R». TZ8T8 A° 1901. e tgeze (Courant wordt dagelijks, met uitzondering van (§pn- en feestdagen, uitgegeven. M-Zuidafrikaanselie Verccnigiog. SINTERKLAAS. P'eixilleton. Een St.-Sico!aas-gcschcnk. Donderdag £3 13ecc ta er. J-T PRIJS DEZER COURANT: "r'Toor -Leiden por 8 maandon I I ïf! ."Buiten Leiden, per looper en waar agenten goveatigd zyn i| Franco per post 5 f 1.10.' 1.80 1.65- PRIJS DER ADVERTENTTËN: Van 1-6 regels f 1.05. Iedere regel meer f 0.17 J. Grootere letters naar plaatsruimte. Toor het incasseeren buiten de stad wordt f 0.05 berekend. Afd. Leiden en Omstreken. Ontvangen by den PenningmeesterZoeter- Woudsche Singel 41: Opgehaald voor de Boeren op een gezellig Avondje onder de voordracht van den Orgel man f By dragon kunnen worden toegezonden aan den Penningmeester of aan het Bureel van dit Blad. Offloieelo Koimlsgoviag, Burgemeester en Wethouders van Leiden; Gezien het adrea van M. BETEN en H. VAN HARTEN, houdende verzoek om vergunning tot het houden en mesten van varkens in oen schuur van het perceel Lusthoflaau No. 2; Gelet op art. 152 der Verordening van 6 November 1879; Geven bij deze kennis aan het publiek, dat ge noemd verzoek op de Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd is; alsmede, dat op Maandag 9 December aanst., 's voormiddags te elf uren, op het Raadhuis, gelegenheid zal worden gegeven «m bozwaren tegen dat verzoek in te brengen. Burgemeester en Wethouders voornoemd: Leiden, F. WAS, Burgemeester. 4 Deo. 1901. VAN HEYST, Secretaris. Er moest een belangryke samenkomst plaats hebben, een politieke conferentie van nogal «enige beteokenis. Daarvoor was het noodig, een avond aan te wyzen, hetgeen in den kring, waar de taak werd voorbereid, wat moeite gaf. Want, zooals het in onzo dagon jls, was het reeds lang vóór dezen, aan menschen, die veel te doen hebben, wordt ook veel opgedragen. Deze gewoonte houdt onder veler „vrije" avonden een geweldige ©pruiming. Een van de zookende heoren opperde: 5 December. „Geen denken aan", sprak toen de voornaamste uit den kring, een staatsman va,n grooten invloed en erkend gezag, „de heeren vergeten toch niet, dat het dan Sinterklaas is?" Niemand lachte. Het was zoo natuuriyk mogelijk gezegd. Het bezwaar tegen het kiezen van dien avond werd volkomen ge grond bevonden. Niet waar, wie zou, behalve by totaal onvermydelyko noodzakoiykheid, dien avond buiten zyn gezin wiiion door brengen? Do meest vergadering! usiugo, do [trouwste nalooper van openbare vermakelijk- ■heden, zou zich wol wachten of 't moest ©en zeer ongezellig vrijgezel wezen alsdan orgens anders te vertoeven dan waar de lamp i haar flikkeringen werpt over do tafel aan don huiselyken haard. Zeker, voor beroepsbezig heden moet een uitzondering gemaakt wor den; het is, helaas, nog altyd zoo, dat voor bet vermaak van de meerderheid een minder heid haar diensten moet beschikbaar stollen, en met name onze noringdoenden met hun personeel zyn alsdan verplicht, zich duchtig te weren om aan allo bestellingen te voldoen. Maar van deze uitzondering het bestaan, het onmisbaar bestaan erkend hebbende, kunnen wy van haar zoggen, dat zy den rogol bevestigt, aangezien wy allen geneigd zyn haar als een schaduwzijde van het winkelbedrijf te bo schouwen. Sinterklaas is dan ook altyd aangemerkt als hot feest der huiselykheid in de eerste plaats. De oude Romeinen hadden hun huisgoden, hun Laren en Penaten, voor wie zy op een bepaald plekje der woning een eenvoudig altaar hadden staan, ter wier eere zy op dat altaar nu en dan een niet minder eenvoudig offer brachten, met weinig omslag van plechtigheid. Daarheen keerden zy terug uit het strydgewoel, uit het rumoer der volksvergadering, uit de