LEIDSCH DAGBLAD, 'ZATERDAG 28 DECEMBER. - DERDE BLAD.
Thans hoor ilt.
E^euilleton.
De Tweelingbroeders.
No. 12836
Anno 1901.
yereeniging tot bevordering der Bouwkunst te lelden.
[\Z even-en-veer tigs te vergadering gehouden in
het Nutsgebouw.
'Allergezelligst was de nanblik van het Nuts-
^naltje, voor deze laatste vergadering des jaars
eenvoudig en n jes met frisch groon versierd
'floor den heer W. van Veen.
Do Amt F. de Wild* had welwillend uit zijn
iwbliotheek afgestaan het mooie plaatwerk
J)enkmaeler der Renaissance in Daeneinark".
Door uitstedigheid van den Voorzitter werd
fleze verga d^ i 3 geopend door den Vice-voor-
«ittor, den heer G. van Driel. Do notulen wer-
flen goedgekeeurd. En zoo was dan het woord
freer aan den heer Jan do Quack, architect te
[s-Gravenhage, die zich tot allor vreugde weder
boreid had verklaard in deze feostvergadoring
ten bijdrage te leveren.
Spreker begon met de mededeeling dat het
.hem moeilijk was geweest een juisten titel voor
irijn onderwerp te vinden, en was ten laatste be
sloten dit te doopenA rtistieke R c-
y u o". Immers, waar 300 vele revues de wereld
jzagen en nog zien, mag er voor een revue op
kunstgebied ook wel een plaatsje ingeruimd wor
pen. En zoo plaatste spreker ons dan in zijn phan-
jtasie op een draaiend plat en liet als een pano
rama de geschiedenis der Architectuur aan ons
jDog voorbijtrokken. En zoo ontwaren we aller
teerst het verre Egypte met den heerlijken Nijl-
ètroom, do rouzensfinx on pyramidcn, waarte-
tgenover een figuur als Bonaparte sprakeloos
Vtond.
En nu behandelde spreker uitvoerig dat schoo-
)ne land met de eertijds zoo komachtige bevol-
jking, met de oorspronkelijke kunst, voorname
lijk ontsproten uit de godsvereoring der Egyp-
tonaren. En zoo passeerde ons die gansche rij
[van goden en helden zooals z ij die met hun
geestesoog zagen en uit wier vereering hun ont
zaglijke monumenten geboren werden, waarvan
'de ingewanden zelf nog spreken van hun vroe-
'geren luister en majesteiten van dit allee rest
rtons thans niets meer dan een dubbel wingewest
/der Halve Maan en van het machtige karaktcr-
,loozo Albion, en dan zien we nog even de toppen
Her pyramiden blinken, en droevig verlaten we
de boorden van den Nijl. Nu richten we ons oog
'naar gene zijde der Middellandschc Zee, daar
twaar do golven diep in de rotsen van het oude
Sparta en in de landen van de Peloponesus in
dringen, daar waar het eerwaardige Hellas in
[de dagen der oudheid getuigde van kunst en
.wetenschap. En zoo ook hier schetste spreker
tons dat heerlijke land, daar waar eenmaal de
schoon gevormde Hellenen woonden, in de scha
duw van den Parnassus.
En zoo treden de oude Grieken ons voorbij, zij
'de kinderen van do tweelingzusters Kunst en
[Wetenschap! En zoo hcoren wo spreken beurte
lings van uwe triomfen en nederlagen. Voor
waar op allerduidelijkste wijze bracht spreker
tons nader in kennis met deze gewesten; die
spreken van vervlogen roem en grootheid, doch
hoe nuttig een kort overzicht hiervan ook zijn
fcnoge, wenschte spreker ons do Grieken slechts
tfce doen zien in de grootheid van hun kunst, in
hun waar karakter van kunstenaars. Hij wees er
[speciaal op dat, waar de Egyptenaren hun
idealen zochten in de reusachtigheid der afmo-
Ijfcing en de Oosterling in het toepassen van de
[kostbaarste grondstoffen, het streven der Grie-
'ken was gericht op het deugdelijke en vinding
rijke der constuctie, en het bekoorlijk geestige
ïn den vorm. En zoo passeerden achtereenvol
gens die oud Grieksche monumenten do revue,
'ieder voor zich sprekende van niet te evenaren
.vernuft, van schoonheid van samenstelling.
