Wekelyksehe Kalender. Na den storm. Wetenschap en Industrie. Stofgoud. RECEPT. Raadgeving. Om dea dag te bepalen van iederen datnm tusschen 1788 en 1981. ALLERLEI. RaadseL Onzin. blaadjes een gerucht; van eteaimea wekt» die yroeger zwegen. Maar Juli is vol van een droomerige rust en e>en in sluimer wiegende warmte Zij heeft etilte in dc groene blaadjes, een smaragden echemcr en trillend iicht over do wijkende heide. De zee is zacht, wazig blauw met loo- me golven, wier gcruisch vergaat in een zucht op het strand. En varmen zonneschijn op 't witte, stuivende zanci van de duinen en glinsterend zilver, gvblaaen in de helia- etengols door den luwen zeewind. Augustus doet den b' ken sikkel flit sen tusschen het zonnig koren, haar geduid is het wetten van een zeis en een echo van de vroolijke melodieën der oude oogstliede ren; zij h^eft in alles de volheid van het rijpe romerschoon. September met blauwe nevelverschie- ten, of zij den zomer tot iets onwezenlijks wil maken, iets, dat wijkt naar 't verleden 'dat wegschimt in wazigen damp. In 't linde loof blink wat bladers geel, aan do kastan jes hangen de ronde stek el vruchten en er is een tint van bruin u hun kruinen van dof, verschrompeld bruin. Over het gras kruipen braamrankcu met een rood blad huy daar en zwartgerijpte vruchten. Groote pad den- et reien schieten overal c_ in de vochtigheid onder rijzige dennen en lager hakhout. Sep tember kleurt haar dagen met een begin van geel en bruin en rood cn omsluiert ze dan met haar blauwe nevels. Zij neeft een koeler bries in 't groen en over de zee en lange vluchten van trekvogels door de lucht. De zonsondergangen van September vlammen tusschen zware wolkbanken door, diep onder de teere parclmoertinten boven aan den hemel. Octobor schetst de lijnen van een win terlandschap op haar fletse lucht; fijne, dun ne boomtakje- en den vorm der donkere stammen teekent rij tot boven in de ^ruin. Er is weinig wind en er is een dunne, witte damp over het landschap. Ver in de p-lders hangt die nevel laag, ale een web van broze draden dat huizen en schuren inspon e ook "».'w 3552;- iEi-'-ivisa-èaSrröstfir 2 maar rond, oï z_j z*ch uit het rag los wilden werken. Boven den nevel is zon genoeg om de slooten blank te doen sta i zn do weiden, een witte zilverzon. Daar is ten aai, die naar voren viiegt uit den wiiten mist en de grashalmen, vóóraan n dc wei, glanzen alle. October spint blinkende draden om dor loo- vcr, dat ritselt lang het wandelpad, en soms geoft zij het donzen randen in een kouden nacht. Nov mber doezelt alles grauw en zij heeft lichten zilvermisfc en rossen, vochtrie- kenden mist, als sluiers, vaorin zij zich hult. Zij heeft kouden regen en stormvlagen, dio de kale takken zwiepen, en zij heeft de eerste sneeuw, die 'e morgens hgt de daken. Het is of zij me iederen^dag haar valcn mantel hooger om haar schouders trekt, en traag gaat over de aarde in -rwijgen. Gcon maand is zoo stil als November, rij ?Troopt alle hoo rnen kaai, dat zij wachten den winter met zwijgen. December ziet donker en is vol beloften van sneeuT Een zwerm grauwe musschen schuilt weg in een dorren meidoornstruik. Do dagen zijn kort en de vroege avond doet de sneeuw buiten op de^uinpaden en op de lage struiken spookachtig lichten. In 't wes ten is iets als een schijnsel an geel aan de lucht en de roode zonsondergang is diep ge brand in