drukte van den arboid, om dankbaar to ge nieten wat zy ale iets heeriyks op prys stel den; en toen de vereering der huisgoden in onbruik geraakte, begon ook de teruggang der nationale zeden. Wy hebben niet dezelfde vormen; maar het wezen der zaak bezitten we in ruimere mate, en wanneer wy mogen spreken van byzondere dagen, aan denzelfden cultus gowyd, dan is Sinterklaas wel de voor naamste, het feest by uitnemendheid, de hoog- tyd voor oud en jong. Wy kunnen dion niet missen. Er is in ons gewone leven van eiken dag niet weinig, dat ons de woning uitdryft, dat ons van de huiselyke gezelligheid zou ver vreemden; daarby denken wy niet in de eerste plaats aan de beroepsbezigheden, want deze laten gewooniyk toch wel nu en dan een paar avonduren vry, vooral wanneer men er op staat, ze vry te maken en te houden. Maar zyn we geen burgers van den Staat, geen ingezetenen der gemeente, geen leden van een aantal vereenigingen en ge nootschappen, moeten wy ons in die vrye uron mot inlaten met openbare belangen, met het welzyn der gemeenschap, hebben we ze niet aan te wenden om onze kennis te ver meerderen, onzen kunstzin te beschaven, mede te doen aan het meer opgewekte leven van onzen tyd, in tegonstelling met dat der voor vaderen, die voor het meerondeol niet zulke gewichtige belangen te bohartigon hadden als wy? Alles best, maar, zonder ook maar iets te kort te willen doen aan onze persoonlyke onmisbaarheid ter plaat6o, waar de publieke zaak de aandacht vraagt, behooren wo niet te vergeten, dat de eigenlyke vluchthaven in het wereldsch Btormgowool dat éénig plekje is, waar do banden dos huiselykon levens vereenigon wie elkander het allernaast staan; niet uit hot oog te verliezen, dat, wat er groots en edels zich ontwikkelt in een volk en het opvoert tot ware beschaving, déir zyn ge boorteplek heeft; dat een volk, hetwelk niet voelen kan uit een zeker aantal huisgezinnen te bestaan, geiyk is te stellen met een werk tuig zonder spil, zich bewegende zonder regel maat en met doellooze drukte. En aangezien een zedelyke gedachte, dio van grooten invloed is op het welzyn eener natie, wel eens opzet- teiyk, onder bopaalde vormen, en gelyktydig by allo leden dier natie, op den voorgrond mag gebracht worden, als gronddenkbeeld van een nationale feestvreugde, waardoor zy weor wat dieper doordringt by sommigen, wat ernstiger wordt ter harte genomen door anderen, meenen wy geen tegenspraak te ontmoeten als wy beweren, dat Sint-Nicolaas, het feest der huiseiykhoid, eon volksgedenk dag is van den eersten rang. De oorsprong doet er minder toe. Hy is er nu eenmaal, en hy biyft erl dat is genoeg. Do traditionoele en legendarische vormen dionen slechts, om er de aangenaam heid van te verhoogen, en zy bieden de ge legenheid aan om onze verbindingen mot de sprookjeswereld, waarvan het in elk geval goed is zich niet geheel los te maken, weer evon na te zien. In kinderen en kleinkinderen zien we herleven al die voorstellingen, waar mede wy ons eenmaal bobben vermaakt, die alzoo gediend hebben tot de bouwstoffen van onze ziel, en die het hoogst ondankbaar zou zyn to willen verwerpen als iets, dat waarde loos is geworden. Onlangs werd ergens nog een ernstige dis cussie gevoerd over de vraag of hot niet in stryd was met het respect voor de waarheid, dat wy by jonge kinderen, rechtstreeks door het zelf te doen, indirect door toe te laten, dat het door anderen gedaan wordt, de Sinter klaasverhalen van den ryjool over de dak pannen en de nederdaling door schoorsteen- py pen aan den man te brengen. Hebben die men schen, die daarover aan 't dobatteeren staan, dan heelemaal vergeten, dat zy ook kindoren zyn geweest, en herinneren zy zich