LEIDSGH DAGBLAD, ZATERDAG 22 FEBRUARI. - DERDE BLAD. „GEEN DANS VRIJ." „Virtus Nobilitat". Een kras middel. No. 12881 A lino 1902. Sedert zes weken was zij uit do kostschool terug, toen tante Excellentie te barer eer een bal gaf. Zij opende daarmede het sei zoen, en Hanna zou dcbutecren. Al do heeren uit de toongevende wereld maakten druk scizoenvisitesieder deed zijn best, om zoo beminnelijk mogelijk te zijn. De kleine Hanna von Strachwitz was name lijk niet alleen een allerliefst bakvischje, maar zij kreeg ook tweemaal honderd dui zend francs mee ten huwelijk, en de nog jonge stiefmoeder had alle reden, zich van den jongen meisjesknop te ontdoen door een aannemelijk huwelijk. Zestien jaren, als zij uit groote blauwe oogen kijken, als blon de lokken zich om lachende wangen vlijen, zijn geen voordceligc tegenpartij voor een vrouw, die een deel van haar schoonheid aan de uitgëzochtste toiletkunsten to dan ken heeft. Zoo redeneerden de heeren, terwijl de moeders van huwbare dochters het „een schandaal" vonden, dat men „dit kind" al een rol liet spel n, daarbij vergetende, dat zij voor eenige maanden met verontwaardi ging beweerd hadden, dat de ijdele moeder Hanna vóór haar twintigjarigcn leeftijd niet naast zich zou laten optreden, om haar Bchoonhcid niet door tie jeugd van haar stiefdochter te zien benadeeld. Noch Hanna, noch mevrouw von Strach witz en Excellentie vermoedden, dat men het zoo druk over haar haddc grijze tante was blij, haar mooi peetekind in haar paleis en met haar zeldzamen paarlcntooi, „do we reld" in te loiden, de moeder wilde allen verdachtmakingen, alsof zij bang was voor haar eigen schoonheid, den kop indrukken en dus liadclen moeder en tante besloten, het kind op haar zestienjarigen leeftijd ter bal zaal te voeren, die de iezegrimmige broeder van tante Excellentie een mcnschcnbcurs en een slavenmarkt noemde. En Hanna's wangen gloeiden en haar pols sloeg onstuimig van vreugd. Een heusoh bal met cavaliers en sleep, de eerste stajo in de stralende wereld, niet meer als een kind, dat men duldt, neen, als dame, en rijk en jong, gerechtigd, gunsten uit te deelen en naar geluk te jagen. rieluk? Dat was het, waarom zij zoo blij was; dat was het, wat zij wilde zoeken en najagen; dat geluk, waarover zooveel in haar aanteekenboekje stond, waarover niet alleen haar beste vriendin, Lotte von Dcwitz, maar ook de zachte, ernstige leerarcs, wier lieveling zij geweest was, gedachteniswoorden geschre ven hadden. „Eenmaal kruist het geluk den weg van icdcrcn mensch, maar het fladdert snel voorbij, als een vlinder, als een verwaaid rozeblad; wie het niet grijpt en vasthoudt, dien ontvliedt het! Alleen bij de door God begenadigden komt het aarzelend een twee- do maal. Laat het jc niet ontsnappen Zoo had haar Lotte geschreven, en zij nam zich voor, zorg te dragen, dat de geluks- vlinder haar niet zou ontkomen. De balavond kwam. Wat was zij mooi in liet rose tarlatan met de schitterende appel bloesems, als een avondwolk op een luwen zomerdag, en toch niet dc brunette mama verduisterend, die zoo trotscli aan den arm yan haar man ginj*. Het golfde en ruischte van fluweel en zijde op liet spiegelgladde parket, toen zij binnenkwamenhet blonk cn schitterde van edelgesteenten; de zijden slepen knetterden, de uniformen straalden, en ernstig staken dc zwarte rokken bij al den glans cn de kleurenpracht af. Hanna sloeg de oogen niet neer