LEIDSCH DAGBLAD, 'ZATERDAG 28 DECEMBER. - DERDE BLAD. Thans hoor ilt. E^euilleton. De Tweelingbroeders. No. 12836 Anno 1901. yereeniging tot bevordering der Bouwkunst te lelden. [\Z even-en-veer tigs te vergadering gehouden in het Nutsgebouw. 'Allergezelligst was de nanblik van het Nuts- ^naltje, voor deze laatste vergadering des jaars eenvoudig en n jes met frisch groon versierd 'floor den heer W. van Veen. Do Amt F. de Wild* had welwillend uit zijn iwbliotheek afgestaan het mooie plaatwerk J)enkmaeler der Renaissance in Daeneinark". Door uitstedigheid van den Voorzitter werd fleze verga d^ i 3 geopend door den Vice-voor- «ittor, den heer G. van Driel. Do notulen wer- flen goedgekeeurd. En zoo was dan het woord freer aan den heer Jan do Quack, architect te [s-Gravenhage, die zich tot allor vreugde weder boreid had verklaard in deze feostvergadoring ten bijdrage te leveren. Spreker begon met de mededeeling dat het .hem moeilijk was geweest een juisten titel voor irijn onderwerp te vinden, en was ten laatste be sloten dit te doopenA rtistieke R c- y u o". Immers, waar 300 vele revues de wereld jzagen en nog zien, mag er voor een revue op kunstgebied ook wel een plaatsje ingeruimd wor pen. En zoo plaatste spreker ons dan in zijn phan- jtasie op een draaiend plat en liet als een pano rama de geschiedenis der Architectuur aan ons jDog voorbijtrokken. En zoo ontwaren we aller teerst het verre Egypte met den heerlijken Nijl- ètroom, do rouzensfinx on pyramidcn, waarte- tgenover een figuur als Bonaparte sprakeloos Vtond. En nu behandelde spreker uitvoerig dat schoo- )ne land met de eertijds zoo komachtige bevol- jking, met de oorspronkelijke kunst, voorname lijk ontsproten uit de godsvereoring der Egyp- tonaren. En zoo passeerde ons die gansche rij [van goden en helden zooals z ij die met hun geestesoog zagen en uit wier vereering hun ont zaglijke monumenten geboren werden, waarvan 'de ingewanden zelf nog spreken van hun vroe- 'geren luister en majesteiten van dit allee rest rtons thans niets meer dan een dubbel wingewest /der Halve Maan en van het machtige karaktcr- ,loozo Albion, en dan zien we nog even de toppen Her pyramiden blinken, en droevig verlaten we de boorden van den Nijl. Nu richten we ons oog 'naar gene zijde der Middellandschc Zee, daar twaar do golven diep in de rotsen van het oude Sparta en in de landen van de Peloponesus in dringen, daar waar het eerwaardige Hellas in [de dagen der oudheid getuigde van kunst en .wetenschap. En zoo ook hier schetste spreker tons dat heerlijke land, daar waar eenmaal de schoon gevormde Hellenen woonden, in de scha duw van den Parnassus. En zoo treden de oude Grieken ons voorbij, zij 'de kinderen van do tweelingzusters Kunst en [Wetenschap! En zoo hcoren wo spreken beurte lings van uwe triomfen en nederlagen. Voor waar op allerduidelijkste wijze bracht spreker tons nader in kennis met deze gewesten; die spreken van vervlogen roem en grootheid, doch hoe nuttig een kort overzicht hiervan ook zijn fcnoge, wenschte spreker ons do Grieken slechts tfce doen zien in de grootheid van hun kunst, in hun waar karakter van kunstenaars. Hij wees er [speciaal op dat, waar de Egyptenaren hun idealen zochten in de reusachtigheid der afmo- Ijfcing en de Oosterling in het toepassen van de [kostbaarste grondstoffen, het streven der Grie- 'ken was gericht op het deugdelijke en vinding rijke der constuctie, en het bekoorlijk geestige ïn den vorm. En zoo passeerden achtereenvol gens die oud Grieksche monumenten do revue, 'ieder voor zich sprekende van niet te evenaren .vernuft, van schoonheid van samenstelling. jWeldadig spreken uwe rijke kleuren van har monisch gevoel, van bezieling, en met die kleu men in ons geheugen, met den adem