De Oorlog in Zuid-Afrika. >- tiet in alle opzichten afhankelijk zij van zijn patroon. Hij begeert- te recht, dat niet elk oogenblik zijn loon kan worden verminderd, xjju diensttijd gewijzigd, zijn arbeidskracht overspannen, zonder dat hij zelf in de rege ling van dat alles in het minst gekend wordt Die wensch ia billijk ea rechtmatig. Maar ziedaar nu juist, wat de patroon niet wil, sa waartegen hij zich, niet zonder «enigen grond, verzet. Immers is hij de stichter zijner fabriek; hij heeft de zaak ondernomen, zijn kennis er aan gegeven, zijn geld en, met behulp van crediet, het geld van anderen er aan ge waagd; hij heeft de kans geloop en alles, ar beid en kapitaal beide, te verliezen, terwijl de arbeiders, die hij in zijn dienst had, al tijd het bedongen loon hebben ontvangen. Hoeyeel schatten gaan jaarlijks aan mislukte ondernemingen verloren Maar als nu een zaak go^d gaat, daD moet hij ook er de vruch ten van plukken. De goede kanssen zijn even goed voor hem als de slechte. De fabriek ia X ij n zaak. Die niet van hem gediend is, zoe- ke elders arbeid, maar vordero niet, dat de •fabrikant zijn macht deole met hem, die ze Vliet tot stand bracht, of dezen invloed ge- 'pe op den gang van zaken." De Nederlander begrijpt die opvatting der xaak best en stelt daarbij in het licht hoe goinakkeüjk het is voor hem, die niet per soonlijk bij de zaak geïnteresseerd is, den •fabrikant, die niet buigen wil voor zijn ar- .beiderspersoneel, in een hatelijk daglicht te stellen, hem uit te maken voor uitzuiger en beul. Dat lijkt humaan en mcnschJievend. Maar zegt zij wie onpartijdig wil oor- deelen, zal toegeven, dat een fabrikant zeer .wel een vriend kan zijn van zijn personeel, en toch met hand cn tand zijn absolute macht .in de fabriek wenscht te handhaven. Doch al is dit standpunt op zichzelf begrijpelijk, daarom is het nog niet goed. Want daartegenover staat een minstens evengoed verdedigbaar standpunt en wel dit: „De arbeider is mensch, en men mag hem niet tot slaaf maken. Ook feitelijk niet. Het gaat niet aan hem nacht en dag geheel 1 onbeschermd te laten afhangen van de wel willendheid en inzichten van één ander me- demensch, die bovendien goldeLijk geïnteres seerd is bij elke beslissing omtrent diens lot." De bevrediging van beide partijen kan, naar het inzicht van De Nederlander slechte dan komen, „wanneer de fabrikant zijner zijds erkent, dat de arbeider niet alleen zelf meespreken mag waar het de regeling van loon en arbeid betreft dat recht heeft hij ook nu, al baat het hem in de praktijk niets, maar dat hij ook verstandig en rechtmatig handfeit, indien hij, door verceni- ging met anderen, zijn invloed op die rege ling verzekert, m. a. w. dat do regeling van den arbeid moet geschieden in overleg met bet arbeider8personeel. Eerst als die rege ling er is, als de arbeiders gevoelen, dat de fabrikant hen, bij do regeling van het ar beidscontract als golijkgerechtig- d e n beschouwt, kunnen arbeider cn fabri kant weer in goede verstandhouding loven." De Nederlander verlangt hetzelfde ala de zer dagen door de Arnhemsehe Courant werd aangegeven, maar zij erkent, dat men er de firma Van Heek op zichzelf geen grief van (.konmaken^ dat deze haar wil tracht door to zetten. Het geldt hier immers niet enkel een sommetje geld, maar een beginsel: de volko men vrijheid van den werkgever om naar eigen inzicht de zaken der fabriek te rege len. Maar toch komt het aan Dc Nederlander hoogst onverstandig voor dit absolutisme te willen handhaven, ook al doet men dat met de beste bedoelingen, bijv. omdat men vreest, dat inmenging der arbeiders op den duur het bedrijf te gronde zal doen gaan. De Nederlander vindt het echter natuur lijk, dat de firma de bemiddeling met aan vaardde van den Minister van Binnenland- Bchc Zaken. Al is zulk een ambtenaar per soonlijk de vertrouwbaarste man van de we reld, toch zal hij (zegt zij), nu do arbeiders partijen zoo grooten invloed hebben op den gang der politiek moeilijk door beide par tijen als geheel belangeloos kunnen worden Ebschouwd. Ook zijn ter beoordeeling van fabrieksquaesties personen noodig, die ge- 'heel op de hoogte zijn van het vak. .