LEIDSGH DAGBLAD, WOENSDAG 29 JANUARI. - TWEEDE BLAD.
An re
Officieele Kennisgeving.
F EU'LL ETON.
De Tweelingbroeders.
PERSOVERZICHT.
No. 12863
De Burgemeester en Wethouders van Leiden
doen te weten, dat door don Raad dier gernoente
in zijn vergadering van den 14den November 1901,
is vastgesteld de volgende Verordening:
VERORDENING,
iegelende de heffiDg van een belasting onder den
BBuni van „bruggeld" in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
Voor het ten gerieve van de scheepvaart openen
der van gemeentewege gemaakte brnggen wordt
«en belasting gehevoo onder den naam van brug
geld, volgens onderstaand tarief:
Bedrag van het
Laadvermogen van het
bruggeld.
vaartuig, waarvoor het
Lruggeld wordt geheven.
Op gevoaon
Dalton den
tyd T&a
gvwoDen t\jd
openon.
ran openen.
Eeu vaartuig van 51 ton
/0.15
ƒ0.80
en daarboven.
Een vaartuig van 5041
.0.12»
ton.
,0.25
Een vaartuig van 40—31
ton.
.0.10
,0.20
Eeu vaartuig van 30—21
,0.07»
ton.
.0.15
Een vaartuig van 2011
ton.
.0.05
,0.10
Een vaartuig van 11 en
daaronder.
,0.02»
.0.05
Voor het openen der navolgende brnggen wordt
geen bruggeld geheven:
a. voor die liggende in de richting Schrijvera-
brug, Havon, Oude Vest, Galgewater, zijnde al zoo
fichriiverabrag, groote Havenbrug, Pauwbrug,
Janvosaeobrug, Marebrug, Turfmarktsbrug en
Blauwpoortsbrug;
b. voor die liggende in den Nieuwen Rijn, zijnde
«3zoo de Singelbrug aan deo Nieuwen Rfjo, itgn-
Btraatsbrug, Kranieretraatsbrug en Gansoordbrug.
Art. 2.
Het bruggeld is verschuldigd voor iedere maal
dat een vaartuig, waarvoor de brug geopend moet
morden, deze doorvaart.
Art 3.
Voor vaartuigen, die op last van den haven
meester vao ligplaats verandeien, of die blijkens
«en schriftelijke verklaring van den diieoteurvan
jgenieentewerkeo in dienst der gemeente worden
gebruikt, is geen brnggeld verschuldigd.
Vaartuigen in dienst van aannemers van ge»
meentewerken worden niet geacht in dienst aer
gemeente te worden gebruikt.
Art. 4.
De gewone tijd voor het openen der bruggen is
jils volgt:
In de maanden November, December en JaDuari,
▼au 's morgens acht tot *s avonds vgf uren.
in de maand Februari, van 'amorgons acht tot
*B avonds zea ureo.
In de maand Maart, van 'a morgens zevon tot
*8 avonds zeven oreo.
In de maanden April, Mei, Juni, Juli en Augus
tus, van 's morgens zes tot 'a avonds acht uren.
In de maand September, van 's morgens zes tot
V avouda zeven urea.
In de maand October, van 's morgens zeven tot
'b avonds zes uren.
Op Zondagen, de Paaschdagen, Hemelvaartsdag,
ie Pinkster- en Kerstdagen is onder den gewonen
tijd van opeDen niet begiepcn, de lijd des morgeus
tusscben acht en twaalf uren, des namiddags
tossciien een en twee uren en des avonds tnsschen
vier en zoa uren.
Art. 5.
Het laadvermogen wordt bepaald overeenkom-
■tig den van kracht zjjnden Rijksmeetbrief of
daarmede krachtens wottelijke bepalingen gelijk
gestelde documenten, een en ander met inacht
neming van deozelfdon voet van herleiding, als
krachtens wettelijke bepalingen door het Rijk is
voorgeschreven. Bij gemis van een meetbrief kan
het op de jjkplaat aangeduide laadvermogen tot
grondslag voor de heffing dienen.