der frisch- h©id getooverd verlaten we vol aandoening uwe jBchoono streken, en met een briesje uit de 'Levant stevenen we naar het land waar Rome fligt, do Metropol der tijdenEn zoo de zee- jreis achter den rug en via Napels naar Rome, [toenmaals de stad der steden, do stad dor meest verfijnde beschaving, maar tevens der meest verfijnde zonden, toenmaals reeds een plaats zoo als thans Pui ijs en Londen zijn. En we houden het oog gericht op deze koningin der paleizen en tempels en onderscheiden den geheuvelden bodem, waarop zich trots de gebouwen en doms verheffen badend in gloed van tintelend goud en lazuur 1 En en passant schetst de heer De Quack ons Rome zooals het daar lag op de zeven heu velen, en hij verhaalt ons van het Romeinsch ge slacht, zich vermoiondo in gronzenloozen wol- lust, zich verlekkerende in smulpartijen en bras- feesten en zich toch beschavcndo waar het kon, vooral toen de Grieken als onderwijzers werden ingehaald en hun patriciërs Grieksch praatten zooals wij FrauBoh. En zoo schetste hij ons de Romeinen in hun grooto kunst, in hun kolossale werken van nuttigon aard, en hij spreokt ons van hun moeilijken arbeid zooals de bouw der riolen, der waterleidingen, dor straatwegen en ook der heirbanen, die zich uitstrekten tot Do- nau en Rijn, 6yriö en BrP nnië. Ja, voorwaar, om ons Rome te schetsen zooals de heer De Quack zulks deed, dat dwingt bewondering af, het gehoor geniet, en zoo alles beschrijvende en verklarende, laat hij ons nog een laatsten blik slaan op Horculanum en Pompei, en we begrij pen dat die bouwkunst met haar gewolfstelsel de basis vormt voor de Christelijke bouwkunst, die na een duizendtal jaren in de ongeëvenaarde scheppingen van don Gothisclion bouwstijl haar toppunt bereikt 1 Thans ontrolt hot panorama zich snel verder aan ons oog voorbij. Wo zien de oud-Christe lijke kunst met haar basilica, de Byzantijnsche kunst met haar stoute gewelven en koepels, we staren op de figuren en kleurenmengeling van het Arabisch en we ontwaren daar do Romaan- scho kerk mot do gewolfde basilica. Uitvoerig behandelde spreker do middelceuw- sche kunst. En zoo loopt dan ook het laat-Ro- maansch ten eindo, en we zien nog de geleide lijke vervorming van den Romaanschen stijl tot de Gothiek. Duidelijk schetste ons spreker het rijk, scheppend, alvermogend talent dor laat- middeleeuworsgeen mensehon dezer dagen hebben ooit uw onvolprezen talenten ge ëvenaard, laat staan overtroffen. Ja, critiek is gewettigd nietwaar een muis mag een leeuw critiseeren, zoido spreker maar hij bl .-'fc altijd iemand op een zooveelste van de waro grootte En mijmerende aanschouwen we de Gothie- kers sterk, krachtig-hecrlijk in al wat er in hen was, en nogmaals aanschouwen we do Not re- Da me de Paris, en we krijgen een donkbeeld van het hoog onbereikbare, het mystische der Go- thische bouworde, ja we liooren door hare tra ceeringen een koraal van groote zielen naar bui ten waar wo staan. Van U, Gothiek, zeido spreker, nemen we geen afscheid, wo kunnen niet; geon renaissance kunnen we meer zien. Gnpe hoogste zeggingskracht is uitgeput. We genoten een copieus diner, besproeid met al het sappigs wat do druif der verbeelding kan doen uitvloeien op de tong der bewondering. Spaar ons toch, zoo zeide do heer Do Quack, gij Re- naissansisten, uw t w e o d e werk uwtwee- d e denkenGij reeds beweest dat na de Gothiek geen nieuwe stijl meer gedacht kan worden. Gij reeds moest weêrkeeren tot iets wat reeds ge weest wasl Uw kunst is geleend, uw uitingen echo's, uw overleveringen plagiaten I Nog rolt zich ons panorama verder uit voor onzè blikken, en nog ©en ondeelbaar oogenblik verkeeren we in den waan iets geheel nieuws naar voren te zien komen, we grijpon er naar wo willen het verslinden doch 'twas slechts zinsbegoocheling. 