LEIDSCH DAGBLAD, DINSDAG 24 DECEMBER. - TWEEDE BLAD. LEVENSLICHT. V feuilleton. De Tweelingbroeders. PERSOVERZICHT. Anno 1901. v fo. 12834 it pij sluipen in vale, grijze, lang sleepende [gewaden Op mistige, fcristige paden Joo moede en traag naar 't einde van hun [leven. Zonder morren en sonde* klagen, De stille, stokoude dagen. 'Decembersa ware bij iiiet, dan ee*i ïange, sprakolooze schemering, die een lich tenden opetandingsmorgen der lente vooraf gaat. In zwijgende eindeloosheid overspant een somber grijsgrauwe hemel het landschap in beweginglooze rust. Het oog van den dag ihoudt zich droomerig gesloten; een enkele yruchteloozc poging op den middag, alle om een ontluisterde aarde een oogenblik toe te lonken daarna een terugzinken in net logge neveldonker van den winterschen avond. En verder onmerkbaar verder trekken zij, de Decemberdagen, langs kille, beslijkte straten, over doodsche, verlaten wegen. in zich zalf gekeerd weemoedig, geluidloo - Tot wij moede worden den moedeloozen dag in te sta ren, vensters en gordijnen sluiten voor het licht, dat mat en levenloos geen glimlach had voor onze huiskamer voor onze ziel, die het levenwekkende licht zoo noode ont- beert. Toch al liet de laatste der maanden zelfs geen schaduw der zomersche heerlijkheid zij behoudt door de herinneringen van een enkelen sterrennacht een wijding en bekoring iver boven allo andere. Geen wintermaanlicht toverglanst het uitspansel, geen zilveren lach iva-n de nachtzon weerspiegelt zich in rustig rimpelende golfjesmaar ge verdiept u een wijle in den grootsche schoonheid van ecu talloos sterrenleger, dat uit ongemeten verte „do eere vertelt" van Eén, Die ze Lij name roept en haar eeuwige oanen voorschreef. Is het niet, of, de aanblik van dit machtig pa^ norama ons, eindige, zwakke stervelingen, aangrijpt, het spreken verbiedt, de ziel over weldigt. Maar zacht ruischen do tonen van een oud, maar onvergetelijk lied in en om u. Een der grootste en schitterendste onder de duizenden hemelvonken bracht u het beeld eener nog luisterrijker sterre te binnen. Met zachte golving, met heiligen drang galmen de klokketonen van uw bedehuis u te gemoet. Le ciel est noir, la terrc est blanche Cloches, carillonnez gaiment; Jésus est nó la Viorge penche Sur lui son visage charmant. Onwillekeurig zingen ze in uw gemoed, de zoetvloeiende regelen van Gauthiér's Kerstiidd. Ze staan u weer voor den geest, boelden uit een grijs, maar onvergankelijk verleden, dat uw hart beheerscht in heilig- hooge stemming van goddelijk leven. Verheven en ontroerende gedachte tegelijk: ^nillioenen, over alle deolen der wereld, uit allerlei volken en natiën, waar Christus' leer wordt beleden en gepredikt, wenden met ,n in den stillen Kerstnacht den blik nog eens naar 't klein en vergeten stedeke, waar heen Israels profetie opnieuw wijzen zou, a's de plaats, waar de Beloofde der Vaderen zou Verschijnen, een heilige Spruit uit Kcminklij- jken 6tam. Wel verre van de droomen van nationale grootheid en weroldoverheersching voor Zijn volk te verwerkelijken, kwam Hij nederiger dan de nedcrigsten, om 't verlo rene te zooken, op tc richten, te redden en te heiligen. Hier legge ook critiek en weten schap, zoo niet in geloof, dan toch in stillen eerbied zich in deze uren het zwijgen op. En .Voor die velen, wien dc Kerstnacht niehv ,mecr is, wat hij voor het menschenhart k&n en wil zijnook voor hen zullen do hemelto nen van hot Gloria in exce/sis Deoniet [.weerklinken in de ziel, zonder misschien voor enkelen oogenblikken slechts het on bevangen, kinderlijk geloof uit beter dagen jfce hebben gewekt, als zag het oog de Sterre .der wijzen weer schitteren in onverzwakten luister. Onze verbeelding volgt hen een wijle de Maviërs, hoog in hun rijkversierde kemels gezeten, zacht gewiegd op hun rijdieren in kalme, droomende rust, in waardige hoog heid, zoo wèl voegende voor aanzienlijke Oos terlingen, als zij zijn. 