By gebreke van een en ander of bn weigering
om den meetbrief te vertonnen, wordt het laad
vermogen van het vaartuig door den ambtenaar,
met de invordering der bolasting belast, gesohat
«n is de belasting naar dio aohattmg verschuldigd,
tanzg de schipper of eigenaar verkiest, dat net
vaartuig te zjjnon koste door een deskundige,
door Burgemeester en Wethouders aan te wjjzen,
Worde gemeten volgens de regelen daarvoor bjj
hel Rgk vastgesteld of nog vast te stellen.
Wannoor de belasting naar sohatting ie geheven
en binnen twee maanden do de betaling een
Rpksmeetbrief wordt aaDgoboden, wordt, tenzij de
BohnttiDg het gevolg was van weigering om het
ituk te vertoonen, het te veel berekende terug
gegeven.
Art 6.
Deze Verordening treodt in werking op den
lsten Januari 1902.
Vastgesteld door den Goraeenteraad van Leiden,
in zijn Openbare Vergadering van den 14den
November 1901.
D« Burgemeester,
F. WA':.
De Secretaris,
VAN UEYST.
BP '~T
«3)
De man, dien Catherina Weber dien morgen
aan de huisdeur had ontmoet, was iemand,
dio zich aanbood als kamerdienaar. Hij kwam
uit Amerika en bracht een aanbevelingsbrief
mee van zijn vroegeren heer. Daar Hansell
juist met iets bezig was, had by gelast, dat
de man om negon uren terug zou komon:
vroeger was hij toch waarschijnlijk niet thuis.
Om zes ureu ging Hansell uit met zijn
secretaris. Zij wandelden ongeveer een uur
j en dineerden toen op hun gemak in een
1 rustig, ouderwetsch restaurant; na het. diner
i wandelden ze nog een poos en ongeveer vyf
minuten voor negenen waren zy aan den
:hoek van Grosvenor-Place.
Aan d8 overzijde dor straat, in het donker,
.wachtten Otto Muller en Oatherina Weber
|de terugkomst van den millionnair. Zy lieten
jgeen oog van do huisdeur. 'tWas een koude
avond en er waren heel weinig monschen
bij den weg.
Hansell had den kraag van zjjn overjas
opgezet, zooals hij altijd deed op zijn avond-
wandelingen. Hij vertelde aan Dennis, dat htJ
zeer gevoelig was voor de verwisseling van
klimaat en dat htJ last had van de koude,
icherpe avondlucht
Doch Otto Mollor, die soherp oplette, her-
1 kende spoedig het gladgeschoren gezicht iu
bet licht van eeu gaslantaarn, en hij zei tot
do vrouw, die hem vergezelde:
„Dat is meneer Hansell, geloof Ik.... Ik
kal eens zien."
Zijnde de heffing dezor belasting goedgekeurd
b(j Koninklijk Besluit ven den SOsten December
1901 No. 119, waarbij t«vena is aengohaald de
Verordening, regelende de invordering dier belas
ting, van den l4den November 1901.
En is hiorvao afkondiging gesohied waar bet
behoort, den 24steD Januari ]902.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
F. WAS, Burgemeester.
VAN UEYST, Seoretaris.
De heer L. Oh. van Noppen, lecturer in de
Nederlandsche letterkunde aan Columbia
University Nieuw-York, betoogt de Neerlatv-
dta, dat in Amerika geen andere taal een
toekomst heeft dan deEngelsoheen dat
zelfs afstammelingen van Ncdcrlanders in de
Vereenigde Staten ten gevolge van de om
standigheden, waarin zij leven moeten, het
gebruik van do Nederlandsche taal weldra
zullen vergeten. Van de duizend leden der
Holland-Society" zijn er, volgens schr.,
slechts twee, die de taal der vooroudere kun
nen lezen, en is er niet een, die het Neder-
landsch duidelijk kan sprekon.
Welke vooruitzichten het Neder-
landsoh dan in Amerika heeft? schrijft
de heer v. Noppen. Slechts één en dat is de
studie van de taal aan de hoogescholen om
philologische, letterkundige en historische
redenen. Holland heeft een roemrijke ge
schiedenis en een Amerikaan üeeft zijn schit
terendst tijdvak prachtig beschreven.