't Panorama is ontrold, we kwamen weer aan den Nijl, Alleen oen vieze streep op de opge plakte einden, waar een verwaten kwast nog wat op wilde krabben, bracht ons in de war. We lazen ,,Neo-Americain" enz. en 't doek rolde voort en beschaamd traden wc terug, want de explicateur begon weer met zijn,,Daar rijzen voor ons oog de grootsche Egyptische ko lossen. En nu keeren de aanwezigen terug tot de wer kelijkheid en men ziet weer den geachten spre ker Jan de Quack, en vol bewondering voor zijn onberispelijke voordracht, ontlaat zich dit gc- vool in een luid applaus. Een hartelijk woord van dank van den heer Van Driel was zeer op zijn plaats. Tot nieuwe leden werden toegelaten de heeren H. M. Baggerman en D. van Leeuwen Jr. De Penningmeester gaf, onder dankbetuiging voor zijn accuraat beheer, verslag van den financiee- len toestand der Vereeniging. De kasnazieners I. v. d. Kamp en G. de Vink hadden de ka3 in orde bevonden. Do begrooting voor 1902 werd met een kleine wijziging goedgekeurd. De heer L. v. d. Laan moest krachtens de wet als be stuurslid aftreden en werd vervangen door den hoer I. v. d. Kamp. Do heer C. R. v. Ruyvon werd op voorstel van den lieer P. de Wilde bij acclamatie tot Voorzitter herbenoemd. De Vice-voorzitter sluit do vergadering. P. A. W. RECLAMES, a 40 Cents per regel. De heer H. Hoogstrato, te Ierseke, pro vincie Zeeland, was sedert jaren doof en had ondraaglijke pijnen in het oor, en wat hy ook al aangewend had, niets mooht baten, de klierstoffen in hot hoofd behielden de over hand. Ziehier wat zijn vader ons schrijft: „Mijn zoon-is altijd nog winnende door het gebruik uwer Pink-pillen van Dr. Williams. De doofheid aan zijn rechteroor is zooveel verbeterd, dat hy geregeld de klok hoort slaan, en vroeger niet; het loopen der ooren wordt met den dag minder. Sedert 19 jaren was hy hieraan ïydende en het is begonnen met het loopen der ooren, by onstuimig weder had hy veel last van schele hoofdpyn en oorsuizingen. „Veel hebben wy er toe aangewend, doch niets mocht baten, totdat wy in de couranten de zoo werkdadig© uitwerkingen lazen der Dö Heer H. HOOGSTRATE, volgens portret. Pink-pillen in de meest hopelooze gevallen. Wy namen er onze toevlucht toe en zooals wy U hierboven verklaren, kunnen wy er niet dan met lof over spreken." Onze verslaggever, die, geiyk voorgaande jaren, zyn rondreis door Nederland gemaakt heeft, om zich persooniyk van de werkeiyk- heid der genezingen te overtuigen, heeft ook den heer Hoogstrate een bezoek gebracht en werd door de gansche familie, die tegenwoordig was, met de grootste dankbaarheid ontvangen. De herstelling van het bloed, veroorzaakt door de Pink-pillen van Dr. Williams, doet eveneens bloedarmoede, bleekzucht, neuras thenie, hoofd- en lendenpynen verdwynen. Door hun gebruik zullen de krachten terug komen en men zal gewaarborgd z\Jn tegen vele ziekten, voortkomende uit een arm bloed. Prys 1.75 de doos; ƒ9.— per 6 doozep. Verkrygbaar by J. H. I. Snabili^, Steiger 27 Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland, en in de apotheken. Franco toezending tegen postwissel. Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om streken by Reyst Kbak, Drogeryen, Bees tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis, drogeryen, Hoogstraat No. 5. 11610 66 TraniTaal en Oranje-Vrijstaat. Dezer dagen bevatte het „Christeiyk School blad" een brief van den Engelschen veld prediker Cecil E. Saunders, die verslag gaf van de terechtstelling van Pleter Schuil, een Nederlander, die onderwyzer geweest is aan een achool te Lindleypoort in Rustenburg, Z.