N«: 12861
Maandag ST' Januari.
A0. 1902.
feze Courant wordt dagelijks, met uitzondering
van <§on- en feestdagen, uitgegeven.
Officieele Kennisgeving.
Leiden, 21 Januari.
FEUILLETON.
De Tweelingbroeders.
IDSCH
PRIJS DEZER COURANT:
tit t 1.10:
Yoor Leiden por 8 raaandon
Buiten Leidon, per looper en waar agenton gevestigd zfln
Franco per post
PRIJS DER AD VERTEN TIEN
Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17£. Grootere
letters naar plaatsruimte. Voor hot jncasseeron buiten de stad
wordt f 0.05 berekend.
De Burgemeester
Wethouders van Leiden
doen te weten, dat door den Kaad dier gemeente
in zi)Q vergadering van den 14den November 1901,
ia vastgesteld de volgende Veioidemng:
YERORD£MI\G,
regelende de invordering van oen bolasting onder
den naam van „bruggeld" in de gemeente Leiden.
Artikel 1.
De betaling van deze belasting geschiedt legen
ouitanue in handen van een der ambtenaren, door
Dut g. eu Weths. aaugeaield en met de ontvangst
^DfTambtenaren leggen, alvorens hun betrekking
te aanvaarden, in bandon van Burg. en YVeths.
den eed ot de belolte ai dat zij de aan hun be
trekking verbonden verplichtingen eerlijk en vlytig
rullen vervullen.
Art. 2.
De betaling geschiedt dadelijk bij bet doorvaren
▼an bet vaartuig door do brug.
Art. 3.
ïlet bewijs, dat de belasting is voldaan, moet
steeds aan boord van bet vaartuig aanwezig z<|n.
De schipper ol dio hein vervangt is gedurende
S\jn verbijt in de gemeeDle vorplicbt dal bewijs
op do eerste vordenng van do in art. 1 genoemde
ambtenaien te veitooDen, bi] gebroko waarvau lij
alsnog bet bruggeld verschuldigd is.
Art. 4
De overtreding of poging tot overtreding van
do verordeningen op do belfing en de invordering
van bi uggeld wordt gestraft overeenkomstig de
bepalingen van artt. 27U, 271, 272 en 273 der
Gemeentewet.
Art. 5.
De in art. 1 genoemde ambtenaren kouden be
hoorlijk aanteekening van de door hen ontvangen
bruggelden in daarvoor beatemdo tvgisiera
Die gelden wor.iea door hen aan den haven
meester verantwoord cd door dezen elke maand
©t' zooveel vroeger als Burg. en Weths. noodig
©ordeeion bij den Gemeente-Ontvanger gestort.
Art. 6.
Deze Verordening treedt in werking op den
lsten Januari 19U2.
Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leiden,
in zyn OpeDbare Vergadering van den 14den
November 1901.
De Burgemeester,
F. WA\
Do Secretaris,
VAN HEYST.
Zijnde deze Verordening aangehaald bij Konink
lijk Besluit van den 3Usten December 1901 No. 119.
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, deu 24eten Januari i90-'.
Burgemee9ior en Wethouders voornoemd:
F. WAS, Burgemeester.
VAN REYST, Seoretaris.
Uit een overgelegd schrijven blijkt, dat
de Commissie van Toezicht op het Middel
baar Onderwijs niet in de gelegenheid is, ter
vervanging van dr. J. W. Muller, het secre
tariaat aan een barer leden op te dragen,
zoodat zij B. en Ws. in overweging geeft een
secretaris te benoemen, die met tevens lid
der commissie is.
Daartoe zal echter een wijziging van art.
7 der Verordening van 7 Mei 1896 (Gem.bl.
No. 6) voor de Plaatselijke Commissie van
Toezicht op de Scholen voor Middelbaar On
derwijs te Leiden, noodig zijn, aangezien dat
artikel bepaalt, daL, de commissie haar be
stuur uit haar midden benoemt.
