LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 22 FEBRUARI. - TWEEDE BLAD. Anno 1902. eiag* PERSOVERZICHT.; FEUILLETON. Dc jonge luitenant. de vraag, of deze regeling van een onderdeel der administraticvo rechtspraak al dan niet een onderdeel zal uitmaken van de algomee- ne regeling op dit gebied; men brengc ook geen wijziging in het beginsel, dat voor het hooger beroep worde ingesteld een afzonder lijk college; en heropene ook niet de discus sie over art. 59, ten einde aan de gelegenhe den tot beroep grooter uitbreiding te geven, daar men hier nu eenmaal een blijk van ver trouwen moet geven aan do Iiegeering, dat zij van de vrijheid, haar bij dit artikel ge geven, een nauwgezet gebruik zal maken. In het tweede artikel schetst het blad de noodzakelijkheid van een juiste afbakening dor bevoegdheden van administratieven rechter en strafrechter, daar zich, vooral in den eersten tijd van invoering der wet, ge vallen kunnen voordoen, dat de strafrechter een beslissing zal nemen, die instrijd zal zijn met het oordeel van den administratieven rechter, bijv. over den verzekeringsplicht. "Wanneer dan de strafrechter andere oordeelt dan dc administratieve rechter, zal van een vormige en consequente toepassing der wet, die door de procedure beoogd wordt, niets terecht komen. Het kan zijn, dat eerst do strafrechter veroordeelt en daarna de admi nistratieve rechter uitmaakt, dat de verze keringsplicht niet aanwezig is, of oojk, de strafrechter kan vrijspreken en de admini stratieve rechter kan ten gunste van den vcrzckeringsplicht beslissen. Of alsdan de strafrechter do uitspraak van den hoogsfen administratieven rechter als r c 3 j u d i c a- t a heeft te eerbiedigen, is onzeker. Het blad acht het stelsel van raden van beroep en hun samenstelling door Gedepu teerde Staten uit lijsten van benoembare werkgevers en werklieden, hun door dc ge meenteraden aangeboden, zeer aannemelijk, en tegen d© wijze van samenstelling van den centraion raad ducht het geen ernstig ver zet. Het bespreekt ten slotte nog enkele be zwaren tegen de samenstelling van raden van beroep, o. a. dat van sociaal-democra tische zijde, waar beweerd wordt, dat in het stolsel van den klassenstrijd het stelsel van verkiezing door algemeen stemrecht boven een keuze door Gedcp. Staten aanbeveling verdient. I/et Vaderland is het daarmee niet eens, daar men dan veel minder waarborgen zou hebben van aanwijzing van voor het rechtersambt geschikte personen, die in dc techniek van dc bedrijven thuis zijn. Ook verdedigt het blad het optreden van dc be langhebbenden tour de r 1 e, als scheidslieden, wat om het opvoedend karak ter van zulk een ambtsbekleeding aanbeve ling verdient. Dat de nieuwe Faillissomcnts- w c t. van 1 September 1896 de vraag, of ook het traktement, of pensioen van den gefailleerde in dc failliete massa valt, onopgelost heeft gelaten bewijzen de proce dures, die sedert nog aan de orde van den dag zijn, en de arresten van den Hoogen Baad, dio nu eens in dezen, dan in genen zin het vraagstuk beschouwen. Groote rechts-, onzekerheid te dien opzichte is daarvan het gevolg. Dit to betoogen en op een regeling van deze materie aan te dringen, is het onderwerp van een studie van mr. I. M. Ch. Ie Ilütte in liet Hecht in Ncd.