Wekelyksehe Kalender.
Na den storm.
Wetenschap en Industrie.
Stofgoud.
RECEPT.
Raadgeving.
Om dea dag te bepalen van iederen datnm tusschen 1788 en 1981.
ALLERLEI.
RaadseL
Onzin.
blaadjes een gerucht; van eteaimea wekt» die
yroeger zwegen.
Maar Juli is vol van een droomerige rust
en e>en in sluimer wiegende warmte Zij heeft
etilte in dc groene blaadjes, een smaragden
echemcr en trillend iicht over do wijkende
heide. De zee is zacht, wazig blauw met loo-
me golven, wier gcruisch vergaat in een
zucht op het strand. En varmen zonneschijn
op 't witte, stuivende zanci van de duinen
en glinsterend zilver, gvblaaen in de helia-
etengols door den luwen zeewind.
Augustus doet den b' ken sikkel flit
sen tusschen het zonnig koren, haar geduid
is het wetten van een zeis en een echo van
de vroolijke melodieën der oude oogstliede
ren; zij h^eft in alles de volheid van het rijpe
romerschoon.
September met blauwe nevelverschie-
ten, of zij den zomer tot iets onwezenlijks
wil maken, iets, dat wijkt naar 't verleden
'dat wegschimt in wazigen damp. In 't linde
loof blink wat bladers geel, aan do kastan
jes hangen de ronde stek el vruchten en er is
een tint van bruin u hun kruinen van dof,
verschrompeld bruin. Over het gras kruipen
braamrankcu met een rood blad huy daar
en zwartgerijpte vruchten. Groote pad den-
et reien schieten overal c_ in de vochtigheid
onder rijzige dennen en lager hakhout. Sep
tember kleurt haar dagen met een begin van
geel en bruin en rood cn omsluiert ze dan
met haar blauwe nevels. Zij neeft een koeler
bries in 't groen en over de zee en lange
vluchten van trekvogels door de lucht. De
zonsondergangen van September vlammen
tusschen zware wolkbanken door, diep onder
de teere parclmoertinten boven aan den
hemel.
Octobor schetst de lijnen van een win
terlandschap op haar fletse lucht; fijne, dun
ne boomtakje- en den vorm der donkere
stammen teekent rij tot boven in de ^ruin.
Er is weinig wind en er is een dunne, witte
damp over het landschap. Ver in de p-lders
hangt die nevel laag, ale een web van broze
draden dat huizen en schuren inspon e ook
"».'w 3552;- iEi-'-ivisa-èaSrröstfir 2
maar rond, oï z_j z*ch uit het rag los wilden
werken. Boven den nevel is zon genoeg om
de slooten blank te doen sta i zn do weiden,
een witte zilverzon. Daar is ten aai, die
naar voren viiegt uit den wiiten mist en de
grashalmen, vóóraan n dc wei, glanzen alle.
October spint blinkende draden om dor loo-
vcr, dat ritselt lang het wandelpad, en soms
geoft zij het donzen randen in een kouden
nacht.
Nov mber doezelt alles grauw en zij
heeft lichten zilvermisfc en rossen, vochtrie-
kenden mist, als sluiers, vaorin zij zich hult.
Zij heeft kouden regen en stormvlagen, dio
de kale takken zwiepen, en zij heeft de eerste
sneeuw, die 'e morgens hgt de daken. Het
is of zij me iederen^dag haar valcn mantel
hooger om haar schouders trekt, en traag
gaat over de aarde in -rwijgen. Gcon maand
is zoo stil als November, rij ?Troopt alle hoo
rnen kaai, dat zij wachten den winter met
zwijgen.
December ziet donker en is vol beloften
van sneeuT Een zwerm grauwe musschen
schuilt weg in een dorren meidoornstruik.
Do dagen zijn kort en de vroege avond doet
de sneeuw buiten op de^uinpaden en op de
lage struiken spookachtig lichten. In 't wes
ten is iets als een schijnsel an geel aan de
lucht en de roode zonsondergang is diep ge
brand in den witten Decemberdag. December
sluit de rij en lichte vlokken, een winter-
droom van witte vlinders, zweven als ge
kiekte herinneringen om - jn hoofd
Zondag.
Waar stil een hart van liefde gloeit,
i O, raak er niet lichtvaardig aan,
1 Noch blu8ch de vonk der Godheid uit,
I Geloof mi], 't ie niot welgedaan,
Maandag.