Holland heeft een mooie letterkunde en
vroeg of laat zal dit bekend worden aan de
Amerikanen, wier zin voor kennis en voor
uitgang spreekwoordelijk is. Er zijn vele an
dere tijdperken van Hollandsche gesohi.-de-
nis, die verdienen bekend gemaakt te woHea
aan de Nieuwe Wereld; er zijn Nederlaadscte
dichters, van wie wij, Amerikanen, nu niets
weten, die wij zullen bewonderen en vereeren
als wij ze zullen lezen in het oorspronkelijke
of vertaald. Daarvoor is het noodig, dat het
Nederlandsch aan de universiteiten bestu
deerd wordt. Het hoogere sluit het lagere in.
Indien een algemeene belangstelling in de
letterkunde en de geschiedenis van Holland
kan worden gewekt, zal de studie der Neder
landsdie taal noodzakelijk in eiken leergang
worden opgenomen.
Tot verwezenlijking daarvan is echtede
medewerking van de Nederlanders zt'f noo
dig en van deze medewerking moot men ons
de tastbare bewijzen geven. De Holland So
ciety" bijv., welke in de laatste jaren belang
stelling is gaan toonen in de bevordering
van de studie der Nederlandsche Letterkunde
heeft bij een of twee gelegenheden een schit
terend getuigenis van deze belangstelling ge
zonden aan de jonge Koningin. Ik meen,
dat het den laatsten keer een gouden beker
was, ter gelegenheid van haar huwelijk. Al
les, wat daarvoor ooit werd terug ontvan
gen, was een korte officieele dankbetuiging,
opgesteld in onverschillig hoffelijke termen
en geteekend, niet door Hare Majesteit,
maar door Haar secretaris. Nu ben ik niet
de spreekbuis van de Holland Society" ook
hoorde ik nooit eenig lid zijn misnoegen
uitdrukken over zulk een ontvangst van hun
gift. Maar andere leden van het Verbond
hebben er aanmerking op gemaakt en zeker
had een meer tastbaar bewijs van erkentelijk
heid kunnen worden gegeven: een portret
van Hare Majesteit of, voor hot minst, Haar
handteekening onder den barief. Dit zou
geestdrift hebben gewekt onder de afstamme
lingen van de Knickerbockers, die wanneer
zij hun sympathie zoo koud zien ontvangen
door de Hollanders zelf, niet licht hun be
leefdheden zullen herhalen.
Indien het Algemeen Nederlandsch* Ver
bond belangstelling voor het Nederlandsch in
Amerika wil wekken, moet Let op de Ameri
kanen een beroep doen door een daad, die
zijn bedoeling toont. Het moet niet het onmo
gelijke beproeven, maar ineens trachten het
waarschijnlijke te verwezenlijken. Het moet
beginnen voor de geschiedenis en de letter
kunde van de Hollanders belangstelling te
wekken, die, eenmaal gaande gemaakt, zeker
tot de studie van de taal zal voeren. Óp die
manier alleen kan Neder land invloed uit
oefenen op de Amerikaansche beschaving.
Onze instellingen berusten groofcendeels op
de uwe: kennis van uw staatsinstellingen en
van uw wetten en maatschappelijk leven is
HU stak do straat over, en toen Hansell
vlak by de stoep van zyn hula was, stond
een man voor hem, die biykbaar iets wilde
zeggen.
Do man sprak Hansell in het Duitsch aan.
De millionnair nam hem eens op, en ziende,
dat hy een fatsoeniyk man en geen bedelaar
voor zich had, veronderstelde hy, dat de
spreker zich ln den persoon vergiste.
„Ik versta geen Duitsch," zei hy vrien-
deiyk.
Catherina kwam langzaam van deoverzyde
der straat. Zy hield onder haar mautol de
hand stevig geklemd om het gerost van een
dolk.
Otto Muller staarde Hansell verwonderd aan.
Hy moest zich vergist hebben; en toch
„U spreekt geen Duitsch?" riep hy uit.
