LEIDSCH DAGBLAD, DINSDAG 24 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
LEVENSLICHT.
V feuilleton.
De Tweelingbroeders.
PERSOVERZICHT.
Anno 1901.
v fo. 12834
it
pij sluipen in vale, grijze, lang sleepende
[gewaden
Op mistige, fcristige paden
Joo moede en traag naar 't einde van hun
[leven.
Zonder morren en sonde* klagen,
De stille, stokoude dagen.
'Decembersa ware bij iiiet, dan ee*i
ïange, sprakolooze schemering, die een lich
tenden opetandingsmorgen der lente vooraf
gaat. In zwijgende eindeloosheid overspant
een somber grijsgrauwe hemel het landschap
in beweginglooze rust. Het oog van den dag
ihoudt zich droomerig gesloten; een enkele
yruchteloozc poging op den middag, alle om
een ontluisterde aarde een oogenblik toe te
lonken daarna een terugzinken in net logge
neveldonker van den winterschen avond. En
verder onmerkbaar verder trekken zij, de
Decemberdagen, langs kille, beslijkte straten,
over doodsche, verlaten wegen. in zich zalf
gekeerd weemoedig, geluidloo - Tot wij
moede worden den moedeloozen dag in te sta
ren, vensters en gordijnen sluiten voor het
licht, dat mat en levenloos geen glimlach
had voor onze huiskamer voor onze ziel,
die het levenwekkende licht zoo noode ont-
beert.
Toch al liet de laatste der maanden zelfs
geen schaduw der zomersche heerlijkheid
zij behoudt door de herinneringen van een
enkelen sterrennacht een wijding en bekoring
iver boven allo andere. Geen wintermaanlicht
toverglanst het uitspansel, geen zilveren lach
iva-n de nachtzon weerspiegelt zich in rustig
rimpelende golfjesmaar ge verdiept u een
wijle in den grootsche schoonheid van ecu
talloos sterrenleger, dat uit ongemeten verte
„do eere vertelt" van Eén, Die ze Lij name
roept en haar eeuwige oanen voorschreef. Is
het niet, of, de aanblik van dit machtig pa^
norama ons, eindige, zwakke stervelingen,
aangrijpt, het spreken verbiedt, de ziel over
weldigt. Maar zacht ruischen do tonen van
een oud, maar onvergetelijk lied in en om u.
Een der grootste en schitterendste onder de
duizenden hemelvonken bracht u het beeld
eener nog luisterrijker sterre te binnen. Met
zachte golving, met heiligen drang galmen de
klokketonen van uw bedehuis u te gemoet.
Le ciel est noir, la terrc est blanche
Cloches, carillonnez gaiment;
Jésus est nó la Viorge penche
Sur lui son visage charmant.
Onwillekeurig zingen ze in uw gemoed,
de zoetvloeiende regelen van Gauthiér's
Kerstiidd. Ze staan u weer voor den geest,
boelden uit een grijs, maar onvergankelijk
verleden, dat uw hart beheerscht in heilig-
hooge stemming van goddelijk leven.
Verheven en ontroerende gedachte tegelijk:
^nillioenen, over alle deolen der wereld, uit
allerlei volken en natiën, waar Christus'
leer wordt beleden en gepredikt, wenden met
,n in den stillen Kerstnacht den blik nog
eens naar 't klein en vergeten stedeke, waar
heen Israels profetie opnieuw wijzen zou, a's
de plaats, waar de Beloofde der Vaderen zou
Verschijnen, een heilige Spruit uit Kcminklij-
jken 6tam. Wel verre van de droomen van
nationale grootheid en weroldoverheersching
voor Zijn volk te verwerkelijken, kwam Hij
nederiger dan de nedcrigsten, om 't verlo
rene te zooken, op tc richten, te redden en te
heiligen. Hier legge ook critiek en weten
schap, zoo niet in geloof, dan toch in stillen
eerbied zich in deze uren het zwijgen op. En
.Voor die velen, wien dc Kerstnacht niehv
,mecr is, wat hij voor het menschenhart k&n
en wil zijnook voor hen zullen do hemelto
nen van hot Gloria in exce/sis Deoniet
[.weerklinken in de ziel, zonder misschien
voor enkelen oogenblikken slechts het on
bevangen, kinderlijk geloof uit beter dagen
jfce hebben gewekt, als zag het oog de Sterre
.der wijzen weer schitteren in onverzwakten
luister.