-Indië. Hij geeft in dit opstel een geschiedkundig over zicht van de rechtsregelen op dit gebied zoo wel in het oud-Hollandsch recht als in die, welke door den wetgever gegeven w% rdon na 1795, en slaat vooral stil bij de wet van 24 Januari 1815, waarbij aan de schuldenaren de volgende privilegiën werden gewaarborgd: lo. absoluut verbod om op hun bezoldiging (traktement of pensioen) beslag in welken vorm ook tc leggen; 2o. een deel van hun pensioen of traktement wordt hun als onver vreemdbaar gewaarborgd; 3o. regeling van een bijzonder cxccutiercchb op hun bozoldi- 111 verband daarmee wijst dc schrijver ook op den geest van de nieuvw Faillissements- wet, daar men in de toelichting tot art. 21 leest: „hoewel moet worden vastgehouden aan het beginsel, dat het faillissement is een algemeen beslag, ccn beslag op het geheele vermogen van den schuldenaar, kan toch niet ontveinsd worden, dat dit beginsel, streng toegepast, voert tot een ongewenschto en onnoodige hardheid jegens den schulde naar. Hot strookt noch met de belangen van de schuldoi8cher3, noch met die van de maat schappij, den schuldenaar van alles to bo- rooven. Enz. Ook is in alle wettelijke verordeningen op dit stuk een streven merkbaar om het trak tement en het pensioen van militaire en ci- viclo ambtenaren ten opzichte van haar cre diteuren, voor een deel althans, min of meer uit het vermogen van den daartoe gerechtig de to lichten, om als hot ware een zaak extra oomraerciurn or van te maken, ten einde dat een voor hem onaantastbare beziting zij. Dat in N.-O.-Indië bij K. B. van 13 April 1898 alle kortingen op Indische traktemen ten en pensioenen zijn afgeschaft, komt ook ton voordeele van eventueel gef ai lieerden, daar vroegor schuldeischers op die kortingen aanspraak hadden en do curator in zijn vor dering met die schuldeiachors werd gelijkge steld. Aan hot slot van zijn studie haalt mr. Le Rüttc do zaak aan van een gep. kapitein van het O.-I. leger. Nadat de curator in zijn faillissement een afwijzendo beschikking had gekregen op zijn verzoek tot den Hoogen Raad om op het pensioen van voorn, officier beslag te mogen leggen voor zoodanig gedeel te als de H. R. zal bepalen, stelde die gep. kapitein bij de rechtbank alhier een vorde ring togen den Staat der Nederlanden in tot uitbetaling van het hem als gep. officier O.-I. L. over 7 kwartalen toekomend pen sioen, verminderd met een bedrag van ƒ910, dat hem krachtens art. 100 F.-wet door zijn curator was uitgekeerd. De cisch werd door do rechtbank niet ont vankelijk verklaard en togen deze uitspraak, kwam de eischcr in cassatie bij het Hof. Mr. Lo Rütte nu acht deze beslissing van de rechtbank in lijnrechten strijd met de bedoeling van den wetgever, waar deze juist wenscht, dat alleen dat deel der traktemen ten, pensioenen, enz., waarvoor volgens do wet korting kan worden toegestaan, in den boedel zal komen. Het is op grond ook van deze uitspraak, ook al zou do Hooge Raad haar vernietigen, dat de schrijver op een cindclijke regeling van deze materie aandringt. Omvangrijk is dc arbeid niet en dankbaar in hooge mate. Het Handelsblad wijst op het belang van het arrest van den Hoogen Raad in zake de Industrieschool voor meisjes te Arnhem, welker bestuurders door kanton rechter cn rechtbank waren veroordeeld, dat zij, hoewel er in de school arbeid voor loon op bestelling wordt verricht, niettemin do school niet hadden aangegeven als bedr ij»f gelijk art. 13 der Veiligheidswet oischt. De Hooge Raad besliste, dat men in zulk een geval niet met een bedrijf, in den gebrui- kelijkcn zin van het woord, te doen heeft. Dit arrest zegt het Handelsblad is van niet geringe beteekenis, omdat in een aantal gestichten hier te lande bij de practi- schc opleiding van meisjes ook betaalde werkzaamheden op bestelling worden ver richt, die war© anders beslist onder dé Veiligheidswet en ook onder dc Arbeidswet zouden vallen. Ook zijn er thans scholen, waaraan onderwijs in handenarbeid („slójd") verbonden is, en waar do door de leerlingen gemaakte voorworpen wellicht .