den witten Decemberdag. December sluit de rij en lichte vlokken, een winter- droom van witte vlinders, zweven als ge kiekte herinneringen om - jn hoofd Zondag. Waar stil een hart van liefde gloeit, i O, raak er niet lichtvaardig aan, 1 Noch blu8ch de vonk der Godheid uit, I Geloof mi], 't ie niot welgedaan, Maandag. Er z\jn menschen en zjj behooren tot de edolsten, die met het klimmen der jaren Bteeds zachter van inborst en beminnelijker "worden. Dinsdag;, Wèl haar, die een ziel mocht vinden, die met de hare harmonisch stemt 1 Woensdag. Een vaste wil kan oen man groot of klein maken. Donderdag. Een ledige maag maakt den monscli tot plaaf, een overvolle brengt hem tot dwaasheid. Vrijdag. De ware vreugde dwaalt op aarde evenals de ware wijsheid, door sleohta weinigen aan schouwd en in vrede genoten. Zaterdag; Een goede naam is als een eiland) omgoven door hooge en steile rotsen. Heeft men dat even verlaten, dan kost het veel moeite, ja, het blijkt wel eena onmogelijk, om daar weder hevea op to komen. De ruwe storm heeft uitgewoed, Al drijft de hooggezwollen vloed Zyu witgepluimde baren Met woest geweld nog strandwaarts hees; Toch, toen de nieuwe dag versoheen. Ging wind en zee allengs bedaren. Wel was 't een vrees'ljjk bange nacht. Op 't eling'rend vaartuig doorgebracht Door de arme schepelingen Maar ook in vrees en aDgst doorleefd Door haar, wier harte heeft gebeefd Bij 't raad'loos, smeekend handenwringen. De kind'ren, 't meisken als de knaap. Zij lagen in gernsten slaap, Als ware er niets te vreezen; Maar de arme vrouw had rust noch dour En wat zij leed in 't nacht'lijk uur Was wel op haar gelaat te lezen. Haar hart was bjj haar man op ze®, Bet dobberde op de baren mee En stierf wel duizend dooden, En toen 't nu eind'lyk morgen werd Was de arme, als 't geiaagde hert, Met bel haar kind'ren *t hnis ontvloden. Zjj zocht een mast, zj keek zioh blind. Aan elke zijde een schreiend kind, Terwijl zjj angstig zuchtte; Geen straal van hoop drong tot haar door. Maar 't goifgedruisch blies haar in 't oor De schrikbre mare, die zij duchtte. Zóó had ze er uren lang vertoefd, En nu nog weder, zielsbedroefd, Staat ze aan het strand te weenen.... Ach Deen! zjj heeft geen hope meer, Het laatste vaartuig keerde we^r; Maar 't hunne alléén was niet versohenen. Waar' 't niet vergaan in volle zee, Dan lag 't reeds veilig op de xeö; O, God, 't is wis verloren! Nog staart soms 't meiske in 't bang verschiet; Maar moederlief en broertje nietje Zij zien geen ster der hoop meer gloren. En ja, gevestigd werd de vrees; Een aangespoelde kruik bewees Weldra de treur'ge waarheid: „Wij zinken.... vrouwlief, helpe God ,U en de kind'ren in'nw lot!".... 't Was vaders schrift, dat bleek met klaarheid. üeenT^uc- *rm® visscher keerde. ri.ief. - Zijn weduw' staarde in 't baDg verschiet, Ontroostbaar in haar smarte „Wij zinken!".... en daarbjj die be6, Die hij nog stervend voor hen deè Die woorden sneden haar door 't harte. Maar toch: zij leerde daag'lyks meer Haar hoop te bouwen op den Heer En voortgaan zonder vreezeD, En toen bleek haar hoe waar hot ie. Bij al haar smartelijk gemis, Dat God een steun der wednwo is En Vader is voor arme weezen. C. vau Koetsveld CEzn. H'et vaderland der sigarette moeivolgens Friedrich von Hellwald, gezocht worden dp do eilanden van den Maleischen archipel, bij de Dajaks van Borneo. De sigaretfce dezer