jWeldadig spreken uwe rijke kleuren van har
monisch gevoel, van bezieling, en met die kleu
men in ons geheugen, met den adem der frisch-
h©id getooverd verlaten we vol aandoening uwe
jBchoono streken, en met een briesje uit de
'Levant stevenen we naar het land waar Rome
fligt, do Metropol der tijdenEn zoo de zee-
jreis achter den rug en via Napels naar Rome,
[toenmaals de stad der steden, do stad dor meest
verfijnde beschaving, maar tevens der meest
verfijnde zonden, toenmaals reeds een plaats zoo
als thans Pui ijs en Londen zijn. En we houden
het oog gericht op deze koningin der paleizen en
tempels en onderscheiden den geheuvelden
bodem, waarop zich trots de gebouwen en doms
verheffen badend in gloed van tintelend goud en
lazuur 1 En en passant schetst de heer De Quack
ons Rome zooals het daar lag op de zeven heu
velen, en hij verhaalt ons van het Romeinsch ge
slacht, zich vermoiondo in gronzenloozen wol-
lust, zich verlekkerende in smulpartijen en bras-
feesten en zich toch beschavcndo waar het kon,
vooral toen de Grieken als onderwijzers werden
ingehaald en hun patriciërs Grieksch praatten
zooals wij FrauBoh. En zoo schetste hij ons de
Romeinen in hun grooto kunst, in hun kolossale
werken van nuttigon aard, en hij spreokt ons
van hun moeilijken arbeid zooals de bouw der
riolen, der waterleidingen, dor straatwegen en
ook der heirbanen, die zich uitstrekten tot Do-
nau en Rijn, 6yriö en BrP nnië. Ja, voorwaar,
om ons Rome te schetsen zooals de heer De
Quack zulks deed, dat dwingt bewondering af,
het gehoor geniet, en zoo alles beschrijvende en
verklarende, laat hij ons nog een laatsten blik
slaan op Horculanum en Pompei, en we begrij
pen dat die bouwkunst met haar gewolfstelsel de
basis vormt voor de Christelijke bouwkunst, die
na een duizendtal jaren in de ongeëvenaarde
scheppingen van don Gothisclion bouwstijl haar
toppunt bereikt 1
Thans ontrolt hot panorama zich snel verder
aan ons oog voorbij. Wo zien de oud-Christe
lijke kunst met haar basilica, de Byzantijnsche
kunst met haar stoute gewelven en koepels, we
staren op de figuren en kleurenmengeling van
het Arabisch en we ontwaren daar do Romaan-
scho kerk mot do gewolfde basilica.
Uitvoerig behandelde spreker do middelceuw-
sche kunst. En zoo loopt dan ook het laat-Ro-
maansch ten eindo, en we zien nog de geleide
lijke vervorming van den Romaanschen stijl
tot de Gothiek. Duidelijk schetste ons spreker
het rijk, scheppend, alvermogend talent dor laat-
middeleeuworsgeen mensehon dezer dagen
hebben ooit uw onvolprezen talenten ge
ëvenaard, laat staan overtroffen. Ja, critiek
is gewettigd nietwaar een muis mag een
leeuw critiseeren, zoido spreker maar hij
bl .-'fc altijd iemand op een zooveelste van de
waro grootte
En mijmerende aanschouwen we de Gothie-
kers sterk, krachtig-hecrlijk in al wat er in
hen was, en nogmaals aanschouwen we do Not re-
Da me de Paris, en we krijgen een donkbeeld van
het hoog onbereikbare, het mystische der Go-
thische bouworde, ja we liooren door hare tra
ceeringen een koraal van groote zielen naar bui
ten waar wo staan. Van U, Gothiek, zeido
spreker, nemen we geen afscheid, wo kunnen
niet; geon renaissance kunnen we meer zien.
