MENGELWERK.
volksvertegenwoordiger iete aantrekkelijks
hebben. Hij doet ons denken aan verschillen
de stukken, in den catalogus aangeduid, met
„een grijsaard"; ook aan schilderijen, waar
op goschetst was „ccn arbeidersgezin aan den
maaltijd'1: vader in zijn matten leunstoel,
stil, ernstig, weinig spraakzaam, verdiept in
zijn bezigheid van eten, genietend van 't
uurtje-schaften; moeder tegenover hem; de
kinderen ook zwijgend, lepelend en vorkend,
achter hunne bordjes... Door het veelruitige
raam dringt een zonnestraal en schijnt op
.vaders grijzenden baard, op de grijze haren
van den werkman, die nee rd warrelen op zijn
grof werkpak... Of ook wel, dacht ik, den
heer Hasdingen ziende, aan een groep van
■werklui samengekomen vóór het huis van
den patroon, 's morgens voor den aanvang
van de dagtaak, om meer-loon te eischen.
Een van hen, do oudste, do pot in zijn hand,
richt het woord tot den patroon, die op het
bordes van zijn woning is getreden. Dan ziet
men do strenge, strakke, bleeke trekken van
don spreker, dio zijn toorn bedwingt, uit
vrees, nog, voor z'n brood en zijne woorden
m»'t zooveel eerbied als hem mogelijk is, kiest.
Ook een heel klein tikje van Tolstoïaansch-
type merk ik op in die verschijning m den
man met de strakke, nooit-lachende, bleeke
en hoekige, magere trekken, waarvan het
norscho en sombere nog worden versterkt
door den vö'.len, grauwen baard en de lange,
grijzende baren. Van de. man, die daar zit
te luisteren, terwijl zijn zwarte, strenge o gen
onbeweeglijk rusten op den spreker van het
moment. Van den man, die zich in zijn vaal
en bejaard bruin fantasie-pakje met heel-
kort jasje en groote stukken arm uit io -or-
to mouwen slechts zeJden door do zaal be
weegt, meestal op zijn bankje, heeletnaal ach
teraan ter linkerzijde, blijft zitten toehooren
maar van niet do minsto verlegenheid blijk
geeft als hij 't woord zal voeren...
De afgevaardigde Helsdir en is ook in zijn
manier van spreken de echte arbeider; de
man, die zóó komt van z'n karwei en zooa's
wij er honderden op socialistische meetings
hoorden. Scherp of vinnig of sarcastisch is
hij volstrekt niet. Zijn uiterlijk zou 't doen
vermoeden: de werkelijkheid logenstraft 0
gissing.
Dc heer HelscLngen spreekt kalm, eenvou
dig, beleefd, bezadigd, blijkend iemand te
zijn van zachten aard en van eerlijke, rusti
ge, solide overtuiging. Hij spreekt z-.~is <.e
woorden hem op de tong komen, vreemde
uitdrukkingen zeggend op de wijze van
gansch ongeletterd man, die slechte Neder-
landsch kent, Zichdaarvoor in het ininst niet
Bchamend cn ook niet probeerend om 't on
der een toch-steeds-doorzichtig waasjo van
aanstellerij te bedekken, zooals anderen wel
doen. Zich ge end zooals hij is, maar zonder
de „koketterie" van Van der Zwaag, meen ik
wel to durven zeggen. Do heer Schaper, een
ander zijner geestverwanten, is de autodi
dact, die in ernst, in degelijkheid, in scherp
zinnigheid, ver boven den heer Van der
Zwaag staat. Da Kamer gevoelt werktuig
lijk bewondering voor Schaper, en luistert
naar hem met ernstige aandacht. Helsdin-
gen is de eenige, echte „werkman," ook in
zijn gansche uiterlijke doen, van do gehcele
groep zijner geestverwanten. Op do voio ver
gaderingen, welke hij in zijn leven al bij
woonde, heeft hij zich eigen gemaakt zekero
elementaire oefening in het voor da vuist
epreken. Geleerd heeft hij 't op verre na niet.
