LEIDSGH DAGBLAD, ZATERDAG 22 FEBRUARI. - DERDE BLAD.
„GEEN DANS VRIJ."
„Virtus Nobilitat".
Een kras middel.
No. 12881
A lino 1902.
Sedert zes weken was zij uit do kostschool
terug, toen tante Excellentie te barer eer
een bal gaf. Zij opende daarmede het sei
zoen, en Hanna zou dcbutecren.
Al do heeren uit de toongevende wereld
maakten druk scizoenvisitesieder deed zijn
best, om zoo beminnelijk mogelijk te zijn.
De kleine Hanna von Strachwitz was name
lijk niet alleen een allerliefst bakvischje,
maar zij kreeg ook tweemaal honderd dui
zend francs mee ten huwelijk, en de nog
jonge stiefmoeder had alle reden, zich van
den jongen meisjesknop te ontdoen door
een aannemelijk huwelijk. Zestien jaren, als
zij uit groote blauwe oogen kijken, als blon
de lokken zich om lachende wangen vlijen,
zijn geen voordceligc tegenpartij voor een
vrouw, die een deel van haar schoonheid
aan de uitgëzochtste toiletkunsten to dan
ken heeft.
Zoo redeneerden de heeren, terwijl de
moeders van huwbare dochters het „een
schandaal" vonden, dat men „dit kind" al
een rol liet spel n, daarbij vergetende, dat
zij voor eenige maanden met verontwaardi
ging beweerd hadden, dat de ijdele moeder
Hanna vóór haar twintigjarigcn leeftijd
niet naast zich zou laten optreden, om haar
Bchoonhcid niet door tie jeugd van haar
stiefdochter te zien benadeeld.
Noch Hanna, noch mevrouw von Strach
witz en Excellentie vermoedden, dat men het
zoo druk over haar haddc grijze tante was
blij, haar mooi peetekind in haar paleis en
met haar zeldzamen paarlcntooi, „do we
reld" in te loiden, de moeder wilde allen
verdachtmakingen, alsof zij bang was voor
haar eigen schoonheid, den kop indrukken
en dus liadclen moeder en tante besloten, het
kind op haar zestienjarigen leeftijd ter bal
zaal te voeren, die de iezegrimmige broeder
van tante Excellentie een mcnschcnbcurs en
een slavenmarkt noemde.
En Hanna's wangen gloeiden en haar
pols sloeg onstuimig van vreugd. Een heusoh
bal met cavaliers en sleep, de eerste stajo in
de stralende wereld, niet meer als een kind,
dat men duldt, neen, als dame, en rijk en
jong, gerechtigd, gunsten uit te deelen en
naar geluk te jagen. rieluk? Dat was het,
waarom zij zoo blij was; dat was het, wat
zij wilde zoeken en najagen; dat geluk,
waarover zooveel in haar aanteekenboekje
stond, waarover niet alleen haar beste
vriendin, Lotte von Dcwitz, maar ook de
zachte, ernstige leerarcs, wier lieveling zij
geweest was, gedachteniswoorden geschre
ven hadden.
„Eenmaal kruist het geluk den weg van
icdcrcn mensch, maar het fladdert snel
voorbij, als een vlinder, als een verwaaid
rozeblad; wie het niet grijpt en vasthoudt,
dien ontvliedt het! Alleen bij de door God
begenadigden komt het aarzelend een twee-
do maal. Laat het jc niet ontsnappen
Zoo had haar Lotte geschreven, en zij nam
zich voor, zorg te dragen, dat de geluks-
vlinder haar niet zou ontkomen.
De balavond kwam. Wat was zij mooi in
liet rose tarlatan met de schitterende appel
bloesems, als een avondwolk op een luwen
zomerdag, en toch niet dc brunette mama
verduisterend, die zoo trotscli aan den arm
yan haar man ginj*.
Het golfde en ruischte van fluweel en
zijde op liet spiegelgladde parket, toen zij
binnenkwamenhet blonk cn schitterde van
edelgesteenten; de zijden slepen knetterden,
de uniformen straalden, en ernstig staken
dc zwarte rokken bij al den glans cn de
kleurenpracht af.