„Maar al had de firma goede reden om de aangeboden arbitrage af te slaan, dit had haar,, aldus eindigt De Nederl. „niet fnoetenterughouden van de bereidverklaring om het geschil, ook dat omtrent do hoe grootheid en vooral omtrent de doorgaande regeling van het loon, door onpartijdigen te doen beslissen. Indien zij goede rechtvaar dige redenen heeft om, evenals Laban, tel kens het loon te veranderen, dan kon zij die ook wel aan een onpartijdige duidelijk maken. Heeft zij die niet, waarom dan niet liever een billijker regeling gemaakt? Natuurlijk kunnen de fabrikanten hun ab solute macht nog wel eenigen tijd handhaven. Indien de arbeiders zoo onverstandig zijn i den strijd aan tc binden zonder voldoende wcerstandskas, zullen zij voorloopig steeds het onderspit delvend Maar juist dit zal hun leeren zich, vooral financieel, beter te orga- nisecren; doch dan zullen zij ook zeer krach tig zijn en kan dc tijd komen, dat de patroon in werkelijkheid onder zijn fabrieksvolk ge raakt. De absolutisten onder de fabrikanten zullen dan zelf het werkvolk in die richting hebben gedreven. Wat het streven der arbeiders naar een sterkere rechtspositie aangaat, daarin staan wij geheel aan hun zijde, al kunnen wij niet meedoen in het koor vaD hen, die do fabri kanten, omdat zij te sterk hun vo»Ikomen on afhankelijkheid willen handhaven, alvast voor uitzuigers en onbarmhartigen, uit krijten. Het geldt hier een belangenstrijd, waarin van weerszijden door partijen goede argumenten kunnen worden aangevoerd. Doch wij houden het in het belang van beide partijen, de geschillen steeds zooveel moge lijk aan arbiters ter beslissing tc geven. Do zen, geroepen om het belang der zaak met datjler arbeidere in harmonie te brengen, zullen, omdat zij geen persoonlijk belang heb ben het best die taak kunnen vervullen." H. O. v. d. H., te Leiden, schrijft onder den titel „Waar het vooral op aankomt" in In leden Belangorgaan der Nederland se he Vereeniging tot bevordering van Zon dagsrust: Zondagsrust is geworden een alge meen maatschappelijk vraagstuk. Uit de kleine kringen, binnen welko zij vele jaren lang, inzonderheid sedert de groot-indust^rieele arbeid als veroveraar en geweldenaar is opgetreden, een onderwerp is geweest van ethische beschouwingen, is zij als een eisch des rechts verschonen op het wereldtooneeL In alle'bescheidenheid mag gezegd wor den, dat onze Vcreeniging aan deze evolu tie een krachtigen stoot heeft gegeven. Zelve een product van het verzet tegen een stroom, die de maatschappij dreigde te over stelpen, heeft zij, zoowel in de wereld der arbeiders ale in die der werkgevers, het bo- sef gewekt, dat het noodig was geworden legen een steeds voortwoekerond kwaad do macht der samenwerking in fce roepen. Thans, wij erkennen fièt met groote dank baarheid, is er in Nederland geen politieke partij, die bevordering van Zondagsrust niet in haar programma heeft staan, is er geen vereeniging van werklieden, die het streven naar Zondagsrust niet in statuten en reglementen heeft opgonomen. En, waar het niet mogelijk schijnt, door vrije orga nisatie het doel van allor strcvcD te berei- ken, daar wordt een