Er z\jn menschen en zjj behooren tot de
edolsten, die met het klimmen der jaren
Bteeds zachter van inborst en beminnelijker
"worden.
Dinsdag;,
Wèl haar, die een ziel mocht vinden, die
met de hare harmonisch stemt 1
Woensdag.
Een vaste wil kan oen man groot of klein
maken.
Donderdag.
Een ledige maag maakt den monscli tot
plaaf, een overvolle brengt hem tot dwaasheid.
Vrijdag.
De ware vreugde dwaalt op aarde evenals
de ware wijsheid, door sleohta weinigen aan
schouwd en in vrede genoten.
Zaterdag;
Een goede naam is als een eiland) omgoven
door hooge en steile rotsen. Heeft men dat
even verlaten, dan kost het veel moeite, ja,
het blijkt wel eena onmogelijk, om daar weder
hevea op to komen.
De ruwe storm heeft uitgewoed,
Al drijft de hooggezwollen vloed
Zyu witgepluimde baren
Met woest geweld nog strandwaarts hees;
Toch, toen de nieuwe dag versoheen.
Ging wind en zee allengs bedaren.
Wel was 't een vrees'ljjk bange nacht.
Op 't eling'rend vaartuig doorgebracht
Door de arme schepelingen
Maar ook in vrees en aDgst doorleefd
Door haar, wier harte heeft gebeefd
Bij 't raad'loos, smeekend handenwringen.
De kind'ren, 't meisken als de knaap.
Zij lagen in gernsten slaap,
Als ware er niets te vreezen;
Maar de arme vrouw had rust noch dour
En wat zij leed in 't nacht'lijk uur
Was wel op haar gelaat te lezen.
Haar hart was bjj haar man op ze®,
Bet dobberde op de baren mee
En stierf wel duizend dooden,
En toen 't nu eind'lyk morgen werd
Was de arme, als 't geiaagde hert,
Met bel haar kind'ren *t hnis ontvloden.
Zjj zocht een mast, zj keek zioh blind.
Aan elke zijde een schreiend kind,
Terwijl zjj angstig zuchtte;
Geen straal van hoop drong tot haar door.
Maar 't goifgedruisch blies haar in 't oor
De schrikbre mare, die zij duchtte.
Zóó had ze er uren lang vertoefd,
En nu nog weder, zielsbedroefd,
Staat ze aan het strand te weenen....
Ach Deen! zjj heeft geen hope meer,
Het laatste vaartuig keerde we^r;
Maar 't hunne alléén was niet versohenen.
Waar' 't niet vergaan in volle zee,
Dan lag 't reeds veilig op de xeö;
O, God, 't is wis verloren!
Nog staart soms 't meiske in 't bang verschiet;
Maar moederlief en broertje nietje
Zij zien geen ster der hoop meer gloren.
En ja, gevestigd werd de vrees;
Een aangespoelde kruik bewees
Weldra de treur'ge waarheid:
„Wij zinken.... vrouwlief, helpe God
,U en de kind'ren in'nw lot!"....
't Was vaders schrift, dat bleek met klaarheid.
üeenT^uc- *rm® visscher keerde. ri.ief. -
Zijn weduw' staarde in 't baDg verschiet,
Ontroostbaar in haar smarte
„Wij zinken!".... en daarbjj die be6,
Die hij nog stervend voor hen deè
Die woorden sneden haar door 't harte.
Maar toch: zij leerde daag'lyks meer
Haar hoop te bouwen op den Heer
En voortgaan zonder vreezeD,
En toen bleek haar hoe waar hot ie.
Bij al haar smartelijk gemis,
Dat God een steun der wednwo is
En Vader is voor arme weezen.
C. vau Koetsveld CEzn.
H'et vaderland der sigarette moeivolgens
Friedrich von Hellwald, gezocht worden dp
do eilanden van den Maleischen archipel,
bij de Dajaks van Borneo. De sigaretfce dezer
wilden bestaat uit een weinig tabak, die in
het blad van een banaan gewikkeld. Op
Java worden sigaretten gerookt, wier omhul
sel uit bladen van maïs of van den urenga-
Buikerpalm wordt vervaardigd; zij moeten
gerookt zijn lang voordat C- Europoesche inr-
dustrie zich van dit genotmiddel meester
maakte.