Onze verbeelding volgt hen een wijle de
Maviërs, hoog in hun rijkversierde kemels
gezeten, zacht gewiegd op hun rijdieren in
kalme, droomende rust, in waardige hoog
heid, zoo wèl voegende voor aanzienlijke Oos
terlingen, als zij zijn.
'Door do enge, woelige straten der Konings
22)
Clement Hansell wist, wat er gebeurd was,
nadat hy het kapitaal van zyn broeder had
opgemaakt. Hy had in de Engelsche bladen
gelezen van Stephens proces en veroordee
ling. Hy had zich steeds voorgenomen, als
hy rjjk werd, een middel te zoeken om het
geld terug te geven. Doch hJJ wilde dit doen
,op een w\jze, waardoor Stephen niet op het
'spoor kon komen van zijn verbluf. Stephens
langdurige gevangenisstraf maakte de zaak
voor zijn broeder nog moeilijker. HU, de rijke
man, kon toch niet in aanraking komen met
'een ontslagen gevangene, en als hy trachtte
het adres van Stephens vrouw en kind te
vinden en mot haar in gemeenschap te tre
den, zou men licht ontdekken, welk verband er
was tusschen John Alison en Clement Hansell.
Maar nu zyn fortuin was verzekerd, nu hy
E\jn bezittingen in Zuid-Afrika te gelde had
gemaakt en te Londen was gekomen om oen
nieuwe variatie op den graaf van Monte-
Cristo te vertoonen, nu was" het vóór alle
dingen noodig, dat Stephen schadeloos gesteld
werd voor wat hy had geleden. De zeven
jaar waren nog niet om, doch het was wel
waarschyniyk, dat zyn broeder reeds was
ontslagen. Het zou in elk geval gemakkelyk
zyn, nasporingen ter plaatse te laten doen.
Hansells verdere overdenkingen werden ge-
fitoord door den kellner, die de soep kwam
brengen. De millionnalr at uitstekend, rookte
oen sigaar en ging den avond dooirengen
te een schouwburg.
stad naderen zij, nu en dan ondervragende
naar den geboren koning", wiens komst in
een hemel boeken waa geopenbaard en verze
kerd. In hun land on onder hun volk hebben
ook zy gehoord van een redder, die komen
zou, om over het boo ze te zegevieren; door
den mond van Zarathustra hadden hunne
voderen vernomen van dien Ahura-Mazda,
den Goede bij uitnemendheid, *©or wien het
rijk der duisternis zou i..oeten wijken en
bezwijken Wat dezo wei-onderwezen Oos
terlingen in hoofd en hart overwegen en be
spiegelen te midden ©ener rumoerige en on
verschillige menschenmenigte, die zich ruste
loos beweegt in de straten van Herodes' resi
dentiewij weten het niet, maar niets ont
neemt hun den moed en nietB blijkt in staat
hun voornemen te doen wankelen. Eéne ge
dachte: de geboren Koning der Joden, we
willen Hem zien on huldigen. Ernst en devo
tie ligt op de donkere gelaatstrekken ver
spreid. We willen hen volgen, in dien
„stillen, heiligen nacht" dc H. Schrift
heeft in haar soberen eenvoud ook hier geen
tijd van der Wijzen aankomst omschreven
laat de wierook van eerbiedige aanbidding
en hot goud van rein geloof niet ontbreken.
Salve, SalveBex Judaeoruml
R. K. A. VAN UNEN.
Naar aanleiding van hetgeen mr. Kerdyk
in Het Volksblad schreef omtrent minister
Kuyper's houding inzake de Leerplicht
wet (zie vorig Overzicht), zegt De Standaard
thans
Mr. Kerdyk staat by onze party, en terecht,
bekend als een eeriyk en loyaal tegenstander.