Gnpe hoogste zeggingskracht is uitgeput. We
genoten een copieus diner, besproeid met al het
sappigs wat do druif der verbeelding kan doen
uitvloeien op de tong der bewondering. Spaar
ons toch, zoo zeide do heer Do Quack, gij Re-
naissansisten, uw t w e o d e werk uwtwee-
d e denkenGij reeds beweest dat na de Gothiek
geen nieuwe stijl meer gedacht kan worden. Gij
reeds moest weêrkeeren tot iets wat reeds ge
weest wasl Uw kunst is geleend, uw uitingen
echo's, uw overleveringen plagiaten I
Nog rolt zich ons panorama verder uit voor
onzè blikken, en nog ©en ondeelbaar oogenblik
verkeeren we in den waan iets geheel nieuws
naar voren te zien komen, we grijpon er naar
wo willen het verslinden doch 'twas slechts
zinsbegoocheling.
't Panorama is ontrold, we kwamen weer aan
den Nijl, Alleen oen vieze streep op de opge
plakte einden, waar een verwaten kwast nog
wat op wilde krabben, bracht ons in de war. We
lazen ,,Neo-Americain" enz. en 't doek rolde
voort en beschaamd traden wc terug, want
de explicateur begon weer met zijn,,Daar
rijzen voor ons oog de grootsche Egyptische ko
lossen.
En nu keeren de aanwezigen terug tot de wer
kelijkheid en men ziet weer den geachten spre
ker Jan de Quack, en vol bewondering voor zijn
onberispelijke voordracht, ontlaat zich dit gc-
vool in een luid applaus.
Een hartelijk woord van dank van den heer
Van Driel was zeer op zijn plaats.
Tot nieuwe leden werden toegelaten de heeren
H. M. Baggerman en D. van Leeuwen Jr. De
Penningmeester gaf, onder dankbetuiging voor
zijn accuraat beheer, verslag van den financiee-
len toestand der Vereeniging. De kasnazieners
I. v. d. Kamp en G. de Vink hadden de ka3 in
orde bevonden. Do begrooting voor 1902 werd
met een kleine wijziging goedgekeurd. De heer
L. v. d. Laan moest krachtens de wet als be
stuurslid aftreden en werd vervangen door den
hoer I. v. d. Kamp. Do heer C. R. v. Ruyvon
werd op voorstel van den lieer P. de Wilde bij
acclamatie tot Voorzitter herbenoemd. De
Vice-voorzitter sluit do vergadering.
P. A. W.
RECLAMES,
a 40 Cents per regel.
De heer H. Hoogstrato, te Ierseke, pro
vincie Zeeland, was sedert jaren doof en had
ondraaglijke pijnen in het oor, en wat hy ook
al aangewend had, niets mooht baten, de
klierstoffen in hot hoofd behielden de over
hand. Ziehier wat zijn vader ons schrijft:
„Mijn zoon-is altijd nog winnende door het
gebruik uwer Pink-pillen van Dr. Williams.
De doofheid aan zijn rechteroor is zooveel
verbeterd, dat hy geregeld de klok hoort slaan,
en vroeger niet; het loopen der ooren wordt
met den dag minder. Sedert 19 jaren was hy
hieraan ïydende en het is begonnen met het
loopen der ooren, by onstuimig weder had hy
veel last van schele hoofdpyn en oorsuizingen.
„Veel hebben wy er toe aangewend, doch
niets mocht baten, totdat wy in de couranten
de zoo werkdadig© uitwerkingen lazen der
Dö Heer H. HOOGSTRATE, volgens portret.
Pink-pillen in de meest hopelooze gevallen. Wy
namen er onze toevlucht toe en zooals wy
U hierboven verklaren, kunnen wy er niet
dan met lof over spreken."