-worden ver kocht. Het arrest van den Hoogen Raad heeft door een juist© beslissing uitgemaakt, dat een school niet ophoudt een school te zijn, en niet in een „bedrijf" overgaat, ook al wordt het product van den aldaar verrichten practischen arbeid te gelde gemaakt. Mits ook bij dien arbeid hot geven van onderwijs op den voorgrond blijvc staam Een andere vraag is: Kunnen in dergelijke scholen dan niet voorzorgsmaatregelen noo- dig zijn in het belang van de gezondheid en de veiligheid der leerlingen, in verband met den practischen arbeid, die er wordt ver richt? Ongetwijfeld kan de behoefte aan zul ke maatregelen blijken, zoo wat do ruimte en liiGjitvcrvcrsctiing der lokalen als wat be scherming tegen bovenmatigen arbeid en wat dc veiligheid bij het gebruik van krachtwerk tuigen, enz. betreft. Voor deze belangen zal voor zooveel noodig door afzonderlijke» wettelijke bepalingen behooren gewaakt to wo reien. Algemeen is de deelnoming in de ziekte, dio den heer VanAschvanWijckgc^ durende eenigen tijd reeds belommerd heeft in do vervulling zijner taak als Minister van Koloniën en hem nu ten minste voor een tijd van drie maanden geheel en al tot rust dwingt. Ook de organen der linkerzijde be treuren het, dat hij zijn werkzaamheid moet schorsen. Maar de Kamper Courant gaat verder dan dc anderen, betoogende, dat zijn tijdelijke vervanging door minister Bcrgan- aius niet ia in het belang dee lands.. „Eén man (zegt zij) kan niet tegelijkertijd het be heer voeren over twee zóó omvangrijke de partementen als die van Oorlog cn Koloniën, zonder dat de belangen, bij dio departemen ten betrokken, schade lijdenDe Minister van Oorlog heeft genoeg aaai zijn eigen de partement te doen, en voor het beheer van het departement van Koloniën is iemand noodig, die daaraan al zijn krachten kan wijden." Dc Kamper Courant neemt daarbij vooral in aanmerking, dat „wanneer de heer Van Asch van Wijck werkelijk volstrekte rust moet nomen, hij zich ook niet op dc hoogte kan blijven stellen van de dingen, die zich voordoen, zoodat hij na omkomst van de drie maanden, die hem voor zijn herstel wor den gegeven, er geheel uit zal zijn." De heer G. H. Hintzen, in het Tijdschrift voor Armenzorg voeding en kleeding van schoolkinderen besprekend, acht do verstrekking van voeding, kleeding en schoeisel rechtstreeks van gemeentewege te verkiezen boven die door particuliere ver- eenigingen mot gemeente-subsidie. De Nieuwe Hotterdamsche Courant zou dit in het algemeen niet kunnen beamen, en herinnert, dat zij indertijd (art. van 1 Juli 1900) de tegenovergestelde moening verde digd heeft. Wij erkennen natuurlijk, zegt zij dat de controle op een gesubsidiëerdo verccniging uiterst lastig is, en dat, naarma te dc gemeentekas subsidie verstrekt, niet zel den dc particuliere liefdadigheid zich terug trekt. Maar het is toch ook bekend, dat juist om die redenen niet alle particuliere ver- eenigingen even gretig zijn op subsidie. En wij vreczcn' nog altijd, wat w ij vroeger schre ven, dat, indien dc verstrekking rechtstreeks van gemeentewege geschiedt, vele ouders al lengs kleeding en voeding zullen gaan be schouwen als een deel der „schoolbehoeften", waarop zij voor hun kinderen evenveel recht hebben als op een lc», ccn schrift of een schoolboek. Gaat de zorg voor voeding en kleeding van een particuliere verccniging uit, dan ligt deze onjuiste opvatting minder voor dc hand. In De Nieuwe Courant worden van tijd tot tijd artikelen geschreven over dc w e r k- stakingteEnschedec; artikelen, dio bedoelen de houding van de firma Van Heek Co. lo verklaren. In een dezer artikelen wordt de vraag behandeld, of uit de wei gering van arbitrage „per se" moet volgen, dat dc firma ongelijk beeiC Die vraag beantwoordt De Nieuwe Courant ont kennend. „Kunnen er, buiten hot besef van ongelijk te hebben, niet allerlei volkomen verdedig bare cn volstrekt te billijken motieven zijn, die iemand er toe leiden, dc aangeboden ar bitrage tc verwerpen Men behoeft niet lang over die vraag na te denken om het antwoord te vinden: een der partijen kan te goeder trouw en