Hij is blijkbaar te oud cr mode begonnen; be
hoort nog tot een gansch andere categorie
van sociaal-democraten dan de meeste j onge
in, die nu op den voorgrond treden.
Als propagandist zal -/an den heer Hels-
dingen vermoedelijk zeer geringe kracht uit
gaan. Om theorieën en zaken van abstracte
natuur te ontwikkelen, daartoe is hij althans
in het Parlement geheel onmachtig. Hij Zvm
't oor der Kamer na enkele minuten verlie
zen en gevaar -oopen, uitgelachen te worden,
look door de „broeders". Want zóó zijn dezen
'niet of ze kunnen een ondeugend glimlachje
jniet onderdrukken, wanneer broeder Hels-
i dingen z'n eenvoudig werkman staalt je ten
beste geeft. Dat heb ik een paar malen met
aandacht en heel eekuur, opgemerkt. En on
verklaarbaar is 't nu juist niet. Maar sym
pathieker figuur, voor zeer velen, dan de
heer Van der Zwaag, ia deze afgevaardigde
«eer stellig 1
Om nuttige wenken te geven; met grieven
cn bezwaren van zeer concreten aard tot do
Regecring te komen, daartoe kan do heer
•HeJsdingen voor zijn partijgroep waarschijn
lijk veel nut stichten. En een warhoofd is
hij allerminst. Daarom kan Helsdingen'e
woord ten gunste van wien of wat ook hoe
weinig-fraai het dan ook den fijn-beschaaf
de in do ooren moge klinken meer prac-
tisch-resultaat hebben dan een donderende
peroratie zoowdl als een vlijmend sarcasme,
'hetwelk bij voorbaat gaat grieven en ont
stemmen.
Aan het slot van dit mijn eerste kijkjo in
dc nieuwe socialisten-groep der herboren Ka
mer wil ik alleen nog con9tatecron, dat zoo-
velen 't eens zijn met de in deze dagen her
haaldelijk gehoorde bewering, dat dc sociaal
democratie in het Nede^lancïsche Parlement
quantitatief oneindig meer is gestegen dan
qualitatief.
In een asterisk „Nog eens de doodstraf'
tegt De Standaard:
Niet nu eerst, niet pas in 1897, maar reeds
in 1878 is in „Ons Program" met opzicht tot
de doodstraf dit hiervolgende verklaard:
„Moord, mot voorbedachten rade, zondor
eenige do minste omstandigheid, die ver
lichten kan, moest dan ook, we aarzelen
niet dit uit te spreken, steeds en onver
biddelijk. met den dood van den bloedver-
gieter gestraft worden, zonder dat zelfs
de gratie ooit tot regel deed worden,
wat naar recht en biliykhoden 6teeds als
uitzondering is bedoeld".
Toon ochter by do vaststelling van het anti
revolutionair program bleok, dat de heeren
Gratama, De Qeer van Jutphaas on De 8a-
vornin Lohnoan, wel, evenals prof. Modder
man, hot rocht om met den dood te straffen
erkenden, maar niet toegaven, dat God de
Aoodatraf bevolen heo/t, atond men voor de
keus, om óf geen program uit te vaardigen
óf wel ln dat program alleen bet recht der
Overheid om met den dood to straffen, nit te
spreken.
Hierin kon worden berust, omdat dit recht
door alle partyen werd erkend, en het bevel
Gods om den opzetteiyken moordenaar met
den dood to straffen, niet in het program
betwist word.
Dit bleef een vraagstuk, waarover het pro
gram zich niet uitliet, noch in ontkennenden,
noch in bovostigenden zin.
Yaq. het program wfjkt dus niet af, wie het
bestaan van zulk een bevel Gods staande
houdt, maar ook niet, wie verklaart niet in
te zien, dat Gen.' 9:50 zulk een algemeen
geldende ordinantie inhield.
De commentator van dit program had alzoo
volle recht, voor het bevel Gods ten deze op
te komenmaar zyn verklaring ten deze bond
niet wie een andere overtuiging was toegedaan.