Noch tegen het een, noch tegen het ander
bestaat bij B. en Ws. bezwaar. Alleen komt
het hun voor, dat de benoeming van dien
secretaris, niet-lid der commissie, dan toch,
evenals ten aanzien van den ecretaris van
curatoren van het gymnasium het geval is,
door den gemeenteraad zal behooren te ge
schieden. Bovendien zouden B. en Ws. de
mogelijkheid willen laten bestaan, dat toch
eventueel later het secretariaat weder aan
een lid der commissie wordt opgedragen, zoo
dat een facultatieve regeling te dier zake B.
en Ws. gewenscht voorkomt.
Mitsdien geven zij in overweging: lo. te
besluiten tot wijziging der Verordening van
7 Mei 18%, door toevoeging aan art. 7 van
een 2do alinea, luidende:
Echter kan op verzoek der commissie een
secretaris, buiten Jiet college staande, aan
haar worden toegevoegd, in welk geval ook
do secretaris door den Raad wordt benoemd
na daartoe van do commissie een aanbeveling
te hebben ontvangen."
2o. over te gaan tot de benoeming van een
secretaris der Commissie van Toezicht op het
Middelbaar Onderwijs.
Door deze commissie wordt als zoodanig
aanbevolen mr. H. M. A. Coebergh.
Onder overlegging van het dee betref
fend verzoek geven B. en Ws. in overweging
den heer J. A. Longepée weder voor den tijd
van 3 jaren in zijn betrekking van stadsrdieel-
kundtge te continuee.ren.
Door den heer C. J. Leendertz, leeraar
aan de Hoogere Burgerschool voor Jongens
alhier, die wegens ongesteldheid reeds gerui-
men tijd verhinderd was zijn lessen aan de
Hoogero Burgerschool te geven, is thans on
der overlegging van een geneeskundige ver
klaring verzocht hem tot herstel zijner ge
zondheid verlof te verleenen tot 1 April a s.
Aangezien tegen de inwilliging van dat
verzoek noch bij de Commissie van Toezicht,
noch bij B. en Ws. bezwaar bestaat, geven
zij in overweging gunstig op het verzoek van
den heer Leendertz te beschikken en hen te
machtigen inmiddels in de waarneming zij
nor lessen te doen voorzien.
Den gemeenteraad leggen B. en Ws.
over een schrijven van de Commissie van
Toezicht op het Middelbaar Onderwijs, waar
bij zij een aanbeveling aanbiedt van twee per
sonen ter vervulling der vacature, welke
in haar midden is ontstaan ten gevolge van
het vertrek van dr. J. W Muller.
De-n Raad verzoekende tot een benoeming
van zijn opvolger over te gaan, raaken B.
en Ws. van deze gelegenheid tevens gebruik
den Raad voor te stellen aan dr. J. W. Mul
der den dank dezer vergadering te betuigen
voor do vele en goede diensten door hem in
zijn hoedanigheid van l,id en secretaris der
commissie gedurende goruimen tijd aan do
gemeente bewezen.
Ter vervulling zijner plaats worden aanbe
volen de heeren dr. J. J. Salverda de Grave
en dr. G. J. Boekenoogen.
Door art. 26 der Woningwet worden de
gemeentebee£uren in de gelegenheid gesteld
in bepaald omschreven gevallen in het be
lang der volkshuisvesting, tot onteigening
over te gaan, zonder dat een voorafgaande
verklaring bij de wet, dat het algemeen nut
de oneitgening vordert, noodig is.
Hoewel nu het tijdstip, waarop de wet zal
in werking treden, tot dusverre, in afwach
ting der verschillende algemeen© maatrege
len, ter uitvoering harer voorschriften noo
dig, nog niet kon worden bepaald, mag toch
met grond worden verwacht, da.t dit tijdstip
niet ver meer af is.
Hot is daarom dat B. en Ws. reeds thans
zouden wenschen over te gaan, in aanslui
ting aaD het destijds door hen ingesteld en
mot zoo uitnemendon uitslag bekroond wo-
ningonderzoek, tot voorbereiding der maat
regelen, welke, door de Woningwet mogelijk
geworden, ongetwijfeld ook in deze gemeente
tor verbetering van den woningtoestand f zul
len moeten worden genomen.