„Ik verzeker u, meneer," zei Stephen, nu
wat ongeduldig, „dat u den verkeerde voor
heeft; ik versta geen woord vau uw taal."
Catherina Weber kwam nader.
Dennis Avory, ziende, dat zyn principaal
het oponthoud onaangenaam vond, kwam
tusschenbeide,
„Hoort u het niet?" zei by. „Deze heer
verstaat u niet. Spreek Engelach, als u hem
iets te zeggen heeft."
„Verstaat hy geen Duitsch?" zei Otto nog
maals, den millionnair onafgewend aanstarende.
„Dan vergis ik my zeker."
Catherina Weber was nu dJcht by den
millionnair. Snel trok zy de hand met het
wapen onder haar mantel vandaan, gereed
den stoot te geven.
Noch Avory, noch Stephen hadden haar
opgemerkt.
Doch Otto Muller had haar zien Bader-
komen; hy zag da snelle beweging van haar
hand; hy zag het staal flikkeren. Snel sprong
daarom onmisbaar voor hem, die onze ge
schiedenis en onze regeering bestudeert.
Wij zijn daarvan niet genoeg doordrongen:
gij moet ons ten minste doen kennen wat wij
u schuldig zijn. En de beweging moet begin
nen in Holland. Hoe kunt gij verwachten,
dat wij warm zijn, wanneer gij zelf zoo koud
zijt? Indien de Nederlandsche regeering of
het Verbond hun gevoelens in daden wilden
omzetten door het openstellen van een beurs
voor Ned. Letterkunde aan een der groote
Universiteiten, zeg voor twee of drie jaar,
ben ik er zeker van, dat de aandacht der
Amerikanen zal gcric-ht worden op een be
lang, dat nu geheel wordt verwaarloosd.
Eveneens ben ik er van overtuigd, dat dit
zulk een geestdrift zal wekken, dat binnen
een paar jaar professoraat in Nederlandsch
fl-R-n al onze hoogescholen zal worden inge
steld. Want er heerecht een sterke geest van
wedijver bij onze onderwijs-inatellingen, zoo
dat, als één universiteit een nieuwen cursus
aan zijn colleges verbindt, het niet lang zal
duren o»f de andere bieden hetzelfde voordeel
aan. Zoo opende cenige jaren geleden een
school een cursus in het IJslandsch, nu biedt
elke andere hoogeschool dezelfde gelegenheid
en de letton kunde van het duistere IJsland,
zoowel als die van Zweden en Noorwegen van
Rusland, Italië, Hongarije, Spanje en Por-
tugal is beter bekend dan die van Holland,
dat meer heeft bijgedragen tot de beschaving
van Amerika dan de andere genoemde landen
te zamen. Dit is, zooals ik zei, voornamelijk
te wijten aan de gevoelloosheid der Hollan
ders zelf. Gij moet geestdrift toonen vóór gij
kunt verwachten, dat wij het zullen doen.
Zendt onzen Amerikaanschen Hoogescholen
een bevoegd spreker over uw letterkunde
voor drie winters, stelt een beurs beschik
baar en in tien jaar zullen er tien professo
raten zijn voor altijd, van welke de kennis
van het Nederlandsch op honderden scholen
zal overgaan. WAnneer dit zal zijn gebeurd,
en niet eer, zal Holland een aanmerkelijken
invloed op onze beschaving uitoefenen en zal
hot Nederlandsch algemeen worden bestu
deerd. Is dit resultaat de kleine uitgaaf
waard, die het vraagt? Een paar duizend
gulden per jaar gedurende drie of vier ja
ren is alles, wat het u kosten zal. Het zal
in de Amerikanen het begrip wekken van de
diensten, die Holland aan hun land bewe
zen heeft. Het zal de studenten in de letter
kunde opwekken tot waardeering van wat
de Engelsche letteren aan de poëzie van Hol
land te danken helden. Het zal de liefde wek
ken, die offere brengt, want als het belang
algemeen begrepen wordt, zal het geld
er spoedig zijnNog kort geleden werd een
leerstoel in het Chineesch gevestigd, kostende
100,000 dollars. Daar zijn vele rijke Knicker
bockers, die men zal kunnen bewegen het
zelfde voor het Nederlandsch te doen. Laat
het Verbond zich met de Holland Society"
in verbinding stellen, een portret van Von
del of van de Koningin zenden en jaarlijks
een aanmoedigende herinnering. Dat moet
uw wijze van werken in Amerika zijn. Gij
kunt niet beginnen met do taal. Gij moet be
ginnen met de geschiedenis en de letterkun
de. Dat is de eenige practische weg. Elke
andere manier zal onvruchtbaar zijn. Stelt
uw hoogescholen open voor Amerikaansche
studenten zonder examen, op vertoon van
een diploma van eenige Amerikaansche gym
nasia Duitschland heeft dit gedaan en dui
zenden Amerikaansche studenten wonen te
genwoordig de lessen aan de Duiteche uni
versiteiten bij en dat land oefent een grooter
invloed uit op onze beschaving dan alle an
dere landen van Europa te zamen.