'Door do enge, woelige straten der Konings 22) Clement Hansell wist, wat er gebeurd was, nadat hy het kapitaal van zyn broeder had opgemaakt. Hy had in de Engelsche bladen gelezen van Stephens proces en veroordee ling. Hy had zich steeds voorgenomen, als hy rjjk werd, een middel te zoeken om het geld terug te geven. Doch hJJ wilde dit doen ,op een w\jze, waardoor Stephen niet op het 'spoor kon komen van zijn verbluf. Stephens langdurige gevangenisstraf maakte de zaak voor zijn broeder nog moeilijker. HU, de rijke man, kon toch niet in aanraking komen met 'een ontslagen gevangene, en als hy trachtte het adres van Stephens vrouw en kind te vinden en mot haar in gemeenschap te tre den, zou men licht ontdekken, welk verband er was tusschen John Alison en Clement Hansell. Maar nu zyn fortuin was verzekerd, nu hy E\jn bezittingen in Zuid-Afrika te gelde had gemaakt en te Londen was gekomen om oen nieuwe variatie op den graaf van Monte- Cristo te vertoonen, nu was" het vóór alle dingen noodig, dat Stephen schadeloos gesteld werd voor wat hy had geleden. De zeven jaar waren nog niet om, doch het was wel waarschyniyk, dat zyn broeder reeds was ontslagen. Het zou in elk geval gemakkelyk zyn, nasporingen ter plaatse te laten doen. Hansells verdere overdenkingen werden ge- fitoord door den kellner, die de soep kwam brengen. De millionnalr at uitstekend, rookte oen sigaar en ging den avond dooirengen te een schouwburg. stad naderen zij, nu en dan ondervragende naar den geboren koning", wiens komst in een hemel boeken waa geopenbaard en verze kerd. In hun land on onder hun volk hebben ook zy gehoord van een redder, die komen zou, om over het boo ze te zegevieren; door den mond van Zarathustra hadden hunne voderen vernomen van dien Ahura-Mazda, den Goede bij uitnemendheid, *©or wien het rijk der duisternis zou i..oeten wijken en bezwijken Wat dezo wei-onderwezen Oos terlingen in hoofd en hart overwegen en be spiegelen te midden ©ener rumoerige en on verschillige menschenmenigte, die zich ruste loos beweegt in de straten van Herodes' resi dentiewij weten het niet, maar niets ont neemt hun den moed en nietB blijkt in staat hun voornemen te doen wankelen. Eéne ge dachte: de geboren Koning der Joden, we willen Hem zien on huldigen. Ernst en devo tie ligt op de donkere gelaatstrekken ver spreid. We willen hen volgen, in dien „stillen, heiligen nacht" dc H. Schrift heeft in haar soberen eenvoud ook hier geen tijd van der Wijzen aankomst omschreven laat de wierook van eerbiedige aanbidding en hot goud van rein geloof niet ontbreken. Salve, SalveBex Judaeoruml R. K. A. VAN UNEN. Naar aanleiding van hetgeen mr. Kerdyk in Het Volksblad schreef omtrent minister Kuyper's houding inzake de Leerplicht wet (zie vorig Overzicht), zegt De Standaard thans Mr. Kerdyk staat by onze party, en terecht, bekend als een eeriyk en loyaal tegenstander. Sinds hy de Kamer verlaten heeft en in Het Volksblad zyn pen ten dienste stelt van het publiek belang, wordt dit waardeerend oordeel over zyn persoon wel wat op zware proef gesteld. Of wat te zeggen van zyn insinuatie, dat dr. Kuyper öf het niet eeriyk meent met de proef ten aanzien van de Leerplichtwet öf gespeeld heeft met beginselen. Zulk een insinuatie is beneden de waardig heid van een man als den heer Kerdyk. En te meer, waar onzerzyds er nooit aan gedacht is zóó te oordeelen over de liberalen, die zich neerlegden by de schoolwet-Mackay. Het is bekend genoeg, dat de heeren Tak van Poortvliet, Kerdyk, Goeman Borgesius, Van Houten en anderen op principieel© gron den zich verzet hebben tegen het beginsel van de schoolwet-Mackay. Heeft éón van die heeren n& 1891, tóen •/.y weer in de meerderheid waren gekomen, een poging gedaan om tot intrekking van die wet te komen? Neen immers. Do heer Kerdyk heeft