Wanneer dan later de wet in werking
treedt, zal aanstonds met kracht hare uitvoe
ring ter hand kunnen worden genomen.
Ten einde nu de kosten dier voorbereiden
de maatregelen te kunnen bestrijden, geven
B. en Ws. den gemeenteraad in overweging
voorloopig een bedrag van ƒ600 te hun nor be
schikking te stellen, welke som uit den aard
der zaak uit de Onvoorziene Uitgaven, waar
op thans nog ƒ11,188 beschikbaar zijn, zal
moeten worden gevonden.
B. en Ws. geven in overweging aan mr.
H. Kloppenburg, alhier, terugbetaling van
schoolgeld te verleenen tot een bedrag van
ƒ5 aangezien zijn dochtertje, wegens vesti
ging in deze gemeente, eerst sedert half No
vember de lessen aan de Meisjesschool 1ste
klasse heeft gevolgd-
Zij stellen voor aan mej. P. W. de Vries
op haar verzoek, wegens aanstaand huwelijk,
eervol ontslag te verleenen uit haar betrek
king van 3de onderwijzeres aan de school 3de
klasse No. 5, met ingang van 1 April a.s.
De leden van de Alliance franyaisa"
zijn voor de derde maal in dezen winter sa
mengekomen en hebben opnieuw den onuit-
putfcelijken rijkdom der Fransche letterkun
de kunnen waardeeren en het genot kunnen
smaken van F raneche verzen te hooren lezen.
De spreker, de heer A. Sunier, heeft er ons
veel doen hooren, intieme en verhevene, lui
mige en ernstige; en hij heeft ze gelezen
met een innigheid van gevoel en van uit
drukking zooals alleen iemand kan wiens
gemoed in hoogo mate ontvankelijk is voor
poëzie, en in wienB binnenste de tonen der
dichters is poëzie niet muziek? wij heb
ben het nu meer dans eens gehoord een
volkomen zuiveren weerklank vinden. Maar
de heer Sunier heeft ons nog meer gegeven.
Niet tevreden met ons in onmiddellijke aan
raking te brengen met de gedichten die hij
voorlas, en ons te laten onder den, nood
zakelijkerwijs cenigszins vagen, indruk
dien de veelsoortige verzen op ons moesten
maken, heeft hij begrepen dat een publiek
als het onze er prijs op zou stellen een leid
draad door dien chaos te hebben om zijn ge
dachten te ordenen, en uit de veelheid dich
ter tot de eenheid te worden gebracht. En
daarom heeft hij ons, uit de volheid zijner
kennis, medegedeeld wat noodig was om ons
do stroomingen" te doen onderscheiden in
de poëzie die hij behandeldo.
Het moet ons uit de pen: na de vele ,,cau-
serios" die wij vroeger te hooren hebben ge
kregen van vreemde letterkundigen, en
waarin oppervlakkigheid ala synoniem van
élégance werd beschouwd, was de lezing van
den heer Sunier een verademing. Men twij
felde soms aan de levensvatbaarheid v&n
genootschappen als de Alliance framjaise"
men hoorde overal zeggen dat lezingen niet
meer in de mode waren, dat de tegenwoor
dige menschen liever thuis bij het hoekje van
den haard blijven lezen. Maar thans hebben
allen gevoeld dat het nog geheel iets andere
is voor zichzelf verzen te lezen, dan ze te
hooren voordragen door iemand die ze die
per gevoelt dan een ander en die ze ons doet
begrijpen.
