No. 12848
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 11 JANUARI. - DERDE BLAD.
DUIZEND POND.
Anno 1902.
Ginxton Zoons, reeders cn kooplui in de
Üity van Londen, hadden met zware finan
cieel© moeilijkheden te kampen. In lang
.vervlogen dagen, toen Silas Ginxton nog
in de fleur van zijn leven was, ^doorkliefde
menig fraai vaartuig met rijke bevrachting
en tot belangrijk voordeel der genoemde fir
ma de zilte baren. Thans echter had de
oude Silas wegens vergevorderden leeftijd en
verval van krachten aan de zaken vaarwel
gezegd, en zijn gelief koosden arbeid aan zijn
beide zoons Godfried en Draco moeten over
dragen. Ongelukkigerwijze geraakte door
toedoen van een hunner het zoo gunstig be
kende handelshuis binnen verloop van be
trekkelijk korten tijd in een toestand van
diep verval.
De knappe Draco (dus placht men den
jongste in de wandeling te betitelen) was
een zeer bestendig en arbeidzaam jong-
mensch geweest, die de handen flink uit do
mouw wist te steken, doch, schandelijk be
drogen door zijn verloofde, onderging zijn
karakter een hoogst betreurenswaardige ver
andering. Door een leven van verkwisting
en verregaande ongebondenheid te gaan lei
den, zocht hij vergetelheid in zijn bittere te
leurstelling en gaf zich aan den drankduivel
1 en losbandige vrienden op genade en onge
nade over. Hij waagde zich allengs in ge
vaarlijke scheepsspeculaties, wier droevige
uitkomsten te gelijk met de vermeerdering
zijner steeds grooter wordende schulden den
naderenden ondergang der firma nog be
spoedigden.
Toen Godfried op_een avond het kantoor
genaderd was, verwonderde het hem op
straat do vensters er van verlicht te zien.
In de vestibule aangeland, zag hij de deur
van zijn privé-vertrek op een kier staan.
Het licht kwam van een gasarm boven zijn
lessenaar, waarover een man lag voorover
gebogen. Godfried trad binnen, en toen de
man het geluid der voetstappen achter zich
vernam, zag hij eensklaps schuw om zich
heen. 't Was niemand anders dan Draco.
„Wat heb je hier bij mijn lessenaar uit
'te voeren?" vroeg Godfried verwijtend.
„Dit is. m ij n zaak," antwoordde Draco,
tijn schreden naar de deur richtend.
„Je verlaat deze kamer niet, versta je,
voordat ik antwoord op mijn vraag bekomen
heb," en Godfried sneed hem den door
tocht af.
Er ontstond een korte worsteling, welke
hiermede eindigde, dat beiden met een he-
vigen smak tegen den lessenaar aanrolden,
waardoor de lamp omver viel en te gelijk
met de beide broeders op den vloer neertui-
melde. In de kamer heerschte thans volsla
gen duisternis en Godfried hoorde zijn broe
der op kermenden toon uitroepen, dat zijn
pols hem hevige en bijna onduldbare pijn
veroorzaakte. Een looplampje ontstekend,
deed do oudste de treurige ontdekking op,
dat Draco zich bereids uit de voeten had ge
maakt ,en voorts bemerkend, hoe cenige op
den vloer verspreide papieren met bloed
vlekken bemorst waren, kwam hij tot de
overtuiging, dat zijns broeders hand door
den tot scherven verbrijzelden ballon der
lamp zwaar gekwetst moest zijn geworden.
Thans een vluchtigen blik in de laden zijner
schrijftafel werpend, deed hij de droevige
ervaring op, welke beweegredenen Draco op
dit ongewone uur naar het kantoor gedre
ven hadden. Godfried miste 1000 pond aan
banknoten.
Een maand of drie na het hierboven ver
melde werd de firma failliet verklaard, en
Silas Ginxton bezweek onder den schok, dien
het spoorloos verdwijnen van zijn jongsten
telg hem veroorzaakte.