Geeft ons eenig taetbaar en practisch be
wijs van uw ernst en gij zult zien, dat we u
meer dan halfweg te gemoet komen.
In De Katholieke School wijt do weleerw.
pater J. A. van Dijok S. J. detheoreti-
sche overlading en de weinige
practische kennis der leerlingen
van het M. O. ,,veol minder aan onze tegen
woordige leeraren, leerboeken, leermiddelen
en vakmothoden (dat alles is met het oog op
de practische kunst van ondcrwija-geven over
het algemeen veel beter dan vroeger), maar
aan ons onderwijsstelsel, in zijn geheel ge
nomen,"
Ik herhaal het, gaat de eerw. schrijver
voort, onze jongens krijgen te veel om goed
hy op de vrouw toe, greep haar by den pols
en trok haar mee.
„Wilde u dèt doen?" zei hy in het Duitsch.
„'t Is Clement Hansell niet."
XLIV.
Jenny Verity had haar oom gesproken en
hem verteld van haar kennismaking met
Cecil. Toen had zy hem verzocht, met don
jongen man te spreken, die hem een belang-
ryke mededeeling had te doem De Borgeant
stemde toe, en oen uur later was Cecil by hem.
Verity had nauwelyks enkele woorden ge
hoord, of hy begreep, dat hy op een belang-
ryk spoor kon komen. Hy luisterde heel aan
dachtig naar Cecils voorstel, en wetende, dat
de Halfords brave, fatsoenlijke lieden waren,
had hy geen bezwaar, er op in te gaan.
„Dus u wilt my by iemand brengen, dio
my belangryke inlichtingen kan geven, waaruit
de onschuld van Stephen AJison zalbiyken?"
zei de sergeant. „Ouder voorwaarde, dat ik
niet bekend maak aan de autoriteiten, wie
die man is?"
„Dat was de bedoeling."
„Goed; ik neem de voorwaarde aan."
Verity en Cecil kwamen juist in Gros venor-
Place op het oogenbiik, toen Catherine Wober
haar aanslag op Clement Hansell wilde doem
De sergeant snelde toe en greep de Duitsche
vrouw by den arm, op het oogenbiik, dat
Stephen en Avory, die nietB hadden gemerkt,
in huis verdwenom
Otto Muller spoedde zich voort en verdween
in de duisternis.
„Bel even," zei Verity tot Cecil. „Deze
vrouw wilde dan heer, die naar binnen is
gegaan, aanvallen; Ut moet zien, wie zy ia,"
te worden. Ik wil nu eens niet van ons vol-
prop-eysteem men vergeve mij het woord
als nadeelig voor zeden en gezondheid,
spreken maar als nadeelig voor de ver
standsontwikkeling zelve.
Reeds vóór vijftig jaar sprak do Duitsche
staatsman en geleerde Von Bunsen met ronde
woorden: ,,Die Universiteiten sind geistig
gesunken oder ïoi Sinken, was die Hauptsa-
che, den GeiBb, betriffte Das verflucht©
Vollstopfungsaystem auf den Gymnasiën ist
Schuld daran." En de groote A von Hum
boldt sprak kort en goed: „Ware ich der
jetzigen Schulbildung in die Hand© gefallen,
so ware ich loiblioh und geistig zu Grunde
gegangen."