beroep gedaan op den Wetgever, om met dwingend recht tusschen- beide te treden. Dat laatste moest eigenlijk niet noodig zijn. Wettelijke regelingen op maatschappe lijk gebied hebben dit in haar nadeel, dat zij met onderscheiden omstandigheden geen rekening kunnen houden, óf, doen zij het wel, zooveel uitzonderingen moeten toelaten, dat haar werking verzwakt wordt. Maar als heb niet anders kan, dan moet over dit be zwaar worden heengestapt, in do hoop, dat we eenmaal den tijd zullen zien komen, waarin de zeden zich boven de wet hebben verhoven en van haar toepassing geen spra ke meer behoeft te zijn, zoodat een Zondags wet slechts waarde 2al hebben als historisch document. Het ge voel «in is uitgesproken, dat, nu tal van Bonden den strijd voor dc verkrijging van Zondagsrust hebben overgenomen, en naar het zich laat aanzien,-dien strijd niet zullen opgeven vóór do overwinning is be haald, onze Vcreeniging haar taak als vol tooid mag beschouwen en zich zou behooren terug te trekken. Door haar is de beweging gewekt; die verder te leiden, ligt niet op haar weg. De Jeden van haar Afdeelingcn kunnen zich, om bij voortduring mede te werkon tot de toepassing van haar begin selen, aansluiten bij do Bonden, tot welke zij het naast staan of zich het meest aan getrokken gevoeloD, zijzelvo heeft eigenlijk haar bestaansrecht verloren. Ik zon het betreuren, als deze meening in onze kringen dc heerschcndc werd. Niet om dat ik vrees, dat de actie ten gunste van Zon dagsrust daardoor verflauwing zou onder vinden alles duidt het tegendeel aan. Even min, omdat ik veel beteekenis hecht aan het opnemen van Afdeolingen onzer Vereeni ging in plaatselijke comité'a, uit verschil lende groepen bestaande, die gezamenlijk optrekken ter verovering van Zondagsrust; het schijnt mij verkieslijk toe, dat wij, ver- eenigd blijvende, onze zelfstandigheid hand haven en niet dan bij noodzakelijkheid, daarbij ook ons eigen karakter bewarende, ons op economisch gebied begeven. Juist dat eigen karaKter is het motief van ons blijxen. Wij hebben ons wel te herinne ren, wat bij de oprichting onzer Vcreeniging op den voorgrond heeft gestaan, en waar het, nog heden, vooral op aankomt. Ons arbeidsveld bij voorkeur is het pu bliek geweten. Uitgesproken hebbende het beginsel, dat Zondagsrust is een recht voor allen; dat verdediging van dat recht is ccn algemeen belang, zobwel van lichamelijkcn als van zedelijken aard; dat beperking vap dat recht alleen mag worden gedoogd bij onaf wijsbare noodzakelijkheid „als 't onmoge lijk anders kan" en in dat geval onder toekenning van een voldoenden rusttijd bui ten den Zondag, heeft onze Vereeniging zich tot taak gesteld, in woord en in ge schrift, en door alle middfclen, die haar vergaderingen geschikt en gepast sullen vindon, do erkenning en de eerbiediging van dat recht te bewerken. Dat hangt het meest af van degenen, die het in huu macht hebben, anderen de Zon dagsrust te onthouden of te doen genieton. Dezen zijn velenzij behooren zoowol tot de arbeiderskringen als tot de zoogenaam de meer bevoorrechte groepen. De werk man, die weigert des Maandagsmorgens brood mede tc nemon, dat hem niet later dan des Zaterdagsavonds versch is thuisgo- braoht, of don Zondag den meest geschikten tijd acht om aan zijn toilet iets te doen ver richten, pleegt ovengoed inbreuk op de rechten zijns broeders, als de mevrouw, die zich op Zondag do arbeidsproducten van den confiseur laat thuisbrengen. Ieder onzer, man of vrouw, aanzienlijko of geringe, moet in zijn betrekkingen tot andoren, op wier Zondagsrust hij druk kan uitoefenon, bij elke gelegenheid zich de vraag stellen, of hij het niet zóó