Hanna sloeg de oogen niet neer voor den
Naar adem hijgend zat ze daar op dc rust
bank, ten prooi aan de hevigste gemoedsbe
weging.
Ja, ze zou gaan, zou haar man, haar
kind verlaten;.... haar plan stond vast; na
de vreesdijke bui van hartstochtelijke ver
twijfeling had ze voorgoed een besluit ge
nomen Heengaan wilde ze naar hem, dien
zc zoo lief, zoo zielslief had!...
Nogmaals herhaalde zichde zware zenuwaan
val. Een opnieuw uitbarsten in krampachtig
snikken hij de gedachte aan den zwaren strijd,
dio vooraf was gegaan «al weken lang, nu
eluimerend, dan woest opbruisend. Einde
lijk, wat bedaard, herdacht ze dc laatste ja
ren van haar huwelijk: hoe die geweest wa
ren.... Haar man, eentonig zijn weg volgend,
opgaand in zijn werk, h*ar voor de wereld dc
achting bewijzend, waarop zc als zijn ocht-
genoote aanspraak kon maken.
Afgunstig ak hij was op do genegenheid
vaD het kind, hun meisje, trachtte hij, meen
de ze, het op allerlei wijzen van haar te ver
vreemden. Pa had dit gezegd, was het al
tijd, dat moest gedaan worden; en in
een angst voor zijn drift en strengheid, ont
trok het zich liever aan de moeder dan de
vaderlijke berispingen te moeten «aanhooren,
waarmee liij niet karig was de daden zijner
.vrouw te beoordeelen.
Soms, wanneer zo met het kind alleen was,
taalde dit haar aan, beantwoordde innig
haar liefkoozingen, maar in bijzijn van den
leader gaf het zich nooit aan een van beiden.
iHet scheen een strikte onzijdigheid te wil-
verblindenden lichto ver vloed, zij keek op
naar het geluk. Zij bloosde niet voor de
met briljanten getooide bustes en dc naakte
armen, want zij was aan dien aanblik reeds
als kind gewend geweest in do salons van
het ouderlijk huis. Niet schuw en schuchter
trad zij in dc kleine roso atlasschoenen op,
maar vast en energiek; zij bowoog zich in
do sleepjapon met aangeboren gratie, en
den narcissenruiker in do met goud door
werkte manchette, waarvan een bedwelmen
de geur uitging, wist zij te dragen, alsof zij
aan zulke attenties gewend was alsof het
niet de eerste schatting was, die graaf
Henkei aan haar schoonheid betaalde.
Op haar ivoren balboekje was nog slechts
ccn dans open. En nu boog zich eenvoudig
voor haar do jonge huisonderwijzer van do
kleinkinderen van tante Excellentie, en
haar vriendelijk in de oog;.- kijkend, vroeg
hij om een wals.
Wat vreemd stak hij af bij de jonge lui
tenants, met zijn frak, met het golvende
haar, dat het voorh' >fd overschaduwde, en
met dc groote bruine oogen, die zoo recht
en open uit het bleekc gezicht straalden
Hanna keek op. Dr. Eisner was geen
vreemdeling voor haar; zij had hem reeds
in dc vacantie leeren kennen; menig uur
onschuldig met hem gebabbeld, en zoo goed
als hij wist niemand, zelfs dc muziekonder-
wijzcre8 niet, haar liederen op de piano te
accompagneercn. Iteeds stond zij op het
punt, hem haar bal. oekjo to overhandigen,
opdat hij zich voor do tafelwals zou inschrij
ven, toen eensklaps acnter hem de gestalte
van een jongen luitenant der dragonders
opdook. Hanna verschrikte, en als een blik
semstraal flitste do gedachto door haar
hoofd: „Het geluk fladdert voorbij als een
vlinder."
Verlegen sloeg zij het oog voo~ dr. Eisners
helderen blik nee cn zeide: „Het spijt rnij
ik heb geen dans meer vrij."
Stil «>n ernstig boog de jonge huisonder
wijzer en verwijderde zich, terwijl graaf
Henkei, do jonge officier, zijn plaats in
nam cn met gefronst voorhoofd en schijn
baar gekrenkt vroeg:
,,U hebt geen dans meer vrij, freule?"