Na deze „profession de foi" willen wij
een kort overzicht geven van de lezing. De
titel was „Symbolistes et Décadents", en
als uitgangspunt nam spr. de gedichten van
Verlaine, den eersten „symbolist" al
thans van de nieuweren; de heer Sunier
zelf wees er op dat reeds in de vroegere
Fransche poëzie soortgelijke kunststroomin-
gen zijn aan te wijzen. Op 22-jarigen leeftijd
geplaatst te midden der „Parnassiens", die
toen "alleen aan het woord waren, meende
ook hij in alle oprechtheid zelf te kunnen
maken „des vers émus", zonder ont
roerd te zijn; in de voorerde van zijn
„Poèmes Saturnions" beweert ook hij dat
alleen het «krstand de pen van den dich
ter moot besturen; maar hoeveel krachtiger
was de natuur dan de leer, en hoo sterk
spreekt het gevoel uit die schoonc verzen
(b. v. l'Angoisse). En toen volgden eeni-
ge gedichten uit dat eenige bundeltje „La
Bonne Ohanson", bestemd voor haar., die,
als zij gewild had, Verlaine voor goed had
kunnen ontrukken aan den demon die hem
als mensch steeds omlaag heeft geduwd, al
bleef zijn kunstenaarsziel ongerept (men
denke aan hot grafschrift door Moréas op
Verlaine gedicht, en door den heer Sunier
voorgelezen). Ook over Bandelaire sprak
deze, alvorens over te gaan tot het meer
historische deel zijner conférence. Eerst
kwamen de „Décadents" aan de beurt (wij
maakten kennis met Anatole Baju en zijn
tijdschrift „le Décadent") en daarna do
„Symbolistes". De spreker wees erop dat
van verscheidene kanten de ontwikkeling
dezer nieuwe school is bevorderd; invloed
is in dezen vooral geoefend door do Prera-
faelieten in Engeland, de naturalistische
school in Rusland met haar diepe sym
pathie voor de zwakken en misdeelden dezer
aarde, de muziek van Wagner en eindelijk
de intieme poëzie, waarin o. a. Mme
Desbordes-Valmore haar kracht had gevon
den. Ovor elk dezer stroom ingen in de
kunst sprak do heer S. uitvoerignaar aan
leiding van de laatstgenoemde dichtsoort
vermeldde hij met grooto ingenomenheid
zijn oudoren landgenoot Olivier, van wien
hij ons zeer innemende gedichten voorlas.
Hij eindigde met een gedicht van Verhaeren,
omdat hij niet, zooals hij geestig zeide,
wilde: finir sur une penséo k moi mais sur
une belle chose". Hij vergunne ons dozo
laatste tegenstelling te wraken en hem toe
te voegen: „Breng ons nog vaak „des pensés
k vous".
De Leidsche gymnastiek- en schermver-
eeniging „Sparta" gaf Zaterdagavond in
den foyer der Stadszaal een uitvoering,
welke door eon talrijk publiek, van beider
kunne, werd bijgewoond.
De soirée werd geopend door den voor
zitter, den heer O. J. Verzijden, met een
woord van welkom en een van dank voor de
groote belangstelling, het echter betreuren
de dat de vorige voorzitter, do heer Stepha-
nus, gemeend had zijn taak aan jongere
krachten te moeten doen overgaan, doch
zioh verheugende dat dozo het hom aange
boden eere-lidmaatschap heeft willen aan
nemen, waardoor hij voor de vereeniging in
ieder geval behouden bleef.
Na den heer Groenewoud als directeur to
hebben hulde gebracht voor diens uitsteken
de leiding bij de oefeningen en allen veel
genoegen te hebben gewenscht, werd over
gegaan tot de uitvoering van het program
ma, dat voor do liefhebbers van het door
„Sparta" beoefend sportgebied heel wat te
genioten gaf en zeer veel bijval vond, getuige
het herhaald daverend applaus, waarin
vooral ook de mooie plastische en andero
standen deelden.
Namens de zustervereeniging „Wiihcl-
mina", welke met Perseus" vertegenwoor
digd was, werd „Sparta" een fraaie krans
aangeboden met van waardcoring en vriend
schap getuigende woorden.
Muziek wisselde do nommers af of bego-
leidde hen, terwijl do heer A. D. U. eenige
luimige voordrachten ten beste gaf, waar
mede hij zeer veel succes inoogstte, terwijl
hij menige toegift moest geven.