Onze verslaggever, die, geiyk voorgaande
jaren, zyn rondreis door Nederland gemaakt
heeft, om zich persooniyk van de werkeiyk-
heid der genezingen te overtuigen, heeft ook
den heer Hoogstrate een bezoek gebracht en
werd door de gansche familie, die tegenwoordig
was, met de grootste dankbaarheid ontvangen.
De herstelling van het bloed, veroorzaakt
door de Pink-pillen van Dr. Williams, doet
eveneens bloedarmoede, bleekzucht, neuras
thenie, hoofd- en lendenpynen verdwynen.
Door hun gebruik zullen de krachten terug
komen en men zal gewaarborgd z\Jn tegen
vele ziekten, voortkomende uit een arm bloed.
Prys 1.75 de doos; ƒ9.— per 6 doozep.
Verkrygbaar by J. H. I. Snabili^, Steiger 27
Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland,
en in de apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om
streken by Reyst Kbak, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
drogeryen, Hoogstraat No. 5. 11610 66
TraniTaal en Oranje-Vrijstaat.
Dezer dagen bevatte het „Christeiyk School
blad" een brief van den Engelschen veld
prediker Cecil E. Saunders, die verslag gaf
van de terechtstelling van Pleter Schuil, een
Nederlander, die onderwyzer geweest is aan
een achool te Lindleypoort in Rustenburg,
Z.-A. R. Schuil, zoo heette het, was den
30sten September by een aanval op een En-
gelsch kamp gevangengenomen en door den
krygsraad tot don kogel veroordeeld, omdat hy
geschoten bad uit een geweer, waaraan een
witte vlag was bevestigd. Saunders had Schuil
in de laa'ste uren van zyn leven bygestaan,
en hy schreef: „Hoewel hy (Schuil) zich niet
geheel schuldig erkende naar de aanklacht
tegen hem ingebracht, legde by my de be
kentenis af, dat hy de witte vlag aan de
tromp van zyn geweer gebonden had, en gaf
hy de onpartydigheid van zyn verhoor toe."
Hoewel de „N. R. 0." het weifelende en
onduideiyke in deze voorstelling wel voelde,
achtte zy zich niet gerechtigd het oordeel van
het „Schoolblad", dat hier een moord was
geschied, over te nemen, al verklaarde het
blad voor zyn uitspraak nog andere redenen
te hebben, zonder die echter te noemen.
Nu deelt de heer Emous haar echter een
geheel andere lezing van het verhaal mede,
en is die lezing juist in allen gevalle ver
klaart zy de tegenspraak in den aangehaalden
zin van den Engelschen veldprediker dan
mag er hier inderdaad van een moord van
de Engelsche militaire overheid gesproken
worden, en dan heeft de Rev. Ceoil E. Saunders
zich, in een zalvenden brief nan den vader
van den ongelukkigen Pleter Schuil, aan een
schandelyko verdraaiing der waarheid schuldig
gemaakt.
De heer Emous schryft ln de „N. R. CV
wat hy „langs byzonderen weg dienomtrent
vernomen" heeft:
„Het Boeren-rapport, dat generaal De la Rey
wel zorgvuldig bewaren zal, komt thans te
staan tegenover dat niet zeer etelllge schry ven
van den veldprediker E. Cecil Saunders, die
tweemaal verzekerde, dat getuigen onder
eede tegen Schuil waren gehoord, maar even
eens, dat de vermoorde zelf zyn schuld niet
had erkend.
.Bedoeld rapport, dat onze getuige met
eigen oogen gezien heeft, behelst het volgende
„Met nog twee anderen was P. Schuil door
commandant of generaal Lemmer belast met
het overbrengen van een rapport :iaar de
Engelsche Unie. Hy begaf er zich heen onder
de witte vlag, een doek aan zyn geweer be
vestigd. Toen hy nader kwam, werd evenwel
door de Engelschen het vuur op hem geopend.