Een blos gleed over Hanna's gezicht;
vluchtig keek zij dr. Eisner na. Deze echter
ging bedaard, zonder om te kijken, naar
een der andere zalen; bij had geen reden
aan een onwaarheid harerzijds te denkon.
Toen hij verdwenen was, overhandigde zij
den graaf het balboekje:
„De tafelwals heb ik nog voor u, graaf
Toen hief zij den bouquet op, begroef
een oogenblik de punt van de i nous in do
sterk riekende bloemen en zeide vervolgens
met een half kinderlijken, half coquetten
glimlach, dien zij van haar stiefmoeder ge
leerd had:
„Wat verwent u mij met uw heerlijke
bloemenEr w hebt u do nuances van
mijn toilet wonderlijk graden?"
Graaf Henkcl lachte en sloeg de hakken
tegen elkaar aan, zoodat de zilveren dans-
sporen rinkelden; nis een imperator zoo
trotsch, wierp hij het hoofd in den nek, en
met de linkerhand aan de punten van zijn
blonde snor trekkend, zeide hij glim
lachend
„Geluk, freule, geluk, inspiratie 1"
De tonen der polonaise braken het ge
sprek af en de gezantschapsattaché opende
met de kleine Hanna het bal.
Het viel geen der gaston op, dat dr.
Eisner niet danste; wie had er tijd, zich
om den jongen geleerde te bekommeren, en
wat beteekendo hier in ue danszaal weten
schap cn verstand? Gemelijk aanschouwde
hij het gewoel; slechts nu en dan, als hij
len in acht nemen, als bij ingeving voelend,
dat zij het was, dio dc stille jaloezie tusschcn
haar ouders teweegbracht, dat zc de scheids
muur in hun huwelijksleven was geworden
in stede van de verbindingslijn.
Gaandeweg was op deze wijle verkoeling
ontstaan. Haar opvoedingssysteem werd
steeds door hem geminacht, dikwijls in bij
zijn van hun Annie. Eerst had ze liaar aan
spraken, moederrechten, verdedigd, maar
nu, sinds eenige jaren zweeg ze, ziende, dat
het kind er onder leed, met haar fijn diep
voelend innerlijk.
Ze werd onverschillig. Aldus stierf hun
liefde, niets achterlatend dan de koude we
de r zij dsche plichten,
Eenzaam was ze geweest,lang,... lang.
Toen was „hij" verschenen: hij, de onverge
lijkelijke, de superieure, de man. Het was of al
haar opgekropte, lang verzamelde liefde zich
op eenmaal aan dien eenen openbaren moest,
ccn ongekend gevoel van nieuw leven had
haar doorstroomd en ze was weder belang
gaan stellen in alles, waar ze vóór haar hu
welijk voor geijverd, mede gedweept had.
Oude, sluimerende illusies waren weder ont
waakt.
Maar de maatschappeijke vormen', die hen
op een afstand van elkander hielden, waar
door haar genegenheid eerst zuiver plato
nisch was aangevangen, vielen allengs weg
bij een wisselen van gelijkgestemde gedach
ten; en in haar was gaan bruisen het vor-
langen, het hartstochtelijk verlangen van de
vrouw, naar den man, dien zc haar meester,
haar heer voelt, aan wien ze zich schenken
wiL -
een gesprek moest aanhooren, gleed een
glimlach over zijn gezicht. Toea aan tafel
de conversatie levendiger werd en een der
heeren met een zwart, klein baardje cn con
monocle in lvfc oog, zeide: ,,Die Heukei
is toch een duivelscho kerel, nu zit hij al
weer bij het goudvischje Hanna en betoo-
vert haar met zijn convcrsations-lexicon-
bloesoms", stond hij op, maakte een stom
me buiging naar rechts en naar links en
ging heen.
„Een akelige, vervelende pedant!" zeide
een der jonge heeren, die hem met een halve
wending van het hoofu nakeek.