Sinds hy de Kamer verlaten heeft en in
Het Volksblad zyn pen ten dienste stelt van
het publiek belang, wordt dit waardeerend
oordeel over zyn persoon wel wat op zware
proef gesteld.
Of wat te zeggen van zyn insinuatie, dat
dr. Kuyper öf het niet eeriyk meent met de
proef ten aanzien van de Leerplichtwet öf
gespeeld heeft met beginselen.
Zulk een insinuatie is beneden de waardig
heid van een man als den heer Kerdyk.
En te meer, waar onzerzyds er nooit aan
gedacht is zóó te oordeelen over de liberalen,
die zich neerlegden by de schoolwet-Mackay.
Het is bekend genoeg, dat de heeren Tak
van Poortvliet, Kerdyk, Goeman Borgesius,
Van Houten en anderen op principieel© gron
den zich verzet hebben tegen het beginsel
van de schoolwet-Mackay.
Heeft éón van die heeren n& 1891, tóen
•/.y weer in de meerderheid waren gekomen,
een poging gedaan om tot intrekking van
die wet te komen?
Neen immers. Do heer Kerdyk heeft her-
haaldeiyk verklaard, aan die wet niet te
willen tornen; terwyi de heeren Tak, Van
Houten en Goeman Borgesius, op het Torentje
gekomen, loyaal de wet uitvoerden.
Zy kwamen al spoedig tot de ervaring,
dat de schoolwet-Mackay zeer wel was uit
te voeren en tevens bevorderiyk was voor
uitbreiding van de neutrale zöne, waar
van de heer Mees dezer dagen sprak.
Het getuigde daarom van wyze politiek,
om niet af te breken wat eenmaal was tot
stand gekomen; en voor de vóórstanders en
ontwerpers van de Leerplichtwet mogen
wy wel wenschen, dat de proef met haar
even gunstig zal uitvallen als die met de
schoolwet Mackay.
Hebben wy nu echter het recht om te
insinueeren, dat do heeren Kerdyk c. s. nü
1891 öf het niet eeriyk hebben gemeend öf
gespeeld hebben met beginselen?
Natuuriyk niet; en toch doet de hoer
Kerdyk zóó tegenover minister Kuyper.
Is dat eeriyk, is dat loyaal?
Do Nieuwe Rotterdamsche Courant schryft
over 's Ministers houding ten opzichte van
bedoelde wet:
Het door den Minister verdedigde standpunt
is volkomen correct. Waar deze bewindsman
verklaart, dat hy de Leerplichtwet eeriyk en
loyaal zal uitvoeren, heeft niemand het recht
aan de eerlykheid van dio verklaring te
twijfelen. Daarmede is nu niet gezegd, dat
de Minister niet meer een tegenstander van
leerplicht is. Integendeel principieel is
nog altyd leerplicht, althans in den vorm,
Den volgenden dag beantwoordde hy het
telegram van Dennis Avory en vermaakte
zich met de nieuwste bezienswaardigheden
van Londen na te gaan, als oen provinciaal,
die voor het eerst naar de hoofdstad komt.
Het loopen en trappen-klimmen had hem erg
vermoeid, en des namiddags keerde hy naar
zyn hotel terug om wat te gaan rusten. Hy
herinnerde zich, dat een dokter hem twee jaar
geleden had gewaarschuwd, zich niet te zeer
op te winden of in te spannen, daar zyn hart
niet geheol in orde was.
Eerst had het denkbeeld, niet gezond te
zyn, hem erg ter neer gedrukt, maar dat
was langzamerhand vergeten. Hy behoefde
zich immers niet meer in te spannen dan hy
wilde; hy had geld genoeg om zyn gemakte
nemen en andere menschen het lastige werk
te laten doen.
Maar de physieke inspanning van dezen
dag had hem gefopt, en hy was heel biy,
wat te kunnen rusten tot aan het diner.
Voor de afwisseling ging hy dit gebruiken
in een grooten restaurant. Het was nog geen
tien uren, toen hy daarmee gereed wasdaar
't mooi weer was, ging hy wat wandelen;
hy wilde eens naar Grosven or-Place gaan,
waar hy nog niet was geweest.