In drift ontstoken, rukte hy den witten doek
van zyn wapen on schoot terug. Daarop werd
hy afgesneden en gevangen en vervolgens
gevonnist.
„Naar waarheid kon dus bezworen worden,
dat hy gevuurd heeft na het opsteken der
witte vlag! Maar onder welke omstandig
heden? Zulke, die ons zyn terechtstelling
zullen doen verfoeien als een schandeiyke
moord onder betichting van een daad, waartoe
hy was geprovoceerd en die in een heel ander
licht komt te staan.
Er was reeds dadeiyk grond om aan de
rechtvaardigheid van het vonnis te twyfelen.
Thans is alles duideiyk en klaar. In het ver
haal van Sanders omtrent een aanval der
Boeren, die door de Engelschen zou zyn afge
slagen, paste trouwens het vertelsel van het
opsteken der witte vlag in het geheel niet."
De heer Emous schryft verder:
„In den kerker te Pretoria zucht reeds
maanden lang een Afrikaansche onderwyzer,
die op De la Rey's uitdrukkeiyken last aan
de excentle van vyf verraders had deelgenomen.
En schoon slechts een door den generaal
opzetteiyk ingezonden rapport hem van den
dood redde, en hy nu feiteiyk als gewoon
krygsgevangene moest behandeld worden, zoo
laat de wraakzucht hem toch Diet los, doch
doet hom ïyden als oen misdadiger."
Dr. Kuyper over Interventie.
Een correspondent van het ,,Neues Wiener
Journal" heeft een weck in Nederland door
gebracht en daarbij gelegenheid gehad met
dr. Kuyper te spreken. Het Kerst-nummer
van zijn blad bevat nu een verslag van het
onderhoud, waarbij dr. Kuyper zich in dezer
voege over den oorlog in Zuid-Afrika moet
uitgelaten hebben:
,,U zult begrijpen, dat ik, in mijn ambte
lijke hoedanigheid als 1. x>fd van do Regec-
ring, enkel over deze aangelegenheid met de
grootste terughouding kan spreken. Behoef
ik te zeggen dat ik dezen uitroeiingsoorlog
ten diepste betreur? Maar ik werd zeer ge
troffen toen ik las dat tussehenkomst in den
een of anderen vorm van Nederland ver
wacht werd. Onze positie van een kleinen
staat eischt dat wij terughouding en onzij
digheid bewaren.
,,Zou het kleine Nederland een stap moe
ten ondernemen dien geen van de groote mo
gendheden dienstig geoordedld heeft te doen
Wij kunnen ons niet blootstellen aan een
weigering, evenmin aan do vijandigheid,
die een dergelijke stap onvermijdelijk zal
verwekken. Om deze reden vind ik dat het te
Amsterdam gerijpte voorstel om Engelsche
schepen tc boycotten, een fout is geweest.
Het plan mislukte, zooal? te voorzien was en
ons aanzien heeft er niets bij gewonnen. Het
is vcd. beter voor ons om te volharden in
stilzwijgende, waardige terughouding."
In antwoord op een vraag over de betrek
kingen tusschen Engeland en Nederland zei-
de dr. Kuyper:
,,Deze betrekkingen z'jn correct en vriend
schappelijk. Als eerste-minister en hoofd van
de regeering, beschouw ik het als mijn plioht
zulke correcte betrekkingen aan te kweeken.
Wat zou ik als verantwoordelijk minister an
ders kunnen doen? De andere regceringeu
doen hetzeufde, ofschoon onder het volk
d w. z. onder de groote massa in deEuro-
peesche staten da beweging van sympathie
met de Boeren toeneemt. De zaken staan zoor
De hoven en de aristocratie van Europa zijn
alle vriendschappelijk gezind jegens Engo-
land. In de ambtelijke wereld hebben do Boe
ren geen vrienden. Zelfs de voornaamste mi
nisters van den zeer Bocr-gozinden naburi-
gen staat zijn Engeland altijd vriendschap
pelijk geaind geweest."