Dr. Adolph Weber, te Darmstadt, in zijn
geschrift: ,,Ueber die Augcnunter 3uchungen
in den höheren Schulen zu Darmstadt", be
weerde:,,Blijkbaar heeft de verstandelijke vor
ming der jeugd op de hoogere scholen geen
gelijken tred gehouden met de wetenschap
pelijke vorming der leeraren zeiven. Wan
neer (echter) trots allen vooruitgang der we
tenschap het verstandelijk gehalte der school-
gaanden niet gestegen ia, zoo ligt het besluit
voor de hand: men moet de schuld daarvan
aan een gebrek in de onderwijsmethode toe
schrijven, on inderdaad, man heeft gemeend,
door vermeerdering der vakken van kennis
de veretandsvorming der jeugd te zullen doen
toenemen. Men heeft zoover men dacht te
mogen gaan, den last op de schouderen der
schooljeugd verzwaard. Zooals do ondervin
ding het leert, is deze weg niet de ware. De
goede koppen mogen zich op dien weg een
grooteren rijkdom van wetenswaardige din
gen eigen maken, dan hun vroeger mogelijk
ware geweest. De zwakkeren loepen gevaar
veeleer te verstompen en in de war te ge
raken. Of de lichamelijke ontwikkeling zoo
wel der begaafden als der minder begaafden
onder die vermeerdering van lasten geen
schade zou lijden, daarop is minder gelet."
De schuld moet naar dr. Weber's woorden
aan een gebrek in de onderwijsmethode wor
den toegeschreven. Uit het verband blijkt
echter duidelijk, dat hij het leerplan of het
program der leervakken bedoelt of liever
nog, dat hij het gansche systeem op het oog
heeft. Want indien het waar is, dat onze on
derwijsgevenden thans beter onderlegd zijn
dan vroeger en vooraldat de vakmethodologie
in de laatste jaren met reuzenschreden is
vooruitgegaan, dan ligt het, waar nu alleen
sprake is van een of ander vak to leeraren,
niet aan het gemis van kennis en kunde, om
dat goed te doen. Maar óf men wil niet, d. i.
men is nalatig, er is gebrek aan toewijding,
óf men kan niet wegens het overcomplete
leerplan, óf maar wij zullen het bij die
twee onderstellingen laten. In het eerste ge
val ligt de schuld natuurlijk aan den onder
wijsgevende, die, tevreden met de jaarwedde,
genoeg doet om die te behouden, maar ook
weinig meer, maar in beide gevallen, in het
laatste geheel en al, ligt de schuld aan een
onderwijsstelsel, waarvan men zoo ras moge
lijk behoort terug te komen. Immere moet
een leeraar, die goed wil en kan, het opge-
ven voor het onderwijs alleen in zijn vak,
kan hij met andere woorden niet klaar ko
men met instampen en volproppen, hoe kan
hij dan gelegenhoid vinden, om rustig mede
te werken aan de eigenlijke vorming en op
voeding van het verstand, zoodat de jeugdi
ge cliënt er dat niet bij verliest, maar het be
houdt en weet te gebruiken
De oud-minister Pierson heeft in het Jan.-
nummer van De Economist een artikel over
fiscale tariefsherziening ge
schreven, waarin hij o. a. het ontwerp ran
het vorge Kabinet tracht te verdedigen tegen
over zijn mede-vrij handelaars.
Hij meent, dat invoerrechten, met een fis
cale bedoeling geheven, maar die in
hun uitwerking ook eenige geringe bescher
ming aan de industrie verleenen, niet per se
voor een vrijhandelaar contrabande behoe
ven te zijn. Mits maar die bescherming als
een „bezwaar" als een onvermijdelijke scha
duw z ij d e dor invoerrechten worde aan
gezien, en mits zij beperkt blijve „binnen en
ge grenzen."