Mr. Lucasse bleef dan ook geheel in de
orde, toen by op dit punt tegen den Minister
van JustitKT in verzet kwam; en al moet
erkend, dat de Minister van Justitie by zyn
repliek het scherpe van zyn tegenspraak ver
zwakte, eon feit biyft het toch, dat de liberale
party en de liberale pers door zyn bonding zich
gestreeld zagen, torwyi de antirevolutionaire
party en de antirevolutionaire pers zich zagen
teleurgesteld.
Was niet alleen het recht tot de doodstraf
verdedigd, maar ook er op gewezen, dat alleen
in Portugal, Rumeniö en Italiö de doodstraf
is afgeschaft, en dat de afschaffing te onzent
oen min verstandige daad was geweest, doch
dat men voor dit feit staande, achlle voor
het tegenwoordige, zooals in de Memorie van
Antwoord stond, nog niet tot wederinvoering
te moeten overgaan, er zou geen klacht
gehoord zyn.
Wat hier zeer deed, was niet de zaak zelve,
maar de wyze, waarop de zaak behandeld werd.
Mr. Lucasse gaf hiertoe geon aanleiding,
want dat de doodstraf de kroon van het straf
recht werd genoemd, is een zeggen, dat wel
moet beaamd worden door een leder, die het
strafrecht op het begrip van vergelding, d. i.
op de Goddehyke gerechtigheid, doet rusten,
geiyk zelfs Kant dit onbewimpeld erkend heeft.
Wy lezen in De NederlanderDe Middel
burgsche Courant schynt zich geörgerd te
hebben aan het applaus op de gereser
veerde tribune na de (wy voegon hier in:
met zeldzame eenstemmigheid door de bladen
geprezen) rede van den heer T a 1 m a by de
oorlogsbegrooting, en vooral hieraan,
dat de Voorzitter de heeren niet tot de orde
riep. Zy kan het zich best begrypen, dat
heeren officieren, die in groot aantal aanwezig
waren, onder den indruk kwamen, maar zj
vindt toch een applaus ongepast.
Het Middelburgsche orgaan vergeet één
ding, on wel, dat het hier slechts gold een
applaus, dat zich aansloot en verloren ging
in het applaus der Kamer.
Zeker is het vroeger voorgekomen, dat de
publieke tribune door den Voorzitter werd
aangemaand niet toe te juichen, en zelfs één
maal, dat zy, na een driemaal herhaalde vor-
geefsche aanmaning, is ontruimd. Maar ook
is het meermalen voorgekomen, dat de beido
tribunes zich aansloten by eenig applaus in
de Kamer, on daarvan is door don toonmalïgen
Voorzitter nooit iets gezegd.
Zoodat de Middelburgsche Courant zich by
haar min of meor stekelige opmerking althans
niot op antecodonten kan beroepen.
Overigens moeten wy zeggen, dat wy ons
warm hebben verheugd, dat de officieren van
ons leger onder den indruk kwamen van het
Blot van 'a heeren Talma's redo. Wy hadden
wel gewild, dat alle militairen dezo woorden
hadden kunnen aanhooren. Elke geregelde
arbeid, maar vooral dio van een militair, die
Gode zy dank I in de laatste 70 jaar
to onzent 6lechts preventief, voorkomend,
werk heeft behoeven te verrichten, is vatbaar
te ontaarden in geestdoodende sleur. Van de
hoogste tot de laagste betrekking hebben wy
telkens weer noodig, opgevoerd te worden tot
bet idealisme, dat ln eiken eeriyken arbeid ligt,
en er onszelf rekenschap van te geven, dat wy
arbeider zyn „by de gratie Gods" en dat dit
zoowei oen heerlijke roeping als een groote
verantwoordelijkheid meebrengt.