zeer stellig van oordeel zijn, dat het onderhavig geschil behoort tot een soort van geschillen wolke door een derde niet kun nen worden opgelost, reeds daarom niot, wijl «.lie derde onmogelijk op hun hechte waarde kan schatten alle factoren, die do eene partij cr toe leiden haar cisch te stellen cn to handhaven; ook kan die partij meenen, dat een „minnelijke schikking'"' thans nood wendig tot talrijke en veel heviger conflicten in de toekomst zal leiden, zoodat het juist voor den duurzamen vrede gewensckt is den strijd nu uit te vechten; nog kan een der partijen- oordeelen, dat, waar bijv. reeds een poging tot oplossing door den officieelen Yerzoeningsraad schipbreuk leed, geeu beter succes is te wachten van een tweede poging, door een ander beproefd. Behalve wantrou wen in de onpartijdigheid, kunnen voorts allerlei andere motieven tegen arbitrage out- leend zijn aan den persoon van den zich op. werpendon arbiter, aan zijn maatsch appel ij- ko positie, aan zijn verleden, aan zijn onerva renheid in technische quaesties als waarover bet geschil loopt, in zijn gedragiugen vóór' en tijdens de aanbieding der bemiddeling. Dit alles beschouwe men slechts als voor beelden, als mogelijkheden. Er kunnen aller lei ander© volkomen verdedigbare gronden zijn, die een der partijen doen zeggen: „AL zal ik door weigering op mij Jaden het ver- oordeelend vonnis van alle oppervlakkig- en lichtvaardig-denkenden in den lande; al zal die weigering tegen mij uitgespeeld wor den als een stilzwijgende erkenning \an on recht, arbitrale berechting kan ik niet aan vaarden."" Veel tegenspraak zal De Nieuwe Courant, dunkt ons, op dit punt niet vinden, zegt De Standaard. Er kunnen inderdaad zeer vclo redenen zijn waarom men arbitrale uit spraak üiet aanvaarden kan of wil. Alleen wil het ons ietwat zonderling toeschijnen, dat men een arbitrale uitspraak verwerpt, omdat de quaestie daarvoor niet vatbaar zou zijn, terwijl men toch in allerlei artikelen het publiek tracht in te lichten en zoo een 'opi nie tc vormen, die in het voordcel van een der partijen moet rijn. Is het groote publiek beter geschikt om tc oordeelen, dan een stel bekwame arbiters? Onder het opschrift „Do rechten der ar beiders" heeft Dc Nederlander twee artike len gegeven, waarin zij wijst op de beteekenis der jongste werkstakingen, inzonder heid die tc Enschede e, voor de ontwik keling onzer sociale toestanden cn op den voorgrond stelt, dat zij bijv. in zake het En- schcdccsche conflict aan de zijde der stakers slaat. Maar aangezien zij dat. doet „op an dere gronden dan dit bij vele anderen het geval is", licht Dc Nederlander haar stand punt eenigszins breedvoerig, in verband met geheel dc arbeidersquaestie, ongeveer in de- zer voege toe. De Nederlander laat daarbij den slechten, den onbarmhartigen werkgever buiten be schouwing. Maar er zijn gelukkig ook een groot aantal voortreffelijke, edele werkge vers (al pogen de sociaal-democraten tel kens allen over één kam te scheren), die zich voortdurend dc vraag stellen, hoe zij het le ven hunner arbeiders kunnen verbeteren, hun zware taak draaglijk maken, hun le vensvreugd verhoogen. Op die vraag is tweeërlei antwoord moge lijk. Het eerste antwoord is het eenvoudigst©. In ons land zoowel in vele andere landen, hebben de werkgevers geantwoord: laat ona de arbeiders verzekeren tegen ziekte en on geval; laat ons bun Zondagsrust bezorgen; laat ons hun, door hun voortrcflijkc bad inrichtingen aan tc bieden, do gelegenheid geven zich steeds tc kunnen reinigen; laat ons zorgen voor hun pasgeboren kinderen, voor de scholen, waarin hun kroost moet worden opgevoed; laat ons de gehuwde vrouw althans gedurende zekere tijden, niet toela ten in do fabriek; Iaat ons hun leeskamers bezorgen en uitspanningsgelegenheden ver- schaffen. Die weg