-A. R. Schuil, zoo heette het, was den 30sten September by een aanval op een En- gelsch kamp gevangengenomen en door den krygsraad tot don kogel veroordeeld, omdat hy geschoten bad uit een geweer, waaraan een witte vlag was bevestigd. Saunders had Schuil in de laa'ste uren van zyn leven bygestaan, en hy schreef: „Hoewel hy (Schuil) zich niet geheel schuldig erkende naar de aanklacht tegen hem ingebracht, legde by my de be kentenis af, dat hy de witte vlag aan de tromp van zyn geweer gebonden had, en gaf hy de onpartydigheid van zyn verhoor toe." Hoewel de „N. R. 0." het weifelende en onduideiyke in deze voorstelling wel voelde, achtte zy zich niet gerechtigd het oordeel van het „Schoolblad", dat hier een moord was geschied, over te nemen, al verklaarde het blad voor zyn uitspraak nog andere redenen te hebben, zonder die echter te noemen. Nu deelt de heer Emous haar echter een geheel andere lezing van het verhaal mede, en is die lezing juist in allen gevalle ver klaart zy de tegenspraak in den aangehaalden zin van den Engelschen veldprediker dan mag er hier inderdaad van een moord van de Engelsche militaire overheid gesproken worden, en dan heeft de Rev. Ceoil E. Saunders zich, in een zalvenden brief nan den vader van den ongelukkigen Pleter Schuil, aan een schandelyko verdraaiing der waarheid schuldig gemaakt. De heer Emous schryft ln de „N. R. CV wat hy „langs byzonderen weg dienomtrent vernomen" heeft: „Het Boeren-rapport, dat generaal De la Rey wel zorgvuldig bewaren zal, komt thans te staan tegenover dat niet zeer etelllge schry ven van den veldprediker E. Cecil Saunders, die tweemaal verzekerde, dat getuigen onder eede tegen Schuil waren gehoord, maar even eens, dat de vermoorde zelf zyn schuld niet had erkend. .Bedoeld rapport, dat onze getuige met eigen oogen gezien heeft, behelst het volgende „Met nog twee anderen was P. Schuil door commandant of generaal Lemmer belast met het overbrengen van een rapport :iaar de Engelsche Unie. Hy begaf er zich heen onder de witte vlag, een doek aan zyn geweer be vestigd. Toen hy nader kwam, werd evenwel door de Engelschen het vuur op hem geopend. In drift ontstoken, rukte hy den witten doek van zyn wapen on schoot terug. Daarop werd hy afgesneden en gevangen en vervolgens gevonnist. „Naar waarheid kon dus bezworen worden, dat hy gevuurd heeft na het opsteken der witte vlag! Maar onder welke omstandig heden? Zulke, die ons zyn terechtstelling zullen doen verfoeien als een schandeiyke moord onder betichting van een daad, waartoe hy was geprovoceerd en die in een heel ander licht komt te staan. Er was reeds dadeiyk grond om aan de rechtvaardigheid van het vonnis te twyfelen. Thans is alles duideiyk en klaar. In het ver haal van Sanders omtrent een aanval der Boeren, die door de Engelschen zou zyn afge slagen, paste trouwens het vertelsel van het opsteken der witte vlag in het geheel niet." De heer Emous schryft verder: „In den kerker te Pretoria zucht reeds maanden lang een Afrikaansche onderwyzer, die op De la Rey's uitdrukkeiyken last aan de excentle van vyf verraders had deelgenomen. En schoon slechts een door den generaal opzetteiyk ingezonden rapport hem van den dood redde, en hy nu feiteiyk als gewoon krygsgevangene moest behandeld worden, zoo laat de wraakzucht hem toch Diet los, doch doet hom ïyden als oen misdadiger." Dr. Kuyper over Interventie. Een correspondent van het ,,Neues Wiener Journal" heeft een weck in Nederland door gebracht en daarbij gelegenheid gehad met dr. Kuyper te spreken. Het Kerst-nummer van zijn blad bevat nu een verslag van het onderhoud, waarbij dr. Kuyper zich in dezer voege over den oorlog in Zuid-Afrika moet uitgelaten hebben: ,,U zult begrijpen, dat ik, in mijn ambte lijke hoedanigheid als 1. x>fd van do Regec- ring, enkel over deze aangelegenheid met de grootste terughouding