voor den Naar adem hijgend zat ze daar op dc rust bank, ten prooi aan de hevigste gemoedsbe weging. Ja, ze zou gaan, zou haar man, haar kind verlaten;.... haar plan stond vast; na de vreesdijke bui van hartstochtelijke ver twijfeling had ze voorgoed een besluit ge nomen Heengaan wilde ze naar hem, dien zc zoo lief, zoo zielslief had!... Nogmaals herhaalde zichde zware zenuwaan val. Een opnieuw uitbarsten in krampachtig snikken hij de gedachte aan den zwaren strijd, dio vooraf was gegaan «al weken lang, nu eluimerend, dan woest opbruisend. Einde lijk, wat bedaard, herdacht ze dc laatste ja ren van haar huwelijk: hoe die geweest wa ren.... Haar man, eentonig zijn weg volgend, opgaand in zijn werk, h*ar voor de wereld dc achting bewijzend, waarop zc als zijn ocht- genoote aanspraak kon maken. Afgunstig ak hij was op do genegenheid vaD het kind, hun meisje, trachtte hij, meen de ze, het op allerlei wijzen van haar te ver vreemden. Pa had dit gezegd, was het al tijd, dat moest gedaan worden; en in een angst voor zijn drift en strengheid, ont trok het zich liever aan de moeder dan de vaderlijke berispingen te moeten «aanhooren, waarmee liij niet karig was de daden zijner .vrouw te beoordeelen. Soms, wanneer zo met het kind alleen was, taalde dit haar aan, beantwoordde innig haar liefkoozingen, maar in bijzijn van den leader gaf het zich nooit aan een van beiden. iHet scheen een strikte onzijdigheid te wil- verblindenden lichto ver vloed, zij keek op naar het geluk. Zij bloosde niet voor de met briljanten getooide bustes en dc naakte armen, want zij was aan dien aanblik reeds als kind gewend geweest in do salons van het ouderlijk huis. Niet schuw en schuchter trad zij in dc kleine roso atlasschoenen op, maar vast en energiek; zij bowoog zich in do sleepjapon met aangeboren gratie, en den narcissenruiker in do met goud door werkte manchette, waarvan een bedwelmen de geur uitging, wist zij te dragen, alsof zij aan zulke attenties gewend was alsof het niet de eerste schatting was, die graaf Henkei aan haar schoonheid betaalde. Op haar ivoren balboekje was nog slechts ccn dans open. En nu boog zich eenvoudig voor haar do jonge huisonderwijzer van do kleinkinderen van tante Excellentie, en haar vriendelijk in de oog;.- kijkend, vroeg hij om een wals. Wat vreemd stak hij af bij de jonge lui tenants, met zijn frak, met het golvende haar, dat het voorh' >fd overschaduwde, en met dc groote bruine oogen, die zoo recht en open uit het bleekc gezicht straalden Hanna keek op. Dr. Eisner was geen vreemdeling voor haar; zij had hem reeds in dc vacantie leeren kennen; menig uur onschuldig met hem gebabbeld, en zoo goed als hij wist niemand, zelfs dc muziekonder- wijzcre8 niet, haar liederen op de piano te accompagneercn. Iteeds stond zij op het punt, hem haar bal. oekjo to overhandigen, opdat hij zich voor do tafelwals zou inschrij ven, toen eensklaps acnter hem de gestalte van een jongen luitenant der dragonders opdook. Hanna verschrikte, en als een blik semstraal flitste do gedachto door haar hoofd: „Het geluk fladdert voorbij als een vlinder." Verlegen sloeg zij het oog voo~ dr. Eisners helderen blik nee cn zeide: „Het spijt rnij ik heb geen dans meer vrij." Stil «>n ernstig boog de jonge huisonder wijzer en verwijderde zich, terwijl graaf Henkei, do jonge officier, zijn plaats in nam cn met gefronst voorhoofd en schijn baar gekrenkt vroeg: ,,U hebt