De agent, die het huis voor hem huurde,
had ook voor bedienden gezorgd, daar Hansell
zelf daarmee niet graag last had. Zyn groote
bagage was terstond naar Grosvenor-Piace
gezonden; hy kon dus wel een kykje nemen
in z(jn nieuw huis en den bedienden zeggen,
dat ze hem spoedig konden verwachten.
Toen Hansell aan Grosvonor-Place kwam,
ondervond hy eenige moeiiykheden, welke hy
niet had voorzien. Zyn milLionnairsmanier,
om de zaken to behandelen, had eenige nadoelen.
waarin ze in Nederland is ingevoerd, voor
hem uit den booze, maar hy wil niet theo
retisch of doctrinair maar empirisch te werk
gaan. Een voorstel tot intrekking is alleen
dan van hem te wachten, indien mocht
biyken, dat de wet volstrekt niet aan haar
doel beantwoordt en dan ook nog alleen,
indien door wetswyziglng geen verandering
ten goede zou zyn te bereiken.
Welnu, als zich ooit een dergeiyk geval
voordeed, dan zouden zelfs warme voorstan
ders van leerplicht Intrekking der wet niet
al te zeer betreuren, want wat baat een wet,
welke geen resultaat geeft? De wet is tot
stand gekomon niet om een beginsel of doctrine
te doen jsegevieren, maar om het schoolver
zuim "en vooral het relatieve schoolver
zuim krachtig te bestryden. Bleek dit
onmogeiyk, dan zou de wet een onnoodige
belemmering zyn.
De Maasbode heeft naar aanleiding van den
dezer dagen in Amsterdam gepleegden moord
een artikel over de doodstraf geschreven,
waaraan wy het volgende ontleenen:
„En hier heeft allereerst de Overheid, die
boven alle politiek uit niet eerst het wel-
zyn, maar wel allereerst het leven van
de burgers moet beveiligen, met groote be
slistheid in te grypen.
En wel in te grypen door de uitoefening
van het hooge en souvereine recht, dat haar
door God zeiven gegeven is, het recht om
hem, die zich vergreep aan andermans leven,
zelf aan het leven te straffen.
En daarom was het ons en, zooals de
Minister zelf veronderstelde, aan „meerderen
van zyn vrienden" een groote teleurstelling,
toen hy van af de groene tafel als katholiek
Staatsman en als lid van een Christeiyk
Kabinet de verklaring aflegde, niet te zullen
overgaan tot de wederinvoering van de dood
straf.
Wy hebben het grootste vertrouwen op
dit Kabinet en op ieder van zyn leden en
wenschen het te steunen waar en zoolang
wy kunnen, ook omdat wy van de bekwaam
heid en het staatkundig inzicht van ieder
dezer ministers, niet het minst van den
Minister van Justitie, een hoog denkbeeld
hebben."
Met den Minister van Justitie is het blad
het dus niet eens; zyn verklaring deed de
redactie leed:
„Te meer, waar mr. Loeff deze verklaring
poogde te motiveeren en steun te geven door
de vreemde bewering, dat men in de wet wel
de straf kan vastleggen, maar dat ten slotte
de rechter de straf moet toepassen, zoodat
de mogeiykheid niet biyft uitgesloten, dat
van de rechters, die immers „onbewust" door
politieke invloeden geleid worden, de een de
doodstraf wèl, de ander niet zou uitspreken
ten opzichte van een zelfde misdryf.
Dus n u niet de doodstraf, maar op gezag
van deze redeneering en onder hot bewind
van dezen Minister van Justitie, de doodstraf
nooit.
Waaruit dan even consequent volgt, dat
wy, die als Christenen onder liberaal regime
deze wet nooit zullen krygen en nu ook onder
Christeiyk bestuur in onze verwachting teleur
gesteld werden, thans wel zeggen moeten,
dat de Christelyke Overheid in Nederland,
in tegenspraak met het Apostolisch woord,
tevergeefs hot zwaard draagt.