De correspondent vermoedt dat dr. Kuypey
zinspeelde op Frankrijk. Op een ander©
vraag merkte de minister op: Zeker zijn er
vele pogingen gedaan om ons te bewegen ais
bemiddelaars op te treden. Er komen voort
durend vertrouwelijke afgezanten hierheetf
uit Engeland menschen, die blijkbaar bo-
geerig zijn naar vrede. Wij kunnen echter
deze pogingen clechts met nuchtere terughou
ding beantwoorden. Indien er Iets stelligs ge*
daan moet worden, kan dit alleen van de*
kant van de Engelsche regeering komen."
Of er dan ondershands niet iets gedaaü
werd in het belang van den vrede? Hierop
antwoordde dr. Kuyper glimlachend dat zijn
bezoeker meer vroeg dan hij vrijheid had
hem te zeggen. De laatste herinnerde er den
minister aan dat president Kruger en zijn
omgeving de overtuiging koesterden dat En*
geland de Boeren nooit zou overwinnen en
dat het vroeger of later de geheele Kaap zou
verliezen, zooals het zijn Amerikaansche ko
loniën had verloron. Dr. Kuyper antwoord
de hierop: „President Kruger en zijn volk
zijn niet de eenigen die zoo denken. De toe
komst zal Leren of het juist is. Het is waar
dat er geen Boeren-kinderen meer zijn: zij
zijn alien gestorven in de concentratie
kampen; maar men moet niet vergeten dat
er 60,000 Boeren meest jonge manDcn, in
gevangenschap zijn. Vroeger of later zullen
zij naar huis mogen tervgkeeren. Zij zullen!
nieuwe geslachten van Boeren verwekken,
die, in 'amenwerking met do Afrikaande/rs,
misschien een poging kunnen doen tot alge-
hecle bevrijding van Zuid-Afrika. Naar die
verre toekomst zullen misschien degenen uitr
zien, die gelooven dat Engelland ten slotte de
Kaap zal verliezen, maar dit alles is gissing
en geen verstandig man zal zich aan c-oli
voorspelling wagen."
-\
RECLAMES,
a 40 Cents per regel.
11618 22
Wy verklaren hiermede openiyk, dat 0«i
alleen dan echt is, wanuccr liet ver
kocht wordt iu onze patentüacona
en wanneer op de etiketten onze firma „Dres-
dener chemisch laboratorium Lingner" voluit
gedrukt is.
Prys p. heelen flacon ƒ1. halven flacon CO ets.
OEGSTGEEST. Geboren: Paolus Cornells,
Z. van P. C. Slootweg en P. de Koning.
Overleden." Levenl. kind van A. van Dam
en K. Los. Levonl. kind van J. Glasbergen en
A. de Jonge. P. van der Vijver, 7 m. R. de
Jong 55 i.,geh. met J. van Gelderen, teRoiterdam
J. van den Erjkel 1 j.
861
Het kind bleek aanleg voor muziek te
[bezitten, en Tom besloot, haar eon goede
muzikale opleiding te doen geven. Eerst kreeg
ze privaatlessen en daarna ging ze naar de
Koninkiyke Academie.
Tom's eerzucht voor zyn dochter was
'grenzenloos. Hy wilde haar niet aan het tooneel
hebben, maar hoopte, dat zy eens een ster
zou zyn in de concertzaal. Er was echter
geen haast by; Jenny moest op haar gemak
etudeeren en zich niet overspannen.
Thuis was Jenny het prinsesje; haar moedor
waakte dag en nacht over haar, en vader
bracht altyd iets moois mee voor het kamertje,
waar Jenny alleenheerscheres was. Het eenigo,
wat hy vreesde, was, dat zyn dochter er
ender lyden zou, dat haar vader maar een
:9 straatmuzikant" was.
Jenny vergold de liefde harer ouders zoo
goed zy kon.