Het Vaderland is door dit opstel niet over
tuigd. Klagend schrijft de redactie:
„Ware niet van mr. N. G. Pierson als
Minister van Financiën een ontwerp uitge-
Cecil wilde gaarne weten, wat het vreemde
tooneel beteekende, doch hy moest wel gehoor
zamen en liep naar ds bel. De sergeant trok
den dolk uit de hand van Catherina en behield
het wapen.
Een oogenbiik later stonden ze in de vestibule
van het huls.
„Waar is meneer Hansell?" vroeg Cecil.
„In de bibliotheek, meneer; gaat u maar
binnen."
Stephen, die in de ontmoeting met den
Duitscher niets had gezien dan een gewone
vergissing, ging in de bibliotheek en gaf
Dennis te kennen, dat hy alleen wenschte
te blyven, daar hy bezoek verwachtte.
Toen de secretaris weg was, draaide hy de
lamp wat lager on maakte zich gereed voor
het onderhoud met den politie-beambte. Hy
staarde naar het vuur, in gedachten verzonken,
toen Cecil binnentrad, gevolgd door den
sergeant en Catherina.
Stephen was zeer verrast, toen hy de
vrouw zag; maar eer hy iets kon zeggen,
deinsde de sergeant terug met een half onder
drukten kreet en liet zyo gehangene los.
Er was geen tyd om te dralen.
„MeDeer Verity," zei de millionnair, „ik
hoorde over u spreken door meneer Halford;
ik hoorde, dat a geloofde in de onschuld van
Stephen Alison, en ik verlangde u te zien
om u Inlichtingen te geven, welke u van
groot nut kunnen zyn."
„Wie zyt gy?" zei de sergBant „Do ge
lijkenis
„Ik ben Clement Hansell. Als wij alleen
zyn, zal lk u uitleggen, wat u nu zoo ver
baasd doet staanmaar ik kan het niet doen
in gezelschap van de dame, die gy hebt mee
gebracht,"
gaan tot vevhooging van onze tarieven, de
strijd* die tegen mr. Harte's legislatieve
scheppingen zal moeten worden gevoerd, zou
een veel zuiverder karakter kunnen dragen."
Het blad acht alle invoerrechten, die niet
ook in haar uitwerking zuiverfifr-
c a a l zijn (d. w. z. geheven worden op goo-
deren, die in Nederland niet worden gepro
duceerd), absoluut verwerpelijk .Tenzij dan
dat zij geheven worden als maatregel van
tijdelijke bescherming, wat echter rnet
fiscaal bedoelde tarieven niet het geval is.
Om haar meening nog eena to staven, oi-
teert de redactie de volgende regelen, door
mr. Pierson in zijn jongste opstel gewijd
de bestrijding van invoerrechten, wier be
schermend effect, niet „binnen enge gren
zen" blijft. De heer Picreon schrijft:
„Het ia meer gezegd: een Regeering, die
belangrijke tariefsverhooging in uitzicht
stelt, roept allerlei begeerlijkheden wakker.
Aan het gatmaal, dat zij bereidt, willen velen
aanzitten Men moet een vreemdeling zijn
in het menschcnhart, om de zedelijke gevol
gen voorbij te zien, dio het aanvaarden der
beschermingstheorie door de Regeering nood
zakelijkerwijs teweegbrengt.... Bescherming
werkt als een slap sentimenteel stelsel van
bedeeling; zij kweekt onder hen, voor wie zij
bestemd is, dezelfde eigenschappen aan. Een
dier treurige eigenschappen is virtuositeit
in de kunst van zich als deerniswaardig aan
te stellen. Reeds nu vinden soms de kunst
grepen, waarvan zij die aalmoes vragen, zich
bedienen, in gewijzigde, maar daarom nic^
minder aanstootelijke vormen navolging: dit
wordt aangemoedigd en verergerd, zoodra d*
bescherming getooid wordt met den nimbu»
van bevordering der arbeidersbelangen ti
«jn.
Heeft onze Regeering nog niets daan'on
bespeurd? Eer een jaar verstreken is zal zij
het bespeurd hebben ad nauseam" (tot wal-
gens toe).