Yry mogen nu, zoo de dader uitkomt, de
moderne juristen by het lyk van deze ver
slagen© zich wederom vastzetten in allerlei
modern rechtsbegrip en voor hun beleedigd
rechtsgevoel in laatste instantie bevrediging
zoeken in kerkerstraf of in do zedeiyke ver
betering van den gevangene.
Maar wy, die als Christenen geleerd hebben,
dat vry willige doodslag, een der vier wraak
roepende zonden is, welk© reeds in den
eersten moordenaar plotseling het besef deed
opwaken, „dat het nu ging om zyn eigen
bloed", wy zullen nooit mogen berusten
in een opvatting van het recht, die louter
geboren is uit het anti-Christeiyk begrip der
humaniteit en uit de valsche en verderfelyke
beginselen, die in den loop der tyden zich
vyandig hebben gesteld tegen de positieve
leerstellingen van het Christendom.
Dit zal ook door mr. Loeff niet ontkend
worden."
Het blad had gehoopt, dat de Minister
aan het Christelijk Nederland deze teleur
stelling zou hebben bespaard, en troost zich
De eerste knecht was heel beleefd, maar
zenuwachtig, 't Was voor het eerst, dat hy
den nieuwen huurder zag, en er was geen
middel om zich te vergewissen van zyn iden
titeit. Als een vreemde heer 's avonds tien
uren regelrecht oen groothuis in het Westend
binnenwandelt, is een goede hofmeester natuur
iyk op zyn hoede. Londen is een rare stad
en eiken dag hoort men stouter stukjes van
„voorname" zwendelaars.
Hansell lachte om de aarzeling van den man.
„'tis zeer goed, dat je wat voorzichtig
bent; maar je behoeft niet te twyfelen, of ik
de rechto ben. Niemand weet immers, dat
een meneer Hansell dit huis heeft gehuurd?"
„Jawel, meneer; het heeft al in de kranten
gestaan."
„Zoo?" zei Hansell. Hy vond die tyding
niet prettig. „Dan zal ik waarschyniyk eerder
komen dan in myn plan lag. Is myn bagage
er al?"
„Die is gearriveerd, meneer."
„Dan kan ik je spoedig overtuigen, dat ik
de eigenaar ben. Ik heb de sleutels van alles
by my."
„Ja, meneer, natuuriyk maar I ziet
u, 't is heel vreemdmaar u moet 't my
niet kwalyk nemenals u morgen eens
wou terugkomen met den agent
„De agent heeft my ook niet gezien; maar
met hem zai ik geen last hebben. Ik zal hem
vanavond schryven, om morgen by my te
komen in myn hotel."
„Heel goed, meneer; ik zal hem morgen
den sleutel sturen."
„Ei, dus je wilt my daarvan in het bezit
stellen door zyn tueschenkomst; dat is uit
stekend. Ik zie, dat je een man van onder
vinding beDt, en het doet my plezier, zoo'n zorg
zaam persoon in myn dienst te krygeo."
nu met de woorden van den premier, dat de
opinio, volgens welke de doodstraf in het
strafrecht onmisbaar is, in alle landen hand
over hand toeneemt.
Het Volk aldus De Standaard is slecht
te spreken ©ver het succes, dat de heer
T a 1 m a had met zyn rede.
Nu, dat is te verstaan.
Het is zeker niet aangenaam cm met zyn
eigen wapen verslagen te worden. En dit
hierover is ieder het wel eens overkwam
de party van Het Volk in de Kamerzitting
van verl. Maandag.
Op hoogen toon was vroeger door den heer
Troelstra en nu door den heer Melchers be
toogd, dat de sociaal-democraten moesten
zyn tegen uitgaven voor onze vloot en voor
ons leger. De heer Talma toonde met de feiten
aan, dat de sociaal-democraten in Duitsch-
land en in Prankryk daar anders over denken.
Met een beroep op een uit zyn verband
gerukt woord uit de Schrift poogden de heeren
Molchers en Van der Zwaag de Christelyke
partyen in tegenspraak te brengen. De heer
Talma bewees, klaar en duideiyk, dat die
heeren zich aan tekstverdraaiing schuldig
maakten.