geen dans meer vrij, freule?" Een blos gleed over Hanna's gezicht; vluchtig keek zij dr. Eisner na. Deze echter ging bedaard, zonder om te kijken, naar een der andere zalen; bij had geen reden aan een onwaarheid harerzijds te denkon. Toen hij verdwenen was, overhandigde zij den graaf het balboekje: „De tafelwals heb ik nog voor u, graaf Toen hief zij den bouquet op, begroef een oogenblik de punt van de i nous in do sterk riekende bloemen en zeide vervolgens met een half kinderlijken, half coquetten glimlach, dien zij van haar stiefmoeder ge leerd had: „Wat verwent u mij met uw heerlijke bloemenEr w hebt u do nuances van mijn toilet wonderlijk graden?" Graaf Henkcl lachte en sloeg de hakken tegen elkaar aan, zoodat de zilveren dans- sporen rinkelden; nis een imperator zoo trotsch, wierp hij het hoofd in den nek, en met de linkerhand aan de punten van zijn blonde snor trekkend, zeide hij glim lachend „Geluk, freule, geluk, inspiratie 1" De tonen der polonaise braken het ge sprek af en de gezantschapsattaché opende met de kleine Hanna het bal. Het viel geen der gaston op, dat dr. Eisner niet danste; wie had er tijd, zich om den jongen geleerde te bekommeren, en wat beteekendo hier in ue danszaal weten schap cn verstand? Gemelijk aanschouwde hij het gewoel; slechts nu en dan, als hij len in acht nemen, als bij ingeving voelend, dat zij het was, dio dc stille jaloezie tusschcn haar ouders teweegbracht, dat zc de scheids muur in hun huwelijksleven was geworden in stede van de verbindingslijn. Gaandeweg was op deze wijle verkoeling ontstaan. Haar opvoedingssysteem werd steeds door hem geminacht, dikwijls in bij zijn van hun Annie. Eerst had ze liaar aan spraken, moederrechten, verdedigd, maar nu, sinds eenige jaren zweeg ze, ziende, dat het kind er onder leed, met haar fijn diep voelend innerlijk. Ze werd onverschillig. Aldus stierf hun liefde, niets achterlatend dan de koude we de r zij dsche plichten, Eenzaam was ze geweest,lang,... lang. Toen was „hij" verschenen: hij, de onverge lijkelijke, de superieure, de man. Het was of al haar opgekropte, lang verzamelde liefde zich op eenmaal aan dien eenen openbaren moest, ccn ongekend gevoel van nieuw leven had haar doorstroomd en ze was weder belang gaan stellen in alles, waar ze vóór haar hu welijk voor geijverd, mede gedweept had. Oude, sluimerende illusies waren weder ont waakt. Maar de maatschappeijke vormen', die hen op een afstand van elkander hielden, waar door haar genegenheid eerst zuiver plato nisch was aangevangen, vielen allengs weg bij een wisselen van gelijkgestemde gedach ten; en in haar was gaan bruisen het vor- langen, het hartstochtelijk verlangen van de vrouw, naar den man, dien zc haar meester, haar heer voelt, aan wien ze zich schenken wiL - een gesprek moest aanhooren, gleed een glimlach over zijn gezicht. Toea aan tafel de conversatie levendiger werd en een der heeren met een zwart, klein baardje cn con monocle in lvfc oog, zeide: ,,Die Heukei is toch een duivelscho kerel, nu zit hij al weer bij het goudvischje Hanna en betoo- vert haar met zijn convcrsations-lexicon- bloesoms", stond hij op, maakte een stom me buiging naar rechts en naar links en ging heen. „Een akelige, vervelende pedant!" zeide een der jonge heeren, die hem met een halve wending van het hoofu nakeek. Toen de carnavalstijd voorbij was cn dc groote wereld zich begon te vervelen, bracht de verlovingsaankondiging