D Tradescantia als weer-prof eet. On
der de sierplanten voor de kamer en vooral
voor de bloementafel zijn vele soorten van bet
geslacht Tradescantiao. a. Tr. viridisze-
li rina en multicolor algemeen in gebruik.
Het meest wordt Tr. zebrina voor dit doel
aangekweekt. Zij is, evenals de andere soor
ten, wegens haar goede eigenschappen, zeer
geschikt voor hangplant en omdat zij onaf
gebroken bladeren draagt, ook een sieraad
voor bloementafels, consoles, enz. Wanneer
men haar eenigermate aan het zonlicht blooi-
8telt, ontwikkelen zich haar licht-violette
knoppen en bloemen. De knoppen openen
zich steeds 24 uren voor het begin van re
gen, sneeuw of onweer. Daar deze plant, c u*
maal in bloei gekomen, vc.rtdurend knop
pen bezit, ciie op het punt staan zich te ope
nen, kan men haar als wecrvoorspelster ge
bruiken. Wijl zij zeer gemakkelijk wordt ge
kweekt, is zij in alle kweekerijen tot een mar
tigen prijs te bekomen. Ook kan men haar
met weinigm oeite door stekken vermenig
vuldigen. Bij den aankoop zorge men, dat
men niet de eenkleurige Fr. viridismaar
de gestreeptbladige Fr. zebrina krijgt. Men
plaatse haar dan eerst in een zonnige kamer
om haar knoppen te doen voortbrengen.
Hoe de visschen slapen. De bewering,
dat de visschen slapen, wordt niet door
iedereen aangenomen, ^ommigen beweren
tocb, dat een visch, wanneer hij klaar wak
ker is, zich volkomen rustig en roerloos kan
houden. Maar ook een mensch, die wakker
is en zich met gesloten oogen volkomen rus
tig weet te houden, kan bij oppervlakkige
beschouwing een slapende niet worden
onderscheiden. Professor Angelo Mosso, uit
Turijn, een bekend physioloog, heeft echter
aangetoond, dat een mensch zich toch niet
slapend kan houden, zonder dat dit op con
zekere wijze kan ontdekt worden. Terwijl in
een wakenden toestand de ademhaling-be
wegingen van den mensch zich tot don buik
on het middenrif uitstrekken, komt dit
laatste gedurende den slaap, tot rust; de
slaper is dus hieraan te erkennen, dat hij
alleen maar met de borst ademhaalt. Een
dergelijk uitwendig kenteeken is bij de vró-
sohen nog niet bekend; toch zou dit mis
schien bij voldoende opmerkzaamheid te vin
den zijn, bijv. door een geringer aantal
ademhalingsbewegingen te constateeren. In
elk geval is de volkomen ru6t, die bij het
vallen van den avond kan waargenomen
worden, bij de overdag zoo levendige vis
schen opvallend. Ze zweven dan urenlang
op dezelfde plek; ook de anders rustelooze
oogen bewegen zich niet meer. -**Dat vele
vissollen zwevend slapon, is niet verwonder
lijk, want paarden kunnen immers wel
staande slapen. Visschen, waarvan de vin
nen waren afgesneden, die overigen® even
snel weer aangroeien als bij andere dieren
de haren, sliepen loodrecht in het water
staande, de koppen naar onderen gericht,
daar ze niet meer in evenwicht konden
blijven. Sommige visschen gaan hij het sla
pen op hun zijde liggen, bijv. de lipviMchen,
die oen onervarene gedurende hun siësta
voor ziek of dood zou houden. Ook de mond-
visch, die veel op een zwemmendeo kop ge
lijkt, slaapt op zijn zijde; zeelieden hebben
hem dikwijls in die houding drijvende op
de golven aangetroffen. Men kaD een visch
onder die omstandigheden gemakkelijk met
de hand grijpen en uit het water trekken.
De visschen hebben onder het slapen hun
oogen steeds open, ook een reden waarom
menigeen aan hun slaap twijfelt. De been-
viaschen, waartoe verreweg het grootste aan
tal van alle levende visschen behoort, heb
ben geen oogleden en kunnen dus de oogen
evenmin sluiten als wij de ooren. Hiervan
is het voordeel voor de visschen, dat ze dik
wijls voor dreigend gevaar behoed worden,
welken dienst onze ongesloten ooren ons dik
wijls ook bewijzen.