Een druk bezocht en geanimeerd bal be
sloot den gezelligeD avoDd.
Het hoofdbestuur van de Ncderlandsche
Gustaaf-Adolf-vereeniging mocht weder van
Hare Majesteit de Koningin een gift ontvan
gen groot ƒ1000, als bewijs van Hoogstdcr-
zelvcr belangstelling in het streven dier ver
eeniging.
1 Benoemd is tot eersten onderwijzer aan
de school No. 2 te Alsmeer de heer J. K.
Toledo, to Haarlemmermeer.
Te 's-Gravenhage is op 54 jarigen leef
tijd overleden mr. H graaf Van Limburg
Stirum, oud-burgemeester van Noordwijk.
Het stoffelijk overschot zal Dinsdag a. s. op
de begraafplaats te Warmond worden bijge
zet.
Aan mej. J. Hoekstra, onderwijzeres
aan school I, te Zwammerdam, is op haar
verzoek een verlof uit die betrekking ver
leend van 1 Febr. tot 1 Augustus a. s., ten
einde haar studie voor de hoofdakte te kun
nen volbrengen, onder voorwaarde dat de
salarieering van een door haar te stellen
plaatsvorvangster aan het Dagolijksch Be
stuur blijft voorbehouden.
Aan den oud-hoogleeraar in de geschie
denis aan de Amsterdarasche universiteit, dr.
H. C. Rogge, is Zaterdag een zeer merkwaar
dig werk aangeboden, getiteld: Geschied
kundige opstellen", uitgegeven ter cere van
dr. H. C. Roggo. De opdracht van het boek
luidt: „Aan den zeventig-jarigen Hendrik
Cornelis Rogge, als bewijs van •waardcoring
zijner verdiensten voor de beoefening van do
geschiedkundige wetenschappen wordt deze
bundel opstellen bij zijn aftreden als hoog
leeraar gewijd door: \V. P. C. Knuttel, D.
F. Scheurleer, F. Pijper, E. W. Moes, Y H,
Rogge, G. W. Kernkamp, L. M. Rolin Cou-
cjuorque, H Brugmans, W. W. van der Meu-
len, J. E. Heeres, Corn. Hofstede de Groot,
J. te Winkel en A. W. Sijthoff." Van al deze
heeren (behalve laatstgenoemde bij wien het
werk, te Leiden, is uitgegeven) bevat het
boek een historische verhandeling.
Op den llden Juli 1900 is te Haarlem
opgericht een vereeniging van kosters d r
Proteslantsche kerkgenootschappen in Le-
derland, die zich ton doel stelt, bij overlijden
der leden aan de weduwen een uitkeering in
eens, later ook, zoo mogelijk een vaste jaar-
lijksche uitkeering te verschaffen.
In het eerste jaar van haar bestaan hebben
zich van het groot aantal kosters in ons land
slechts 40 bij de vereeniging aangesloten.
De contributie bedraagt ƒ1 per jaar. Wan
neer een der leden sterft, zendt ieder lid
aan den penningmeester, die dit bedrag zon
der eenige korting, onmiddellijk aan de bo-
trokken weduwe uitkeert.
Do kosters moeten zijn beneden de 55 jaren.
De Nederlandsche Maatschappij ter bo-
vordering der Geneeskunst uoet een onder
zoek instellen naar do verbreiding van be
smettelijke ziekten door de zuivelfabrieken
en den gewonen melkhandel, in hare laatste
algemeene vergadering heeft zij daartoe een
commissie benoomd, welke zich thans met
61)
Toen Stephen overlegd had, hoo h(J Cecil
er toe zou brongen, te spreken over de
Verity's, belde hy. Een minuut Jater diende
de knecht „meneer Halford"-aan en sloot de
deur achter den bezoeker.
Stephen, die voor den haard stond, draaide
zich om; in een oogwenk zag hy, dat hy
zich had vergist; doch hy bedwong zich en
hield een kreet ln, welke aan zyn lippen
dieigde te ontsnappen.