Geiyk wy zeiden, ook militairen, en zjj niet
het minst, hebben dit nu en dan noodig. En
dit verschafte hun ditmaal de rede van den
beer Talma, waarvan het slot luidde:
„Ik heb bet woord genomen, in de eerste
plaats, omdat ik het noodlottig zon vinden
voor ons vaderland, wanneer de mannen, die
door ons worden uitgezonden om te stryden,
in hun geweten zouden worden gekrenkt, als
zouden zy hun leven geven ln een onchris-
teiyke roeping. In de tweede plaats, omdat
ik wil protesteoren tegen beginselen, die,
vonden 2y Ingang by ons volk, daar zouden
dooden het besef van onze verplichting om
offers te brengen voor het recht en de onaf-
bankeiykhoid van ons vaderland. En in de
derde plaats, omdat ik het niet eens ben met
den heer Van der Zwaag, wanneer hy zegt,
dat wy geon geloofsvertrouwen hebben. Ik
zeg, wanneer een man eiken morgen gaat
zitten en niet werkt on zegt: ik bid eiken
dag om het dageiyksch brood, dat die man
God beleedigt en spot.
"VVy bezitton geloofsvertrouwen, wanneer
wy, na alles gedaan te hebben wat wy kunnen,
de uitkomst aan God overlaten. Zyn wy daarin
trouw geweest, dan weten wy ons in Gods
hand. Dat is de grond, waarom wy, al mogen
wy geen verstand hebben van de onderdeelon,
vóór de begrooting zullen stemmen. Van één
ding zyn wy ons bewust, nameiyk dat, als
wy ons weerbaar maken, dan doen wy dit
niet uit eigonbelang, maar voor de toekomst,
voor ons volk, omdat wy het pand, dat God
ons heeft toevertrouwd, ongerept aan onze
kinderen willen overgeven."
Gelukkig het land, by welks soldaten en
officieren zulke woorden nog eon snaar des
gemoeds doen trillen en hen doen uitbreken
in onthusiasmel
Hier flonkert het ideaal van den christen
soldaat, by zy dan chef van don goneralen
staf of eenvoudig fuselier.
CORRESPONDENTIE. Ingezonden stuk-
Ken of mededeolingen, waarvan de inzenders
hun naam niet aan de Redactie bekend maken,
worden ongeplaatst tor sfide gelegd
RECLAMES,
a 40 Cents per regeL'
Duurzame Genezing.
Te genezen is goed, maar de vol handing
der genezing waar te nemen is beter. Het
heeft zich onlangs voorgedaan bij den heer
Willem Kruyt, kleermaker te Alfen a/d.
Rijn (Hoorn). Sedert 7 jaren was hij Hjdendo
aan algemeene zwakte en zenuwziekte. Alle
behandelingen hadden schipbreuk geleden cm
het is slechte toen hij de Pink-pillen van Dr.
Williams gebruikte, dat hij de genezing be
komen heeft.
Voorheen had ik, zoo verklaarde hij aan
onzen verslaggever, hoegenaamd geen lust in
werken, ik kon niet opstaan en alles was mij
te veel. De eetlust was niet noemenswaardig
en de spijsvertering onregelmatig. Ook had
ik maagpijnen, was kortademig, duizelig, de
slaap waa slecht en vele ak? ige droomen be
namen mij nog de weinige rust. Ik klaagde
steeds ovor koude handen en voeten. Thans
l5o Heer M. KRUYT, volgens portret,
ziet U, zoo ging hij tot onzen venóaggerver
voort, werk ik met pleizier. Ree<ls lang had
ik hot bekend gemaakt, maar ik wilde wach
ten om te zien of de resultaten van blij ven
den aard waren en dat is zoo, en mijne ge
zondheid is thans weder flink in orde.
Mijn slaap en eetlust zijn uitstekend. En
fin-, om kort te gaan, mijn genezing is vol
komen en houdt aan.
Dij de bloedarmoede zijn de verschjjnscrten
goed bokend, bleeke kleur, ontkleuring van
het tandvleesch en de Dp pen. Men heeft hart
kloppingen, benauwdheid bij de geringste
klimming, hoofdpijnen en duizeligheden.
Een algemeene zwakte maakt zich va» de zidk
te meester en veroorzaakt dikwijls den dood.
Het is in dit bijzonder geval, dat de Pink-
pitlen zeer merkwaardig zijn. Zij werken met
een groote werkdadigheid op de herstelling
van het bloed cn zelfs daardoor genezen zij
bloedarmoede, bleekzucht, neurasthénie,
rheumathiek en do algemeene verzwakking
bij man en vrouw.