van de zeven tienjarige Hanna met luitenant graaf Hen kei weer welkome stof voor gesprekken. Men had het zien aankomen, maar men had toch niet verwacht, dat de ouders zoo „gewetenloos" zouden zijn het kind zoo jong te verloven. Tante Excellentie was tot tra nen geroerd, toen zij Jlanna op het voor hoofd kuste en met waardigheid zeide: „Je bent een gelukskindDe graven Hen kcl zijn van hoogen adel, en Arnold is een ridder van het hoofd tot dc voeten." Hanna zelve waande zich erg gewichtig en dacht bij zichzelve: „Ik heb het geluk niet laten ontsnappenTante, vader en moeder zijn vol lof, Arnold danst goddelijk, hij re geert de paarden als geen tweede, is mata dor bij alle wedrennon en mij verwent hij als een prinses. Gravin worden is toch heerlijk Do jonge heeren uit de hoogo kringen echter zaten i.a het ner nog bij elkaar en bespraken de nieuwe verloving. „Het kleine gansje von Buchenau knapt met haar goudvossen zijn renstal op 1" zeide de qen. „Als ik dezen winter niet in het zuiden was geweest, zou het Hcnkel verduiveld moeilijk zijn geweest tc slagenmeende ccn ander, en een magere gopensionneerde lui tenant zeide: „Ik gun hem zijn geluk; ik zou beslist liever de mama willen hebben: die heeft ras, het meisje is nietszeggend als limonade." „Pardon," merkte een jonge schrijver op. „Ik hoorde eens freule Hanna met den gouverneur van haar neven in den tuin van haar tante Excellentie het geluk definieeren; je hadt eens moeten hooren, hoe heb bakvischje sprak. Ereule Hanna ci teerde Charnisso: „Het geluk is de liefde, de liefde is het geluk" en de paedagogische partner sprak dit tegen en beweerde, „dat het geluk oven verschillend is als de wen- schen der menschen, zoo veranderlijk cn on bestendig als niets anders op de wereld, cn dat men daarom niet ten onrechte zegt: „trouweloos als het geluk." Do kleine zeide daarop, „dat het niet trouweloos kon wor den, als men het maar goed vasthield, als een vlinder, dien men gevangen heeft, als een rozeblad, dat men met de hand om sluit, men moest het dwingen 1" en toen lachte dr. Eisner en vertelde haar het sprookje van liet geluksschelletje." „Dat klinkt afschuwelijk sentimenteel, maar nu gij a gezegd hebt, moet gij ook b zeggen. Wat is dat voor een sprookje? Ik heb cr nooit van gehoord I" „Maar dat is een oud bakersprookjo, van don stervenden koning, dio tot zijn zoon zegt, dat men ook op den troon meer on geluk dan geluk heeft, want het eerste komt met emmers, het laatste met droppels. De zoon, die het niet gelooven wil, laat na don dood van den vader aan den troon een zilveren schelletjo aanbrengen, het schel letje van geluk, en dat wil hij luiden, zoo dikwijls hij zich recht ongestoord gelukkig En ze had aangehoord de woorden van innige tecderhcid, van medegevoel voor haar ledig bestaan, van aanvullen-haar-leven tot een heerlijk geheelgevoeld zijn branden de kussen op haar mond, haar weeken hals!.. Dan weder had ze besloten hem nimmer weer te zien, hem te ontwijken; zelvo te doo- den do begeerte, haar onstoffelijk wezen, uit te rukken wat haar het liefst was. Doch telkens ontdekte ze opnieuw, dat hot liaar te machtig was, haar zou medesleepen. Ze leed er vreesolijk onder, ook lichamelijk, zij met haar vroeger zoo hoog gehouden be ginselen van belofte cn trouw. Meer cn meer prikkelbaar werd haar hu meur, schuw en stil tegenover haar man, gaf ze zich in de eenzaamheid telkens over