Op het dogen blik, toen de kapitein het
gezicht van Clement Hansell zag, deinsde hy
terug.
„Wie ben je?" riep hy, op heeschen toon:
„wie ben je?"
Bliksemsnel begreep Stephen, dat hem
maar één kans overbleef. Langzaam toetre
dende op den kapitein, die meendo, dat een
doode uit het graf was opgestaan, sprak hy
bedaard
„Ik ben John Alison!"
XLIL
„Ik ben John Alison.*
Kapitein Halford staarde Stephen aan met
een uitdrukking van groote ontsteltenis op
zyn blozend, eeriyk gezicht. Hy begreep eerst
niet, wat die woorden beduidden.
Toen herinnerde hy zich, hoe groot de ge-
lykenia was geweest tusschen de twee broe
ders, en hy begon te begrypen. Hy had
Stephen niet zoo dikwyis gezien nadat zyn
zuster mevrouw Alison was geworden; John
kende hy nog veel minder, maar de familie
geschiedenis was hem bekend.
„Zyt gy John Alison?" vroeg hy, zoodra
hy zich genoeg hersteld had om weer te
kunnen spreken. „Zyt gy de schurk, die zyn
broeder geruïneerd en zyn zuster ln het graf
geholpen heeft? Dus gy zyt hier onder een
valschen naam; en men zegt, dat gy million-
naiT zytl"
„Ja; maar ik ben pas kort in Engeland.
Ik wilde een middel vinden om boete te doen
voor het verleden; om de fortuin, welke ik
myn broeder heb ontroofd, terug te geven.
Hot toeval voerde uw zoon tot my; ik durfde
hem niet zeggen, wie ik was; doch ik trachtte
hem te helpen, 't Was de eerste dienst, dien
ik aan een Halford kon bewyzen."
„Ik was gekomen, om het geld aan Clement
Hansell terug te brongen," zei de kapitein
trotsch; „ik zal het nu overhandigen aan
John Alison."
„Neen, dat moet u niet doenl U moet het
beschouwen als uw eigen; want als Stephen
geleefd had om van my het geld te ontvangen,
waarop hy recht had, zou hy zich zeker be
schouwd hebben als uw schuldenaar voor veel
grooter som dan deze Toen het ongeluk hem
trof, heeft u een tehuis gegeven aan zyn
vrouw en kind."
„Stephen Alisons vrouw is myn zuster;
het was myn plicht, to doen wat lk deed."
„Ja; en het is myn plicht, haar terug te
geven, wat lk haar echtgenoot ontstal, O,
kapitein Halford, laat my het geld op uw
naam deponeeren by uw Bank. De helft van
myn vermogen, myn geheele vermogen zal
het hare zyn."
„Wat gy voor Stephens vrouw en kind
doet, zal geen edelmoedigheid zyn van uw
zjde, Jobn Alison; het zal een daad van
rechtvaardigheid zyn."
„En als ik het gedaan heb," vervolgde
Stephen zenuwachtig; „als ik u bewezen
heb, dat ik niet meer de John Alison van
vroeger ben, wilt gy my dan toestaan, dat
ik Marie Alison zie; dat ik haar zeg, hoe
oprecht myn berouw is; wilt gy toestaan,
dat ik haar om vergeving smeek?"
„Gy zult haar niet zienl" riep de kapitein
uit. „Hoe zou myn arme zuster uw aanblik
kunnen verdragen 1 Gy zyt het levend even
beeld van haar overleden echtgenoot; gy, die
door uw scburkery haar gemaakt hebt tot
weduwe van oen man, wiens nagedachtenis
voor eeuwig geschandvlekt lal"
„Hy was onschuldigI" protesteerde Stephen.
„Ik hoop hot.... en ik tracht het te ge
loovon; maar hot zal nimmer te bewyzen
zyn 1"
„Het kan bewezen worden..,, het moet
bewezen worden I"
„Wie kan dat doen?"
„Ikl"
De kapitein staarde ln de uiterste verba
zing den man aan, dien hy voor John
Alison hield.
