LEIDSGH DAGBLAD, WOENSDAG 29 JANUARI. - TWEEDE BLAD. An re Officieele Kennisgeving. F EU'LL ETON. De Tweelingbroeders. PERSOVERZICHT. No. 12863 De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te weten, dat door don Raad dier gernoente in zijn vergadering van den 14den November 1901, is vastgesteld de volgende Verordening: VERORDENING, iegelende de heffiDg van een belasting onder den BBuni van „bruggeld" in de gemeente Leiden. Artikel 1. Voor het ten gerieve van de scheepvaart openen der van gemeentewege gemaakte brnggen wordt «en belasting gehevoo onder den naam van brug geld, volgens onderstaand tarief: Bedrag van het Laadvermogen van het bruggeld. vaartuig, waarvoor het Lruggeld wordt geheven. Op gevoaon Dalton den tyd T&a gvwoDen t\jd openon. ran openen. Eeu vaartuig van 51 ton /0.15 ƒ0.80 en daarboven. Een vaartuig van 5041 .0.12» ton. ,0.25 Een vaartuig van 40—31 ton. .0.10 ,0.20 Eeu vaartuig van 30—21 ,0.07» ton. .0.15 Een vaartuig van 2011 ton. .0.05 ,0.10 Een vaartuig van 11 en daaronder. ,0.02» .0.05 Voor het openen der navolgende brnggen wordt geen bruggeld geheven: a. voor die liggende in de richting Schrijvera- brug, Havon, Oude Vest, Galgewater, zijnde al zoo fichriiverabrag, groote Havenbrug, Pauwbrug, Janvosaeobrug, Marebrug, Turfmarktsbrug en Blauwpoortsbrug; b. voor die liggende in den Nieuwen Rijn, zijnde «3zoo de Singelbrug aan deo Nieuwen Rfjo, itgn- Btraatsbrug, Kranieretraatsbrug en Gansoordbrug. Art. 2. Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal dat een vaartuig, waarvoor de brug geopend moet morden, deze doorvaart. Art 3. Voor vaartuigen, die op last van den haven meester vao ligplaats verandeien, of die blijkens «en schriftelijke verklaring van den diieoteurvan jgenieentewerkeo in dienst der gemeente worden gebruikt, is geen brnggeld verschuldigd. Vaartuigen in dienst van aannemers van ge» meentewerken worden niet geacht in dienst aer gemeente te worden gebruikt. Art. 4. De gewone tijd voor het openen der bruggen is jils volgt: In de maanden November, December en JaDuari, ▼au 's morgens acht tot *s avonds vgf uren. in de maand Februari, van 'amorgons acht tot *B avonds zea ureo. In de maand Maart, van 'a morgens zevon tot *8 avonds zeven oreo. In de maanden April, Mei, Juni, Juli en Augus tus, van 's morgens zes tot 'a avonds acht uren. In de maand September, van 's morgens zes tot V avouda zeven urea. In de maand October, van 's morgens zeven tot 'b avonds zes uren. Op Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag, ie Pinkster- en Kerstdagen is onder den gewonen tijd van opeDen niet begiepcn, de lijd des morgeus tusscben acht en twaalf uren, des namiddags tossciien een en twee uren en des avonds tnsschen vier en zoa uren. Art. 5. Het laadvermogen wordt bepaald overeenkom- ■tig den van kracht zjjnden Rijksmeetbrief of daarmede krachtens wottelijke bepalingen gelijk gestelde documenten, een en ander met inacht neming van deozelfdon voet van herleiding, als krachtens wettelijke bepalingen door het Rijk is voorgeschreven. Bij gemis van een meetbrief kan het op de jjkplaat aangeduide laadvermogen tot grondslag voor de heffing dienen. By gebreke van een en ander of bn weigering om den meetbrief te vertonnen, wordt het laad vermogen van het vaartuig door den ambtenaar, met de invordering der bolasting belast, gesohat «n is de belasting naar dio aohattmg verschuldigd, tanzg de