Godfried Ginxton kreeg een betrekking
uls kantoorbediende on na verloop van een
goed jaar knoopte hij kennismaking aan
met Maggie Rivers, een meisje, op welks be
zit iedere jonkman met recht trotsch had
mogen zijn. Doch in zijn vaderland niet ge
noeg meer kunnende verdienen, om in eigen
onderhoud en dat eener echtgcnoote te voor
zien, zei hij na zijn huwelijk don zoo dier
baren geboortegrond vaarwel om zijn geluk
in een hem geheel vreemd werelddeel te gaan
beproeven.
Doch ook daar liep alles niet te vlot van
stapel. Het jeugdig echtpaar bewoonde een
zeer eenvoudig huis met slechts het hoogst
onontbeerlijke huisraad.
Zekeren avond, dat Godfried in zijn wo
ning terugkeerde, gaf hij zijn leedwezen te
kennen geen duizend pond in een onderne
ming te kunnen steken, daar liij met dit be
drag een eerlijk bestaan voor zich en zijn
lieve echtgenoote kon erlangen. Terwijl hij
nog sprak, liet Maggie een verfrommeld pa
pier op den vloer vallen, waarin 's mor
gens het vleesch, hetwelk thans met zorg be
reid gereed stond, door den slager gewik
keld was. Haar echtgenoot hield er onwil
lekeurig het oog op gevestigd en bijna op
hetzelfde oogenblik trokken de woorden
duizend pond, in kapitale letters ge
drukt, zijn onverdeelde aandacht. Godfried
t raapte het papier van den grond op en
vouwde het voorzichtig uiteen. Wat hij las,
was het volgende:
Duizend pond beloonïng.
I Aan hem of liaardie den bandiet BI ach
Jim dood of lemend aan de politie overlevert.
Dan volgde het signalement van genoem
den Jim. De bandiet scheen een zeer zorgeloos
leventje te leiden, doch dit moet te zijner
eer vermeld worden, dat hij nooit den arme
van een of ander goed beroofd had. Inte
gendeel, meermalen Behoof hij zelfs mooie
goudstukken onder de deur van woningen,
waarbinnen, naar hij onderstelde, armoede
en ontbering geleden werd.
„Zie, Maggie, dit juist hebben wij noo-
digduizend pond", en hij overhandigde
haar de annonce.
Maggie verzocht haar man vriendelijk om
zich aan tafel neder te zetten.en zijn maaltijd
te gebruiken en zij las eerst toen de regels,
die de aandacht van Godfried in zoo hooge
mate getrokken hadden.
„O, ik zie het al", riep zij uit, „er is weer
sprake van Black Jim. 't Is maar te hopen,
dat hij buiten het bereik van zijn vervolgers
blijft, want dan is het met hem gedaan. On
geveer vijf voet, tien duim lengte, donkere
baard en een litteeke-n aan den pols, voorts
nog wel geproportionneerd
Eensklaps werd zij in haar lectuur onder
broken.
„Wat scheelt je nu?" riep zij uit, toen zij
haar echtgenoot plotseling zag verbleeken.
„Ik kan er mijzelven geen rekenschap van
geven, Maggie, maar bij het vernemen dier
aanduidingen is mij iets te binnen gescho
ten, wat mij aan lang vervlogen dagen her
innert. Eon litteeken op het handgewricht,"
en Godfried scheen opnieuw in ernstige gi
dachten verzonken to zijn. „Doch neen,"
riep hij uit, „ik moet rmi bepaald aan een
grove vergissing schuldig maken."
Zijn vrouw wist nog niets betrekkelijk het
voorgevallene., met zijn broeder Draco. Ge-
'lukkig ook geraakte het onderhoud allengs
op een ander thema, want de gedachte, hoe,
alle toeval buiten spel gelaten, aan do som
van 1000 pond te komen, drong bij Godfried
weder op den voorgrond. En dewijl er van
talmen geen sprake meer kon zijn, besloot
de ondornomende jonge man voor de zoo-
veelste maal bij een rijk met aardsche goe
deren gozegenden vriend om hulp te gaan
aankloppen.
„Indien Black Jim je tijdens mijn afwe
zigheid 6oras met een bezoek mocht „ver
eeren", vergeet dan de revolvers aan den
muur niet, Maggie I" riep hij bij het heen
gaan uit.