„G y kunt dat bewyzen? Hoe?"
„In den avond, toen Stephen stierf, was
ik by hem."
„By hem.... op zyn kamer in Exton-
street?"
„Ik had uitgevorscht, waar mijn broeder
was, en ik ging hem bezoeken, 't Was geen
aangename ontmoeting eerst; maar ten laatste
kreeg ik zyn vergiffenis, en terwyi wy spraken
hoorde hy buiten het geroep der kranten-
verkoopers over den moord. Hy ging een blad
koopen; toen hy terugkwam, was hy bleek
en zeer ontroerd. Hy vertelde my alles. Hy
was onschuldig; maar de schrik, die zich van
hem meester maakte, toen hy zag, in welk
een wanhopigen toestand hy was gebracht,
veroorzaakte de hartaandooning welke hem
doodde."
„En gy, zyn broeder, verliet hem, zonder
eenig toeken te geven; gy, die zyn onschuld
kende, deedt geen poging om die te open
baren?"
Stephen aarzelde. Hy was geneigd, de
gehoelo waarheid te bekennenmaar hy
vreesde, dat de kapitein hem niet zou willen
helpen in het bedrog; dat hy ook het geld
zou weigeren, hetwelk by aan zyn vrouw en
kind wilde doen toekomen. Vooreerst zou hy
nog John Alison blyven.
„Gy antwoordt niet", zei de kapitein; „gy
kent de waarheid; gy hebt Stephens laatste
woorden gehoord, en gij laat toe, dat die
verdenking op zyn gedachtenis blyft rusten."
„Was ik voor den dag gekomen, dan had
ik moeten zeggen, wie ik Was. Bedonk, dat
ik de millionuair Clement Hansell bon. De
wereld behoelt niet te weten, dat ik John
Alison ben, de bankroetier, die zyn eigen
familie ruïneerde.
„Gy waart toen een lafaard, gy zyt het
nogl Gy hadt zyn vrouw en dochter ten
minste die laat6te schande kunnen sparen.
En dat moet gy nog doenl"
„Ja als gy my wilt helpen."
„U helpen? Ja, ik wil u helpen, door de
politie te roepen. Gy zult voor een rechtbank
verklaren, wat gy nu my vertelt."
Des kapiteins blauwe oogen fonkelden van
verontwaardiging, en hij ademde sneller. Tegen
over dezen man, die de oorzaak was van al
het leed, dat het leven zyner moeder had
verduisterd, voelde hy een hevig verlangen
naar wraak. De weelde in deze omgeving
achtte hy een schande, als hij dacht aan
Stephens laatste levensdagen.
De millionnair wachtte, tot des kapiteins
toorn een weinig was bedaard. Toen sprak
hy kalm:
„Als gy mj verraadt, kan ik niets doen;
als gy my wilt helpen, kan ik alles. Myn
bloote verklaring van hetgeen Stephen my
vertelde, zou niets geven ZUn onschuld kan
enkel blyken, als de schuld van anderen is
bewezen."
„En zyt gy daartoe in staat?"
„Ja. Wat Stephen my meedeelde, zal de
politie een spoor aanwijzen, dat zy kan volgen
met kans op succes."
„Ga dan naar de portie."
„Ik heb gezegd, waa»om ik .dat niet kan
doen. Ala gj myn aanupzingen wilt volgen
en my niet lastig vaden met vragen, beloof
ik u, dat Stepnen Alisons onschuld glashelder
aan de wereld zal worden getoond."
„Wat wilt ge dan, dat ik duen zal?"
„Zend uw zoon Cecil naar mij toe."
„Wat kan hy doen? Ik begrjp u niet."
„Ik heb u gezegd, dat gj mj mots vrageB
moet. Wilt gj hem zenden?"
De kapitein bedacht zich even. Wel be
schouwd,'was er geen reden tot wantrouwen.
Alison had door zyn gift aan Cecil getoond,
dat hy inderdaad verlangde, het gebeurde van
vroeger goed te maken.
Wordt vervolgd.)