schipper of eigenaar verkiest, dat net vaartuig te zjjnon koste door een deskundige, door Burgemeester en Wethouders aan te wjjzen, Worde gemeten volgens de regelen daarvoor bjj hel Rgk vastgesteld of nog vast te stellen. Wannoor de belasting naar sohatting ie geheven en binnen twee maanden do de betaling een Rpksmeetbrief wordt aaDgoboden, wordt, tenzij de BohnttiDg het gevolg was van weigering om het ituk te vertoonen, het te veel berekende terug gegeven. Art 6. Deze Verordening treodt in werking op den lsten Januari 1902. Vastgesteld door den Goraeenteraad van Leiden, in zijn Openbare Vergadering van den 14den November 1901. D« Burgemeester, F. WA':. De Secretaris, VAN UEYST. BP '~T «3) De man, dien Catherina Weber dien morgen aan de huisdeur had ontmoet, was iemand, dio zich aanbood als kamerdienaar. Hij kwam uit Amerika en bracht een aanbevelingsbrief mee van zijn vroegeren heer. Daar Hansell juist met iets bezig was, had by gelast, dat de man om negon uren terug zou komon: vroeger was hij toch waarschijnlijk niet thuis. Om zes ureu ging Hansell uit met zijn secretaris. Zij wandelden ongeveer een uur j en dineerden toen op hun gemak in een 1 rustig, ouderwetsch restaurant; na het. diner i wandelden ze nog een poos en ongeveer vyf minuten voor negenen waren zy aan den :hoek van Grosvenor-Place. Aan d8 overzijde dor straat, in het donker, .wachtten Otto Muller en Oatherina Weber |de terugkomst van den millionnair. Zy lieten jgeen oog van do huisdeur. 'tWas een koude avond en er waren heel weinig monschen bij den weg. Hansell had den kraag van zjjn overjas opgezet, zooals hij altijd deed op zijn avond- wandelingen. Hij vertelde aan Dennis, dat htJ zeer gevoelig was voor de verwisseling van klimaat en dat htJ last had van de koude, icherpe avondlucht Doch Otto Mollor, die soherp oplette, her- 1 kende spoedig het gladgeschoren gezicht iu bet licht van eeu gaslantaarn, en hij zei tot do vrouw, die hem vergezelde: „Dat is meneer Hansell, geloof Ik.... Ik kal eens zien." Zijnde de heffing dezor belasting goedgekeurd b(j Koninklijk Besluit ven den SOsten December 1901 No. 119, waarbij t«vena is aengohaald de Verordening, regelende de invordering dier belas ting, van den l4den November 1901. En is hiorvao afkondiging gesohied waar bet behoort, den 24steD Januari ]902. Burgemeester en Wethouders voornoemd: F. WAS, Burgemeester. VAN UEYST, Seoretaris. De heer L. Oh. van Noppen, lecturer in de Nederlandsche letterkunde aan Columbia University Nieuw-York, betoogt de Neerlatv- dta, dat in Amerika geen andere taal een toekomst heeft dan deEngelsoheen dat zelfs afstammelingen van Ncdcrlanders in de Vereenigde Staten ten gevolge van de om standigheden, waarin zij leven moeten, het gebruik van do Nederlandsche taal weldra zullen vergeten. Van de duizend leden der Holland-Society" zijn er, volgens schr., slechts twee, die de taal der vooroudere kun nen lezen, en is er niet een, die het Neder- landsch duidelijk kan sprekon. Welke vooruitzichten het Neder- landsoh dan in Amerika heeft? schrijft de heer v. Noppen. Slechts één en dat is de studie van de taal aan de hoogescholen om philologische, letterkundige en historische redenen. Holland heeft een roemrijke ge schiedenis en een Amerikaan üeeft zijn schit terendst tijdvak prachtig beschreven. Holland heeft een mooie letterkunde en vroeg of laat zal dit bekend worden aan de Amerikanen, wier zin voor kennis en voor uitgang spreekwoordelijk is. Er zijn vele an dere tijdperken van Hollandsche gesohi.