Toen de carnavalstijd voorbij was cn dc
groote wereld zich begon te vervelen, bracht
de verlovingsaankondiging van de zeven
tienjarige Hanna met luitenant graaf Hen
kei weer welkome stof voor gesprekken.
Men had het zien aankomen, maar men
had toch niet verwacht, dat de ouders zoo
„gewetenloos" zouden zijn het kind zoo jong
te verloven. Tante Excellentie was tot tra
nen geroerd, toen zij Jlanna op het voor
hoofd kuste en met waardigheid zeide:
„Je bent een gelukskindDe graven Hen
kcl zijn van hoogen adel, en Arnold is een
ridder van het hoofd tot dc voeten."
Hanna zelve waande zich erg gewichtig en
dacht bij zichzelve: „Ik heb het geluk niet
laten ontsnappenTante, vader en moeder
zijn vol lof, Arnold danst goddelijk, hij re
geert de paarden als geen tweede, is mata
dor bij alle wedrennon en mij verwent hij
als een prinses. Gravin worden is toch
heerlijk
Do jonge heeren uit de hoogo kringen
echter zaten i.a het ner nog bij elkaar en
bespraken de nieuwe verloving.
„Het kleine gansje von Buchenau knapt
met haar goudvossen zijn renstal op 1" zeide
de qen.
„Als ik dezen winter niet in het zuiden
was geweest, zou het Hcnkel verduiveld
moeilijk zijn geweest tc slagenmeende ccn
ander, en een magere gopensionneerde lui
tenant zeide: „Ik gun hem zijn geluk; ik
zou beslist liever de mama willen hebben:
die heeft ras, het meisje is nietszeggend als
limonade." „Pardon," merkte een jonge
schrijver op. „Ik hoorde eens freule Hanna
met den gouverneur van haar neven in den
tuin van haar tante Excellentie het geluk
definieeren; je hadt eens moeten hooren,
hoe heb bakvischje sprak. Ereule Hanna ci
teerde Charnisso: „Het geluk is de liefde,
de liefde is het geluk" en de paedagogische
partner sprak dit tegen en beweerde, „dat
het geluk oven verschillend is als de wen-
schen der menschen, zoo veranderlijk cn on
bestendig als niets anders op de wereld, cn
dat men daarom niet ten onrechte zegt:
„trouweloos als het geluk." Do kleine zeide
daarop, „dat het niet trouweloos kon wor
den, als men het maar goed vasthield, als
een vlinder, dien men gevangen heeft, als
een rozeblad, dat men met de hand om
sluit, men moest het dwingen 1" en toen
lachte dr. Eisner en vertelde haar het
sprookje van liet geluksschelletje."
„Dat klinkt afschuwelijk sentimenteel,
maar nu gij a gezegd hebt, moet gij ook b
zeggen. Wat is dat voor een sprookje? Ik
heb cr nooit van gehoord I"
„Maar dat is een oud bakersprookjo, van
don stervenden koning, dio tot zijn zoon
zegt, dat men ook op den troon meer on
geluk dan geluk heeft, want het eerste komt
met emmers, het laatste met droppels. De
zoon, die het niet gelooven wil, laat na
don dood van den vader aan den troon een
zilveren schelletjo aanbrengen, het schel
letje van geluk, en dat wil hij luiden, zoo
dikwijls hij zich recht ongestoord gelukkig
En ze had aangehoord de woorden van
innige tecderhcid, van medegevoel voor haar
ledig bestaan, van aanvullen-haar-leven tot
een heerlijk geheelgevoeld zijn branden
de kussen op haar mond, haar weeken hals!..
Dan weder had ze besloten hem nimmer
weer te zien, hem te ontwijken; zelvo te doo-
den do begeerte, haar onstoffelijk wezen, uit
te rukken wat haar het liefst was.
Doch telkens ontdekte ze opnieuw, dat hot
liaar te machtig was, haar zou medesleepen.
Ze leed er vreesolijk onder, ook lichamelijk,
zij met haar vroeger zoo hoog gehouden be
ginselen van belofte cn trouw.
Meer cn meer prikkelbaar werd haar hu
meur, schuw en stil tegenover haar man, gaf
ze zich in de eenzaamheid telkens over aan
haar buien van hartstochtelijk leed.