Prys f 1.76 de doos; f 9.- por 6 doozen.
Verkrygbaar by J. H. I. Snabilié, Steiger 27
Rotterdam, hoofddopothouder voor Nederland,
en in de apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om
streken by Reï8T Krak, Drogoryen, Bees
tenmarkt Wyk 5 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
drogoryen, Hoogstraat No. 5. 11427 70
heeft een lange lyst van excepties opgewor
pen tegen de beslissing van de meerderheid
van den raad van onderzoek in zake de tactiek
van de Amerikaansche vloot voor Santiago
de Ouba. Men denkt echter dat minister Long
het stuk niet aan den raad zal opsturen.
Admiraal Sampson
ligt intusschen gevaariyk ziek. Een Ameri
kaansche krant zegt, dat hy waarschfiniyk
nooit meer uit zyn huls zal komen. Hy weet
weinig van het geschil met Schley en niets
van de laatste gebeurtenissen.
HET OUDE MOEDERTJE.
Een Kerstavondbeeld.)
De avond was gedaald; de groote stad had
haar duizend lichtjes aangestoken en straal
de in vollen glans.
Hoe druk golfde de menigte door elkander 1
Wat hadden zij 'n haast, dio in wintcrkloeren
gehulde menschen op de straten! liet was
dan ook Kerstavond; de liefde hcerschte, de
vreugde vloog van huis tot huis; zij kuste de
groote en kleine menschenkindercn en op
alle wangen bloedden haar rozen.
Een lange, ernstige man betreedt een schit
terende winkelgalerij. Zijn voet stoot tegen
iete; hij bukt zich; daar een weinig in de scha
duw der voorbijgangers, zit op een voetbank
je een oud moedertje; zij steekt smeekend do
uitgedroogde hand naar hom uit. We^ke t: .1
spreekt voor hem uit dat zachte doodsUec' o
gelaat11
Langzaam slechts stapt hij voert etf ver
neemt niet do dankbetuiging van het oudje;
met onweerstaanbare macht wordt hij ge
dwongen om to zien. En zonderling: de
oude buigt zich ver voorover en wenkt hem
glimlachend na. Hij schrijdt verder en ver
der, verloren in de bonte veelkleurige Kcrst-
boweging
Kerstmis! Welk een too verkracht
schuilt in dat ééne woord I Het tegenwoordi
ge zinkt voor hem weg; het verleden opent
zijn graf, en met onafwijsbaren drang doer_t
de herinnering aan reeds lang vergeten da
gen vóór hem op.
Welk een gelukkige jeugd was do zijne 1 Hij
wa3 de eenige zoon van liefderijke ouders;
zijn vader stierf vroeg, en het hart zijner
móeder klopte van toen af slechts voor hen.
O, hij wist het wel en heden stond het weer
levendig vóór zijn geest; zij beminde hem
boven alles zij beminde hem misschien al
te veel. En evenals zijn moeder, zoo hadden
allon hem lief, die hem zagen, dio op hnn
levensweg een poosje zijn pad naast hem
volgden. En nu, na goovele jaren, thans, in
de feestelijke stemming van den KerstavoL t
zag hij in den geest .zijn eigen beeld uit dio
zonnige dagen van jeugdig geluk vóór zich;
de slanke, veerkrachtige gestalte, waaraan
ieder lid, elko beweging van zclfbewusto
kracht, van handelende mannelijkheid sprak,
de heldere en toch zoo flinke stem, die aller
harten voor hem innam, het hooge voorhoofd
door een rijkdom van donkere lokken om
lijst, en op dat voorhoofd een trek een
„trek van hoofsche fierheid", zooals de ve-
wereld zei. Maar het was meer dan fierheid
geweest, wat op dat voorhoofd stond en het
noodlot zijns levens geworden was heden
verheelde hij het zich niet meer: een bran
dende dorst was het geweest, groot te zijn in
dc wereld en haar schatten te verwerven: ge
not, ijdclheid, eerzucht.