kan aan leggen, dat die rust niet in gevaar wordt gebracht; moet eiken dienst, dien hij op Zondag van wien ook verlangt, toetsen aan de steeds onger begrensde eischen der nood zakelijkheid Voor dat denkbeeld, welks toepassing, ik herhaal het, een quaestie is van geweten, moeten wij propaganda maken. Onze taak moge mede zijn, de Zondags rust te helpen veroveren, in de eerste plaats behooren wij er op bedacht te zijn, haar aan anderen te geven. Dat is een zaak van zeif-opvoeding. Wie zich, zij het aanvankelijk alleen op dit ge- biod, de gewoonte eigen maakt, aan het be lang van anderen te denken, zal weldra niet kunnen' nalaten, omdat hij er het heerlijke van gevoeld heeft, het ook op elk ander terrein te doen. Dat zal hem brengen tot een menschwaardig bestaan, in den zede lijken zin van het woord. Dat zal zijn ge luk verhoogen. En zoolang niet al onze landgenootea, zonder onderscheid, van dien geest zijn doordrongen; zoolang niet ieder, onder alle omstandigheden, er een gewetenszaak van maakt, op Zondag arbeid op te leggen, die niet dringend noodzakelijk is; zoolang niet de vrije beschikking over den Zondag aan het grootst mogelijk aantal Nederlandsche mannen en vrouwen is gewaarborgd; zoo lang ooi: moet onze Vereeniging haar pos ten bezet houden; moet zij zich blijven richten tot allenm-o e t zij plaats aanbie den, met aandrang om er gebruik van te maken, aan allen, zonder onderscheid van politieke of kerkelijke richting; zóólang m a g zij het werk h&rer nobele oprichters niet laten varen. Rechtzaak Noëls van Wageningeir* Vervolg van gisteren). Na de pauze werd 'getuige Dorsman op nieuw voorgeroepen om nog ecnige inlich tingen te geven betreffende de boekhouding. Uit deze verklaringen bleek, dat het me moriaal der „Hollandia" niet in orde was, waarop eenige juridieke besprekingen volgden. Getuige Nieuwmeijer werd nu door re«di- ter Aberson aan een streng verhoor onder- worpen om te komen tot duidelijker verkla ringen betreffende den bewusten post van 60,000. Get. poogde nog eerst voor te ge ven, dat hij zich niet alles juist meer kon herinneren, maar na nogmaals door mr. Aberson te zijn aangespoord het volle licht in deze^saak te doen schijnen verklaarde get- dat hij na 1 Januari 1900 een proefbalans heeft opgemaakt van do Maatschappij „Hollandia" en deze beeft overgelegd aan bekl. Deze heeft, ziende d&t geen winst go- maakt was, getuige voorgesteld een post te fingecren ad 50,000 wegens gekochte a3n* deelcn, die later weder met winst werden verkocht. Get. h8d hiertegen geen bezwaar mits bekL hem dit op schrift stelde, het geen door bekl. werd gedaandat briefje ia het bewuste in het dossier voorkomende. Verder zegt get., dat bekl. de hoofden op de balans veranderde, zoodat deze niet overeen stemden met die in do boekenook andere wijzigingen werden op last van bekL aange brachte Zimoqree Het Franscho kanaal, dat twee zeeën zal yerblnden, De Fransche Kamer heeft na een beraadslaging van alechts één dag mei groote meerderheid besloten tot het graven van bet groote kanaal, dat, zooals uit bovenstaande kaart biykt, den Atlantischen Oceaan in directe verbinding zal stellen met de Middellandscbe Zee, zonder dat, zooals een spreker zich uitdrukte, de Franschen zich zullen hebben te schikken naar het monopolie: „Gibraltar aan de Engelscben". Het mag echter betwyfsld worden, of de Kamer wel goed gerekend had, toen zy de kosten raamde op 677 millioen franken, d. 1. op 1% millioen franken per kilometer. Wel is waar bedroegen de aanlegkosten van het Noordoostzeekanaal 2 en die van het Suezkanaal 2.7 millioen per kilomoter, doch men nemtf hierby o. m. wel In aanmerking, dat men by