Geen wonder, dat Het Volk thans zyn ge-
bruikelyke overwinningsbulletins wegliet. Dat
zou ook al te mal gestaan hebben.
Het blad toont zich alleen maar boos.
Boos op wie? Op de heeren Molchers
c. s., die het er zoo slecht afgebracht hebben
Neen op den heer Talma.
Talma sprak met „de noodige brutaliteit
en pathos"; Talma was niet „vies van de
omhelzingen der oud-liberalen."
Is dat nu toch niet al te dwaas?
Ieder, die de Kamerzitting van Maandag
heeft bygowoond, weet zeer wel, dat de bru
taliteit en de pathos waarlyk niet was by
den heer Talma; dat de afgevaardigde van
Tietjerksteradeel kalm-betoogend sprak, hoe
wel de socialistische heeren door interrupties
poogden den spreker te prikkelen.
Maar hy hield voet by stuk, en bleef kalm
en waardig tot het einde.
En Melchersnu, de redacteur van
Het Volk moet maar eens informeeren.
Dat het niet aangenaam is voor het orgaan
der soc.-dem. party, te vernemen, hoe zyn
woordvoerders in de engte werden gedreven
wy verstaan dat.
Maar dat geeft nog geen reden om zóó
boos te zyn.
Qui se fache a tort.
In de Nieuwe Rot ter damsche Courant le
vert de Rotterdamsehe apotheker A. C. v
<1 Byllaard Jr. een merkwaardige bijdrage
lot de kwakzalver s-quaestie, opgewekt
door de (min of meer verschoonende) woor
den van de heeren Lohnian en Kuyper over
dit onderwerp in dc Kanier gesproken, en
door oen beroep door dr. Hamaker in dat
blad gedaan op de apothekers.
Vooraf deelt de heer v. d. B. mee, dat hij
xtran 25 jaren geleden te Rotterdam een
apotheek overnam, waaraan een handel in
geheime geneesmiddelen en lal van kwakzal-
versartikclcn verbonden was. Maar daar dit
streed met zijn overtuiging, wierp hij dit
alles overboord, ofschoon het zeer winstge
vend was.
En dan komt do heer v. d. B. tot eenige
mededeeiingen betreffende kwakzalvers, met
wie hij kennis heeft gemaakt.
In de eerste plaats de gebrs. P .en A. W.
van Bijsterveld, meermalen met geldboete, de
eerste ook met gevangenisstraf gestraft.
Wanneer ik nu mededeel, zegt hij, dat bei
de personen vroeger bij mij loopjongens
geweest zijn, dat zij nimmer eenige opleiding
gehad hebben, dat zij noch van het mensche-
lijk lichaam, noch van geneesmiddelen de
minste wetenschapelijko kennis bezitten, dan
zal ieder ontwikkeld mensch begrijpen, dat
men bij hen geen medischen bijstand zal
moeten zoeken. En toch hebben zij groote
clicntoele. De jongste van beiden heeft zelfs
dc brutaliteit gehad, om zijn confraters, niet
bevoegd geneeskundigen, per advertentie in
de dagbladen op te roepen, om gezamenlijk
to overleggen, we^lke stappen ziy moesten
doen, om in 't vervolg ongestraft hun prak
tijk te kunnen uitoefenen, of wat hetzelfde
is, „ongestraft ten koste der lijdende mensch-
heid hun beurzen te kunnen vullen." Want
dat het baantje van kwakzalver winst
gevend is. kan blijken uit het f-j'lfc ^at P
van Bijsterveld, die te Rotter-^ woonach?
tig is, in de gemeentebelasting Ao. Po. aan
geslagen is voor een inkomen van /7500—
6300, terwijl hij 5000 beschikbaar gesteld
heeft, wanneer zijn gevangenisstraf in dis
geldboete werd veranderd.
Er is ook nog een andere vorm, die van'
„genezing per brief." Ook daarvan haalt
dc heer v. d. B, een krachtig staaltje aan.