Het leven lag vóór hem, fraai opgetooid;
hij, eerder dan allen, was genoodigd, aan
den rijk voorziencn disch plaats te ncme<n, cn
met niets ontziende begeerlijkheid over
schreed hij do perken der ingestelde toe
standen.
Zoo had hij een tijdlang m zijn vaderstad
voortgeleefd; aan de zijde der moeder, die
hem in verrukking geestelijk en lichamelijk
zag opgroeien en gedijen. Met het voorgevoel
eener moederlijke liefde zag zij in de toe
komst en sloot de oogen, verblind door den
glans der beelden, die voor haar in het leven
van den teerbeminden zoon c„thu]d werden.
Kon z„ hem iets weigeren, wat hij ook -aar
verlangde 1 Onmogelijk 1 En wat hij ver
langde, dat was veel, onnoemlijk veel al
les 1
En toen kwam een dag: hij trok weg,
de wereld in, die hem zoo onweerstaanbaar
lokte, en liet zijn moeder achter, hulpeloos
en verlaten, arm en gebogen onder den last
der jaren.
Hem echter bleef, aan gene zijde van den
Oceaan, het gelluk getrouw. Zijn blik hing
onafgewend aan de schoonc oogen dier go
din, Fortuna^ die niet naar recht en gerech
tigheid, doch slechte naar gunst en luim haar
gaven uitdeelt, en de herinnering aan zijn
vaderland, aan zijn moeder werd langzamer
hand uitgewischt.
Zijn persoonlijke voortreffelijkheden en ta
lenten baanden hem overal den weg, en ras
gelukte het hem zich een schitterende posi
tie te verwerven. Genieten, in volle teugen
genieten, dat beteekende voor hem leven,
en in zijn grenzenlooze lichtzinnigheid legde
hij zich voor lange jaren dc verplichting op
niet naar Europa terug te keeren. Wel ver
toonde zich somwijlen in zijn droomen de
herinnering aan zijn vaderland, en trof zijn
hart door do verschijning zijner moeder, wier
gelaat hem zoo bleek en treurig aanzag.
Maar wanneer hij uit die droomen ontwaak
te, dan lachte de eeuwig jonge, schoonc go
din hem alle sombere gedachten weg, en zijn
geweten suste hij met het vaste voornemen,
„eenmaal" alles weer goed te maken.
De jaren gingen voorbij, en reeds lang was
hij tot man gerijpt. Maar hoe het leven ons
ook werpen en aanvallen, liefkoozen en vlei
en moge, geheel en al kan zij toch nooit ster
ven, de herinnering aan het zoete Voorheen
der kindsheid.
Toen de eerste zilverdraad zich in zijn don-
hare lokken vertoonde, werd hij door een die
pen weemoed aangegrepen; een onstuimig
verlangen naar een ander geluk dreef hem
voort, weder de wereld in; een stil, heimelijk
verlangen naar een onnoembaar iets dwong-
hem huiswaarts te trekken.
Nu was hij weer in zijn vaderland, berouw
vol en minnend de moeder zoekend, d:e hem
zoo oneindig had liefgehad; maar zijn be
rouw was de vrede ontzegd. De oude vrouw
had lang, lang op hem gewacht tevergeefs 1
Straks had hij -aan het graf zijner moe
der gestaan.
En als hij nu door de met menschen gevul
de straten schrijdt, dan valt het bittere ge
voel van schuld hem zwaar op de ziel. Weg
van deze markten en pleinen, door het fees
telijk licht van den Kerstavond bestraald l
Voor hem bloeit geen vreugde.
Hij wil vluchten. Waarheen! Waarheen!
Wie gaat daar opeens aan zijn zijde! Wie
knikt hem zoo zacht glimlachend toe! Zon
derling, daar is zij weer, de oude vrouw.
Zwijgend stappen zij naast elkander voort
naar eenzame, afgelegen straatjes. Hij staat
als onder haar betoovering.
„Waar gaat gij heen!" vraagt hij einde
lijk.
„Naar huis," antwoordt zij.