wilden bestaat uit een weinig tabak, die in het blad van een banaan gewikkeld. Op Java worden sigaretten gerookt, wier omhul sel uit bladen van maïs of van den urenga- Buikerpalm wordt vervaardigd; zij moeten gerookt zijn lang voordat C- Europoesche inr- dustrie zich van dit genotmiddel meester maakte. D Tradescantia als weer-prof eet. On der de sierplanten voor de kamer en vooral voor de bloementafel zijn vele soorten van bet geslacht Tradescantiao. a. Tr. viridisze- li rina en multicolor algemeen in gebruik. Het meest wordt Tr. zebrina voor dit doel aangekweekt. Zij is, evenals de andere soor ten, wegens haar goede eigenschappen, zeer geschikt voor hangplant en omdat zij onaf gebroken bladeren draagt, ook een sieraad voor bloementafels, consoles, enz. Wanneer men haar eenigermate aan het zonlicht blooi- 8telt, ontwikkelen zich haar licht-violette knoppen en bloemen. De knoppen openen zich steeds 24 uren voor het begin van re gen, sneeuw of onweer. Daar deze plant, c u* maal in bloei gekomen, vc.rtdurend knop pen bezit, ciie op het punt staan zich te ope nen, kan men haar als wecrvoorspelster ge bruiken. Wijl zij zeer gemakkelijk wordt ge kweekt, is zij in alle kweekerijen tot een mar tigen prijs te bekomen. Ook kan men haar met weinigm oeite door stekken vermenig vuldigen. Bij den aankoop zorge men, dat men niet de eenkleurige Fr. viridismaar de gestreeptbladige Fr. zebrina krijgt. Men plaatse haar dan eerst in een zonnige kamer om haar knoppen te doen voortbrengen. Hoe de visschen slapen. De bewering, dat de visschen slapen, wordt niet door iedereen aangenomen, ^ommigen beweren tocb, dat een visch, wanneer hij klaar wak ker is, zich volkomen rustig en roerloos kan houden. Maar ook een mensch, die wakker is en zich met gesloten oogen volkomen rus tig weet te houden, kan bij oppervlakkige beschouwing een slapende niet worden onderscheiden. Professor Angelo Mosso, uit Turijn, een bekend physioloog, heeft echter aangetoond, dat een mensch zich toch niet slapend kan houden, zonder dat dit op con zekere wijze kan ontdekt worden. Terwijl in een wakenden toestand de ademhaling-be wegingen van den mensch zich tot don buik on het middenrif uitstrekken, komt dit laatste gedurende den slaap, tot rust; de slaper is dus hieraan te erkennen, dat hij alleen maar met de borst ademhaalt. Een dergelijk uitwendig kenteeken is bij de vró- sohen nog niet bekend; toch zou dit mis schien bij voldoende opmerkzaamheid te vin den zijn, bijv. door een geringer aantal ademhalingsbewegingen te constateeren. In elk geval is de volkomen ru6t, die bij het vallen van den avond kan waargenomen worden, bij de overdag zoo levendige vis schen opvallend. Ze zweven dan urenlang op dezelfde plek; ook de anders rustelooze oogen bewegen zich niet meer. -**Dat vele vissollen zwevend slapon, is niet verwonder lijk, want paarden kunnen immers wel staande slapen. Visschen, waarvan de vin nen waren afgesneden, die overigen® even snel weer aangroeien als bij andere dieren de haren, sliepen loodrecht in het water staande, de koppen naar onderen gericht, daar ze niet meer in evenwicht konden blijven. Sommige visschen gaan hij het sla pen op hun zijde liggen, bijv. de lipviMchen, die oen onervarene gedurende hun siësta voor ziek of dood zou houden. Ook de mond- visch, die veel op een zwemmendeo kop ge lijkt, slaapt op zijn zijde; zeelieden