Bij advertentie deelt „een genezen patiënt"
mee, dat hij gaarne het adres opgeeft van
zijn redder. Door twee verschillende perso
nen, verhaalt de heer v. d. B., in twee ver
schuilende plaatsen, liet ik er op schrijven en
ontving op beide aanvragen een beschrijving
van het Physiatrisch Sanatorium „Arcnts-
burgh", tc Voorburg, benevens een vragen
lijst met verzoek die aan het opgegeven adres
ingevuld terug te zenden. Die vragen wa-^.
ren zoo beneden critiek, dat ik niet gaarne
in uw courant deze ter algt-meene kennis^
zoude willen brengen, maar die, desge-
wenscht, voor belangstellenden te mijneDt
ter inzage zijn.
Daarenboven werd medegedeeld, dat de pa^
tiênt „per brief" behandeld kon worden.
Wanneer men het bedrag van 12 aan dat.
Sanatorium zond met de ingevulde vragen
lijst, dan zouden, behalve schriftelijke behan
deling, tevens de geneesmiddelen franco toe-
gezonden worden.
Aan beide adressen liet ik voor 12 iedei
zenden. Ook aan het verzoek om de uri
van den patiënt te zenden, wat in verband
met de ingezonden ziekteverschijnselen nood*
zakelijk werd geacht, is voldaan. Dit onder
zoek kostte 3. In plaats van urine werd ech
ter een mengsel van melk, kina-extract, pi-
crinezuur en water gezonden .Een schrifte
lijk antwoord, bevattende het onderzoek van
deze zoogenaamde urine, is door mij ontvan
gen. De zich noemende dr. Oudschans, ge
neesheer-directeur van genoemde inrichting,
gaf eon uitvoerig rapport daarbij, luidende
als volgt: „De patiënt behoeft zich volstrekt
niet ongerust te maken, daar door het onder
zoek bewezen is, dat zijn diagnose juist was
gesteld, de gezonden geneesmiddelen zeker de
gewenschte uitwerking zouden bewerkstelli
gen, mits de patiënt getrouw dc gegeven
voorschriften opvolgde en de patiënt zich.
niet ongerust behoefde te maken, daar do
urine geen eiwit noch suiker bevatte ca
het bezinksel veroorzaakt werd door blaas-
epitheliu m-c e 1 e n."
Is grooterc zwendel denkbaar?
Ik heb destijds alle stukken, hierop be
trekking hebbende, aan den ambtenaar van
het Openbaar Min., alhier, opgezonden en
gezorgd, dat alle feiten wettig bewezen wa
ren. Toen echter deze zaak in openbare be
handeling kwam, waarbij ik als getuige ge
dagvaard was, bleek het, dat het „Sanato
rium Arentsburgh" opgeheven en de direc
teur vertrokken was. Van den heer Oud
schans werd een schrijven voorgelezen, waar
in hij zich op de geneeskundige wet beriep,;
dio hem toestond als chirurg, welk diploma
hij bezit, ook in bepaalde gevallen inwendige
geneesmiddelen te mogen voorschrijven en
tevens mededeelde dat hij de dupe was gewor
den van een Duitsche zwendelfinua.
Verschenen Is het eersto nummer van bet,
Katholiek Sociaal Weekblad, dat als redacteur
vermeldt mr. P. J. M. Aalberae, aan wien een
groote staf van medewerkers is toegevoegd.
Onder deze zyn tal van priesters, o. a. de
bekende dr. Ariöns, pastoor ts Steenderen;
jonkvrouwe L. van Baerle, te Utrecht, dr.
Brom, en de heeren G. Bruna, P. J. H. Steen-
hoff en Koelman van Het Centrumde heer
A. van der Kallen van het Dagblad van
Noordbrabant, de heeren Bolsius, Kolkman,
Van Nispen, Nolens, leden der Tweede Kamer
F. Wierdels, van De Tyd; J. F. Vlekke, te
Oud Gastel; A. 0. A. van Vuuren van De
Residentiebode, enz., enz. En behalve de eer
biedwaardige lyst zyn er nog ongenoemde
dames en heeren, onder wie enkele niet-
katholieken, die bydragen zullen leveren.