„Wien vindt gij daar!"
„Niemand."
„En wien verwachttet gij!"
„Mijn eenig kind, mijn zoom*
„En als hij niet komt!"
„Hij komtl" herneemt zij, en een toveS*)
oardsche glans flikkert in haar oogen. 1
Zij gaan een cud huis binnen, en de voorVJ
name man, in don kostbaren pels gehuld*,'
volgt de oude langs de smalle trap. Hij voelt!
het: hij moet. Zij betreden een klein vertrek
je, de oudo steekt licht aan. Hij iet om zich
aJ^ in een droom. Op dp> tafel staat een den-
neboom, cn daaronder ligt de Bijhal. Weldra'
branden de kaarsen, en zitten heiden tcgen^
over elkaar.
„Hoe vele, vele jaren wacht ik reeds r
hem: heden, op den heiligen Kerstavono^
moet hij toch eindelijk komen, ea ik mag niet
sterven,vóór ik hem gezegend heb."
Hoe zwaar vielen die woorden op zijn hart
„En waarom ging hij van u wegr' vroeg hij.
„Hij was zoo knap en zoo bekwaam; hij
had geld, veel geld noodig, en ik had het
niet moer. Toen trok hij weg, de wereld i
Goud wilde hij gaan verdienen; ook om mij J
wilde hij het; ook mij wilde hij rijk en geluk
kig zien. toen hij weg waa, toen werd het
nacht om mij heen. De ellende nam bij mij"
intrek, ziekte wierp mij op do lijdenssponde,
doch mijn liefde was sterker dan «üj ik,,
moet leven, tot deze hand op zijn hoofd heef!
gerust."
Hij kreunde luid.
„Moeder, denk, dat ik uw zoon ben.! Z
hier is goud, voel goud; alles is het uwe: ze- 7
gen mij 1"
Daar log het nu op de kleiafl tafel, het
verleidelijk metaal, waarop de menschen zoo
rusteloos jacht maken, en dat nog niemand
gelukkig gemaakt heeft. Wa* fonkelde cn!
glinsterde hetHoe het lachte, dat Bchoono
goudVruchteloos, hier heeft het zijn macht
verloren, uet is dood. Glimlachend schuift
de oude vrouw het terug; zij wenkt hem.. t
„Kom, mijn zoon 1"
En de sterke man knidlt on buigt het hoofd
diep ter neer. Haar verdorde hand streelt
zacht zijn vollen haardos.Een trilling stroomt*
zijn vollen haardos. Een trilling stro©—t'
vliegend door zijnrledematen.
„Mijn liefdo en mijn zegen volgen je. Ga,
in vrede
De oude vrouw leunt in haar stoel achter
over; hij staat op, zijn oogen worden voch
tig, en een stroom van he etc tranen wascht
alle schuld van zijn zieL Hij voelt zich vrij
worden en een nooit gekend bemelsch gevoel!
doet zijn borst zwellen. Dat geluk kon hem do
wereld die hem zooveel die hum alles gaf toch'
niet geven; uit do band der bedelares zou
het hem geworden, het hoogst© geluk, do
rust zijns harten de vrede z aer ziel.
De kaarsen zijn uitgebrand; do maan fcrï do
sterren schijnen in het kamertje; haar blc^k
licht trilt in de donker© dennetakken. Van
verre klinkt gezang: Eere zij God in ^-2n hoo
ge en vrede op aardeI
Als hemelboden dringen dio tonen in zijn
ziel.
Hij treedt aan het kleino venster, en zijtf
blik verdiept zich in de sterrenzee. Zijn ziel
slaat baar V.eupels uit ©n strcott het oneindi
ge te gemoet. Hij ziet om zich; fier verheft!
hij het hoofd; hij breidt de armen uit; hij is
zoo onuitsprekelijk rijk cn g^ukkig
Is er dan niemand met wien hij zijn geluk
deelcn kan!
„Moeder I" roep hij zacht.
Slaapt zij
„Moeder 1" roept hij nog eens en vathaaf
hand. Zij is koud. De oude vtouw is dood.