her- haaldeiyk verklaard, aan die wet niet te willen tornen; terwyi de heeren Tak, Van Houten en Goeman Borgesius, op het Torentje gekomen, loyaal de wet uitvoerden. Zy kwamen al spoedig tot de ervaring, dat de schoolwet-Mackay zeer wel was uit te voeren en tevens bevorderiyk was voor uitbreiding van de neutrale zöne, waar van de heer Mees dezer dagen sprak. Het getuigde daarom van wyze politiek, om niet af te breken wat eenmaal was tot stand gekomen; en voor de vóórstanders en ontwerpers van de Leerplichtwet mogen wy wel wenschen, dat de proef met haar even gunstig zal uitvallen als die met de schoolwet Mackay. Hebben wy nu echter het recht om te insinueeren, dat do heeren Kerdyk c. s. nü 1891 öf het niet eeriyk hebben gemeend öf gespeeld hebben met beginselen? Natuuriyk niet; en toch doet de hoer Kerdyk zóó tegenover minister Kuyper. Is dat eeriyk, is dat loyaal? Do Nieuwe Rotterdamsche Courant schryft over 's Ministers houding ten opzichte van bedoelde wet: Het door den Minister verdedigde standpunt is volkomen correct. Waar deze bewindsman verklaart, dat hy de Leerplichtwet eeriyk en loyaal zal uitvoeren, heeft niemand het recht aan de eerlykheid van dio verklaring te twijfelen. Daarmede is nu niet gezegd, dat de Minister niet meer een tegenstander van leerplicht is. Integendeel principieel is nog altyd leerplicht, althans in den vorm, Den volgenden dag beantwoordde hy het telegram van Dennis Avory en vermaakte zich met de nieuwste bezienswaardigheden van Londen na te gaan, als oen provinciaal, die voor het eerst naar de hoofdstad komt. Het loopen en trappen-klimmen had hem erg vermoeid, en des namiddags keerde hy naar zyn hotel terug om wat te gaan rusten. Hy herinnerde zich, dat een dokter hem twee jaar geleden had gewaarschuwd, zich niet te zeer op te winden of in te spannen, daar zyn hart niet geheol in orde was. Eerst had het denkbeeld, niet gezond te zyn, hem erg ter neer gedrukt, maar dat was langzamerhand vergeten. Hy behoefde zich immers niet meer in te spannen dan hy wilde; hy had geld genoeg om zyn gemakte nemen en andere menschen het lastige werk te laten doen. Maar de physieke inspanning van dezen dag had hem gefopt, en hy was heel biy, wat te kunnen rusten tot aan het diner. Voor de afwisseling ging hy dit gebruiken in een grooten restaurant. Het was nog geen tien uren, toen hy daarmee gereed wasdaar 't mooi weer was, ging hy wat wandelen; hy wilde eens naar Grosven or-Place gaan, waar hy nog niet was geweest. De agent, die het huis voor hem huurde, had ook voor bedienden gezorgd, daar Hansell zelf daarmee niet graag last had. Zyn groote bagage was terstond naar Grosvenor-Piace gezonden; hy kon dus wel een kykje nemen in z(jn nieuw huis en den bedienden zeggen, dat ze hem spoedig konden verwachten. Toen Hansell aan Grosvonor-Place kwam, ondervond hy eenige moeiiykheden, welke hy niet had voorzien. Zyn milLionnairsmanier, om de zaken to behandelen, had eenige nadoelen. waarin ze in Nederland is ingevoerd, voor hem uit den booze, maar hy wil niet theo retisch of doctrinair maar empirisch te werk gaan. Een voorstel tot intrekking is alleen dan van hem te wachten, indien mocht biyken, dat de wet volstrekt niet aan haar doel beantwoordt en dan ook nog alleen, indien door wetswyziglng geen verandering ten goede zou zyn te bereiken. Welnu, als zich ooit een dergeiyk geval voordeed, dan zouden zelfs warme voorstan ders van leerplicht Intrekking der wet niet al te zeer betreuren, want wat baat een wet, welke geen resultaat geeft? De wet is tot stand gekomon niet om een beginsel of doctrine te doen jsegevieren, maar om het schoolver zuim "en vooral het relatieve schoolver zuim krachtig te bestryden. Bleek dit onmogeiyk, dan zou de wet een onnoodige belemmering zyn. De Maasbode heeft naar aanleiding van den dezer dagen in Amsterdam gepleegden moord een artikel