Zy begreep, dat het niet verstandig zou
zyn, aan de meisjes op de Academie te ver
tellen, wat haar vader was, maar haarzelve
hinderde het niet. Ze wist, dat haar vader
bet geld, aan haar opvoeding besteed, eoriyk
verdiende; hy mocht spelen en zingen by de
wedrennen, by deed het goed, en by was
toch musicus. Vele groote opera zangers waren
begonnen ln de open lucht; het eenigo onder
scheid tusschen hen en Tom Verity was,
dat hy vele jaren langer ln de open lucht
bleef, dan die anderen.
Juffrouw Verity zat in angst. Tom had
beloofd, om zeven uren thuis te zyn; want
zyn broer William zou op de thee komen.
Het was vyf minuten over den tyd. De aard-
appeltaart een specialiteit van juffrouw
Verity was prachtig gelukt, de kleine
gebakjes, waarvan haar zwager zoo hield,
niet minder. De ketel zong in de theestoof;
de kat was uit haar rustige rust ontwaakt
en op een stoel gesprongen, om het schoteltje
met melk in ontvangst te nemen, dat ze
altyd tegen theetyd kreeg. En nóg was er
geen Tom.
Jenny zat in baar eigen kamertje zacht
piano te spelen. Als ze haar vader hoorde
bellen, zou ze hem tegemoet gaan: 'twas
een privilege van den muzikant, dat hy altyd
op zyn drempel werd verwelkomd met een
kus van Jenny.
Juffrouw Verity's angst nam toe. Zy
luisterde naar de muziek, die haar dochter
maakte. Jenny speelde een „reverie", met
haar hart zoowol als met haar vingers. De
moeder schudde het hoofd.
„Och hemel," sprak zy by zichzelve, „ze
speelt nooit iets vroolyks tegenwoordig; die
vreemde stukken zyn wel goed, maar je moet
er altyd van huilen; ik wou, dat ze eenBeen
aardig Engelsch liedje gaf."
Daar ging de bel. Juffrouw Verity hoorde
de piano sluiten en Jenny naar de deur gaan.
Een oogenblik daarna traden Tom en zyn
broer de sergeant samen binnen. Jenny volgde.
De begroeting was van weerszyden harteiyk.
„Wel, Jenny," zei haar oom, „wat zie je
bleek 1 Ben je niet wel?"
Jenny bloosde en verzekerde, dat haar niets
scheelde; doch "Tom zei hoofdschuddend:
#Ze was in den laatsten tyd niet al te wel.
Maar het is nu beter, nietwaar, lieve?"
„Ja vader, ik ben veel beter."
Juffrouw Verity, bezig met theeschenken,
gaf haar zwager een wenk, dien deze begreep.
Tom maakte zich ongerust over Jenny.
„Wel, William, wat voer je tegenwoordig
uit? Interessante zaken aan de hand?" vroeg
Suzan, om een andere wending aan het ge
sprek te geven.
„Neen," antwoordde de sergeant, „niets
byzonders, maar ik zit een beetje in do war."
„Zeker eentje, waarvan je het spoor niet
kunt vinden," zei Tom, die het zwakke punt
der politie kende.
„Dat juist niet. Maar ik zit in de war over
een man, waarvoor ik my interesseerdeeen,
die voorwaardeiyk ontslagen is. Je hebt my
wel eens hooren spreken over Stephen
Alison?"
„Ja," zei Tom, „die van het renbaan
schandaal?"
„Precies. Hy is er uit, weet je, en ik dacht,
dat hy nu wel den goeden weg op zou gaan.
Jack Gannett en ik hadden er stryd over;
je weet: Jack gelooft aan geen' brave men
schen."
„Dat heb je meer gezegd, William."
„Nu, ik stond In voor Alison, en Jack be
weerde het tegendeelon nu vrees Ik,
dat Gannett geiyk krygt."
„Wat doet je ontslagen man dan?"