Toen, hedenavond, nu ze weder alleen was,
had ze in vertwijfeling gehoor gegeven aan
de lokkende stem van het verlangen, had ze
zichzclvo beloofd zich aan hem te geven, te
worden bezitting van wien ze het liefst bad.
Nu nog schrikkend van haar zooevcn geno
men besluit, wrong zc opnieuw de handen,
do kleine, nog smaller geworden vingertjes.
Er gleed iets langs haar japon op den
grond. Een lichtflikkering schitterde op het
tapijt. Onwillekeurig bukte ze zich en tastte
er naar. Het was een ring, niet haar trouw
ring, maar die, welken ze bij hun huwelijk
van haar vader had gekregen.
Het kleinood tusschen de bevende vingers
houdend, las ze star-oogend hot opschrift:
„Virtus Nobilitat." 1)
I) «Deugd Adelt."
voelt. Maar de gasten komen cn gaan. Do
jaren vlieden heen, en niemand in het rijk
heeft ooit het schelletje gehoord. Doch als
hij ligt te sterven cn zijn volk jammerend
om den troon staat, om zijn zegen af te
smeeken, grijpt hij voor do eerste maal naar
het schelletje, want in den dood eerst vond
hij het geluk!"
„Hèèèl" riep de gepe «sionneerdo luite
nant, „wat vervelend. Laten wij gaanl"
Dr. Eisner had ook de verlovingsaankon
diging in de verre provinciestad ontvan
gen, waar hij sedert eenige maanden defini
tief aangesteld was. Hij had haar meerma
len met grooto aandacht gelezen, had zich
met dc hand over het voorhoofd gestreken,
was peinzend in zjjn kamer op en neer ge
gaan en had gemurmeld: „Dab lieve, jonge,
onschuldige dingEn toen had hij haar
vriendelijk en toch zeer gereserveerd gefe
liciteerd.
„Geluk is vrede. Vrede met zichzelf, met
do wereld en met GodZoo had de leerares
in Hanna's notitieboekjo geschreven, en zij
las zeer dikwijls deze passage en schudde
het hoofd, alsof zij het niet begreep. Had
zij dan geen geluk, dat zij nergens vrede
vond? Leefde zij niet, evenals alle andere
vrouwen van haar kennissen, zorgeloozer,
op grooter voet zelfs dan velen? Was zij
niet jong en mooi, niet gevierd waar zij
verscheen? En toch verbleekten haar wan
gen en haar lachendo kinderoogen lagen
nu zoo treurig in heb smal geworden ge
zichtje Weelde en comfort veraangenaam
den haar mooie villa; al haar wenschen
kon zij verwezenlijken. Gasten kwamon en
gingen, maar haar kinderlach was ver
stomd. Er ontbrak haar iets en zij vond
niet wat het was. Arnold had niet vc2l tijd
voor haar; de dienst, de paarden, de ka
meraden namen hem in beslag, maar als
hij thuis was, overstelpte hij haar met
vriendelijkheden cn attenties. Als Arpold
naar de wedrennen ging, beefde heur hart
van angst, en zij smeekto hem, bij haar to
blijven, omdat zij zoo bang voor hem was.
Maar dan lachte hij uitbundig en noemde
haar kinderachtig. Dit lachen deed haar
zeer, maar hij lachte telkens zoo, wanneer
hij geagiteerd was, en zij werd stil on ang
stig, zoodat zij alle vragen achterwege en
elk verzoek onuitgesproken liet, om dit
lachen niet uit te lokken.
Zoo sleepte zich het loven zonder vreugde
en genoegen, tusschen diners en bals, vi
sites cn conventioneel© leugens voort, tot
dat op zekeren dag Hanna's bange voorge
voelens wreed verwezenlijkt werden.
Graaf Arnold Henkei bad bij de groote
herfstrennen doldriest een jongen hengst
bereden cn bij hot nemen van een hindernis
een aardon wal was het dier schuw
geworden en had hem afgeworpen. Aan do
gevolgen van een hersenschudding was hij
na weinige uren gestorven, zonder het be
wustzijn te hebben teruggekregen.