over de doodstraf geschreven, waaraan wy het volgende ontleenen: „En hier heeft allereerst de Overheid, die boven alle politiek uit niet eerst het wel- zyn, maar wel allereerst het leven van de burgers moet beveiligen, met groote be slistheid in te grypen. En wel in te grypen door de uitoefening van het hooge en souvereine recht, dat haar door God zeiven gegeven is, het recht om hem, die zich vergreep aan andermans leven, zelf aan het leven te straffen. En daarom was het ons en, zooals de Minister zelf veronderstelde, aan „meerderen van zyn vrienden" een groote teleurstelling, toen hy van af de groene tafel als katholiek Staatsman en als lid van een Christeiyk Kabinet de verklaring aflegde, niet te zullen overgaan tot de wederinvoering van de dood straf. Wy hebben het grootste vertrouwen op dit Kabinet en op ieder van zyn leden en wenschen het te steunen waar en zoolang wy kunnen, ook omdat wy van de bekwaam heid en het staatkundig inzicht van ieder dezer ministers, niet het minst van den Minister van Justitie, een hoog denkbeeld hebben." Met den Minister van Justitie is het blad het dus niet eens; zyn verklaring deed de redactie leed: „Te meer, waar mr. Loeff deze verklaring poogde te motiveeren en steun te geven door de vreemde bewering, dat men in de wet wel de straf kan vastleggen, maar dat ten slotte de rechter de straf moet toepassen, zoodat de mogeiykheid niet biyft uitgesloten, dat van de rechters, die immers „onbewust" door politieke invloeden geleid worden, de een de doodstraf wèl, de ander niet zou uitspreken ten opzichte van een zelfde misdryf. Dus n u niet de doodstraf, maar op gezag van deze redeneering en onder hot bewind van dezen Minister van Justitie, de doodstraf nooit. Waaruit dan even consequent volgt, dat wy, die als Christenen onder liberaal regime deze wet nooit zullen krygen en nu ook onder Christeiyk bestuur in onze verwachting teleur gesteld werden, thans wel zeggen moeten, dat de Christelyke Overheid in Nederland, in tegenspraak met het Apostolisch woord, tevergeefs hot zwaard draagt. Yry mogen nu, zoo de dader uitkomt, de moderne juristen by het lyk van deze ver slagen© zich wederom vastzetten in allerlei modern rechtsbegrip en voor hun beleedigd rechtsgevoel in laatste instantie bevrediging zoeken in kerkerstraf of in do zedeiyke ver betering van den gevangene. Maar wy, die als Christenen geleerd hebben, dat vry willige doodslag, een der vier wraak roepende zonden is, welk© reeds in den eersten moordenaar plotseling het besef deed opwaken, „dat het nu ging om zyn eigen bloed", wy zullen nooit mogen berusten in een opvatting van het recht, die louter geboren is uit het anti-Christeiyk begrip der humaniteit en uit de valsche en verderfelyke beginselen, die in den loop der tyden zich vyandig hebben gesteld tegen de positieve leerstellingen van het Christendom. Dit zal ook door mr. Loeff niet ontkend worden." Het blad had gehoopt, dat de Minister aan het Christelijk Nederland deze teleur stelling zou hebben bespaard, en troost zich De eerste knecht was heel beleefd, maar zenuwachtig, 't Was voor het eerst, dat hy den nieuwen huurder zag, en er was geen middel om zich te vergewissen van zyn iden titeit. Als een vreemde heer 's avonds tien uren regelrecht oen groothuis in het Westend binnenwandelt, is een goede hofmeester natuur iyk op zyn hoede. Londen is een rare stad en eiken dag hoort men stouter stukjes van „voorname" zwendelaars. Hansell lachte om de aarzeling van den man. „'tis zeer goed, dat je wat voorzichtig bent; maar je behoeft niet te twyfelen, of ik de rechto ben. Niemand weet immers, dat een meneer Hansell dit huis heeft gehuurd?" „Jawel, meneer; het heeft al in de kranten gestaan." „Zoo?" zei Hansell. Hy vond die tyding niet prettig. „Dan zal ik waarschyniyk eerder komen dan in myn plan lag. Is myn bagage er al?" „Die is