hebben hem dikwijls in die houding drijvende op de golven aangetroffen. Men kaD een visch onder die omstandigheden gemakkelijk met de hand grijpen en uit het water trekken. De visschen hebben onder het slapen hun oogen steeds open, ook een reden waarom menigeen aan hun slaap twijfelt. De been- viaschen, waartoe verreweg het grootste aan tal van alle levende visschen behoort, heb ben geen oogleden en kunnen dus de oogen evenmin sluiten als wij de ooren. Hiervan is het voordeel voor de visschen, dat ze dik wijls voor dreigend gevaar behoed worden, welken dienst onze ongesloten ooren ons dik wijls ook bewijzen. Tooh zijn er visschen, dio steeds met ge sloten oogen slapen, u.L de haaien en de roggen. Deze hebben niet .nllfi-eu -vrij hcwc=- gelijks.QO^§deSpdocii meestal ook nog een peesvlies, evenals de vogels. Bij deze vis schen wordt bij het slapen de oogpupil aan merkelijk nauwer, evenals bij slapende men schen. De haaien hebben nog bijzondere eigenaardigheden: ze zijn echte dagdieven en blijven 's nachts wakker. Wanneer de overige visschen ter ruste gaan, worden zij levendig; de overdag zoo luie dieren zijn tegen de sohemering plotseling veranderd: met wijd geopende pupillen, met prachtig geel- of geheimzinnig grijsgroen schitterende oogen schieten zij rusteloos door het water, heen en weer, zoekend naar buit. Eerst 'a morgens als de anderen ontwaken, vallen zij in slaap. Omstreeks 1280 werd voor het eerst steenkool gebruikt te New-Castle. Een vijftig Jaar later werd ze een handelsartikel tusschen die plaats en Londen."De brandstof werd toen als zeer schadelijk voor de gezondheid be- eohouwd. De Armenische Kerk viert Kerstmis en Nieuwjaar te gelijk op den 18de 1 Januari. Het oudste woordenboek ter wereld is, naar men zegt, het Chineesche lexicon, samen gesteld door Pacutahe, duizend jaar vóór Christus. Menschenhaters zijn steeds egoïsten. O. Hiltj. Waar liefde en yrede wonen, zou daar het geluk niet zijnS...... Georg Ebers. Het zedelijk kwaad is een macht, waaraan wij nooit anders dan met onze eigen instem ming onderworpen zyn. Busken Huet. Denken, waf waar, en gevoelen, wat schoon, en willen, wat goed is, daarin er kent de geest het doel van het zedelijke Ipven. Plato. Hem, die zijn hart overwint, erken en vereer 'k als een dapp'ro, Maar wie het door zijn hart won, stel ik toch hooger op prijs. Schiller. De Bijbel is als een Gothischc tempel, waarin zelfs het grillige der bouworde en der ornamontuur, in verband met het ge heel een schoonheid to meer wordt, en de kruisvorm overal doorstraalt. Van OoBfcerzeo. Broodpudding. Week 250 gr. brood zonder korsten gedu rende 10 minuten in lauwe gekookto melk. Neem dan het biood uit de melk zonder het te drukken. De broodinassn doet gij in een diepe Bchanlvoeg daarbij een weinig zout, kaneel, een lepel bloem, 3 eieren (dooier en wit), 125 gr. goed schoongemaakte krenten, evenveel rozijnen en 125 gram boter. Al deze- ingrediënten werkt gij langzamerhand bij het brood, zoodat gij een deeg verkrijgt. Nu doopt gij een doek in kokend water; wring dien goed uit en spreid hem daarna netjes glad op een tafel. Bestrooi den doek met bloefil en plaats middenop het deeg. Neem nu de 4 kanten van den doek op, doch zonder de massa te veel te knellen. Doe daarna een touw om den doek en bevestig dit stevig even boven den pudding. Doe den pud ding in eon pan met kokend