Tooh zijn er visschen, dio steeds met ge
sloten oogen slapen, u.L de haaien en de
roggen. Deze hebben niet .nllfi-eu -vrij hcwc=-
gelijks.QO^§deSpdocii meestal ook nog een
peesvlies, evenals de vogels. Bij deze vis
schen wordt bij het slapen de oogpupil aan
merkelijk nauwer, evenals bij slapende men
schen. De haaien hebben nog bijzondere
eigenaardigheden: ze zijn echte dagdieven
en blijven 's nachts wakker. Wanneer de
overige visschen ter ruste gaan, worden zij
levendig; de overdag zoo luie dieren zijn
tegen de sohemering plotseling veranderd:
met wijd geopende pupillen, met prachtig
geel- of geheimzinnig grijsgroen schitterende
oogen schieten zij rusteloos door het water,
heen en weer, zoekend naar buit. Eerst
'a morgens als de anderen ontwaken, vallen
zij in slaap.
Omstreeks 1280 werd voor het eerst
steenkool gebruikt te New-Castle. Een vijftig
Jaar later werd ze een handelsartikel tusschen
die plaats en Londen."De brandstof werd toen
als zeer schadelijk voor de gezondheid be-
eohouwd.
De Armenische Kerk viert Kerstmis en
Nieuwjaar te gelijk op den 18de 1 Januari.
Het oudste woordenboek ter wereld is,
naar men zegt, het Chineesche lexicon, samen
gesteld door Pacutahe, duizend jaar vóór
Christus.
Menschenhaters zijn steeds egoïsten.
O. Hiltj.
Waar liefde en yrede wonen, zou daar het
geluk niet zijnS......
Georg Ebers.
Het zedelijk kwaad is een macht, waaraan
wij nooit anders dan met onze eigen instem
ming onderworpen zyn.
Busken Huet.
Denken, waf waar, en gevoelen, wat
schoon, en willen, wat goed is, daarin er
kent de geest het doel van het zedelijke
Ipven.
Plato.
Hem, die zijn hart overwint,
erken en vereer 'k als een dapp'ro,
Maar wie het door zijn hart won,
stel ik toch hooger op prijs.
Schiller.
De Bijbel is als een Gothischc tempel,
waarin zelfs het grillige der bouworde en
der ornamontuur, in verband met het ge
heel een schoonheid to meer wordt, en
de kruisvorm overal doorstraalt.
Van OoBfcerzeo.
Broodpudding.
Week 250 gr. brood zonder korsten gedu
rende 10 minuten in lauwe gekookto melk.
Neem dan het biood uit de melk zonder het
te drukken. De broodinassn doet gij in een
diepe Bchanlvoeg daarbij een weinig zout,
kaneel, een lepel bloem, 3 eieren (dooier en
wit), 125 gr. goed schoongemaakte krenten,
evenveel rozijnen en 125 gram boter. Al deze-
ingrediënten werkt gij langzamerhand bij
het brood, zoodat gij een deeg verkrijgt.
Nu doopt gij een doek in kokend water;
wring dien goed uit en spreid hem daarna
netjes glad op een tafel. Bestrooi den doek
met bloefil en plaats middenop het deeg.
Neem nu de 4 kanten van den doek op, doch
zonder de massa te veel te knellen. Doe
daarna een touw om den doek en bevestig dit
stevig even boven den pudding. Doe den pud
ding in eon pan met kokend water. De pud
ding moet in het water hangen, daarom is
het raadzaam de massa to bevestigen met
een touw aan het oor of handvat van de
pan. C edurende 21/2 uur moet het water
voortdurend aan den kook gehouden wor
den. Na cien tijd neemt gij den pudding uit
het water en wacht een 10 minuten alvorens
hem uit den doek te nemen.
Maak nu de volgende saus:
Smelt 125 gr. boter in een pan, voeg daar
bij 2 theelepels bloem, dan 3 eetlepels water,
en 4 of 5 rhum, verder 60 gr. suiker en een
snuifje zout. Laat dit op een zacht vuur ge
durende 8 A 10 min. doorkoken, maar ro9r
steeds door.
Giet deze saus over den pudding, en pre
senteer dien warm.
Vlekken in donkere wollen stoffen kan men
verwijderen met een mengsel van wijngeest,
ossegal en Spaan6ch krijt. Men bevochtigt
met dit mengsel een lapje en wrijft daarmede
matig sterk over de vlekken.
A.
JAARTALLEN,
JanuarL
Februari.
ii
April.