gearriveerd, meneer." „Dan kan ik je spoedig overtuigen, dat ik de eigenaar ben. Ik heb de sleutels van alles by my." „Ja, meneer, natuuriyk maar I ziet u, 't is heel vreemdmaar u moet 't my niet kwalyk nemenals u morgen eens wou terugkomen met den agent „De agent heeft my ook niet gezien; maar met hem zai ik geen last hebben. Ik zal hem vanavond schryven, om morgen by my te komen in myn hotel." „Heel goed, meneer; ik zal hem morgen den sleutel sturen." „Ei, dus je wilt my daarvan in het bezit stellen door zyn tueschenkomst; dat is uit stekend. Ik zie, dat je een man van onder vinding beDt, en het doet my plezier, zoo'n zorg zaam persoon in myn dienst te krygeo." nu met de woorden van den premier, dat de opinio, volgens welke de doodstraf in het strafrecht onmisbaar is, in alle landen hand over hand toeneemt. Het Volk aldus De Standaard is slecht te spreken ©ver het succes, dat de heer T a 1 m a had met zyn rede. Nu, dat is te verstaan. Het is zeker niet aangenaam cm met zyn eigen wapen verslagen te worden. En dit hierover is ieder het wel eens overkwam de party van Het Volk in de Kamerzitting van verl. Maandag. Op hoogen toon was vroeger door den heer Troelstra en nu door den heer Melchers be toogd, dat de sociaal-democraten moesten zyn tegen uitgaven voor onze vloot en voor ons leger. De heer Talma toonde met de feiten aan, dat de sociaal-democraten in Duitsch- land en in Prankryk daar anders over denken. Met een beroep op een uit zyn verband gerukt woord uit de Schrift poogden de heeren Molchers en Van der Zwaag de Christelyke partyen in tegenspraak te brengen. De heer Talma bewees, klaar en duideiyk, dat die heeren zich aan tekstverdraaiing schuldig maakten. Geen wonder, dat Het Volk thans zyn ge- bruikelyke overwinningsbulletins wegliet. Dat zou ook al te mal gestaan hebben. Het blad toont zich alleen maar boos. Boos op wie? Op de heeren Molchers c. s., die het er zoo slecht afgebracht hebben Neen op den heer Talma. Talma sprak met „de noodige brutaliteit en pathos"; Talma was niet „vies van de omhelzingen der oud-liberalen." Is dat nu toch niet al te dwaas? Ieder, die de Kamerzitting van Maandag heeft bygowoond, weet zeer wel, dat de bru taliteit en de pathos waarlyk niet was by den heer Talma; dat de afgevaardigde van Tietjerksteradeel kalm-betoogend sprak, hoe wel de socialistische heeren door interrupties poogden den spreker te prikkelen. Maar hy hield voet by stuk, en bleef kalm en waardig tot het einde. En Melchersnu, de redacteur van Het Volk moet maar eens informeeren. Dat het niet aangenaam is voor het orgaan der soc.-dem. party, te vernemen, hoe zyn woordvoerders in de engte werden gedreven wy verstaan dat. Maar dat geeft nog geen reden om zóó boos te zyn. Qui se fache a tort. In de Nieuwe Rot ter damsche Courant le vert de Rotterdamsehe apotheker A. C. v <1 Byllaard Jr. een merkwaardige bijdrage lot de kwakzalver s-quaestie, opgewekt door de (min of meer verschoonende) woor den van de heeren Lohnian en Kuyper over dit onderwerp in dc Kanier gesproken, en door oen beroep door dr. Hamaker in dat blad gedaan op de apothekers. Vooraf deelt de heer v. d. B. mee, dat hij xtran 25 jaren geleden te Rotterdam een apotheek overnam, waaraan een handel in geheime geneesmiddelen en lal van kwakzal- versartikclcn verbonden was. Maar daar dit streed met zijn overtuiging, wierp hij dit alles overboord, ofschoon het zeer winstge vend was. En dan komt do heer v. d. B. tot eenige mededeeiingen betreffende kwakzalvers, met wie hij kennis heeft gemaakt. In de eerste plaats de gebrs. P .en A. W. van Bijsterveld, meermalen met geldboete, de eerste ook met gevangenisstraf gestraft. Wanneer ik nu mededeel, zegt hij, dat bei de personen vroeger bij mij loopjongens geweest zijn, dat zij nimmer eenige opleiding gehad hebben, dat zij noch van het mensche- lijk lichaam, noch van