is een goede weg. Want op dien weg ontmoeten patroon en werkman elkander, en leeren, dat beiden een gemeen schappelijk belang hebben. En toch wordt op dien weg de sociale vrede niet gevonden. Vooreerst niet, omdat zulke voortreffelijke inrichtingen alleen mogelijk zijn in de groot industrie, en indien dc zaak zeer goed gaat. Tal van werkgevers kunnen zich do uitgaven niet getroosten, dio dezo inrichtingen mede brengen. In de tweede plaats niet, omdat, hoe goed de patroon ook zorge voor den welstand van den arbeider, deze toch van hem volslagen afhankelijk wordt, waarhij nog komt, dat do patroon veelal moet zien door dc oogen van anderen. „Het is tegen dien toestand van rechte loosheid" zoo vervolgt De Nederlander „dat do arbeider in verzet komt. Evenals de burgers zijn opgekomen tegen het absolu tisme van de overheid, al weten zij zeer goed, dat een goede overheid meestal van haar macht geen misbruik zal maken, zoo ver langt ook do arbeider een waarborg, dat bij No. 12884 In Het Huisgezin vindt men het voor een I Roomsch blad wel wat vreemd opschrift: L,Onder Booms, che overheer- ecbing." Men leest dan als volgt: „Met den dag neemt Romes invloed in het Protostajitsche Nederland toe. In heb ministerie-Mackay hadden twee Roomsche Ministers zitting. In het ministerie Kuyper hebben dc Room- «H schen reeds op drie van de acht portefeuilles foeslag gelegd. En nu de antirevolutionaire Minister van Koloniën door ziekte belet wordt zijn betrek king waar te nemen, ia het alweer een Roomsch Minister, die met dc tijdelijke Waarneming is belast. Vier van de acht departementen worden Dp het oogenblik door Roomschen beheerd. En dat in het Protestanteche Nederland! Zelfs H. M. de Koningin, de nazate van i Willem van Oranje, den vader des vader- 1 lands moet onder het lloomsche juk door. I Zij toch heeft de lijdelijko benoeming van den Roomschen minister Bcrgansius moeten onderteekenen. Arm Nederland, dat meer en meer uit Rome geregeerd wordt Arme Koningin, die u de Roomsche over- herirsching moet laten welgevallen 1" In een bijschrift verzekert; dc redactie van heb blad, dat dit stukje klaar gemaakt is voor het gemak van dr. Bronsveld, die het nu in zijn volgende „Kroniek" zoo maar voor het- overnemen heeft. Onder het opschrift „Begunstiging" zijn in enkele bladen stukken geplaatst naar aanleiding van de bekende circulaire van den minister van binnenlandschc zaken, waarbij deze de gemeentebesturen op de wen- schclijkhcid wees van het bijhouden van een zeker register cn den naam noemde van den heer N. Samsonte Alfen als van den uitgever, bij wien zoodanig register verkrijg baar was. Thans verdedigt de heer Samson zich in het Handelsblad tegen dc beschuldiging, dat hij onbehoorlijke middelen stöu bezigen om in dc gunst te komen van gemeente-ambtena ren. Om een einde te maken aan de gesplitste rekeningen, die de gemeentebesturen van hem eischten voor geleverd drukwerk, die overal verschillend worden verlangd cn van hem veel tijdroovenden arbeid eischten, heeft do heer Samson voor eenige jaren aan de gemeentebesturen, wier-leverancier hij was, een circulaire gericht, waarin hij mededeel de voortaan geen gespecificeerde rekening meer to zenden, maar slechts één totaal-reke ning, terwijl dan de splitsing kon worden verricht op de kantoren der gemecnl>ebestii- ren, voor welke werkzaamheden de heer Samson bereid was lcr pCfc. van het bedrag 'der rekening af te staan. Op deze circulaire werd door de gemeente besturen vrij algemeen ingegaan, zoodat deze regeling de aanleiding is geweest tot de be wering, dat de heer Samson door douceurs de gunst der gemeente-ambtenaren trachtte te verwerven. Hieraan voegt de heer Samson nog toe, dat hij voor zijn inrichting niet door reizigers of op andere defgelijkc wijzen laat werken. Wat het noemen van zijn naam door den minister van binnenlandscho zaken betreft, de heer Samson schrijft, dat het hem niet past als verdediger van Rcgceringshandelin- gen op te treden. Hij heeft hieraan geen deel gehad. Het was zijn uitsluitend doel om het publiek in te lichten, waar hij werd aange wezen als persoon, die door onbehoorlijke middelen zich de gunst van gemeente ambtenaren en daardoor levcrantiën aan ge meentebesturen wist te verzekeren. 