het graven van het eerstgenoemde kanaal met zeer groote terreiD-moeiiykhedon zal hebben te kampen, wat by de twee laatst genoemde kanalen niet bet geral Is, daar deze door vlak terrein gaan. Bovendien hebben deze kanalen slechts ztyslulzen, terwyi eerstgenoemd kanaal niet minder dan 16 dubbele sluizen zal vertoonen. In 1895 begrootte men in Frankryk de kosten van bet graven van bet kanaal op 1600 millioen franken en deze raming was geenszins overdreven. De ^ansche Kamer kon wel besluiten, dat bet werk 700 mlllioea zal kosten, maar &y kan niemand dwingen, het voor deze som uit U voeren. Alsnu word als get. gehoord mr. Modder man, curator in het faillissement der che mische fabriek „Hollandia." Toen bekl. kort na het uitspreken van het faillissement te Weesp was om onderzoek to doen naar do boeken, verwonderde het hem, dat hij deze daar niet vond, doch ontdekte, dat zo waren ten haixe van beklaagde. Get. vervoegde zich to zijnen huize en sprak aldaar met Kroese, die vertelde van de geheele zaak niets af te wetonbekl. was niet aanwezig. Eerst na ernstig aandringen werden get. later 4 boe ken van „Hollandia" ter hand gestold, weer lator govolgd door ecnige bescheiden en aandeelen, die nog niet uitgegeven waren, benevens eenige recepissen op de maatschap pij '„Vereenigd Aandeolenbezit," welko laatstgenoemde papieren volgens bekl. ei gendommen der gefailleerde maatschappij waren. Get. merkte echter spoedig, niet alle bescheiden te hebben ontvangenna zich op nieuw tot bekl. te hebben gewend rijm-deze stuksgewijze nagezonden. Op den dag der inventarisatie is bekl. niet verschenen te Weesp, hoewel hij had toegezegd te zullen 'komen; ook na per draad verzocht te zijn tóch naar Wecsp te komen iB bekl. niet go- komen en heeft daarvan nooit- nadere ex plicatie gegeven. Het is get. opgevallen hoe niettegenstaande de winst, uit do boeken bleek, dat herhaaldelijk een nadeelig kas saldo heeft bestaan. Een rekening-courant Itoct de „Emissiebank" heeft bekl. Pooit ont vangen, niettegenstaande hij daarnaar met Aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk, die een bezoek aan den Tsaar heelt gébracht. nadruk heeft gevraagd. Toen in den loop van het proces de rekening-courant voor den dag kwam, frappeerde het get. den post VaD 50,000 niet aan te treffen. Gefcuigo Modderman heeft met bekl. breedvoerig gesproken over de zeer hooge emissiékosten, gemaakt voor de fabriek „Hollandia.", welke bedragen bekl. trachtte goed to praten. Dividendbewijzen heeft ge tuige nooit gezien, ook niet toen hij daar naar herhaaldelijk had gevraagd. Later is gebleken, dat deze dividendbewijzen waren onder berusting van de „Bataafsche Bank", die volgens bekl. het dividend der „Hollan dia- heeft uitbetaald. Bekl. sprak den get. op verschillende pun ten togen en zeide redenen gehad te hebben tegen den curator niet al te openhartig te zijn. Voorts bracht bekl. in het midden, dat de curator hem had medegedeeld vermoeden te hebben, dat de post van 50,OCX) gefin geerd was en dat ook de accountant Van Dien een dergelijke meening was toegedaan. Toen bekl. dit pertinent ODtkende, ant woordde get. Modderman benieuwd te zijn wat de officier van justitie wel van deze zaak zou zeggen. Bekl. was dus toon gewaar schuwd, dat de justitie in deze zaak was ge moeid. Had hij een kwaad geweten1 gehad, zeker zou hij dan wel de wijk naar andere luchtstreken hebben genomen. De curator ontkent beslist zulks gezegd te hebben en heet alles van a tot z door bekl. gelogen. Getuige Stornr,- de vroegere eigenaar der fabriek „Hollandia" te Weesp, kwam daar na verklaren, hoc in 1898 een naamlooze vennootschap werd gesticht tot exploitatie