aan haar buien van hartstochtelijk leed. Toen, hedenavond, nu ze weder alleen was, had ze in vertwijfeling gehoor gegeven aan de lokkende stem van het verlangen, had ze zichzclvo beloofd zich aan hem te geven, te worden bezitting van wien ze het liefst bad. Nu nog schrikkend van haar zooevcn geno men besluit, wrong zc opnieuw de handen, do kleine, nog smaller geworden vingertjes. Er gleed iets langs haar japon op den grond. Een lichtflikkering schitterde op het tapijt. Onwillekeurig bukte ze zich en tastte er naar. Het was een ring, niet haar trouw ring, maar die, welken ze bij hun huwelijk van haar vader had gekregen. Het kleinood tusschen de bevende vingers houdend, las ze star-oogend hot opschrift: „Virtus Nobilitat." 1) I) «Deugd Adelt." voelt. Maar de gasten komen cn gaan. Do jaren vlieden heen, en niemand in het rijk heeft ooit het schelletje gehoord. Doch als hij ligt te sterven cn zijn volk jammerend om den troon staat, om zijn zegen af te smeeken, grijpt hij voor do eerste maal naar het schelletje, want in den dood eerst vond hij het geluk!" „Hèèèl" riep de gepe «sionneerdo luite nant, „wat vervelend. Laten wij gaanl" Dr. Eisner had ook de verlovingsaankon diging in de verre provinciestad ontvan gen, waar hij sedert eenige maanden defini tief aangesteld was. Hij had haar meerma len met grooto aandacht gelezen, had zich met dc hand over het voorhoofd gestreken, was peinzend in zjjn kamer op en neer ge gaan en had gemurmeld: „Dab lieve, jonge, onschuldige dingEn toen had hij haar vriendelijk en toch zeer gereserveerd gefe liciteerd. „Geluk is vrede. Vrede met zichzelf, met do wereld en met GodZoo had de leerares in Hanna's notitieboekjo geschreven, en zij las zeer dikwijls deze passage en schudde het hoofd, alsof zij het niet begreep. Had zij dan geen geluk, dat zij nergens vrede vond? Leefde zij niet, evenals alle andere vrouwen van haar kennissen, zorgeloozer, op grooter voet zelfs dan velen? Was zij niet jong en mooi, niet gevierd waar zij verscheen? En toch verbleekten haar wan gen en haar lachendo kinderoogen lagen nu zoo treurig in heb smal geworden ge zichtje Weelde en comfort veraangenaam den haar mooie villa; al haar wenschen kon zij verwezenlijken. Gasten kwamon en gingen, maar haar kinderlach was ver stomd. Er ontbrak haar iets en zij vond niet wat het was. Arnold had niet vc2l tijd voor haar; de dienst, de paarden, de ka meraden namen hem in beslag, maar als hij thuis was, overstelpte hij haar met vriendelijkheden cn attenties. Als Arpold naar de wedrennen ging, beefde heur hart van angst, en zij smeekto hem, bij haar to blijven, omdat zij zoo bang voor hem was. Maar dan lachte hij uitbundig en noemde haar kinderachtig. Dit lachen deed haar zeer, maar hij lachte telkens zoo, wanneer hij geagiteerd was, en zij werd stil on ang stig, zoodat zij alle vragen achterwege en elk verzoek onuitgesproken liet, om dit lachen niet uit te lokken. Zoo sleepte zich het loven zonder vreugde en genoegen, tusschen diners en bals, vi sites cn conventioneel© leugens voort, tot dat op zekeren dag Hanna's bange voorge voelens wreed verwezenlijkt werden. Graaf Arnold Henkei bad bij de groote herfstrennen doldriest een jongen hengst bereden cn bij hot nemen van een hindernis een aardon wal was het dier schuw geworden en had hem afgeworpen. Aan do gevolgen van een hersenschudding was hij na weinige uren gestorven, zonder het be wustzijn