B.
.J
5
a
SiAA
'5
a
*-»
lND
'4
EN.
3
B
P
GO
3
September.
1 October.
November.
1 December.
1789
1801
1829
1867
1886
1926
1963
4
0
0
8
1
3
6
2
4
0
2
1790
1802
1830
1868
1886
1926
1954
6
1
1
4
6
2
4
0
3
6
1
3
1791
1803
1831
1869
1887
1927
1955
6
2
2
6
0
8
6
1
4
0
2
4
1792
1804
1832
1860
1888
1928
1966
0
8
4
0
2
5
0
3
0
1
4
0
1798
1805
1883
1861
1889
1901
1929
1957
2
6
5
1
8
6
1
4
0
2
5
0
1794
1806
1834
1862
1890
1902
1930
1958
8
0
6
2
4
0
2
6
1
3
6
1
1795
1807
1835
1863
1891
1903
1931
1959
4
0
0
8
6
1
8
6
2
4
0
2
1796
1808
1836
1864
1892
1904
1932
1960
5
1
2
6
0
3
5
1
4
0
2
4
1797
1809
1887
1866
1893
1905
1933
1961
0
3
8
0
1
4
6
2
5
0
3
6
1798
1810
1838
1866
1894
1906
1934
1962
1
4
4
0
2
6
0
3
0
1
4
0
1799
1811
1839
1867
1895
1907
1935
1963
2
5
6
1
3
6
1
4
0
2
5
0
1812
1840
1868
1896
1908
1936
1964
8
0
0
3
6
1
3
0
2
4
0
2
1813
1841
1869
1897
1903
1937
1965
6
1
1
4
0
2
4
0
3
6
1
3
1814
1842
1870
1898
1910
1983
1966
0
2
2
6
0
8
5
1
4
0
2
4
1815
1843
1871
1899
4911
1939
1967
0
8
8
0
1
4
0
2
6
0
3
5
1816
1844
1872
1912
1940
1968
1
4
5
1
8
0
1
4
0
2
6
0
1800
1817
1845
1873
1913
1941
1969
8
0
0
2
4
0
2
6
1
3
0
1
1818
1846
1874
1914
1942
1970
4
0
0
8
5
1
8
0
2
4
0
2
1819
1847
1876
1915
1943
1971
6
1
1
4
0
2
4
0
3
6
1
3
1820
1848
1876
1916
1944
1972
6
2
3
6
1
4
0
2
5
0
3
5
1821
1849
1877
1900
1917
1945
1973
1
4
4
0
2
5
0
3
6
1
4
0
1822
1850
1878
1918
1946
1974
2
6
5
1
3
0
1
4
0
2
5
0
1823
1851
1879
1919
1947
1976
0
0
2
4
0
2
5
1
8
0
1
1824
1862
1880
1920
1948
1976
4
0
1
4
6
2
4
0
8
6
1
3
1825
1853
1881
1921
1949
1977
6
2
2
5
0
8
5
1
4
0
2
4
1826
1854
1882
1922
1950
1978
0
3
8
0
1
4
0
2
5
0
3
5
1827
1855
1883
1923
1951
1979
1
4
4
0
2
5
0
3
6
1
4
6
1828
1856
1884
1924
1952
1980
2
5
0
2
4
0
2
1
3
6
1
FABEL.
Do musch en do kwAjongenau
*4 Was oorlog. Als een keverzwerm
Streok 't zegepralend heer
Op *t weerloos dorpje neer.
Wat roof baar was werd weggehaald
De boer met stok en zweep betaald.
En om de pret compleet te maken
Stak men don brand in alle daken.
Waarheen? Waarhoen? Naar 't open veld,
Aan kou en hitte blootgesteld,
Geen brood, geen toevlucht, geen erbarmen,
Och, armen 1
Een mnsch zag 't aak'lig schouwspel aan,
MaaT was volstrekt niet aangedaan.
„Dat is nu eens zooals 't behoort,**
Klonk ruw en bits zijn schamper woord.
„Zóó hebben ze ook mijn nest verstrooid,
„Mijn mooie eitjes stukgegooid,
„Alleen slechts uit baldadigheid.
„Moog 't al don lummels zoo vergaan,
„Die daaraan hebben meogodaan."
C. DAGEN.
8
16
22
29
36
Zondag.
9
16
23
30
37
Maandag.
10
17
24
31
Dinsdag.