-de- nis, die verdienen bekend gemaakt te woHea aan de Nieuwe Wereld; er zijn Nederlaadscte dichters, van wie wij, Amerikanen, nu niets weten, die wij zullen bewonderen en vereeren als wij ze zullen lezen in het oorspronkelijke of vertaald. Daarvoor is het noodig, dat het Nederlandsch aan de universiteiten bestu deerd wordt. Het hoogere sluit het lagere in. Indien een algemeene belangstelling in de letterkunde en de geschiedenis van Holland kan worden gewekt, zal de studie der Neder landsdie taal noodzakelijk in eiken leergang worden opgenomen. Tot verwezenlijking daarvan is echtede medewerking van de Nederlanders zt'f noo dig en van deze medewerking moot men ons de tastbare bewijzen geven. De Holland So ciety" bijv., welke in de laatste jaren belang stelling is gaan toonen in de bevordering van de studie der Nederlandsche Letterkunde heeft bij een of twee gelegenheden een schit terend getuigenis van deze belangstelling ge zonden aan de jonge Koningin. Ik meen, dat het den laatsten keer een gouden beker was, ter gelegenheid van haar huwelijk. Al les, wat daarvoor ooit werd terug ontvan gen, was een korte officieele dankbetuiging, opgesteld in onverschillig hoffelijke termen en geteekend, niet door Hare Majesteit, maar door Haar secretaris. Nu ben ik niet de spreekbuis van de Holland Society" ook hoorde ik nooit eenig lid zijn misnoegen uitdrukken over zulk een ontvangst van hun gift. Maar andere leden van het Verbond hebben er aanmerking op gemaakt en zeker had een meer tastbaar bewijs van erkentelijk heid kunnen worden gegeven: een portret van Hare Majesteit of, voor hot minst, Haar handteekening onder den barief. Dit zou geestdrift hebben gewekt onder de afstamme lingen van de Knickerbockers, die wanneer zij hun sympathie zoo koud zien ontvangen door de Hollanders zelf, niet licht hun be leefdheden zullen herhalen. Indien het Algemeen Nederlandsch* Ver bond belangstelling voor het Nederlandsch in Amerika wil wekken, moet Let op de Ameri kanen een beroep doen door een daad, die zijn bedoeling toont. Het moet niet het onmo gelijke beproeven, maar ineens trachten het waarschijnlijke te verwezenlijken. Het moet beginnen voor de geschiedenis en de letter kunde van de Hollanders belangstelling te wekken, die, eenmaal gaande gemaakt, zeker tot de studie van de taal zal voeren. Óp die manier alleen kan Neder land invloed uit oefenen op de Amerikaansche beschaving. Onze instellingen berusten groofcendeels op de uwe: kennis van uw staatsinstellingen en van uw wetten en maatschappelijk leven is HU stak do straat over, en toen Hansell vlak by de stoep van zyn hula was, stond een man voor hem, die biykbaar iets wilde zeggen. Do man sprak Hansell in het Duitsch aan. De millionnair nam hem eens op, en ziende, dat hy een fatsoeniyk man en geen bedelaar voor zich had, veronderstelde hy, dat de spreker zich ln den persoon vergiste. „Ik versta geen Duitsch," zei hy vrien- deiyk. Catherina kwam langzaam van deoverzyde der straat. Zy hield onder haar mautol de hand stevig geklemd om het gerost van een dolk. Otto Muller staarde Hansell verwonderd aan. Hy moest zich vergist hebben; en toch „U spreekt geen Duitsch?" riep hy uit. „Ik verzeker u, meneer," zei Stephen, nu wat ongeduldig, „dat u den verkeerde voor heeft; ik versta geen woord vau uw