kan spreken. Behoef ik te zeggen dat ik dezen uitroeiingsoorlog ten diepste betreur? Maar ik werd zeer ge troffen toen ik las dat tussehenkomst in den een of anderen vorm van Nederland ver wacht werd. Onze positie van een kleinen staat eischt dat wij terughouding en onzij digheid bewaren. ,,Zou het kleine Nederland een stap moe ten ondernemen dien geen van de groote mo gendheden dienstig geoordedld heeft te doen Wij kunnen ons niet blootstellen aan een weigering, evenmin aan do vijandigheid, die een dergelijke stap onvermijdelijk zal verwekken. Om deze reden vind ik dat het te Amsterdam gerijpte voorstel om Engelsche schepen tc boycotten, een fout is geweest. Het plan mislukte, zooal? te voorzien was en ons aanzien heeft er niets bij gewonnen. Het is vcd. beter voor ons om te volharden in stilzwijgende, waardige terughouding." In antwoord op een vraag over de betrek kingen tusschen Engeland en Nederland zei- de dr. Kuyper: ,,Deze betrekkingen z'jn correct en vriend schappelijk. Als eerste-minister en hoofd van de regeering, beschouw ik het als mijn plioht zulke correcte betrekkingen aan te kweeken. Wat zou ik als verantwoordelijk minister an ders kunnen doen? De andere regceringeu doen hetzeufde, ofschoon onder het volk d w. z. onder de groote massa in deEuro- peesche staten da beweging van sympathie met de Boeren toeneemt. De zaken staan zoor De hoven en de aristocratie van Europa zijn alle vriendschappelijk gezind jegens Engo- land. In de ambtelijke wereld hebben do Boe ren geen vrienden. Zelfs de voornaamste mi nisters van den zeer Bocr-gozinden naburi- gen staat zijn Engeland altijd vriendschap pelijk geaind geweest." De correspondent vermoedt dat dr. Kuypey zinspeelde op Frankrijk. Op een ander© vraag merkte de minister op: Zeker zijn er vele pogingen gedaan om ons te bewegen ais bemiddelaars op te treden. Er komen voort durend vertrouwelijke afgezanten hierheetf uit Engeland menschen, die blijkbaar bo- geerig zijn naar vrede. Wij kunnen echter deze pogingen clechts met nuchtere terughou ding beantwoorden. Indien er Iets stelligs ge* daan moet worden, kan dit alleen van de* kant van de Engelsche regeering komen." Of er dan ondershands niet iets gedaaü werd in het belang van den vrede? Hierop antwoordde dr. Kuyper glimlachend dat zijn bezoeker meer vroeg dan hij vrijheid had hem te zeggen. De laatste herinnerde er den minister aan dat president Kruger en zijn omgeving de overtuiging koesterden dat En* geland de Boeren nooit zou overwinnen en dat het vroeger of later de geheele Kaap zou verliezen, zooals het zijn Amerikaansche ko loniën had verloron. Dr. Kuyper antwoord de hierop: „President Kruger en zijn volk zijn niet de eenigen die zoo denken. De toe komst zal Leren of het juist is. Het is waar dat er geen Boeren-kinderen meer zijn: zij zijn alien gestorven in de concentratie kampen; maar men moet niet vergeten dat er 60,000 Boeren meest jonge manDcn, in gevangenschap zijn. Vroeger of later zullen zij naar huis mogen tervgkeeren. Zij zullen! nieuwe geslachten van Boeren verwekken, die, in 'amenwerking met do Afrikaande/rs, misschien een poging kunnen doen tot alge- hecle bevrijding van Zuid-Afrika. Naar die verre toekomst zullen misschien degenen uitr zien, die gelooven dat Engelland ten slotte de Kaap zal verliezen, maar dit alles is gissing en geen verstandig man zal zich aan c-oli voorspelling wagen." -\ RECLAMES, a 40 Cents per regel. 