De jonge vrouw zag haar echtvriend met
leede oogen vertrekken.
„Wees voor mij niet bevreesd, Godfried,
on goed succes, hoor 1"
Een uur ging ongemerkt voorbij, want
Maggie had nog verschillende huiselijke be
zigheden te verrichten, voordat haar echt
vriend kon terugkeeren. Doch nauwelijks
was zij hiermede gereed, of met een gewel
digen ruk werd de voordeur geopend
en kwam er een man naar binnen gestoven,
die het nachtslot met krampachtige bewe
ging omdraaide en vervolgens met geheel
zijn lichaam tegen de deur aanleunde. Hij
hijgde cn snakte als het ware naar adem.
Do vreemde bezoeker was foracli en droeg
een donkeren baard. Hij was zonder jas en
eenig hoofddeksel. In een der handen hield
hij stevig zijn revolver vast, terwijl de an
dere machteloos en hevig bloedend omlaag
hing.
Maggie verkeerde natuurlijk in doodelij-
ko onrust. Zij rees van haar stoel op, zag
schuw naar den ongenooden gast en ves
tigde vervolgens haar Llikken op de vuur
wapens aan den muur. Doch als instinct
matig scheen zij eensklaps tot de overtuiging
te komen, dat de vreemdeling geen boosaar
dige plannen in het schild voerde, doch
slechts haar woning als een veilige haven
tegen dreigend onheil beschouwde.
Haar eerste gedachte was die van mede
lijden. „Jo hand bloedt, laat zo mij voor je
verbinden," sprak zij zacht, terwijl zij met
uitgestrekte armen op den indringer toe
trad.
Do man scheen het jonge vrouwtje echter
niet te vertrouwen en hief zijn hand op, niet
de bloedende, doch wel die, waarin de re
volver rustte. „Blijf op eerbiedigen af
stand," gebood hij haar, „want ik stel geen
vertrouwen meer in vrouwelijke wezens."
Hij hief vervolgens de bloedende hand
voorzichtig op en zag naar de gapende
wond. „Een diepe snede," sprak hij met een
lach, „doch deze zal mijn vervolgers niet te
vreden stellen.'' Op een scherpen toon ver
volgde hij: „Is hier nog iemand anders in
huis?"
„Neen," gaf Maggie rustig tot bescheid.
„En heeft deze woning nog een anderen
uitgang dan deze?"
„Ja, door dit vertrek."
Hoezeer deze woorden ook op een toon
van oprechtheid gesproken werden, twijfel
de de vreemdeling nochtans aan de geloof
waardigheid er van en ging hij zich in per
soon van de zaak vergewissen. Maggie nam
middelerwijl de gelegenheid te baat om een
pistool van den muur nemen en het in
haar zak te laten glijden. De zonderlinge
bezoeker zag dit, doch liet hiervan niets
blijken. Nauwelijks was hij weder de voor
kamer binnengetreden, of van buiten werd
eenige ongewone beweging vernomen. De
indringer hoorde het en drukte Maggie op
het hart om zich zoo rustig mogelijk te hou
den. Hij schreed vervolgens naar de deur
on luisterde met ingehouden adem.
„Zoo, zij zijn mij dus ook hier weder op
h§t spoor I Doe fluks de lamp uit," gebood
hij de jonge vrouw op zachten, doch na-
drukkelijken toon en hij grendelde de deur
nog zorgvuldiger, voordat hij er met zijn
ganscho lichaam tegen aan leunde.
Maggie gehoorzaamde.; en duidelijker
werden thans mannenstemmen vernomen te
gelijk met een tikken op de deur.
„Hebt gij soms ook een vluchteling voor
bij zien snellen?" deed zich buiten een man
nenstem hooren.
„Antwoord hem niet en verzin een ver
ontschuldiging, of ik haal don haan van
bezoedeld om door de uwe te worden aange
raakt," zeide hij.
Maggie sloeg geen acht op deze bekente
nis, doch haalde zonder verwijl eenige lin
nen windsels uit de lade van een kastje te
voorschijn. Do wonde was tusschen duim en
wijsvinger.