taal." Catherina Weber kwam nader. Dennis Avory, ziende, dat zyn principaal het oponthoud onaangenaam vond, kwam tusschenbeide, „Hoort u het niet?" zei by. „Deze heer verstaat u niet. Spreek Engelach, als u hem iets te zeggen heeft." „Verstaat hy geen Duitsch?" zei Otto nog maals, den millionnair onafgewend aanstarende. „Dan vergis ik my zeker." Catherina Weber was nu dJcht by den millionnair. Snel trok zy de hand met het wapen onder haar mantel vandaan, gereed den stoot te geven. Noch Avory, noch Stephen hadden haar opgemerkt. Doch Otto Muller had haar zien Bader- komen; hy zag da snelle beweging van haar hand; hy zag het staal flikkeren. Snel sprong daarom onmisbaar voor hem, die onze ge schiedenis en onze regeering bestudeert. Wij zijn daarvan niet genoeg doordrongen: gij moet ons ten minste doen kennen wat wij u schuldig zijn. En de beweging moet begin nen in Holland. Hoe kunt gij verwachten, dat wij warm zijn, wanneer gij zelf zoo koud zijt? Indien de Nederlandsche regeering of het Verbond hun gevoelens in daden wilden omzetten door het openstellen van een beurs voor Ned. Letterkunde aan een der groote Universiteiten, zeg voor twee of drie jaar, ben ik er zeker van, dat de aandacht der Amerikanen zal gcric-ht worden op een be lang, dat nu geheel wordt verwaarloosd. Eveneens ben ik er van overtuigd, dat dit zulk een geestdrift zal wekken, dat binnen een paar jaar professoraat in Nederlandsch fl-R-n al onze hoogescholen zal worden inge steld. Want er heerecht een sterke geest van wedijver bij onze onderwijs-inatellingen, zoo dat, als één universiteit een nieuwen cursus aan zijn colleges verbindt, het niet lang zal duren o»f de andere bieden hetzelfde voordeel aan. Zoo opende cenige jaren geleden een school een cursus in het IJslandsch, nu biedt elke andere hoogeschool dezelfde gelegenheid en de letton kunde van het duistere IJsland, zoowel als die van Zweden en Noorwegen van Rusland, Italië, Hongarije, Spanje en Por- tugal is beter bekend dan die van Holland, dat meer heeft bijgedragen tot de beschaving van Amerika dan de andere genoemde landen te zamen. Dit is, zooals ik zei, voornamelijk te wijten aan de gevoelloosheid der Hollan ders zelf. Gij moet geestdrift toonen vóór gij kunt verwachten, dat wij het zullen doen. Zendt onzen Amerikaanschen Hoogescholen een bevoegd spreker over uw letterkunde voor drie winters, stelt een beurs beschik baar en in tien jaar zullen er tien professo raten zijn voor altijd, van welke de kennis van het Nederlandsch op honderden scholen zal overgaan. WAnneer dit zal zijn gebeurd, en niet eer, zal Holland een aanmerkelijken invloed op onze beschaving uitoefenen en zal hot Nederlandsch algemeen worden bestu deerd. Is dit resultaat de kleine uitgaaf waard, die het vraagt? Een paar duizend gulden per jaar gedurende drie of vier ja ren is alles, wat het u kosten zal. Het zal in de Amerikanen het begrip wekken van de diensten, die Holland aan hun land bewe zen heeft. Het zal de studenten in de letter kunde opwekken tot waardeering van wat de Engelsche letteren aan de poëzie van Hol land te danken helden. Het zal de liefde wek ken, die offere brengt, want als het belang algemeen begrepen wordt, zal het geld er spoedig zijnNog kort geleden werd een leerstoel in het Chineesch gevestigd, kostende 100,000 dollars. Daar zijn vele rijke Knicker bockers, die men zal kunnen bewegen het zelfde voor het