Het lachende kind; de stille, blceko
vrouw behoorden tot het verleden. De jonge
weduwe gravin Honkel is een interessanto
cn opgeruimde vrouw geworden, ovoral
gaarne gezien, doch koel en terughoudend
tegenover elk voorstel van een nieuwe echt
verbintenis. Tante Excellentie is sedert
eenigo jaren gestorven, de ouders wonen op
een landgoed en vermijden op Luu leeftijd
het agiteerendc leven der groote wereld, cn
zij kunnen het in het geheel niet begrijpen,
dat Hanna niet voor dc tweede maal wil
trouwen. Zou zij zóóveel van Arnold ge
houden hebben Het huwelijk maakte zoo'n
koelen indruk.
Zachter vloeiden dc tranen, thans drup
pelen van ander leed bij dc herinnering aan
ouders, die nu dood waren. Voor haar gees
tesoog verscheen dio vader, liaar dezen ring
overhandigend, zelf diep aangedaan na de
toespraak, dio liij gehouden had bij de ver
bintenis van het jonge paar. Hoe gelukkig
was zc toen geweest; zij beiden, eindelijk ver-
ecnigd
Reeds als kind hadden ze „verlovinkje"
gespeeld; later was het hun ernst, geworden
en de jonge man had woord gehouden. Zon
der rust had hij onafgebroken doorgestu
deerd om het meisje zijner keuze zoo gauw
mogelijk een tehuis te kunnen aanbieden als
zijn vrouw. Het eerste jaar waren ze nog noo
tevreden geweest, toen was kleine Annic ge
komen en met haar do twistappel, die hen
van elkander vervreemden moest, hun leven
uiteen deed loopen
Het was een zware, massieve ring, heel
anders dan haar eigen fijn, glad trouwrin-
getje, dat ze sedert hun langdurige verkee
ring reeds gedragen had. Het was do trouw
ring van haar grootmoeder; daarom was
haar vader ook zoo aangedaan geweest, toen
hij hem haar schonk. Altijd had hij dien na
het overlijden zijner moeder zelf gedragen.
In dien tijd was het gebruikelijk een
spreuk in den trouwring te lp.ten graveeren;
een devies, dat een baak moest wezen op Jen
huwelijksweg. Zo dacht aan dio grootmoeder,
die ze nooit had gekend cn maakt zich voor
stellingen van haar karakter, haar inborst.
...Misschien leek zij zelf wel op haar!...
En deze vrouw was nu reeds meer dan een
halve eeuw dood zou haar echt kalm en
Eiken zomer gaat zij naar een zeer af
gelegen dorp in het geborgto; daar is geen
etiquette en dwang, daar voelt zij een zacht
ruisch-jn van vrede. Zij streelt dc krullebol-
len der kinderen, spreekt met de vrouwen
over huishouding, wasch en tuin en kijkt
naar den «arbeid der raanenn op het veld.
Vandaag is het oogstfeest cn men heeft dc
zomergasten genoodigd. Ook zij is gekomen
en ziet met belangstelling naar het lachen
en dansen van het volk. Een zeldzarno'
droom gaat door haar ziel d j weekc wals--
melodieën, cn zij denkt aan do verre, bo-
wusto leugen.
„Het spijt mij, ik heb geen dans meer
vrij!" Dat klinkt en dreunt in haar oor,
steeds luider, en daar tusschen krassen do
violen „bewuste leugen!" Zij ziet dc gasten
komen, meer, steeds meer, onbekendo ook,
cn het is haar alsof iedereen riep „bewuste
leugen!" En nu richt haar blik zich naai
de plaats, waar een eenzame man staat.
Zijn gezicht is bleek als sneeuw-, zijn oogen
zijn donker, den hoed heeft hij in de hand
cn over zijn hoog voorhoofd vallen de gol
ven van zijn zwart haar.
Het wordt liaar zoo wonderlijk te moede:
do door do zon beschonen dansplaats wordt
een spiegelblank parket, de bonte vesten der
bocren veranderen in de uniformen der gas
ten van tante Excellentie en dc vliegendo
rokken der boerenmeisjes worden ruischendo
zijden slepen.