„Raak niet aan mijn pols!" sprak de
vreemdeling zoo vriendelijk mogelijk.
„Dit zal toch noodig zijn om het verband
vast te leggen," gaf de jonge vrouw tot be
scheid, doch nauwelijks hield zij zijn arm in
haar kleine hand, of zij riep hevig ontsteld
uit: „Goede Hemel, je bent Black Jim in
eigen persoon I"
Meteen richtte zij haar schreden naar de
tafel om de half verscheurde courant tot
staving harer woorden voor den dag te
halen.
Er ontstond een pijnlijk stilzwijgen. De
vluchteling scheen reeds te gissen, wat Mag
gie in haar hand hield.
„Nu je weet, wie ik ben, heb je ongetwij
feld geen spijt mij uit de klauwen der justi
tie gered te hebben, nietwaar?" vroeg de
uiijn revolver over," dreigde de indringer
op zachten toon.
Maggie zag hern met rustige oogen aan.
„Ik ben niet vanzins een enkel woord tot
je verdediging te spreken en laat liever de
deur aan splinters verbrijzelen, als je wei
gert mij je wapen ie overhandigen," ver
zekerde zij.
Na een pauze herhaalde zich het geklop.
De vreemde bezoeker voldeed nu aan Mag
gie's verlangen en meteen speelde er een
glimlach om zijn lippen. De jonge vrouw
aarzelde nog een oogenblik; dan trad zij
naar de deur toe en riop op luiden toon
door het sleutelgat:
„Wat gaat het mij aan of hier iemand is
voorbijgekomen? Is zulk een vraag nu een
reden om iemand den doodschrik op het lijf
te jagen? Of is soms aan mijn echtgenoot
eenig ongeval overkomen?"
„Zeg ons of gij ook een vluchteling ge
zien hebt?"
„Neen, ik heb geen sterveling gezien.
Mijn man toeft in de stad en ik ben moe
derziel alleen thuis," luidde Maggie's ant
woord.
„Open in alle geval de deur. Wij zijn ver
plicht een huiszoeking bij je in te stellen."
Wacht dan even, totdat ik je kan ont
vangen."
Zij deed alsof zij zich eerst moest verklee-
den en maakte van deze gelegenheid gebruik
om haar onbekenden gast in veiligheid te
brengen. De kleine woning bevatte een ver
borgen hoekje, dat niet gemakkelijk do aan
dacht der politie jcou trekken. En dit ge-
schieddo dan ook niet, zoodat de huiszoe
king voor de politie geenerlei resultaat op
leverde.
Toen de bedienaars van het gerecht onder
beleofde verontschuldigingen de jonge
vrouw verlaten hadden, kwam de vluchte
ling weder uit zijn schuilhoek te voorschijn.
Zijn bewegingen waren kalm, en hij hield
zijn oogen strak op den grond gevestigd, als
waagde hij het niet ze tot zijn beschermster
_pp te heffen.
„Je bent de edelste vrouw, die ik ooit in
uiijn leven ontmoet heb," sprak hij aange
daan, „en ik weet waarlijk niet, hoe je voor
dezen aan mij bewezen dienst naar behooren
dank te zeggen. Aanvankelijk stelde ik niet
het minste vertrouwen in Je. Je hebt meer
voor me gewaagd dan je jeugdig leven, doch
zeg eens in oprechtheid, hoe kon je u om
mijnentwille zooveel gevaar op den hals
halen dewijl je toch weet, dat de politie
geen eerzamen burger als een roofdier op
de hielen zit?"
„Laat me, liever dan hierop te antwoor
den, je zwaar gewonde hand verbinden,"
smeekte Maggie met een glimlach.
„Mijn hand is veel tc erg door misdaden
man met een bitteren lach.
„Ik zou je nooit hebben overgeleverd 1"
riep de jonge vrouw op overtuigenden toon,
„want sterven mag je niet, aleer de misda
den, waarmede jij je geweten bezoedeld
hebt, ih Gods oogen zijn uitgewischt. Bo
vendien, ik had mij nooit kunnen voorstel
len dat Black Jim er zou uitzien, gelijk je
hier thans vóór mij staat."