gansch niet meer, dat die zelfde verhalen tot het ver- rukkeiykste behooren, dat zy ooit mochten vernemen? Vooral ook, omdat er zulke mooie illustraties mee verbonden waren? En als er onder de millioenon by mlllioenen Nederland- eche mannen en vrouwen, want vergeet niet, Sint-Nicolaas is in de eerste plaats onze eigene, nationale helligman, andere volken hebben hem van ons geleend, ofschoon ik niet bost weet hoe wy er aan gekomen zynl ooit óén geweest is, van wien bewezen kan worden, dat hy door het kinderlyk geloof aan de werkeiyke bestaanbaarheid van den alomtegenwoordigen weldoener der jeugd, een enkel greintje by geloof meer in zyn brein heeft opgezameld dan hem zonder dat zou ten deel gevallen zyn, wol, dan wil ik my van heden af de boeto opleggen, van alle medegenot aan de hoerlykheden van den kosteiyken avond afstand te doen. In onzen tyd blyven de volwassen gewor den uitgewekenen, die don huiselyken haard hebben moeten verlaten, niet meer zoo dicht byeen als vroeger de gewoonte mag geweest zyn. De afstanden telt men minder, de kringen worden grooter, de verspreiding geschiedt op ruimer baan. Maar als de Sint-Nicolaasgeost vaardig over ons wordt, ko:.v n al die herinne ringen aan het oude samenzijn weer boven, voelen wy opnieuw, dat er bandon zyn, die tyd noch afstand kunnen verbrekon, denken wy ons torug aan die tafel des vredes en der vreugde, waar de gaven der wedorzydscho liofdo, als vertegenwoordigsters van het beste, dat er leeft in ons hart, weiden uitgespreid onder toevoeging van den een of anderen gees- tigon vond, die er de waarde van verhoogde; hooren wy weder de vriendelijke stemmen uit het verleden, waarin zooveel lag, dat op den levensweg onontbeerlyk mag heeten. Is het dan wonder, dat wy, niet kunnende samen komen als réunisten van het ouderlyk dak, of, niet allen kunnende vereenigen, wie wy zoo gaarne rondom ons zouden zien, althans de stoffeiyke bewijzen van de nimmer verflau wende genegenheid elkander laten kruisen als een saluut uit de verte? Er is in die wisseling van geschenken een allesbeheerschende ge dachte: de vereering van den familieband. De warmte van het ouderlyk nest blyft de uit gevlogen vogels koesteren, al hebben zij ook reeds lang een eigen woonstode gebouwd, die slechts een voortzetting, een herhaling onder andere vormen is van hot eenmaal doorleefde, en waar dezelfde liefdegloed de uitstraling is van de lichtende fakkel, die eenmaal het kind zoo helder toelonkte. Laten wy hem in eere houden, den Sint, die al deze schatten ons toeworpt. Voor onze kleinen blyve hy de goed-heiligman, opdat hy hun ook oon vriendeiyk beeld zy als straks de levensstryd roept tot nog iets anders dan dartelen en zingen. Een biyde jeugd, en zelfs de armste kan met kleine middelen, mits het hart er aan meedoet, vreugde wekken, ia een nooit genoeg te waardeeren gids op heel don aardschen zwerftocht, en dankbaar zyn wy, dit ook van den „bisschop uit Spanje" te hebben geleerd. Leideu, 5 December. Heden bezocht do genoraal-majoor W. B. J. Duycker, commandant der lste divisie Infanterie, dit garnizoen ten einde tegenwoordig te kunnen zyn by de tactische oefening op de kaart voor oifleieren van het 4de regiment infanterie alhier. Hedenmorgen werd voor het front der twoodo afdeellng van het 2de regiment veld artillerie, alhier in garnizoen, door den luite nant kolor.ol commandant van genoemde af- deoling de zilveren medaille voor 24 jarigen trouwen en eeriyken dienst uitgereikt aan den zndelmakor J. J. van Rysingo. Een en ander ging gepaard met een harteiyke toespraak en golukwenschen voor den jubilaris. Als een bysonderheid kan nog aangemerkt wordon, dat deze jubilaris dit tydperk geheel