Nederlandsch te doen. Laat het Verbond zich met de Holland Society" in verbinding stellen, een portret van Von del of van de Koningin zenden en jaarlijks een aanmoedigende herinnering. Dat moet uw wijze van werken in Amerika zijn. Gij kunt niet beginnen met do taal. Gij moet be ginnen met de geschiedenis en de letterkun de. Dat is de eenige practische weg. Elke andere manier zal onvruchtbaar zijn. Stelt uw hoogescholen open voor Amerikaansche studenten zonder examen, op vertoon van een diploma van eenige Amerikaansche gym nasia Duitschland heeft dit gedaan en dui zenden Amerikaansche studenten wonen te genwoordig de lessen aan de Duiteche uni versiteiten bij en dat land oefent een grooter invloed uit op onze beschaving dan alle an dere landen van Europa te zamen. Geeft ons eenig taetbaar en practisch be wijs van uw ernst en gij zult zien, dat we u meer dan halfweg te gemoet komen. In De Katholieke School wijt do weleerw. pater J. A. van Dijok S. J. detheoreti- sche overlading en de weinige practische kennis der leerlingen van het M. O. ,,veol minder aan onze tegen woordige leeraren, leerboeken, leermiddelen en vakmothoden (dat alles is met het oog op de practische kunst van ondcrwija-geven over het algemeen veel beter dan vroeger), maar aan ons onderwijsstelsel, in zijn geheel ge nomen," Ik herhaal het, gaat de eerw. schrijver voort, onze jongens krijgen te veel om goed hy op de vrouw toe, greep haar by den pols en trok haar mee. „Wilde u dèt doen?" zei hy in het Duitsch. „'t Is Clement Hansell niet." XLIV. Jenny Verity had haar oom gesproken en hem verteld van haar kennismaking met Cecil. Toen had zy hem verzocht, met don jongen man te spreken, die hem een belang- ryke mededeeling had te doem De Borgeant stemde toe, en oen uur later was Cecil by hem. Verity had nauwelyks enkele woorden ge hoord, of hy begreep, dat hy op een belang- ryk spoor kon komen. Hy luisterde heel aan dachtig naar Cecils voorstel, en wetende, dat de Halfords brave, fatsoenlijke lieden waren, had hy geen bezwaar, er op in te gaan. „Dus u wilt my by iemand brengen, dio my belangryke inlichtingen kan geven, waaruit de onschuld van Stephen AJison zalbiyken?" zei de sergeant. „Ouder voorwaarde, dat ik niet bekend maak aan de autoriteiten, wie die man is?" „Dat was de bedoeling." „Goed; ik neem de voorwaarde aan." Verity en Cecil kwamen juist in Gros venor- Place op het oogenbiik, toen Catherine Wober haar aanslag op Clement Hansell wilde doem De sergeant snelde toe en greep de Duitsche vrouw by den arm, op het oogenbiik, dat Stephen en Avory, die nietB hadden gemerkt, in huis verdwenom Otto Muller spoedde zich voort en verdween in de duisternis. „Bel even," zei Verity tot Cecil. „Deze vrouw wilde dan heer, die naar binnen is gegaan, aanvallen; Ut moet zien, wie zy ia," te worden. Ik wil nu eens niet van ons vol- prop-eysteem men vergeve mij het woord als nadeelig voor zeden en gezondheid, spreken maar als nadeelig voor de ver standsontwikkeling zelve. Reeds vóór vijftig jaar sprak do Duitsche staatsman en geleerde Von Bunsen met ronde woorden: ,,Die Universiteiten sind geistig gesunken oder ïoi Sinken, was die Hauptsa- che, den GeiBb, betriffte Das verflucht© Vollstopfungsaystem auf den Gymnasiën ist Schuld daran." En de groote A von Hum boldt sprak kort en goed: „Ware ich der jetzigen Schulbildung in die Hand© gefallen, so ware ich loiblioh und geistig zu