„Zoo?" vroeg de man en een weemoedige
trek speelde om zijn lippen. „Ik ben ook
niet ten allen tijde geweest, wat ik op dit
oogenblik ben. Er was een tijd, dat men mij
als een voorbeeldig en arbeidzaam jonkman
roemde, en, laat mij niet te trotsch zijn er
deze bekentenis bij te voegen, ik zou geble
ven zijn, wat ik eenmaal was, zoo ik een
vrouw had leeren kennen zooals jij
Bij het zien van zijn droevig gelaat vloei
den er bijna tranen uit Maggie's oogen.
„Waarom niet aan dit land vaarwel gezegd
en in een vreemd en afgelegen oord een
beter leven begonnen?" vroeg zij.
De jonge vrouw voltooide thans het ver
band om de zwaar gewonde hand en smeekte
den vreemdeling, om toch haar woning te
verlaten, voordat haar echtgenoot mocht
zijn teruggekeerd.
Toen Black Jim haar bij het uitspreken
dezer woorden een vragenden blik toewierp,
vervolgde Maggie: „Vergeef me, dat ik deze
raadgeving tot u richt, maar mijn man ver
keert thans in geldelijke ongelegenheid, en
zou
„Ik begrijp reeds, wat je wilt zeggen.
Maar het zou waarlijk nog zoo'n oneervolle
dood niet wezen, om door mijn verscheiden
je man en zijn beminlijk vrouwtje uit een
benarden toestand te bevrijden."
„Noen, neen, vertrek, ik smeek er u om;
God veroordeelt den zelfmoord en tot Hem
moet je terugkeeren 1"
„Welnu, ik zal gaan, doch 6chenk mij
vóór ik vertrek een klein aandenken, dat mij
in verre gewesten j'e beeltenis weder voor
den geest roept."
„Je wenscht een photographic van me?"
Een glimlach van geluk speelde om de
lippen van don beklagenswaardigen man.
„Ik zal aan je verzoek gevolg geven,
Black Jim, en dan tevens op de achterzijde
van mijn portret de woorden schrijven, wel
ke mijn onvergetelijke moeder mij eenmaal
als kind in het geheugen prentte.
Zij deed dit en overhandigde nu de photo-
graphie aan den vluchteling. Deze las:
W ie op den hoogen God vertrouwt.
Heeft zeker op geen zand gebouwd.
Doodsbleek werd Black Jims gelaat, toen
zijn oog op deze twee versregeltjes viel.
„Noem mij als ik u bidden mag den naam
van je man," riep hij op sidderenden toon.
„Godfried 1"-
De rampzalige was thans niet langer
meer in staat om de aandoeningen, wclko
hem inwendig bestormden, verborgen te
houden, en Maggie had reeds uit de uit
drukking zijner gelaatstrekken gelezen, dat
de naam, door haar uitgesproken, door den
vreemdoling verwacht was.
„Toon mij zijn photographic, wil je?"
Zij voldeed aan zijn verzoek en hij kwam
thans tot de vaste overtuiging, dat hij zich
in tegenwoordigheid van de gade zijns broe
ders bevond.
Mocht hij haar de waarheid mededeelen?
Hij wist het niet, doch besloot het na eenig
aarzelen te doen. „Hoe hard het je ook moge
vallen," sprak hij diep bewogen, „toch meen
ik verplicht te zijn je te zeggen, dat ik de
jongere broeder van je echtgenoot ben."
„Hoe is dat mogelijk? Godfried heeft mij
steeds te kennen gegeven, dat zijn broeder
Draco reeds sedert lang niet meer tot de le
venden behoort."
„Wel beschouwd, ware het beter van mij
geweest je in dien waan te laten. Je echtge
noot verkeert in geldelijke ongelegenheid,
nietwaar
„Ja, doch wat doet dit ter zake?"
„Dit beteekent, dat do versregeltjes, zoo-
even door je geschreven, voor je zelve in
vervulling gaan."
Terwijl Black Jim deze woorden uitsprak,
was Maggie's echtgenoot binnengetreden.