1 Aan do Beroopswet wijdde Het. Va derland een tweetal artikelen, het eerste om in een breed betoog de wcnsehelijkheid te be pleiten, dat, wil men eindelijk met de On gevallenwet spijkers met koppen slaan, nu bij de behandeling van de wet tot uitvoering van art. 75 geen poging behoort te worden gedaan om in dat artikel zelf, of in andere artikelen van dc wet, wijziging tc brengen. Vooral onthoudc men zich van discussie over 16) „Mijnheer Miton, is u niet wel?" vroeg 'Alice bezorgd. „Ja, wat ziet hij bleek," beaamde Duro- Jchet. ,,'t Heeft niets tc beteekenen," gaf dc leeraar ten antwoord. ,„Ik ben aan zulke tochtjes niot gewoon... ik ben wat zeeziek." Een algemeen schaterlachen volgde op de- fce verklaring. „Dat is wat nieuws, zeeziek op de rivier," merkte Marie snibbig op. „Als ge iets gebruikt, meneer Miton, zal 't Wel beter worden," haastte tante zich to «eggen. „Ja maar, wij hebben geen tijd te verlie zen, er is onweer aan de lucht en wij moeten ons dus haasten, willen wij vóór dc bui thuis zijn." Dc omgekeerde verklaringen over het weer .Van mevrouw Du rochet en een landelijke •maaltijd, bestaande uit vruchten, room on 'gebak, verdaagden ovenwei het vertrek. Eindelijk 11am men voorzien van eenige tegenschermen den terugtocht aan. Mijnheer 'Miton nam wederom plaats in den ezehvar gen. Men had nog slechte een paar minuten ge- lloopon, toen het begon t© druppelen, en weldra ontlastte zich een hevige donderbui. Opeens blijft Coco de ezel stilstaan. Mijn heer Miton is flauw gevallen. Alice spardt zich tot hem en wrijft hem Voorhoofd en slapen met eau de cologne. Jiindelijk komt de leeraar weer by. ,,'t Is niets", mompelde bij. „Een lichte bezwijming." „Wij zullen naar gindschc boerderij gaan. Daar kunt ge wat uitrusten." „In 's hemels naam niet, ik ga veel liever naar huis. 't Is al weer over." „Dan maar vooruit, Coco," zegt Alioc on met één sprong heeft ze in het wagentje naast mijnheer Miton, plaats genomen. Zij doet haar mantel af, die nagenoeg droog ge bleven is, en legt hem over Miton's knieën. „Gevoelt ge u nu beter?" vraagt zij. „Ja, een beetje beter. Ik heb tegenwoordig wel eens meer die soort toevallen." „Wat zegt dc dokter er van?" „Dat ik zwak ben en me te veel vermoei, en hij heeft gelijk. „Ge moet het onderwijs or aan geven." „Neen, dat is het ergste niet. 't Is meer het ongeregelde leven, altijd buitenshuis te moe ten eten en niemand te hebben, die voor me zorgt." „Waarom neemt ge dan geen huishoud ster?" „Daar moet ik niets van hebben; die be driegen en bestelen me. Ik heb er een gehad, die dronk; een die half gok was; en daarna een, die tc lange vingora had. Mijn arme moeder heeft wol voorzien wat mijn lot zou rijn. Als ik dood ben, zoek dan maar een goede vrouw, heeft ze me altijd gezegd." Mijnheer Miton zuchtte en zweeg. Hot wagentje rolde over de ongelijke stee- nen der voorstad. Het weer was opgeklaard. Een groote regenboog vertoonde zich aan den hemel. Alice staarde vol verrukking naar den prachtigen, veelkleurigen boog, den grootsten en don schoorraten» dien rij meende ooit geziet ie hebben» IX. Thuisgekomen,''ging het gezelschap reeds spoedig uiteen; mijnheer Miton zocht zijn woning op en begaf zich ter rust©. Ook mijnheer en mevrouw Plantier, dio ovoneens vormoeid waren, begaven zich naar hun kamers, on de meisjes volgden hun voor beeld. Het duurde