11618 22 Wy verklaren hiermede openiyk, dat 0«i alleen dan echt is, wanuccr liet ver kocht wordt iu onze patentüacona en wanneer op de etiketten onze firma „Dres- dener chemisch laboratorium Lingner" voluit gedrukt is. Prys p. heelen flacon ƒ1. halven flacon CO ets. OEGSTGEEST. Geboren: Paolus Cornells, Z. van P. C. Slootweg en P. de Koning. Overleden." Levenl. kind van A. van Dam en K. Los. Levonl. kind van J. Glasbergen en A. de Jonge. P. van der Vijver, 7 m. R. de Jong 55 i.,geh. met J. van Gelderen, teRoiterdam J. van den Erjkel 1 j. 861 Het kind bleek aanleg voor muziek te [bezitten, en Tom besloot, haar eon goede muzikale opleiding te doen geven. Eerst kreeg ze privaatlessen en daarna ging ze naar de Koninkiyke Academie. Tom's eerzucht voor zyn dochter was 'grenzenloos. Hy wilde haar niet aan het tooneel hebben, maar hoopte, dat zy eens een ster zou zyn in de concertzaal. Er was echter geen haast by; Jenny moest op haar gemak etudeeren en zich niet overspannen. Thuis was Jenny het prinsesje; haar moedor waakte dag en nacht over haar, en vader bracht altyd iets moois mee voor het kamertje, waar Jenny alleenheerscheres was. Het eenigo, wat hy vreesde, was, dat zyn dochter er ender lyden zou, dat haar vader maar een :9 straatmuzikant" was. Jenny vergold de liefde harer ouders zoo goed zy kon. Zy begreep, dat het niet verstandig zou zyn, aan de meisjes op de Academie te ver tellen, wat haar vader was, maar haarzelve hinderde het niet. Ze wist, dat haar vader bet geld, aan haar opvoeding besteed, eoriyk verdiende; hy mocht spelen en zingen by de wedrennen, by deed het goed, en by was toch musicus. Vele groote opera zangers waren begonnen ln de open lucht; het eenigo onder scheid tusschen hen en Tom Verity was, dat hy vele jaren langer ln de open lucht bleef, dan die anderen. Juffrouw Verity zat in angst. Tom had beloofd, om zeven uren thuis te zyn; want zyn broer William zou op de thee komen. Het was vyf minuten over den tyd. De aard- appeltaart een specialiteit van juffrouw Verity was prachtig gelukt, de kleine gebakjes, waarvan haar zwager zoo hield, niet minder. De ketel zong in de theestoof; de kat was uit haar rustige rust ontwaakt en op een stoel gesprongen, om het schoteltje met melk in ontvangst te nemen, dat ze altyd tegen theetyd kreeg. En nóg was er geen Tom. Jenny zat in baar eigen kamertje zacht piano te spelen. Als ze haar vader hoorde bellen, zou ze hem tegemoet gaan: 'twas een privilege van den muzikant, dat hy altyd op zyn drempel werd verwelkomd met een kus van Jenny. Juffrouw Verity's angst nam toe. Zy luisterde naar de muziek, die haar dochter maakte. Jenny speelde een „reverie", met haar hart zoowol als met haar vingers. De moeder schudde het hoofd. „Och hemel," sprak zy by zichzelve, „ze speelt nooit iets vroolyks tegenwoordig; die vreemde stukken zyn wel goed, maar je moet er altyd van huilen; ik wou, dat ze eenBeen aardig Engelsch liedje gaf." Daar ging de bel. Juffrouw Verity hoorde de piano sluiten en Jenny naar de deur gaan. Een oogenblik daarna traden Tom en zyn broer de sergeant samen binnen. Jenny volgde. De begroeting was van weerszyden harteiyk. „Wel, Jenny," zei haar oom, „wat zie je bleek 1 Ben je niet wel?" Jenny bloosde en verzekerde, dat haar niets scheelde; doch "Tom zei hoofdschuddend: #Ze was in den laatsten tyd niet al te wel. Maar het is nu beter, nietwaar, lieve?" „Ja vader, ik ben veel beter." Juffrouw Verity, bezig met theeschenken, gaf haar zwager een wenk, dien deze begreep. Tom maakte zich ongerust over Jenny. „Wel, William, wat voer je tegenwoordig uit? Interessante zaken aan de hand?" vroeg Suzan, om een andere wending aan het ge sprek te geven. „Neen," antwoordde de sergeant, „niets byzonders, maar ik zit een beetje in do war." „Zeker eentje, waarvan je het spoor niet kunt vinden," zei Tom, die het zwakke punt der politie kende. „Dat juist niet. Maar ik zit in de war over een man, waarvoor ik my interesseerdeeen, die voorwaardeiyk ontslagen is. Je hebt my wel eens hooren spreken over Stephen Alison?" „Ja," zei