alleen by deze afdeeling en by dezelfde battery en ook in hetzelfde garnizoen is werkzaam geweest. Behalve de gelukwenschen ontving de jubi laris van heeren officieren iets, wat hem best te stade komt, van zyn kameraden een grooten spiegel, terwyi een collega hem oen zilveren miniatuur medaille aanbood. Met deze biyken van deelneming in zyn feest was do jubilaris zeer ingenomen. De Nederland8che mail wordt hedenavond alhier verwacht. Verwyzende naar achterstaando adver tentie, waarby de beer Gottfried Mann den damos zyn hartelyken dank betuigt, die hebben meegewerkt op het feestconcert van „Sempre Crescendo", kunnen we thans mededeelen, dat hy van den dichter mr. G. van Logbem (Fiore della Neve) een zeer dichterlijken Nedorlar.d- schen tekst van Bouilhet'a „Melaouis" heeft vorkregen, waarop Mann de twee Jaatsto maandon mot opgewektheid heeft gecompo neerd. Dezer dagen legt hy aan het werk de laatste hand, zoodat de opvoering door de Nederlandsche Opera met haar eerste krachten in de hoofdrollen nog in dit speelseizoen is te verwachten. In de maand November zyn by het Koloniaal Werfdepot voor den militairen dienst ln onze Indische bezittingen aangenomen 65 Nederlanders, 13 Duitschers en 1 Hongaar, totaal 69. Van de verschillende korpsen van het legor hier te lande werden overgenomen 15 personen, zoodat het totaal der werving 84 bedroeg. Aan deze personen werd aan handgeld uit betaald de som van f 15,700. Naar Oost-Indiö vertrokken drie detachemen ten, ter gezameniyke sterkte van 6 onderoffi cieren en 110 militairen; uit Oost-Indiö keer den geen miütairon terug. Naar West-Indiö vertrok geen detachement en repatriöerde slechts één soldaat wegens dlensteindlglng. Do ritmeester jhr. E. W. von Wrangel auf Llndenberg heoft zyn functiön van instruc teur by de ryschool te Amersfoort aanvaard, tor vervanging van jhr. M. W. Boreel, dio is overgeplaatst by het lste reg. huzaren te Deventer. Op het kerkhof Akendam onder Schoten is plechtig ter aarde besteld bet stoffeiyk overschot van den heer J. H. Krolage, te Haarlem overleden. Aan de groeve bevonden zich burgemeester en wethouders en bloemisten uit allo deelen des lands. Da lykbaar, gedekt met ontelbare kransen, werd grafwaarts gedragen door het personeel van den overledene en voorafge gaan door de twee oudste knechts. Eerst herdacht do burgemeester hoe het leven van den overledene was welbesteed in allo takken van dlonst, in alles wat hy deed. Welbesteed was het ook in het huisgezin Tn den Raad yverde de overledene vyftien jaar lang ook voor de publieke zaak; en dat dit werd begrepen, bleek uit de talloos velen, dio hlor hulde bewezen aan don ten grave ge- brachten, goeden, trouwen, eeriyken burger. De burgemeester sprak daarna den zoon toe. De voorzitter der Yereoniging voor Bloem bollencultuur, de heer Wentholt, herdacht wat de overledene was geweest voor deze ver- eeniging. De heer Onderwater sprak voor don tuinbouw en een ander voor do pathologische voreeniging. De zoon van den overleden© dankte. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben mot Ingang van 1 Januari 1902 het presentiegeld voor do leden van den Raad der gemeente Alkmaar bepaaid op f 2 60 voor elk lid per bygewoonde vergadering. Naar het „Hbl." vornoemt, worden thans tussch9n de Maafcschappy tot exploitatie van Staatsspoorwegen en de StoomvaartmaaL schappy „Zeeland'' ernstige onderhandeling» :i gevoerd omtrent het overnemen van de „Zee land" door de genoemde Spoorwegmaatschappij. Het stoomschip „lvronprinz" (uit;o:-j vertrok 3 Doc. van Mozambique; do „Reichs tag" (thuisreis; ariiveerdo 3 Dec. te Suez; de „Lawoe", van Rotterdam naar Java, vertrek 4 Dec. van Southampton; do „Oengaran" vertrok 4 Dec. van Batavia naar Rotterdam; de „Prins Willem 11" vertrok 4 Dec van Nieuw-Yoik naar West Iudiü; do „Sotmüing", van Batavia naar Rotterdam, arriveerde 4 Dec. to Marseille; do „Soerabaia", van Batavia na.tr Rotterdam, vertrok 4 Dec. van Dj odd ahdo „Prins Hendrik", van Amsterdam naar Batavia, arriveerde 4 Dec. ce Genua; de „Salak", van Rotterdam naar Batavia, arriveerde 3 Dec. la Port-Said; de „Statendam" arriveerde 4 Dcc. van Nieuw-York te Rotterdam. TWEEDE KAMER. Staatsbegrooting. De Minister van Binnenlandsche Zaken (do heer Kuyper), de verschillende sprekers by co algemeen© beschouwingen beantwoordende, zegt, dat zyn taak hem aangenaam en licht gemaakt wordt door do welwillendheid, waarop do partyen dor rechterzyde hem stoun hebben toegezegd, en do wellevendheid, baast welwil lendheid, der crltiek van de partyen der linker- zyde in den vorm vooral, waardoor hoop op samenwerking niet ls uitgesloten voor de toe komst. Door den heer Schaper is alleen ge sproken van uitspelen van valsche troef kaar» ten. Dat doet een valsch speler, maar de soo.-demccrnten hebben zich zeker jargon aangewend, dat ze spaarzaam hier gebruiken. Meerondeela nemen ze parlementaire vormen in acht. Men moet het dus zoo nauw van üe Regeeringstafel niet opnemen. De Minister moet veel afsnyden wat afge sneden moet worden. Hy heeft zich 30 jaar te buiten gegaan aan de drukpers, lerwyi hy 127 vlugschriften uitgaf. Hy dacht, dat men hier daarvan niet op de hoogte zou wezen (gelach). Hy meonde, dat de liberalen daarvan geen notitie namen. Maar nu hy Minister is, komen socialisten en liberalen met al die boekjes aan. Hy kan er niet op antwoorden. 2) 'tWas een heele wandeling; toen hy zyn i doel naderde, was het in de eenzame wyk bereids donker geworden. By den schyn der lantaarn van het Capucynerklooster zag hy boven een poort, dio in een witgepleisterden l'muur was aangebracht, „No. 12" staan. Hy behoefde slechts oven tegen de half- geopende deur te duwen, of hy bevond zich :ln een grooten tuin, waar hy, hoovrel het [donker was, groentebedden en rozestruiken onderscheidde en hier en daar de lange echaduwen van boomon zag. Op don achtergrond ontwaarde hy den verlichten gevel van een vierkant gebouw. Tastende liep de directeur in die richting en hy had het geluk, den tuinman te treffen, die hom de trap wees naar het verbiyf der weduwe. Na op de modderige trap een paar maal gestruikeld te zijn, kwam hy aan een deur, waaronder een flauw lichtstraaltje tot hem doorschemerde. Toen.de deur geopend werd, bemerkte hy tot zyn groote verwondering een jong meisje, dat met de lamp in de hand op don drempel stond en verrast den bezoeker aanstaarde. 'tWas een oDgeveer twintigjarig meisje, in het zwart gekleed, mot een aardig, levendig gezichtje. Het li'D' viel joist op heur krullend bruin haar, op do ronde wangen met de guitige kuiltjes, het kleine htchendo mondje 4Q da teèd&rkl&uva e©gea. „Ben ik wel terecht?" mompelt Joinville; „woont hior de weduwe Blouet?" „Ja, meneer, komt u binnen „Grootmoeder, daar Is een heer, die naar u vraagt." „Ik koml" antwoordt een fijn, pieperig stemmetje in hot aangrenzend vertrok; en oen minuut later komt do oude juffrouw aan strompelen, bezig mot de banden van haar blauw linuen schort los te maken. „Lieve Hemel 1" roept zy verbluft uit, „is u bet, meneer?".... Ik vraag wel excuus, ik had nooit kunnen denken, dat u ons de eer zoudt aandoen om zelf to komen.... Clara, schuif den fauteuil by voor meneer Dat is myn kleindochter, meneer, al wat ik nog heb op de wereid." Hubert Joinville neemt plaats in den ouder- wctschon armstoel en kykt het vertrek eens rond. Het ameublement, bestaat uit eenige