der fabriek, waarvan get. voor den tijd van 16 jaar directeur werd en bekl. voor den zelfden tijd president-commissaris, voor deze functie genietende een jaarwedde van 2000, ongeacht de kosten benoodigd voor de boekhouding, die in hoofdzaak te Amster dam werd gevoerd, volgens get. waarschijn lijk door Nieuwmeyer; deze persoon kwam althans meermalen te Weesp om den stand van zaken over te nemen uit het door get. gehouden z.g. kasboek. Uit het contract van oprichting bleek, dat 3000 was betaald aan de „Emissiebank" voor de samenstelling der vennootschap. Volgens bekl. was onder dit bedrag ook begrepen de vergoeding voor het plaatsen van aandeelen, doch get. wist niet anders, hetwelk hom speciaal was verzekerd, dan dat bekl. 2000 zou genieten voor zijn moeite om de aandeelen van de hand te zetten. Uit do aan get. toegezonden rekening-courant over 1899 bemerkte deze eerst, dat 15 pCt. commissieloon berekend was. Van den aan vang af had get. te worstelen met geldge brek, daar bekl. hem slechts zeer zuing van geld voorzag. Om deze en nog andere re denen nam get. in 1899 zijn ontslag als di recteur. Toen bekl. dit ontslag indiende, werd hij kort daarna in zijn functie ge schorst, om verschillende redenen, die hem schriftelijk worden kenbaar gemaakt. .Getuige Kroeze, in verband met de ge voerde administratie nogmaals gehoord, werd door mr. Aberson ondervraagd of hem door bekl. volmacht was gegeven tot het on derteekenen van stukken, die dam zonder onder de oogen van bekl. geweest te zijn, werden verzonden. Get. scheen deze vraag niet te begrijpen, waarop mr. Aberson hem aanraadde zich nu eens niet langer van den domme te houden, doch de waarheid te zeggen en niet te doen als begreep hij niets van de tot hem gerichte vragen. BekL kwam get ter hulpe door te zeggen, dat Kroeze inderdaad niets van de vragen beBMen. waarop rechter Aberson antwoord de, dat dit nog tc betwijfelen zou m^b. (Go- lach). Het bleek intusschcn, dat ©tk Kroeze van bekl. volmacht had; bekl. was tegonover do aandeelhouders verantwoordelijk voor de handelingen van Kroeze. Maandag aanst. voortzetting der behan deling. De nieuwe Koloniën. Bij do ontvangst van de Welsche deputa tie heeft Chamberlain zich als volgt uitge laten„De nieuwe koloniën in jbud-Afrika zijn natuurlijk kroonkolonies, en zullen dab waarschijnlijk wel eenigen tijd bli^-ven... Is, die koloniën hebben wij in aanmerking to nemen, dat er uitgestrekte stukken onbe woond land liggen, die zeer ten voordeel© der koloniën ontwikkeld kunnen worden. Het is Lord Milner^s voornemen era een plas van kolonisatie en volkplanting te ontwei pen en aan de rijksregeering voov te leggen, waarvoor dc koloniën aanzienlijke verplich tingen zullen aangaan. De koloniën zullen ongetwijfeld bereid zijn aan kolonisten ge schikt land aan te bieden en zullen hen waar schijnlijk steunen met leeningen ero hun hoeven van vee to voorzien en hen door deD eersten tijd van hun vestiging been te helpen." Transvaal en Vrijstaat zuJl n dus voor loopig kroonkolonies blijven. Dis S3 natuur lijk best to rijmen met zoovele verklaringen van den minister van koloniën e© van an dore leden van do Engelscho rcgceving, dat die twee gewesten zoo spoedig mogelijk eigen bestuur zouden krijgen, zooals in do Kaap kolonie en Natal. Zoo spoedig mogelijk d. w. z. niet voor dat de Engelscho regeering overtuigd is, dat de meerderheid der bevol king voldoenue Engelsch gezind zal rijn. Eu wanneer zou dat wezen? Kroonkolonies zijn koloniën, waarin de gouverneur uit naam der rijksregeemng het land bestuurt met behulp van hk.no uitvoe rende en wetgevende raaen, die grootendeels gevormd worden door de