geneesmiddelen de minste wetenschapelijko kennis bezitten, dan zal ieder ontwikkeld mensch begrijpen, dat men bij hen geen medischen bijstand zal moeten zoeken. En toch hebben zij groote clicntoele. De jongste van beiden heeft zelfs dc brutaliteit gehad, om zijn confraters, niet bevoegd geneeskundigen, per advertentie in de dagbladen op te roepen, om gezamenlijk to overleggen, we^lke stappen ziy moesten doen, om in 't vervolg ongestraft hun prak tijk te kunnen uitoefenen, of wat hetzelfde is, „ongestraft ten koste der lijdende mensch- heid hun beurzen te kunnen vullen." Want dat het baantje van kwakzalver winst gevend is. kan blijken uit het f-j'lfc ^at P van Bijsterveld, die te Rotter-^ woonach? tig is, in de gemeentebelasting Ao. Po. aan geslagen is voor een inkomen van /7500— 6300, terwijl hij 5000 beschikbaar gesteld heeft, wanneer zijn gevangenisstraf in dis geldboete werd veranderd. Er is ook nog een andere vorm, die van' „genezing per brief." Ook daarvan haalt dc heer v. d. B, een krachtig staaltje aan. Bij advertentie deelt „een genezen patiënt" mee, dat hij gaarne het adres opgeeft van zijn redder. Door twee verschillende perso nen, verhaalt de heer v. d. B., in twee ver schuilende plaatsen, liet ik er op schrijven en ontving op beide aanvragen een beschrijving van het Physiatrisch Sanatorium „Arcnts- burgh", tc Voorburg, benevens een vragen lijst met verzoek die aan het opgegeven adres ingevuld terug te zenden. Die vragen wa-^. ren zoo beneden critiek, dat ik niet gaarne in uw courant deze ter algt-meene kennis^ zoude willen brengen, maar die, desge- wenscht, voor belangstellenden te mijneDt ter inzage zijn. Daarenboven werd medegedeeld, dat de pa^ tiênt „per brief" behandeld kon worden. Wanneer men het bedrag van 12 aan dat. Sanatorium zond met de ingevulde vragen lijst, dan zouden, behalve schriftelijke behan deling, tevens de geneesmiddelen franco toe- gezonden worden. Aan beide adressen liet ik voor 12 iedei zenden. Ook aan het verzoek om de uri van den patiënt te zenden, wat in verband met de ingezonden ziekteverschijnselen nood* zakelijk werd geacht, is voldaan. Dit onder zoek kostte 3. In plaats van urine werd ech ter een mengsel van melk, kina-extract, pi- crinezuur en water gezonden .Een schrifte lijk antwoord, bevattende het onderzoek van deze zoogenaamde urine, is door mij ontvan gen. De zich noemende dr. Oudschans, ge neesheer-directeur van genoemde inrichting, gaf eon uitvoerig rapport daarbij, luidende als volgt: „De patiënt behoeft zich volstrekt niet ongerust te maken, daar door het onder zoek bewezen is, dat zijn diagnose juist was gesteld, de gezonden geneesmiddelen zeker de gewenschte uitwerking zouden bewerkstelli gen, mits de patiënt getrouw dc gegeven voorschriften opvolgde en de patiënt zich. niet ongerust behoefde te maken, daar do urine geen eiwit noch suiker bevatte ca het bezinksel veroorzaakt werd door blaas- epitheliu m-c e 1 e n." Is grooterc zwendel denkbaar? Ik heb destijds alle stukken, hierop be trekking hebbende, aan den ambtenaar van het Openbaar Min., alhier, opgezonden en gezorgd, dat alle feiten wettig bewezen wa ren. Toen echter deze zaak in openbare be handeling kwam, waarbij ik als getuige ge dagvaard was, bleek het, dat het „Sanato rium Arentsburgh" opgeheven en de direc teur vertrokken was. Van den heer Oud schans werd een schrijven voorgelezen, waar in hij zich op de geneeskundige wet beriep,; dio hem toestond als chirurg, welk diploma hij bezit, ook in bepaalde gevallen inwendige geneesmiddelen te mogen voorschrijven en tevens mededeelde dat hij de dupe was gewor den van een Duitsche zwendelfinua. Verschenen Is het eersto nummer van bet, Katholiek Sociaal Weekblad, dat als redacteur vermeldt mr. P. J. M. Aalberae, aan wien een groote staf van medewerkers is toegevoegd. Onder deze zyn tal van priesters, o. a. de