Zonder den bezoeker op te merken, trad hij
rechtstreeks op zijn echtgenoote toe en sprak
geheel ontmoedigd:
„Alle pogingen, vrouwtje, zijn geheel
vruchteloos geweest; ik kan het geld niet
machtig worden."
Aleer zijn vrouw hem kon antwoorden,
zag hij dat er een derde persoon aanwezig
was en deze niet op het eerste gezicht her
kennende, sprak hij tot Maggie:
„Ik zie, dat je bezoek hebt, vrouwtje."-
ïïaggïê "Blièrt'ët-ïttizWTj gGE. 3tr8Ks»
„Goede Hemel, het is Draco. Mijn broe
der, hoe maak je het?" en hij wilde den sid
derenden man de hand reiken.
„Neen, Godfried, ik mag je hand niet
aannemen," kwam het bevend van de lip
pen des misdadigers, „ik bon hier slechts
door een toeval aangekomen. Men noemt mij
Black Jim. Doch je verkeert in geldelijken
nood, nietwaar? Welaan, ik zal je aan de
zoo vurig verlangde som van 1000 pond
helpen."
En terwijl hij dit zeide, legde hij de revol
ver op zijn borst aan en zonk zielloos ter
aarde.
-Draco Ginxton had thans zijn schuld aan
zijn broeder Godfried voldaan, doch helaas I
op welke wijze. En met gebogen knieën lag
het jeugdige echtpaar voor liet zielloos over
schot van dengene, dien beiden reeds lang
als een gestorven broeder beweend hadden.
De maanden des jaars.
Het jaar heeft elke maan- uitgehouwen
in het grijze graniet van den tijd, tot zij
daar nu staan, als beelden in ec beeldengar-
lerij, iöaer met zijn eigen trekken en ge
daante.
Daar is Januari allereerst, krachtig,
gezond en vroolijk in al zijn armoê van bla-
derlooze boomen en sneeuwlandschappen en
het stroeve zwijgen van bevrozen water
Maar krachtig is de handdruk van Janu
ari en vrienden lezen een welkom in zijn
heldere oogen.
Februariis minder een kind van 't oogen
blik. Hij is bedachtzaam. Hij doet de sneeuw
smelten op de daken een hangt lange drui
pende ijskegels aan de vensterkozijnen. Hij
kleurt de zee met diepe, krachtige kleuren,
zonder nevelige incensraelting van tint, en
hij geeft een bedrieglijken zonneschijn over
't strand en voert een meeuw in spedevlucht
langs de duinen of het zomer was. De inus-
schen zijn minder hongerig tijdens bun ge
meenschappelijke maaltijden in stalstuint jas
en cveral, waar men hen g "i noodde.
De broodkruimcis blijven liggen en zinken
diep weg in dc wegdooiendc sneeuw.
Maart heeft stormen zonneschijn,
kracht cn lieflijkheid, lachjes en tranen in
hetzelfde uur. En oor wie aan haar, a/s
lentemaand, zouden gaan twijfelen, heeft zij
triomfantelijk een Maarcsch viooltje aan te
wijzen in de sneeuw „Puis," als een Fransch
versje zegt:
Au seuil d'Avril tournr it la tête,
II di«: Printemps, tu pcux vcnir.
Daar is reeds April, de wispelturige zus
ter van Maart, die het spelletje van Maart
speelt met verfijnde coquctteric. Zij is vol
spontane opwellingen er lu;men van neer
slachtigheid of uitgelaten vreugd en zij geeft
zich geheel aan het oogenblik, zonder voor»
behoud en zonder nadenken.
M e i is als een Pinksterbloem, dc uitvcr»
korene onder allen, gesierd en getooid, be»
zongen en geliefd, geleid in triomf langs dö
velden, vertoond aan ieder in haar schoon
ste kleed.
Juni heeft een leeuwerik in de lucht en
vlugge zwaluwen laag langs den grond. Blan
ke wolken over teeder blauw en zonnige dag
gen, vol van een bollen wind, die leven in 't
landschap brengt en in dc ritselende boom-