ambtenaren. Chamberlain kan dus gerust vertrouwen, dat zoodanig bewind van Transvaal ©n Vrij staat bereid za] zijn, lano af to staaD voor de Engelsch»? kolonisten, waarmede «oen de Republieken wil overstroomen, wei begrij pende dat dat de eenige weg is om ze op den langen duur Engelgch te nouden. En verkwikkelijk vooruitzichtde nieuwe koloniën zullen voor die kolonisatie „very considerable liabilities", zeer aan zienlijke vorplichtingen aangaa Ook dat kan de minister /gerustelijk voorspellenda gouverneurs met bun ambtenaren-raden zul len daarvoor zorgen. Aldus, de staten, die al door den oorlog zoo jammerlijk geleden hebben, een oorlog vooral waarin de Engcl- schen hun oorlogsgebruik toep., en-etn ook den particulieren eigendom te vernielen of zich toe te eigenen, zullen, gelijk de EngeJ- sche regeering herhaaldelijk verzekerd heeft, niet alleen de oorlogslasten voor een aanmerkelijk deel moeten dragon, maar bo vendien nog leeningen aangaan ca bet land te helpen verengclschen. En do kapitalisten zullen wel zorgen, dat de goudmijnen niet al fce zeer belast worden. De Boeren te velde zullen het stellig te ^weten komen, wat men met hun laud voor heeft. En zij zulleD metterdaad bewijzen, dat die Welsche kolonisten in Paiagoniè ver standig zijn, niet, zooals Chamberlain ge dacht had, naar Zuid-Afrika, maar naar Canada te* «willen verhuizen. Want de uit gestrekte stukken onbewooni land in Zuid- Afrika zijn vooreerst minder bestemd om Engelschen kolonisten hun boden ter bear beiding aan te bicden, als wel ono aan scha ren van Engelscho soldaten een rustig graf te bezorgen. - - (N. B. C) Lord Kitchener meldt in zijn moandrap- port, dat kolonel Colenbrander den Jden Januari in westelijk Transvaal Lintsjwe met een troep Kaffers, een 2000 man sterk, ontmoette, op weg om vee terug te halen dat commandant Kemp in December van hem geroofd had. Men herinnert zich dezen roof Aangezien er Bóeren-vróuwe® en -kin deren in de buurt waren cn er dus-erge dingen konden gebeuren, gaf (Jclenbrander den Kafferkapitein last terug tc keeren. Al- zoo geschiedde. Als het waar is, pleit het voor kolenbran der. Het ware te wenschen, dat de Engel schen al een paar jaren vroeger de hulp van Lintsjwe versmaad hadden, en ook elders op hot oorlogsterrein de Kaffers thuis lieten in plaats van ze te wapenen en tegen de Boeren te gebruiken. De heer Caponi, de Parijschc correspon dent van de „Tribuna", richt in zjjD blad een open brief aan president Rruger, wien hij, in eerbiedige taal, aanraadt-, zich to' schikken in het onvermijdelijke e® den nut> teloozen „strijd tot den laatsten ademtocht" op te geven. Hij moet uit vaderlandsliefde toegeven. Do correspondent van de „Libertó" to; Antananarivo meldt, dat er Boer- met een' groot kapitaal op Madagaskar rijü gekomen en zich daar vestigen gaanzij hebben reeds uitgestrekte stukken land gekocht Het zijn naaste bloedverwanten van wijlen Jouberfc en van Louis Botha, en anderen zullen wel dra volgen. De „N. R. C." betwijfelt do juistheid van dit en andere berichten over de vestiging van Boeren op Madagaskar. Er is al meer sprake geweest van Boeren* die zich daar gevestigd zoude® hebben, terwijl het uit inlichfcinge® vod een Transvaler bleek, dat da: vreemdelingen war ren, meest Franschen en Italianen, die, uit Transvaal gevlucht of gezet, naar Madagas kar waren overgestoken. Er is indertijd v onderzocht of het eiland voor Boeren ge schikt zou wezen, maar de uitkomst was on gunstig. De bladen te Buda-Pesth melden, dat er weldra weer 32,000 Hongaarsche paarden voor Engelsche rekening naar Zuid-Afrik» gaan. _m

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 6