Tom, „die van het renbaan schandaal?" „Precies. Hy is er uit, weet je, en ik dacht, dat hy nu wel den goeden weg op zou gaan. Jack Gannett en ik hadden er stryd over; je weet: Jack gelooft aan geen' brave men schen." „Dat heb je meer gezegd, William." „Nu, ik stond In voor Alison, en Jack be weerde het tegendeelon nu vrees Ik, dat Gannett geiyk krygt." „Wat doet je ontslagen man dan?" „Gannett heeft inlichtingen gekregen, die my niets bevallen. Hy meent, dat er een groote zwendel wordt beraamd on dat Alison daarby betrokken is. Hy heeft connecties met een kerel, die by ons heel slecht te boek staat, en hy heeft een valschen naam." „Zool" zei Tom; „maar als iemand zyn naam berucht gemaakt heeft, is het niet zoo vreemd, dat hy een anderen aanneemt, uit voorzichtigheid." De sergeant schudde het hoofd „Hy ging ergens heen, waar zyn ware naam bekend was aan den heer dos huizes en gaf den naam Stephens op aan den knecht. Gannett heeft het van dien knecht zeiven vernomen en nog een paar dingen er by. Gannett meent, dat hy gauw weer in onze handen zal zyn, en dat hindert my; want 't zou my geducht spyten, als Jack weer geiyk kreeg, vooral in dit geval." „Waarom stel je er zoo by zonder belang in, William?" „Och, ik heb medoiyden met dien Alison. Hy is van huls uit een fatsoeniyk man en had veel ongeluk, eer hy den verkeerden weg opging. Buitendien: hy heeft vrouw en kind, een moei meisje, zoo van Jenny's jaren." „O, dat moet verschrikkelijk zynl" zei juffrouw Verity; „de vrouw van een veroor deelde I En wonen die arme vrouwen by hem „Neen; zy zyn by oen bloedverwant: een zekeren kapitein Halford." „Halford 1" riep Tom uit, „kapitein Halford? Woont die te Patterdale?" „Ja. Ken je hem?" „Ik heb hem ontmoet. Je weet wel, Jenny ik heb je het huis gewezen. Dat mooie meisje was zyn nichtje..Scheelt je wat,Jenny?" Het meisje, wier gelaat doodeiyk bleek was geworden, stond op. „'t Is niets, vader, enkel wat hoofdpyn. Als u 't niet kwaiyk neemt, ga ik oen beetje rusten in myn kamertje." Juffrouw Verity ging met haar dochter mee, en toen de mannen alleen waren, zei Tom, met een bezorgde uitdrukking op zyn gelaat, tegen zyn broeder: „Ik vrees, dat het arme kind er erger aan toe is dan wy dachten. Ze is al in geen maanden de oude meer. Ik zal eens een specialiteit raadplegen; het Jaat my geen rust." De sergeant zei niets. Hy was een good opmerker en lette op elke kleinigheid. Zoo had hy waargenomen, dat zyn nichtje plotseling veranderde, toen de naam Halford werd ge- XVIII. Gezeten in een fauteuil bij het vuur in de bibliotheek van het huis op Grosvenor- Place, vergat Stephen Alison voor een oogen blik de rol, die hy speelde. By Darvell was hy slechts de gast van een man, die, onder den schyn van een gezoten burger, een avonturier was van do ergste soort en de vertrouweling van misdadigers. By Darvell werd Alison herinnerd aan de oude dagen, toen hy in wanhoop, tegen wil en dank, de bondgenoot werd van een soort1 gespuis, dat, hoewel gekleed als heeren en correct sprekend, geen haar beter was, dar; de kwartjesvinders, die in kroegon en op straat loeren op argelooze plattelanders. Het dineetje by Darvell deed hem terug denken aau menig avondje in groote hotels in de provincie, waar, na een wedstryd of* tentoonstelling, jongelieden met meer geld dan hersons werden verlokt tot een speel- party. Er gaan verhalen van jongelui, die in één nacht tien- of vyftian duizend pond w- loren aan de „voomamo" bende, waartoe Jack Daivell behoorde op het tydstip, toen Stephen Alison het ongeluk had, kennis met hem te maken en door hem werd verlokt tot deelneming aan de groote oplichtery, welkt hem in de gevangenis had gebracht. Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9