niet lang, of allen waren in diepe rust gedompeld, behalve Sophie en Alice, die den slaap maar niet konden vat ten. Do beide meisjes hadden een gemeen schappelijke kamer en Sophie, aan wie het opgevallen was, dat Alice den ganschen avond zoo stil waa geweest, meende haar zuster onder het avondgebed te hooren snik ken. „Zeker huishoudelijke onaangenaamheden," dacht Sophie, en om haar oudere zuster wat af to leiden, begon zij over koetjes en kalfjes te praten Alice antwoordde werktuiglijk, maar haar gedachten waren blijkbaar elders. „Ik zou wel eens willen weten, hoo hot met dien armen meneer Miton is," zei Sophie zonder het te vermoeden den vinger op de wonde leggend. Het overkropte gemoed van Alioe gaf rich door snikken lucht. „Wat scheelt er aan?" vroeg Sophie ont steld. Alice schreide erbarmelijk. „Wat mankeert ge tooh? Ia Gato brutaal tegen je geweest? Heeft mama soms geknord, of heeft Marie je 'afgesnauwd Alice schudde het hoofd, sondor te ant woorden. „Maar spreek dan toch!... Ge doet mo schrikken 1" Alice verborg haar gelaat in do handen en bracht fluisterend uit: ,,'t Is noch Cato... noch mama... noch Mario 'b Is mijnheer Miton...." „Mijnheer Miton 1" riep Sophie verwon derd uit. „Heeft mijnheer Miton je on- heusch bejegend?" „Och neen", zuchtte Alice, „ik heb..! Ik kan hom niet langer in dien toestand zien. Zoo ziek en zwak als hij is, heeft hij niemand die voor hem zorgt... Denk eens aan, hij is volstrekt niet goed in orde en nu zit hij daar heel alleen En morgenochtend gaat hij weer les geven, zonder zelfs een kop kof fie of chocolade te hebben gebruikt... Is dat een leven voor een mcnsch? Komt hij thuis, dan vindt hij niets klaar; neen, zoo kan het niet langor... Trouwens, zijn moedor heef^ het hem wel gezegd..." De herinnering aan do droevige voorspel lingen van wijlen mevrouw Miton was oor zaak, dat Alice andermaal in tranen los brak. „Hoe zon ik kunnen slapen, als me zulke gedachten door het hoofd gaan? Dagelijks zie ik hem zwakker worden, hij zal 't niet lang meer maken, en daar zijn wij de schuld van 1..." „Wij de schuld! Verbeeld jc..." „Zeer zeker," viel Alice verontwaardigd haar zuster in de rede, „had Mario hem reeds niet vóór tien jaar geleden kunnen hu wen, toen hij haar gevraagd heeft? Was ik maar in haar plaats geweest!..." Verschrikt hield zij stil on drukte het hoofd in de kussens. In Sophie's brein waa er een licht opge gaan; zachtjes naderde zij haar zuster en haar bij de schouders nemend, vroeg zij: „Wol, wat zoudt gij in Marie's plaats ge daan hebben?" ,,'t Is alles onzin, wat ik gezegd heb", ant> woordde Alice deemoedig. „Ik kan er niet over oordeelen, wat ik zou gedaan hebben, omdat ik nooit in het geval ben geweest... maar is 't niet leelijk van Marie om hem, die haar zoo liefheeft, voor den gek tc hou den öophio glimlachte en zei ernstig: „Weet gij wel zeker, dat mijnheer Miton Mario lief. heeft?" „Ja zeker; andere had hü haar niet ge vraagd." „Ik wil niet zeggen, dat hij niet van haar gehouden heeft, maar ik geloof niet, dat hy het nog doet „Och!...." „E11 eigenlijk heeft liU gelijk, want z(j geeft nieta om hem. Mijnheer Miton mag overigens blij zÜni dat hü baar niet 80kref?on heeft, want zij past volstrekt niet bU hem." „Och, kom „Wat zou hü aan zoo'n vrouw gehad heb- ben, die niets anders doet dan schilderen en piano-spelen Is Mario in staat een huishouding te besturen, oen zieke te verplegen, of kin deren op te vooden? Reen, münheer Miton heeft een heel andere vrouw noodig, die hei liefheeft en hem gelukkig maakt, een zooai* gü bü voorbeeld „Och, komt „Ja, ik begrüp het zeer goed, gü houdt van münheer Miton. Maar hoe is 't met hem ge steld? Houdt hü ook van u? Heelt hü zicb nooit daarover uitgelaten tegen u?" Wordt vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5