water. De pud ding moet in het water hangen, daarom is het raadzaam de massa to bevestigen met een touw aan het oor of handvat van de pan. C edurende 21/2 uur moet het water voortdurend aan den kook gehouden wor den. Na cien tijd neemt gij den pudding uit het water en wacht een 10 minuten alvorens hem uit den doek te nemen. Maak nu de volgende saus: Smelt 125 gr. boter in een pan, voeg daar bij 2 theelepels bloem, dan 3 eetlepels water, en 4 of 5 rhum, verder 60 gr. suiker en een snuifje zout. Laat dit op een zacht vuur ge durende 8 A 10 min. doorkoken, maar ro9r steeds door. Giet deze saus over den pudding, en pre senteer dien warm. Vlekken in donkere wollen stoffen kan men verwijderen met een mengsel van wijngeest, ossegal en Spaan6ch krijt. Men bevochtigt met dit mengsel een lapje en wrijft daarmede matig sterk over de vlekken. A. JAARTALLEN, JanuarL Februari. ii April. B. .J 5 a SiAA '5 a *-» lND '4 EN. 3 B P GO 3 September. 1 October. November. 1 December. 1789 1801 1829 1867 1886 1926 1963 4 0 0 8 1 3 6 2 4 0 2 1790 1802 1830 1868 1886 1926 1954 6 1 1 4 6 2 4 0 3 6 1 3 1791 1803 1831 1869 1887 1927 1955 6 2 2 6 0 8 6 1 4 0 2 4 1792 1804 1832 1860 1888 1928 1966 0 8 4 0 2 5 0 3 0 1 4 0 1798 1805 1883 1861 1889 1901 1929 1957 2 6 5 1 8 6 1 4 0 2 5 0 1794 1806 1834 1862 1890 1902 1930 1958 8 0 6 2 4 0 2 6 1 3 6 1 1795 1807 1835 1863 1891 1903 1931 1959 4 0 0 8 6 1 8 6 2 4 0 2 1796 1808 1836 1864 1892 1904 1932 1960 5 1 2 6 0 3 5 1 4 0 2 4 1797 1809 1887 1866 1893 1905 1933 1961 0 3 8 0 1 4 6 2 5 0 3 6 1798 1810 1838 1866 1894 1906 1934 1962 1 4 4 0 2 6 0 3 0 1 4 0 1799 1811 1839 1867 1895 1907 1935 1963 2 5 6 1 3 6 1 4 0 2 5 0 1812 1840 1868 1896 1908 1936 1964 8 0 0 3 6 1 3 0 2 4 0 2 1813 1841 1869 1897 1903 1937 1965 6 1 1 4 0 2 4 0 3 6 1 3 1814 1842 1870 1898 1910 1983 1966 0 2 2 6 0 8 5 1 4 0 2 4 1815 1843 1871 1899 4911 1939 1967 0 8 8 0 1 4 0 2 6 0 3 5 1816 1844 1872 1912 1940 1968 1 4 5 1 8 0 1 4 0 2 6 0 1800 1817 1845 1873 1913 1941 1969 8 0 0 2 4 0 2 6 1 3 0 1 1818 1846 1874 1914 1942 1970 4 0 0 8 5 1 8 0 2 4 0 2 1819 1847 1876 1915 1943 1971 6 1 1 4 0 2 4 0 3 6 1 3 1820 1848 1876 1916 1944 1972 6 2 3 6 1 4 0 2 5 0 3 5 1821 1849 1877 1900 1917 1945 1973 1 4 4 0 2 5 0 3 6 1 4 0 1822 1850 1878 1918 1946 1974 2 6 5 1 3 0 1 4 0 2 5 0 1823 1851 1879 1919 1947 1976 0 0 2 4 0 2 5 1 8 0 1 1824 1862 1880 1920 1948 1976 4 0 1 4 6 2 4 0 8 6 1 3 1825 1853 1881 1921 1949 1977 6 2 2 5 0 8 5 1 4 0 2 4 1826 1854 1882 1922 1950 1978 0 3 8 0 1 4 0 2 5 0 3 5 1827 1855 1883 1923 1951 1979 1 4 4 0 2 5 0 3 6 1 4 6 1828 1856 1884 1924 1952 1980 2 5 0 2 4 0 2 1 3 6 1 FABEL. Do musch en do kwAjongenau *4 Was oorlog. Als een keverzwerm Streok 't zegepralend heer Op *t weerloos dorpje neer. Wat roof baar was werd weggehaald De boer met stok en zweep betaald. En om de pret compleet te maken Stak men don brand in alle daken. Waarheen? Waarhoen? Naar 't open veld, Aan kou en hitte blootgesteld, Geen brood, geen toevlucht, geen erbarmen, Och, armen 1 Een mnsch zag 't aak'lig schouwspel aan, MaaT was volstrekt niet aangedaan. „Dat is nu eens zooals 't behoort,** Klonk ruw en bits zijn schamper woord. „Zóó hebben ze ook mijn nest verstrooid, „Mijn mooie eitjes stukgegooid, „Alleen slechts uit baldadigheid. „Moog 't al don lummels zoo vergaan, „Die daaraan hebben meogodaan." C. DAGEN. 8 16 22 29 36 Zondag. 