„Gannett heeft inlichtingen gekregen, die
my niets bevallen. Hy meent, dat er een
groote zwendel wordt beraamd on dat Alison
daarby betrokken is. Hy heeft connecties met
een kerel, die by ons heel slecht te boek staat,
en hy heeft een valschen naam."
„Zool" zei Tom; „maar als iemand zyn
naam berucht gemaakt heeft, is het niet zoo
vreemd, dat hy een anderen aanneemt, uit
voorzichtigheid."
De sergeant schudde het hoofd
„Hy ging ergens heen, waar zyn ware naam
bekend was aan den heer dos huizes en gaf
den naam Stephens op aan den knecht. Gannett
heeft het van dien knecht zeiven vernomen
en nog een paar dingen er by. Gannett meent,
dat hy gauw weer in onze handen zal zyn,
en dat hindert my; want 't zou my geducht
spyten, als Jack weer geiyk kreeg, vooral in
dit geval."
„Waarom stel je er zoo by zonder belang
in, William?"
„Och, ik heb medoiyden met dien Alison.
Hy is van huls uit een fatsoeniyk man en
had veel ongeluk, eer hy den verkeerden weg
opging. Buitendien: hy heeft vrouw en kind,
een moei meisje, zoo van Jenny's jaren."
„O, dat moet verschrikkelijk zynl" zei
juffrouw Verity; „de vrouw van een veroor
deelde I En wonen die arme vrouwen by hem
„Neen; zy zyn by oen bloedverwant: een
zekeren kapitein Halford."
„Halford 1" riep Tom uit, „kapitein Halford?
Woont die te Patterdale?"
„Ja. Ken je hem?"
„Ik heb hem ontmoet. Je weet wel, Jenny
ik heb je het huis gewezen. Dat mooie meisje
was zyn nichtje..Scheelt je wat,Jenny?"
Het meisje, wier gelaat doodeiyk bleek was
geworden, stond op.
„'t Is niets, vader, enkel wat hoofdpyn.
Als u 't niet kwaiyk neemt, ga ik oen beetje
rusten in myn kamertje."
Juffrouw Verity ging met haar dochter mee,
en toen de mannen alleen waren, zei Tom,
met een bezorgde uitdrukking op zyn gelaat,
tegen zyn broeder:
„Ik vrees, dat het arme kind er erger
aan toe is dan wy dachten. Ze is al in
geen maanden de oude meer. Ik zal eens
een specialiteit raadplegen; het Jaat my geen
rust."
De sergeant zei niets. Hy was een good
opmerker en lette op elke kleinigheid. Zoo
had hy waargenomen, dat zyn nichtje plotseling
veranderde, toen de naam Halford werd ge-
XVIII.
Gezeten in een fauteuil bij het vuur in
de bibliotheek van het huis op Grosvenor-
Place, vergat Stephen Alison voor een oogen
blik de rol, die hy speelde.
By Darvell was hy slechts de gast van
een man, die, onder den schyn van een gezoten
burger, een avonturier was van do ergste
soort en de vertrouweling van misdadigers.
By Darvell werd Alison herinnerd aan de
oude dagen, toen hy in wanhoop, tegen wil
en dank, de bondgenoot werd van een soort1
gespuis, dat, hoewel gekleed als heeren en
correct sprekend, geen haar beter was, dar;
de kwartjesvinders, die in kroegon en op
straat loeren op argelooze plattelanders.
Het dineetje by Darvell deed hem terug
denken aau menig avondje in groote hotels
in de provincie, waar, na een wedstryd of*
tentoonstelling, jongelieden met meer geld
dan hersons werden verlokt tot een speel-
party.
Er gaan verhalen van jongelui, die in
één nacht tien- of vyftian duizend pond w-
loren aan de „voomamo" bende, waartoe
Jack Daivell behoorde op het tydstip, toen
Stephen Alison het ongeluk had, kennis met
hem te maken en door hem werd verlokt
tot deelneming aan de groote oplichtery, welkt
hem in de gevangenis had gebracht.
Wordt vervolgd)*