Grunde gegangen." Dr. Adolph Weber, te Darmstadt, in zijn geschrift: ,,Ueber die Augcnunter 3uchungen in den höheren Schulen zu Darmstadt", be weerde:,,Blijkbaar heeft de verstandelijke vor ming der jeugd op de hoogere scholen geen gelijken tred gehouden met de wetenschap pelijke vorming der leeraren zeiven. Wan neer (echter) trots allen vooruitgang der we tenschap het verstandelijk gehalte der school- gaanden niet gestegen ia, zoo ligt het besluit voor de hand: men moet de schuld daarvan aan een gebrek in de onderwijsmethode toe schrijven, on inderdaad, man heeft gemeend, door vermeerdering der vakken van kennis de veretandsvorming der jeugd te zullen doen toenemen. Men heeft zoover men dacht te mogen gaan, den last op de schouderen der schooljeugd verzwaard. Zooals do ondervin ding het leert, is deze weg niet de ware. De goede koppen mogen zich op dien weg een grooteren rijkdom van wetenswaardige din gen eigen maken, dan hun vroeger mogelijk ware geweest. De zwakkeren loepen gevaar veeleer te verstompen en in de war te ge raken. Of de lichamelijke ontwikkeling zoo wel der begaafden als der minder begaafden onder die vermeerdering van lasten geen schade zou lijden, daarop is minder gelet." De schuld moet naar dr. Weber's woorden aan een gebrek in de onderwijsmethode wor den toegeschreven. Uit het verband blijkt echter duidelijk, dat hij het leerplan of het program der leervakken bedoelt of liever nog, dat hij het gansche systeem op het oog heeft. Want indien het waar is, dat onze on derwijsgevenden thans beter onderlegd zijn dan vroeger en vooraldat de vakmethodologie in de laatste jaren met reuzenschreden is vooruitgegaan, dan ligt het, waar nu alleen sprake is van een of ander vak to leeraren, niet aan het gemis van kennis en kunde, om dat goed te doen. Maar óf men wil niet, d. i. men is nalatig, er is gebrek aan toewijding, óf men kan niet wegens het overcomplete leerplan, óf maar wij zullen het bij die twee onderstellingen laten. In het eerste ge val ligt de schuld natuurlijk aan den onder wijsgevende, die, tevreden met de jaarwedde, genoeg doet om die te behouden, maar ook weinig meer, maar in beide gevallen, in het laatste geheel en al, ligt de schuld aan een onderwijsstelsel, waarvan men zoo ras moge lijk behoort terug te komen. Immere moet een leeraar, die goed wil en kan, het opge- ven voor het onderwijs alleen in zijn vak, kan hij met andere woorden niet klaar ko men met instampen en volproppen, hoe kan hij dan gelegenhoid vinden, om rustig mede te werken aan de eigenlijke vorming en op voeding van het verstand, zoodat de jeugdi ge cliënt er dat niet bij verliest, maar het be houdt en weet te gebruiken De oud-minister Pierson heeft in het Jan.- nummer van De Economist een artikel over fiscale tariefsherziening ge schreven, waarin hij o. a. het ontwerp ran het vorge Kabinet tracht te verdedigen tegen over zijn mede-vrij handelaars. Hij meent, dat invoerrechten, met een fis cale bedoeling geheven, maar die in hun uitwerking ook eenige geringe bescher ming aan de industrie verleenen, niet per se voor een vrijhandelaar contrabande behoe ven te zijn. Mits maar die bescherming als een „bezwaar" als een onvermijdelijke scha duw z ij d e dor invoerrechten worde aan gezien, en mits zij beperkt blijve „binnen en ge grenzen." Het Vaderland is door dit opstel niet over tuigd. Klagend schrijft de redactie: „Ware niet van