9 16 23 30 37 Maandag. 10 17 24 31 Dinsdag. 11 18 26 32 Woensdag. L2 19 20 S3 Donderdag. 13 20 27 34 Vrydag. 14 21 28 35 Zaterdag. VERKLARING. Vraag: Op welken dag viel 1 Mei 1898? Antwoord: Op een Zondag. Oplossing: Men roekt in tabel A het gegeven jaartal 1898 op en gaat lang» de r() naar rechtB tot men in tabel B komt aan liet cijfer ln de kolom, waarboven Mol ataat. Wordt by dit c«fer (0) de dag der maand (hier 1) geteld, dan krygt men 1. In tabel C staat naaat 1: Zondag. Evenzoo zoekt men 18 October 1813 aldus5 (tabel B -|-18) (dag der maand) 28 Maandag (tabel C). 31 Juli 1920: 4 (tabel B) 31 (dag der maand) 35 Zaterdag (tabel C). De overleden Engelsche professor Blackie was zeor gevat. Hij had eons op het bord in zijn college-kamer met groote tetter* geschreven: The classes will not meet to-morrow.'(De klassen zullen morgen niet bijeenkomenj Een student-grappenmaker veegde de c uit, zoodat er stond lasseB (meisjes). Den dag daarop, toen do jongelui weder bijeen zaten, zag de professor, hoe men zich aan z{jn schrift ver grepen had. Hij zeide niets, maar nam de spons en veegde nu cfok de J weg, zoodat ar stond asses (ezels). Mama (tot de klem© Dina, die door een hond wordt aangeblaft): „MaaT, kind, dat beestje zal je geen kwaad doen. Kjjk maar, het kwispelt met zfjn staart." Dina: „Ja maar, ma, ik ben zoo bang voor 't andere eind." Eerste Hagenaar: „Je hebt je zoon t* Leiden een bezoek gebracht, hoor ik. Waarin studeert fiy eigenlijk?" Tweede Hagenaar„In de psychologie." Eerste Hagenaar: „Wat is dat vooreen vak?" Tweede Hagenaar: „Ja, dat weet ik niet precies. Maar voor zoover ik gezien heb, wordt er heel veel bier by gedronken." Na het lezen van een prachtig doods bericht zegt een verontwaardigd vriend: „Zoo gaat het in de wereld. Eerst als iemand dood is, strooien ze bloemen op zijn graf." Goede waar. Kolenhandelaar: Ik wilde mijn kolenpakhni8 laten verzekeren. Wat Is de premie? Verzekeringsagent: Welke kolen zjjn het, dezelfde soort, waarvan je mi) verleden jaar hebt geleverd? Kolenhandelaar: Ja, 't zjjn dezelfde. Verzekeringsagent: O, die zou ik heelemaal niet verzekeren. Ze willen toch niet branden. Uit een landbouwblad: „Uit eigen ervaring kunnen wij dit var kensvoeder ten warmste aanbevelen." Oprecht. Een kladschilder ontvangt voor een zijner laatste portretben onver wacht, buiten het -aig proken honorarium, honderd gulden. Aangedaan roept iqj aitl' „Och, de menschen zijn niet zoo slecht als ik ze schilder 1" Nog taaier. Bezoeker: Deze kip la het taaiste, wat Ik ooit gegeten heb. Kellner (hem vertrouwelijk aanstootand): Nou, maar, mynheer, dan kent u onzen bief stuk niet. Ik ben eon nuttig beest, Niet hoog, maar rank van leestj Oo*k houdt men mij voor valsoh. Eén letter in mijn hals, En ;k vorm dan een kanaal, Gansch waterloos en kaal. 'k Heb dan een mond zeer wijd, Waaruit van tijd tot tijd Ik gloed spuw als een zee, Die niet heel gauw verkoelt. Welnu, d:el mij eens mee Wat men hiermee bedoelt. Het volgende vorsjo bevat onzin. Do bd« gin' oorden staan op hun plaats. Maak 0K een goed vierregelig versje vant De fclsto onbedachtzaam!id Ontstaat uit twist, zoo groot van etrijd. Door kleinigheid vaak vreeslijk Echt Een zaak de meeste een gewicht. (De oplossing van hot Raadsel en het versjo geven wij d volgende week)..

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1902 | | pagina 10