Nu wordt het helder in zijn ziel: tot over het'
graf volgde hem de liefde zijner moederpn do
.gedaante der oude vrouw was zy hem ver
schenen, om hem datgene te geven, wat bij
overal tevergeefs gezocht had.
En daarginds, op het Kerkhof, daar rusten'
zij naast elkander, do beide moeders; een'
Iind° strooit haar bloesems op de heuveltjes;
in haar takken zingt een nachtegaal het oudo
eèuwig jonge lied van geluk en liefde. En d£
ernstige man, die aan don stam van den b^cm
leunt, verstaat en begrijpt het lied.
Weldra verschijnt hij niet meer alleen; rij
vergezelt hem, zijn jonge vrouw. Maar op 1
Kerstavond, dan komt hij alleen; in sneeuw:
en ijs gehuld is de natuur, en de koude noor-
denwind giert door do takken der oude lin-j
de. Het hart van den ernstigen man, dio
in gedachten verzonken bij de graven staat,
klopt warm, en vol vurigen dank gedenkt
hij den ston1, waarin hy den vrede, waarin'
hij zichzelven gevonden heeft.,
UITLOTINGEN. Loton Panamft-Kanaalmaat-
schappij r*a 1888 a £r* 15. Trekkioi? van 16 December;
1901. Betaalbaar 16 Jaooari 1903. Hoof iprgzen f
fr. 600,000, cr. 996,001; fr. 100.000, dc. 1,288,322;
fr. 10.000, Dr. 771.996 eo 988,910; fr. 6000, cr.
482.740 en 1,188,496, fr. 2000. nro. 286.000, 422.ll»,
009 637 1,208,832 en 1.766,666, Do volgeixlo Dammen
elk fr. 1000, Dr?. 640,160. 161 400, 186 391,804,847,
1 726 479. 1.443,931, 467.1S6, 611.416, 238.642,:
1,696 166, 127,316, 649.-, 13, 1.626.036, 1.272 398,1
1,470,1'6, 969 729, B03 930. 100.499, 1,302.639,'
1.084.43/, 1,896,872. 1.497.961.1,010,041. 1 288.821,!
244.707, 961.432. 986.782, 1,062 698, 111,880, 221,681,
649,401, 446,299, 119.992. 1,606.206, 1,727.619,
433.924, 1,293,906, 611,830, 1,482 189, 761.798,
246.226, 651.270, 1,470 661, 727,669. 608,447,'
1,299.848, 1 835,051, 689,228, 1,006,066, 179 299.
2-pCt. Gentsohe loten j?.n 1896 a fr. 100»
Trekking van 10 Deoember Bbtaalbaar 1 jutf
1902. Getrokkea eerieéa: 808 1744 1782 4367 9384
10412 12672 16776 16K28 \9S99 26092 27217.'
Hoofdorrjaen: serie 27217 d, 17 10.000 fr.; s. 1744
d. 14' 1000 fr.; e. 12672 d. 23 600 fr.; r. 12072
d. 8. en e. 868 d. 23 elk 260 fr. De volgende loten
elk 150 fr. o. 868 n. 1, 0 en 16; e. 1744 n. 17;
s. 1782 n. 6 en 21; a. 9884 d. 11 en 22; a. 10113
d. 7; a. 16776 d. 0 ou 14; e. 18828 n. 6 en 16;
a. 19899 n. 12 en 25; e. 26092 n. 1, 10 en 12;
a. 27217 n. 8 en 10.
Allo oTórige nummers in bovenstaande aerieSa)
vervat zijn b9akaan met /"100.
Ned. Stndeuten-Anli-ABcoliol-BoiidL
Naar wy vernemen, is den 27sten November fiji
(tydens het 3de Nat. Congres voor Geheelonb-
houding) in Den Haag opgericht de Neder-
land8cho Studenten-Anti-Alcohol-Bond.
De BoDd heeft reeds ln Amsterdam, Leiden^'
Utrecht en Groningen een afdeeling, te zamen
met ongeveer 80 leden, terwfil er pogingen
worden aangewend ook ln Delft een afdeeling.
op to richten.