mr. N. G. Pierson als Minister van Financiën een ontwerp uitge- Cecil wilde gaarne weten, wat het vreemde tooneel beteekende, doch hy moest wel gehoor zamen en liep naar ds bel. De sergeant trok den dolk uit de hand van Catherina en behield het wapen. Een oogenbiik later stonden ze in de vestibule van het huls. „Waar is meneer Hansell?" vroeg Cecil. „In de bibliotheek, meneer; gaat u maar binnen." Stephen, die in de ontmoeting met den Duitscher niets had gezien dan een gewone vergissing, ging in de bibliotheek en gaf Dennis te kennen, dat hy alleen wenschte te blyven, daar hy bezoek verwachtte. Toen de secretaris weg was, draaide hy de lamp wat lager on maakte zich gereed voor het onderhoud met den politie-beambte. Hy staarde naar het vuur, in gedachten verzonken, toen Cecil binnentrad, gevolgd door den sergeant en Catherina. Stephen was zeer verrast, toen hy de vrouw zag; maar eer hy iets kon zeggen, deinsde de sergeant terug met een half onder drukten kreet en liet zyo gehangene los. Er was geen tyd om te dralen. „MeDeer Verity," zei de millionnair, „ik hoorde over u spreken door meneer Halford; ik hoorde, dat a geloofde in de onschuld van Stephen Alison, en ik verlangde u te zien om u Inlichtingen te geven, welke u van groot nut kunnen zyn." „Wie zyt gy?" zei de sergBant „Do ge lijkenis „Ik ben Clement Hansell. Als wij alleen zyn, zal lk u uitleggen, wat u nu zoo ver baasd doet staanmaar ik kan het niet doen in gezelschap van de dame, die gy hebt mee gebracht," gaan tot vevhooging van onze tarieven, de strijd* die tegen mr. Harte's legislatieve scheppingen zal moeten worden gevoerd, zou een veel zuiverder karakter kunnen dragen." Het blad acht alle invoerrechten, die niet ook in haar uitwerking zuiverfifr- c a a l zijn (d. w. z. geheven worden op goo- deren, die in Nederland niet worden gepro duceerd), absoluut verwerpelijk .Tenzij dan dat zij geheven worden als maatregel van tijdelijke bescherming, wat echter rnet fiscaal bedoelde tarieven niet het geval is. Om haar meening nog eena to staven, oi- teert de redactie de volgende regelen, door mr. Pierson in zijn jongste opstel gewijd de bestrijding van invoerrechten, wier be schermend effect, niet „binnen enge gren zen" blijft. De heer Picreon schrijft: „Het ia meer gezegd: een Regeering, die belangrijke tariefsverhooging in uitzicht stelt, roept allerlei begeerlijkheden wakker. Aan het gatmaal, dat zij bereidt, willen velen aanzitten Men moet een vreemdeling zijn in het menschcnhart, om de zedelijke gevol gen voorbij te zien, dio het aanvaarden der beschermingstheorie door de Regeering nood zakelijkerwijs teweegbrengt.... Bescherming werkt als een slap sentimenteel stelsel van bedeeling; zij kweekt onder hen, voor wie zij bestemd is, dezelfde eigenschappen aan. Een dier treurige eigenschappen is virtuositeit in de kunst van zich als deerniswaardig aan te stellen. Reeds nu vinden soms de kunst grepen, waarvan zij die aalmoes vragen, zich bedienen, in gewijzigde, maar daarom nic^ minder aanstootelijke vormen navolging: dit wordt aangemoedigd en verergerd, zoodra d* bescherming getooid wordt met den nimbu» van bevordering der arbeidersbelangen ti «jn. Heeft onze Regeering nog niets daan'on bespeurd? Eer een jaar verstreken is zal zij het bespeurd hebben ad nauseam" (tot wal- gens toe). Het Vaderland voegt hieraan toe: „Tot walgens toe, do uitdrukking is niet te sterk; mr. Pierson