bekende dr. Ariöns, pastoor ts Steenderen; jonkvrouwe L. van Baerle, te Utrecht, dr. Brom, en de heeren G. Bruna, P. J. H. Steen- hoff en Koelman van Het Centrumde heer A. van der Kallen van het Dagblad van Noordbrabant, de heeren Bolsius, Kolkman, Van Nispen, Nolens, leden der Tweede Kamer F. Wierdels, van De Tyd; J. F. Vlekke, te Oud Gastel; A. 0. A. van Vuuren van De Residentiebode, enz., enz. En behalve de eer biedwaardige lyst zyn er nog ongenoemde dames en heeren, onder wie enkele niet- katholieken, die bydragen zullen leveren. In het inleidend woord zegt de redacteur, met een beroep op de Encycliek van Leo XIII van 18 Januari 1901, dat doel en streven zal zyn: „door het verspreiden van sociale ken nis aan te sporen tot degelyke sociale „Pardon, meneer, ik biyf hier niet; ik heb een andere betrekking, en ik heb meneer James, den agent, gezegd, dat ik morgen ga hy heeft, geloof ik, al een ander aangenomen. Maar dat zal u niet hinderen; de agent zal wel zorgen, dat alles in orde is, als hy u den sleutel overhandigt. Men verwachtte u niet vóór de volgende week, ziet u." Clement Hansell wandelde terug naar zyn hotel; hy vond hot wel een beetje vervelend, maar hy moest toch lachen om don dwazen toestand; toen hy van uit Johannesburg aan een agent te Londen orders gaf, voor hem een heerenhuis te huren in het Westend, vergat hy, dat niemand te Londen hem kende. Hy zou dat echter wel spoedig herstellen door de papieren, welke in zyn bezit waren. In het hotel teruggekeerd, schroef hy een briefje aan den agent, met verzoek, den sleutel van het huis te vragen on hem dien den volgen den dag te zenden. „Hoe eer ik den agent overtuig, dat ik zelf Clement Hansell ben, de3 te beter," redeneerde hy. ,'tWas een mal idee van dien hulsknecht, dat er iemand zou komen, die zich voor my uitgaf; doch geheel onmogeiyk is het niet. Op het oogenblik is er feitelyk niemand in Engeland dan de directeur van dit hotel, die precies zou kunnen zeggen, dat ik Clement Hansell ben De kellner, wien hy den brief ter bezorging gegeven en een glas whiskey-soda besteld had, kwam binnen. „En deze kellner," zoo vulde Hansell by zichzelven aan. „Hoe ia je naam?" vroeg hy den jongen Germaan. „Otto Muller, meneer". „Kom je uit Beriyn?" „Neen, meneer, uit de Rynprovincie." „Zoowelke plaats „Rüdesheimmisschien kent meneer het." Clement Hansell schrikte. Rüdesheim was de geboorteplaats van Max Freiligrath. Te Rüdesheim was Max verliefd geworden op Catherina Weber, eer zy naar Londen ging om een bestaan te zooken als onderwyzeres. Het dineetje by Jack Darvell, dat eerst een week was uitgesteld, omdat de gastheer plotseling op reis moest „voor zaken", had plaats gehad en was vrooiyk geweest. Er waren slechts drie gasten buiten lord Charlton en moneer Stephen, allen jongelui, die met Jack kennis gemaakt hadden sedert hy ge trouwd was mot Molly Mallandaino. Eón van hen had den tocht al eens gedaan, dien Charl ton voornemens was te ondernemen, en gaf hem een aantal nuttige inlichtingen. Men scheidde ongeveer elf uren, daar de jongelui nog elders moesten zyn, doch Stephen en lord Charlton bleven den gastheer nog een poos gezelschap houden. Stephen Alison had zyn best gedaan, zich aangenaam te maken by den jongen edelman, en Jack Darvell was er zeker van, dat hy den eersten stap naar het succes had gedaan. Stophen was vroeg gekomen en had een onderhoud met Jack gehad. In verband met het plan, dat hy gevormd had, achtte hy het nuttig, Darvell in den waan te brengen, dat hy volkomen geneigd was, zyn rol in het helsche komplot te vervulleD. Hy had bekend, hoe treurig het met hem stond gesteld, en dat zyn eenige hoop, om ooit de goede gaven dezer aarde te genieten, lag in verdere ondernemingen, die door de menschen gewoon lijk misdadig werdon genoemd. (Wercft vervolgd4

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5