In het inleidend woord zegt de redacteur,
met een beroep op de Encycliek van Leo XIII
van 18 Januari 1901, dat doel en streven zal
zyn: „door het verspreiden van sociale ken
nis aan te sporen tot degelyke sociale
„Pardon, meneer, ik biyf hier niet; ik heb
een andere betrekking, en ik heb meneer
James, den agent, gezegd, dat ik morgen ga
hy heeft, geloof ik, al een ander aangenomen.
Maar dat zal u niet hinderen; de agent zal
wel zorgen, dat alles in orde is, als hy u
den sleutel overhandigt. Men verwachtte u
niet vóór de volgende week, ziet u."
Clement Hansell wandelde terug naar zyn
hotel; hy vond hot wel een beetje vervelend,
maar hy moest toch lachen om don dwazen
toestand; toen hy van uit Johannesburg aan
een agent te Londen orders gaf, voor hem
een heerenhuis te huren in het Westend,
vergat hy, dat niemand te Londen hem kende.
Hy zou dat echter wel spoedig herstellen door
de papieren, welke in zyn bezit waren.
In het hotel teruggekeerd, schroef hy een
briefje aan den agent, met verzoek, den sleutel
van het huis te vragen on hem dien den volgen
den dag te zenden.
„Hoe eer ik den agent overtuig, dat ik zelf
Clement Hansell ben, de3 te beter," redeneerde
hy. ,'tWas een mal idee van dien hulsknecht,
dat er iemand zou komen, die zich voor my
uitgaf; doch geheel onmogeiyk is het niet.
Op het oogenblik is er feitelyk niemand in
Engeland dan de directeur van dit hotel, die
precies zou kunnen zeggen, dat ik Clement
Hansell ben
De kellner, wien hy den brief ter bezorging
gegeven en een glas whiskey-soda besteld
had, kwam binnen.
„En deze kellner," zoo vulde Hansell by
zichzelven aan.
„Hoe ia je naam?" vroeg hy den jongen
Germaan.
„Otto Muller, meneer".
„Kom je uit Beriyn?"
„Neen, meneer, uit de Rynprovincie."
„Zoowelke plaats
„Rüdesheimmisschien kent meneer het."
Clement Hansell schrikte. Rüdesheim was
de geboorteplaats van Max Freiligrath. Te
Rüdesheim was Max verliefd geworden op
Catherina Weber, eer zy naar Londen ging om
een bestaan te zooken als onderwyzeres.
Het dineetje by Jack Darvell, dat eerst een
week was uitgesteld, omdat de gastheer
plotseling op reis moest „voor zaken", had
plaats gehad en was vrooiyk geweest. Er
waren slechts drie gasten buiten lord Charlton
en moneer Stephen, allen jongelui, die met
Jack kennis gemaakt hadden sedert hy ge
trouwd was mot Molly Mallandaino. Eón van
hen had den tocht al eens gedaan, dien Charl
ton voornemens was te ondernemen, en gaf
hem een aantal nuttige inlichtingen.
Men scheidde ongeveer elf uren, daar de
jongelui nog elders moesten zyn, doch Stephen
en lord Charlton bleven den gastheer nog een
poos gezelschap houden.
Stephen Alison had zyn best gedaan, zich
aangenaam te maken by den jongen edelman,
en Jack Darvell was er zeker van, dat hy
den eersten stap naar het succes had gedaan.
Stophen was vroeg gekomen en had een
onderhoud met Jack gehad. In verband met
het plan, dat hy gevormd had, achtte hy het
nuttig, Darvell in den waan te brengen, dat
hy volkomen geneigd was, zyn rol in het
helsche komplot te vervulleD. Hy had bekend,
hoe treurig het met hem stond gesteld, en
dat zyn eenige hoop, om ooit de goede
gaven dezer aarde te genieten, lag in verdere
ondernemingen, die door de menschen gewoon
lijk misdadig werdon genoemd.
(Wercft vervolgd4