zal hier gelucht heb ben, wat hij als Minister heeft moeten op kroppen, toen tal van ,,nijveren" kwamen bedelen aan de deuren van zijn Departement. Want „een Regeering, die belangrijke lar riefsverhooging in uitzicht stelt," moge al dit kwaad op haar geweten hebben, dat mr. Pierson hier kastijdt met schorpioenen, een Regeering, die met een minder belang rijke tariefsverhooging komt aandragen, zij is misschien minder schuldig, maar verdient dan toch nog zeker wel die lichtere straf, waarvan in het eerste Boek der Koningen wordt gesproken." In een asterisk „Vliegen contra Troelstra" zegt De Standaard: Troclstra komt voor een lastig dilemma te staan. Volgt hij zijn partij genooten Vliegen en Loopuyt, dan zal hij zijn woorden van vroe ger moeten herroepen. Doet hij dat niet, dan heeft hij oppositie te verwachten van schier al de openbare socialistische onderwijzers plus Vliegen en andere socialisten van naam. Men zal zich nog wel herinneren, dat de heer Troolstra bij bet politiek debat in De cember 1900 met een stroom van woorden betoogde, dat het socialisme niets te maken heeft met bestrijding van godsdienst en kerk leer: de mannen van don 11.-K. Volksbond en van „Patrimonium" konden ondor zijn banier zich scharen en toch goed roomsch en goed orthodox protestant blijven. Dat waren maar praatjes, heeft nu Vlie gen gezegd, en coquetteeren met de clerica ls arbeiders en in het algemeen met de clericar leru En van het beweren van Troelstra, dat de socialisten niet de minste reden hebben een anti-christelijke partij te worden, zegt Vliegen, dat dit niet dan mooie woorden zijn; en daarop laat hij volgen, dat „wij ons be ginsel niet aan de politiek pasklaar moeten maken. Nu weet Troelstra het. Wat zal hij nu doen, ook ben opzichte vaa de 8chool-quaestie Het is bekend genoeg, dat Troelstra en an dere socialisten meermalen zich in sympa thieken zin over het stelsel van de vrije school hebben uitgelaten. Maar de socialistischo onderwijzers, die zich in d openbare school als koningen machtig Hy wees naar Catherina. „Zy trachtte u dood te steken", zei de sergeant, nog niet van zyn verbazing bekomen „maar „Ik raakte hem niet aan," zei de vrouw kalm. „Ik wilde Clement Hansell dooden. Deze man is Clement Hansell niet; dat heeft myn vriend my gezegd. Hansell logeerde ln het hotel, waar myn vriend was, en hy sprak Duitsch met hem. Deze man verstaat geen Duitsch; dus hU is Clement Hansell niet. lk heb niets gedaan laat my gaan." Zy liep naar de deur, en de sergeant wiide haar tegenhouden; maar Stephen vatte bein ty den arm. „Laat haar gaan," zei hy; „ik had haar niet gezien. Zy deed niets. Als ge haar arres teert en my in de zaak moeit, kan ik u niets zeggon." Eer de sergeant vorder iets kon doen, was Catherina Weber reeds den gang door en hot huis uit. „Gy zyt Clement Hansell niet," zei de detective; „gU zyt hier onder e6n valacheu naamgy I" „Ik kan nu opheldering geven; dat kon ik niet, zoo lang die vrouw hier in de kamer was. Hebt gy nooit gehoord van John Alison, den tweelingbroeder van den man, die dood! gevonden werd in Exton street?" „Zyt gy John Alison?" vioeg do sergeant. „En gy woont hier als Clement Hansell, den "3e ^Jafrikaauschen millionnair „Ik veranderde van naam, toen ik Engeland verliet, jaren geleden, lk dreef handel ln Zuid- Afrika. Toen ik hier terugkwam Wordt vrro>. ."i.'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 5