." „Maar uw zoon dan, uw arme.zoon, die niemand ter wereld heeft dan u?" „Dio zal niet om my treuren 1 Wat ben ik gewoest in zyn leven? Ik heb nochtans gedaan, wat ik konoch ja, al wat ik kon I" „Ik ben er integendeel van overtuigd, dat Guy er zeer veel van zou weten, als hy u moest missen." „Och neen, hy is jonghy zou me dra vergeten zyn. Ik verwyt hem niets't is myn eigen schuld, dat ik zyn liefde niet heb mogen verwerven, of liever gezegd, het ongeluk heeft zich tusscbon ons geplaatstl" „Het ongeluk brengt veeleer toenadering." Mevrouw d'Epervans lachte spottend. „Dat meenen de gelukkigenl Het ongeluk, kindlief, verbittert het karakter, doodt geest en hart. Is het niet door het ongeluk, dat het hart van myn eenigen zoon zich van my heeft afgewend? Kon do arme jongen zich aan my hechten, aan my, die altyd verdrietig en neerslachtig ben? Hy vindt my strengen hardvochtig, omdat ik hem altyd tot zuinig heid en tot werken aanmaan; gierig vindt hy my, daar lk hem nooit Iets overtolligs kan toestoppen 1 En wat zou ik gegeven hebben om een enkelen glimlach van heml Heb ik ooit aan my zelve gedacht?" Mevrouw d'Epervans was al sprekende opgestaan. Haar oogen schitterden onheil spellend, haar doorschynende wangen waren met een gloeiend rood overtogen. Mot een blik, waarin haat sprak, vervolgde zy: „Kind, ik heb altyd myn best gedaan om Guy leed te besparen; ik wilde myn last alleen dragen en thans, nu die last my dreigt te verpletteren, wil ik alleen zyn, ik wil in eenzaamheid sterven, zonder Guy, die my niet heeft kunnen helpen, zonder hem, die my heeft vermoordl „Vermoord?" riep Jeanne uit, denkende, dat haar tante krankzinnig was geworden. „Ja, je stiefvader 1Ach ja, het zyn van die misdaden, waarover men zich niet be zwaard gevoelt. Men offert aan zyn hebzucht, een woerlooze vrouw, een weduwe, een moeder men veroordeelt haar tot armoede, tot ontberingen, tot een stryd boven haar krachten, en op den dag dat zy sterft van ver driet, heeft men niet de minste wroeging en niemand maakt u verwyten. De wereld laat zulk een diefstal oogluikend toe, verheerlykt zelfs zulke indirecte moordenaars. Wat my betreft, ik heb hem nooit kunnen Vergeven, dat hy my myn fortuin ontroofd en daarmede myn geluk en do toekomst van myn kind verwoest heeft l Neen, dat vergeef ik u nietl Er is geen dag voorbygegaan, zonder dat ik aan do goddelyko gerechtigheid gesmeekt heb my te wreken, door hem te straffenl. 't Was geen waanzin, die daar sprak; het was ontembare, wilde haat. Jeanne wierp noch tans eon blik vol medeiydon op de arme, die in haar verbittering haar vader met dus danige verwyten overstelpte. Op beslisten toon zelde zy: „Tante ik begryp u niet, verklaar my uw woorden, ik heb daar recht toe, wyi gy myn vader zulk een beschuldiging naar het hoofd werpt." De weduwe haalde verachteiyk de schou ders op. „Stol je maar niet zoo aan, het is de moeite niet waard, gy zult spoedig genoeg bovryd zyn van het gezicht van myn ellendo. 't Is niet prettig hè, om zoo van naby te zien, welk onheil men gesticht heeft? Neem my myn onbescheidenheid niet kwaiyk. Waarom hebt gy u hier vertoond? Wat kwaamt gy hier doen?" De' stem van mevrouw d'Epervans ver zwakte. Zwaar viel zy in haar armstoel neer en wees naar de deur. Jeanne lette er niet op, naast haar tante plaats nemend, zei ze koel: „Ik kwam hier, om u een bewys te geven onzer toegenegenheid. Het grootste bewys, dat ik u geven kan, is het misverstand op te helderen, de klove weg te nemen, die er tusschen ons bestaat. Verklaar my, waarop gy uw beschuldigingen, uw verwyten grondt on vorgun my dan er op te antwoorden." „Wat gebeurd is, ls gebeurd. Er valt niets meer te herstellen; hot wa6 dwaas, dat ik u over myn lood sprak, uw vader zal u wel nooit over dio geschiedenis gesproken hebben." „Integendeel", zei Jeanne levendig. „Vader spreekt vaak over het verleden; over dogenen, die hy lief heolt gehad en die niet meer zyn, over zyn eerste vrouw, over zyn ouders, en zyn broer l" „Van zyn broer! Durft hy van zyn broer spreken? Mevrouw d'Epervaus kreog een vernieuwden aanval van woede. „En waarom zou hy niet over zyn broer sprekon?" „Waarom? Omdat hy hem heeft beroofd, tot wanhoop heeft gebracht, omdat by zyn ondergang, zyn dood veroorzaakt heeft!" „Op welke wyze?" „Omdat hy zich, ten onrechte, met het vaderiyk erfdeel heeft verrykt." „Wie heeft u dat gezegd?" „Myn man natuurlyk on na diens dood heb ik my er van kunnen overtuigen." „Hebt gy geen andere bewyzon? „Dan is het niets dan een eenvoudige ver onderstelling, die u dermate togen ons ver bittert." „Een veroii'i- ttteN' in ellende, myn verval, zyn d; t geen doorslaan! bewyzen?" ,,Dus zoudfc go niet anders geruïneerd kunnen zijn dan door mijn v. ter? Uw for tuin is vordwenen, is dat een reden om to denkon, dat hij het zich heeft toegeëigend?" „Waar zou het anders gebleven zijn? Waarom behoort het kasteel d'Epervans ge heel aan mijn zwager, terwijl mijn man als zijn erfdeel niet dan dit ellendige krot ont ving, waar mijn zoon cn ik gebrek lijden? Voordat ik weduwo was, heb *k mij nooit met zaken bemoeid. Mijn man bestuurde alios. Wat was hij zuinig cn ordelijk Noch tans zat hij dikwijls in geldverlegenheid; als ik hom naar de oorzaak daarvan vroeg, antwoordde hij, dat do erfenis, hem geen geluk had aangebracht. U achting voor zijn familie, uit genegenheid voor zijn broer wilde hij zelfs voor mij verhelen, dat men hem zooveel had to kort gedaan. Pas later ben ik daar achter gekomen." Mevrouw d'Epervans hukte met het hoofd om haar ontroering te verbergen. Het ge zicht van Jeanne was opgeklaard. Zij boog zich tot haar tante cn haar op het voor hoofd kussend, zcidc zij glimlachend: ..Is i dat al, wat u tegen ons hebt? Welnu, dan zullen wij spoedig goede vrienden zijn, dat verzeker ik u." Movrouw d'Epervans had geen tijd om to antwoorden; vlug als een hinde was Jeanne dc deur uitgewipt. XI. De markies vond, dat dc Vespers van daag buitengewoon lang geduurd hadden. „Ge zijt toch zeker niet lang-u- dan een halfuur bij je tante geweest," ;:ci hij, toco Jbannc haaf wedervaren vertelde. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 1