te hebben teruggekregen. Het lachende kind; de stille, blceko vrouw behoorden tot het verleden. De jonge weduwe gravin Honkel is een interessanto cn opgeruimde vrouw geworden, ovoral gaarne gezien, doch koel en terughoudend tegenover elk voorstel van een nieuwe echt verbintenis. Tante Excellentie is sedert eenigo jaren gestorven, de ouders wonen op een landgoed en vermijden op Luu leeftijd het agiteerendc leven der groote wereld, cn zij kunnen het in het geheel niet begrijpen, dat Hanna niet voor dc tweede maal wil trouwen. Zou zij zóóveel van Arnold ge houden hebben Het huwelijk maakte zoo'n koelen indruk. Zachter vloeiden dc tranen, thans drup pelen van ander leed bij dc herinnering aan ouders, die nu dood waren. Voor haar gees tesoog verscheen dio vader, liaar dezen ring overhandigend, zelf diep aangedaan na de toespraak, dio liij gehouden had bij de ver bintenis van het jonge paar. Hoe gelukkig was zc toen geweest; zij beiden, eindelijk ver- ecnigd Reeds als kind hadden ze „verlovinkje" gespeeld; later was het hun ernst, geworden en de jonge man had woord gehouden. Zon der rust had hij onafgebroken doorgestu deerd om het meisje zijner keuze zoo gauw mogelijk een tehuis te kunnen aanbieden als zijn vrouw. Het eerste jaar waren ze nog noo tevreden geweest, toen was kleine Annic ge komen en met haar do twistappel, die hen van elkander vervreemden moest, hun leven uiteen deed loopen Het was een zware, massieve ring, heel anders dan haar eigen fijn, glad trouwrin- getje, dat ze sedert hun langdurige verkee ring reeds gedragen had. Het was do trouw ring van haar grootmoeder; daarom was haar vader ook zoo aangedaan geweest, toen hij hem haar schonk. Altijd had hij dien na het overlijden zijner moeder zelf gedragen. In dien tijd was het gebruikelijk een spreuk in den trouwring te lp.ten graveeren; een devies, dat een baak moest wezen op Jen huwelijksweg. Zo dacht aan dio grootmoeder, die ze nooit had gekend cn maakt zich voor stellingen van haar karakter, haar inborst. ...Misschien leek zij zelf wel op haar!... En deze vrouw was nu reeds meer dan een halve eeuw dood zou haar echt kalm en Eiken zomer gaat zij naar een zeer af gelegen dorp in het geborgto; daar is geen etiquette en dwang, daar voelt zij een zacht ruisch-jn van vrede. Zij streelt dc krullebol- len der kinderen, spreekt met de vrouwen over huishouding, wasch en tuin en kijkt naar den «arbeid der raanenn op het veld. Vandaag is het oogstfeest cn men heeft dc zomergasten genoodigd. Ook zij is gekomen en ziet met belangstelling naar het lachen en dansen van het volk. Een zeldzarno' droom gaat door haar ziel d j weekc wals-- melodieën, cn zij denkt aan do verre, bo- wusto leugen. „Het spijt mij, ik heb geen dans meer vrij!" Dat klinkt en dreunt in haar oor, steeds luider, en daar tusschen krassen do violen „bewuste leugen!" Zij ziet dc gasten komen, meer, steeds meer, onbekendo ook, cn het is haar alsof iedereen riep „bewuste leugen!" En nu richt haar blik zich naai de plaats, waar een eenzame man staat. Zijn gezicht is bleek als sneeuw-, zijn oogen zijn donker, den hoed heeft hij in de hand cn over zijn hoog voorhoofd vallen de gol ven van zijn zwart haar. Het wordt liaar zoo wonderlijk te moede: do door do zon beschonen dansplaats wordt een spiegelblank parket, de bonte vesten der bocren veranderen in de uniformen der gas ten van tante Excellentie en dc vliegendo rokken