11
18
26
32
Woensdag.
L2
19
20
S3
Donderdag.
13
20
27
34
Vrydag.
14
21
28
35
Zaterdag.
VERKLARING. Vraag: Op welken dag viel 1 Mei 1898?
Antwoord: Op een Zondag.
Oplossing: Men roekt in tabel A het gegeven jaartal
1898 op en gaat lang» de r() naar rechtB tot men in tabel B
komt aan liet cijfer ln de kolom, waarboven Mol ataat.
Wordt by dit c«fer (0) de dag der maand (hier 1) geteld,
dan krygt men 1. In tabel C staat naaat 1: Zondag.
Evenzoo zoekt men 18 October 1813 aldus5 (tabel B -|-18)
(dag der maand) 28 Maandag (tabel C).
31 Juli 1920: 4 (tabel B) 31 (dag der maand) 35
Zaterdag (tabel C).
De overleden Engelsche professor Blackie
was zeor gevat. Hij had eons op het bord
in zijn college-kamer met groote tetter*
geschreven:
The classes will not meet to-morrow.'(De
klassen zullen morgen niet bijeenkomenj Een
student-grappenmaker veegde de c uit, zoodat
er stond lasseB (meisjes). Den dag daarop,
toen do jongelui weder bijeen zaten, zag de
professor, hoe men zich aan z{jn schrift ver
grepen had. Hij zeide niets, maar nam de
spons en veegde nu cfok de J weg, zoodat ar
stond asses (ezels).
Mama (tot de klem© Dina, die door een
hond wordt aangeblaft):
„MaaT, kind, dat beestje zal je geen kwaad
doen. Kjjk maar, het kwispelt met zfjn staart."
Dina: „Ja maar, ma, ik ben zoo bang
voor 't andere eind."
Eerste Hagenaar: „Je hebt je zoon t*
Leiden een bezoek gebracht, hoor ik. Waarin
studeert fiy eigenlijk?"
Tweede Hagenaar„In de psychologie."
Eerste Hagenaar: „Wat is dat vooreen vak?"
Tweede Hagenaar: „Ja, dat weet ik niet
precies. Maar voor zoover ik gezien heb,
wordt er heel veel bier by gedronken."
Na het lezen van een prachtig doods
bericht zegt een verontwaardigd vriend:
„Zoo gaat het in de wereld. Eerst als
iemand dood is, strooien ze bloemen op
zijn graf."
Goede waar. Kolenhandelaar: Ik wilde
mijn kolenpakhni8 laten verzekeren. Wat Is
de premie?
Verzekeringsagent: Welke kolen zjjn het,
dezelfde soort, waarvan je mi) verleden jaar
hebt geleverd?
Kolenhandelaar: Ja, 't zjjn dezelfde.
Verzekeringsagent: O, die zou ik heelemaal
niet verzekeren. Ze willen toch niet branden.
Uit een landbouwblad:
„Uit eigen ervaring kunnen wij dit var
kensvoeder ten warmste aanbevelen."
Oprecht. Een kladschilder ontvangt
voor een zijner laatste portretben onver
wacht, buiten het -aig proken honorarium,
honderd gulden. Aangedaan roept iqj aitl'
„Och, de menschen zijn niet zoo slecht als
ik ze schilder 1"
Nog taaier. Bezoeker: Deze kip la het
taaiste, wat Ik ooit gegeten heb.
Kellner (hem vertrouwelijk aanstootand):
Nou, maar, mynheer, dan kent u onzen bief
stuk niet.
Ik ben eon nuttig beest,
Niet hoog, maar rank van leestj
Oo*k houdt men mij voor valsoh.
Eén letter in mijn hals,
En ;k vorm dan een kanaal,
Gansch waterloos en kaal.
'k Heb dan een mond zeer wijd,
Waaruit van tijd tot tijd
Ik gloed spuw als een zee,
Die niet heel gauw verkoelt.
Welnu, d:el mij eens mee
Wat men hiermee bedoelt.
Het volgende vorsjo bevat onzin. Do bd«
gin' oorden staan op hun plaats. Maak 0K
een goed vierregelig versje vant
De fclsto onbedachtzaam!id
Ontstaat uit twist, zoo groot van etrijd.
Door kleinigheid vaak vreeslijk Echt
Een zaak de meeste een gewicht.
(De oplossing van hot Raadsel en het
versjo geven wij d volgende week)..