Het Vaderland voegt hieraan toe:
„Tot walgens toe, do uitdrukking is niet
te sterk; mr. Pierson zal hier gelucht heb
ben, wat hij als Minister heeft moeten op
kroppen, toen tal van ,,nijveren" kwamen
bedelen aan de deuren van zijn Departement.
Want „een Regeering, die belangrijke lar
riefsverhooging in uitzicht stelt," moge al
dit kwaad op haar geweten hebben, dat mr.
Pierson hier kastijdt met schorpioenen,
een Regeering, die met een minder belang
rijke tariefsverhooging komt aandragen, zij
is misschien minder schuldig, maar verdient
dan toch nog zeker wel die lichtere straf,
waarvan in het eerste Boek der Koningen
wordt gesproken."
In een asterisk „Vliegen contra
Troelstra" zegt De Standaard:
Troclstra komt voor een lastig dilemma te
staan.
Volgt hij zijn partij genooten Vliegen en
Loopuyt, dan zal hij zijn woorden van vroe
ger moeten herroepen. Doet hij dat niet, dan
heeft hij oppositie te verwachten van schier
al de openbare socialistische onderwijzers plus
Vliegen en andere socialisten van naam.
Men zal zich nog wel herinneren, dat de
heer Troolstra bij bet politiek debat in De
cember 1900 met een stroom van woorden
betoogde, dat het socialisme niets te maken
heeft met bestrijding van godsdienst en kerk
leer: de mannen van don 11.-K. Volksbond
en van „Patrimonium" konden ondor zijn
banier zich scharen en toch goed roomsch en
goed orthodox protestant blijven.
Dat waren maar praatjes, heeft nu Vlie
gen gezegd, en coquetteeren met de clerica
ls arbeiders en in het algemeen met de clericar
leru En van het beweren van Troelstra, dat
de socialisten niet de minste reden hebben
een anti-christelijke partij te worden, zegt
Vliegen, dat dit niet dan mooie woorden zijn;
en daarop laat hij volgen, dat „wij ons be
ginsel niet aan de politiek pasklaar moeten
maken.
Nu weet Troelstra het.
Wat zal hij nu doen, ook ben opzichte vaa
de 8chool-quaestie
Het is bekend genoeg, dat Troelstra en an
dere socialisten meermalen zich in sympa
thieken zin over het stelsel van de vrije
school hebben uitgelaten.
Maar de socialistischo onderwijzers, die zich
in d openbare school als koningen machtig
Hy wees naar Catherina.
„Zy trachtte u dood te steken", zei de
sergeant, nog niet van zyn verbazing bekomen
„maar
„Ik raakte hem niet aan," zei de vrouw
kalm. „Ik wilde Clement Hansell dooden.
Deze man is Clement Hansell niet; dat
heeft myn vriend my gezegd. Hansell logeerde
ln het hotel, waar myn vriend was, en hy
sprak Duitsch met hem. Deze man verstaat
geen Duitsch; dus hU is Clement Hansell
niet. lk heb niets gedaan laat my gaan."
Zy liep naar de deur, en de sergeant wiide
haar tegenhouden; maar Stephen vatte bein
ty den arm.
„Laat haar gaan," zei hy; „ik had haar
niet gezien. Zy deed niets. Als ge haar arres
teert en my in de zaak moeit, kan ik u niets
zeggon."
Eer de sergeant vorder iets kon doen, was
Catherina Weber reeds den gang door en hot
huis uit.
„Gy zyt Clement Hansell niet," zei de
detective; „gU zyt hier onder e6n valacheu
naamgy I"
„Ik kan nu opheldering geven; dat kon ik
niet, zoo lang die vrouw hier in de kamer
was. Hebt gy nooit gehoord van John Alison,
den tweelingbroeder van den man, die dood!
gevonden werd in Exton street?"
„Zyt gy John Alison?" vioeg do sergeant.
„En gy woont hier als Clement Hansell, den
"3e ^Jafrikaauschen millionnair
„Ik veranderde van naam, toen ik Engeland
verliet, jaren geleden, lk dreef handel ln Zuid-
Afrika. Toen ik hier terugkwam
Wordt vrro>. ."i.'