der boerenmeisjes worden ruischendo zijden slepen. Zij springt op. Week© walsmclodieën lok ken cn zij heeft alle dansen nog vrij Eensklaps staat zij voor den vreemdeling, heur hart klopt onstuimig en smeekend vouwt zij de handen. „Dr. Eisner ik heb een wals voor u vrij, destijds destijds loog ik!" Hij ziet haar ernstig en treurig aan, cn het is hem alsof een Meiwind na vorstige dagen door zijn ziel gaat, als hij hoofdschud dend zegt: „Gravin Henkei, het is te laat; ik ben een ziek, vermooid man; ik kau en mag niet dansen." Zij ziet hem aan en voelthij liegt niet Stom reikt zij hem do hand, en als hij haar aankijkt, klinkt cn zingt het in haar hart; dat is het zilveren geluksschelletje! Zij heeft hem gezond gemaakt. Als dr. Eisner de weeke altstem zijnor vrouw op dc piano accompagneert, klinkt het altijd als een koraal, en als Hanna hem toefluistert: „Destijds* tastte ik mis, toen het geluk voorbij ruischte, nu eerst heb ik hetdan weert liij haar af en zegt ernstig „Laat het verleden rusten, stoor onzen stillen vrede niet I" In een oude Saksische kroniek vindt men dc volgende merkwaardige historie opgc- teekend. Op ziju groot landgoed in dc nabijheid van Ascherslehcn woonde tegen het eindo van do 17de eeuw graaf Werner von Rau- schenplatz. Zijn gemalin Mathildc had op zekeren dag ten govolgc van een val bijna den hals gebroken. Dat was nu wel niet heelemaal gebeurd, cn zij bleef in leven, maar haar ongeluk was toch al groot ge noeg, want een der halswervels was daarbij van zijn plaats geschoven en de onverwijld geroepen huisdokter noch een kundige chi rurgijn waren in staat dien weer in hofr lid te brengen. De gravin leed ontzaglijke pijnen cn zij weende en jammerde vreeselijk bij hun ver- goefsche pogingen, die met groote pijn ver gezeld gingen. Goede raad was dus duur. Eindelijk zei dc kamenier der gravin: „Deze heeren kunnen u niet helpen, naar zonder stormen zijn voorbij gegaan ...Zou zij nooit den kamp van plicht en gpwoten met dien van liefde cn verlangen hebben gekend?Zou haar huwelijk te vens het altaar van haar geluk zijn geweest... zonder stoornis, zonder teleurstelling?... Ze wist het niet. Zelden had zc over do verhouding harcr grootouders hooren spre ken. Maar eensklaps werd het h.oar duide lijk: ten allen tijde, zoo lang de mensch voelt, zou er geleden worden door vrouwen zooals zij nu zou cr strijd zijn, zou cr groote zelf- beheersching noodig wezon om dien te over winnen. En met verklaarden geest zag zc alles in zachter licht. Weckor werden haar trekken die zich ontspanden uit hun starre droefe nis: met matglanzende oogen zag ze naar do portretten op haar schrijfbureautje, alle af beeldingen van hen, die haar toch eens zoo dierbaar waren. Medelijden kreeg ze nu met haar man, haar kind, dat zo bijna moeder loos gemaakt zou hebben, en medelijden ook met hem, die nu zelf zou lijden, want ze wist het thans: zo mocht niet, zc zou hem niet kunnen tocbehooron. Een 6traal van hoop op beteren dageraad brak. bij haar door. Een kalm berusten zou het zijn, onmerkbaar zou zo werken aan hun toen.adering ter wille van Annie, van hun kind... En wanneer deze tot de jaren de3 onderscheids was gekomen, dan zou ze, zel ve gelouterd, den ring aan haar dochtertje schenken, om hem altijd to dragen cn in eerc te houden. En nog eenmaal prevelde ze zacht voor zich: /JLVirtus Nobilitat."-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 9