Zij springt op. Week© walsmclodieën lok
ken cn zij heeft alle dansen nog vrij
Eensklaps staat zij voor den vreemdeling,
heur hart klopt onstuimig en smeekend
vouwt zij de handen.
„Dr. Eisner ik heb een wals voor u
vrij, destijds destijds loog ik!"
Hij ziet haar ernstig en treurig aan, cn
het is hem alsof een Meiwind na vorstige
dagen door zijn ziel gaat, als hij hoofdschud
dend zegt:
„Gravin Henkei, het is te laat; ik ben
een ziek, vermooid man; ik kau en mag niet
dansen."
Zij ziet hem aan en voelthij liegt niet
Stom reikt zij hem do hand, en als hij
haar aankijkt, klinkt cn zingt het in haar
hart; dat is het zilveren geluksschelletje!
Zij heeft hem gezond gemaakt.
Als dr. Eisner de weeke altstem zijnor
vrouw op dc piano accompagneert, klinkt
het altijd als een koraal, en als Hanna hem
toefluistert: „Destijds* tastte ik mis, toen
het geluk voorbij ruischte, nu eerst heb ik
hetdan weert liij haar af en zegt ernstig
„Laat het verleden rusten, stoor onzen
stillen vrede niet I"
In een oude Saksische kroniek vindt men
dc volgende merkwaardige historie opgc-
teekend.
Op ziju groot landgoed in dc nabijheid
van Ascherslehcn woonde tegen het eindo
van do 17de eeuw graaf Werner von Rau-
schenplatz. Zijn gemalin Mathildc had op
zekeren dag ten govolgc van een val bijna
den hals gebroken. Dat was nu wel niet
heelemaal gebeurd, cn zij bleef in leven,
maar haar ongeluk was toch al groot ge
noeg, want een der halswervels was daarbij
van zijn plaats geschoven en de onverwijld
geroepen huisdokter noch een kundige chi
rurgijn waren in staat dien weer in hofr lid
te brengen.
De gravin leed ontzaglijke pijnen cn zij
weende en jammerde vreeselijk bij hun ver-
goefsche pogingen, die met groote pijn ver
gezeld gingen. Goede raad was dus duur.
Eindelijk zei dc kamenier der gravin:
„Deze heeren kunnen u niet helpen, naar
zonder stormen zijn voorbij gegaan
...Zou zij nooit den kamp van plicht en
gpwoten met dien van liefde cn verlangen
hebben gekend?Zou haar huwelijk te
vens het altaar van haar geluk zijn geweest...
zonder stoornis, zonder teleurstelling?...
Ze wist het niet. Zelden had zc over do
verhouding harcr grootouders hooren spre
ken. Maar eensklaps werd het h.oar duide
lijk: ten allen tijde, zoo lang de mensch voelt,
zou er geleden worden door vrouwen zooals
zij nu zou cr strijd zijn, zou cr groote zelf-
beheersching noodig wezon om dien te over
winnen.
En met verklaarden geest zag zc alles in
zachter licht. Weckor werden haar trekken
die zich ontspanden uit hun starre droefe
nis: met matglanzende oogen zag ze naar do
portretten op haar schrijfbureautje, alle af
beeldingen van hen, die haar toch eens zoo
dierbaar waren. Medelijden kreeg ze nu met
haar man, haar kind, dat zo bijna moeder
loos gemaakt zou hebben, en medelijden ook
met hem, die nu zelf zou lijden, want ze wist
het thans: zo mocht niet, zc zou hem niet
kunnen tocbehooron.
Een 6traal van hoop op beteren dageraad
brak. bij haar door. Een kalm berusten zou
het zijn, onmerkbaar zou zo werken aan hun
toen.adering ter wille van Annie, van hun
kind... En wanneer deze tot de jaren de3
onderscheids was gekomen, dan zou ze, zel
ve gelouterd, den ring aan haar dochtertje
schenken, om hem altijd to dragen cn in
eerc te houden.
En nog eenmaal prevelde ze zacht voor
zich: /JLVirtus Nobilitat."-