rieten stoelen, oen flinke eikenhouten kast, een rondo tafel, met wasdoek bedekt, een paar kleurigo oude prenten aan den wand en een wit-porselemen kacheltje. Het geheel is zeer zindoiyk en heeft iets buitenachtigs. In weinige woorden zegt de directeur de reden van zyn bezoek. „O, goede meneer, bedankt!" riep de weduwe uit.... „Men kan met recht zeggen: 6on geluk komt nooit alleenU moet weten, de kleine heeft haar examen gedaan voor de telegraphic en in afwachting, dat zy geplaatst wordt, kleurt zy prenten voor de winkels. Vandaag heöft zy een buitengewoon groote bestelling gehad, en daarom zouden wy nu van avond St-Nicolaas vieren, als in den goeden ouden tyd Kunt a zich dat nog herinneren?" „Maar, grootmoeder", valt het jonge meisje haar lachend in de rede. „meneer weet niet eens wat St. Nicolaas isTo Parijs viert men dien heilige nietl „Jawel, meneer weet wol, wat ik bedoel; hy komt by ons uit do streek, van Clermont." „St.-Nicolaasl" antwoordt de directeur, wiens gezicht opklaart. „Of ik het weetl Dat 's waar ook, 't is vandaag de 6de December Die datum wekt vroolyke herinneringen uit zyn kinderjaren in hem op. Hy herinnert zich nog, hoe hy op den morgen van het feest op bloote voeten zyn klomp onder den schoorsteen ging weghalen, om te zien wat St.-Nicolaas 'e nachts ge bracht had. „Van avond", zoo vervolgde de grootmoeder vol opgetogenheid, „doen we net of wy op ons dorp zyn. De tuinman heoft ons wat kool, worteltjes en aardappelen bezorgd, dat is, mot een Lotharingsch worstje er by, een hoeriyk kostje, en dan flensjes voor dessert, ik wild© ze juist gaan bakken, toen u binnen kwam." „O, flensjes," zegt Joinville, „ik heb zo zeker in geen- twintig jaar geproefd Terwyi hy zoo spreekt, wenkt grootmoedor Clara even ter zyde. „Neen, grootmoeder," fluistert het meisje, „dat zou onbescheiden zyn." „Wel waarom?" mompelt de weduwe; „ik weot zeker, dat hy het aardig zal vinden." En nu hy de beiden verwonderd aankijkt, komt grootmoeder nader en zegt: „Meneer is zoo goed geweest voor ons, als het niet te veel verlangd ls, mag ik u dan nog óén gunst verzoeken 't Is al laat, u moet nog zoo'n eind loopen en hot duurt nog zoo lang voor u Iets te eten krijgt, zoudt ons groot genoegen dooa, als u ouze flensjes eens proeven wilder. Niet waar, Clara 7^ „Ja, grootmoeder, maar meneer krygt niet veel byzondora by ons en er wordt misschien thuis op hem gewacht." „O neen, niemand wacht op my," antwoordt Joinville, donkend aan den restaurant, waar hy gewoon ls alleen te dineeren. „Ik bon vry, maarKomaan, ik noem het aan, zonder complimenten." „Zio je wel, Clara, wat heb ik je gezegd? Dek maar vlug de tafel en haal even wyn, dan bak ik in dien tyd de flensjes Vlug als eon hinde haalt Clara tafellaken en servetten te voorscbyn. In eon oogwenk is de tafel gedekt. Het meisjo steekt vervol gens een kaars aan on gaat naar beneden, terwyl de weduwe gaat zitten met een mandje kastanjes op haar schoot, welke vruchten zy bogint te kruisen en dan op de kachel uitspreidt. „Zy is vlug en opgeruimd, de kloine, vindt u niet?" vraagt ze den directeur.... „Zy ls de troost en de vreugde van myn ouden dag." En haar kastanjes schuddend, zegt zy: „'t Zal eon schraal souper z(jn, maar 't wordt u van harte gegund en 't zal u aan uw ouder lyk huis herinneren." Clara komt terug, het oudje verwydert zich nu om haar lievelingskostje te gaan halen. Men gaat aan tafel. In do buitenachtige omgeving, naast de tachtigjarige en het vroolyke jonge meisje, komt Joinviilo op zyn gemak en doet allo eer aan de schaal. Hy wordt spraakzaam, lacht om do grappige zetten van Clara en heeft pret ln de platte woorden, waarmode grootmoeder haar zinnen doorspekt Nu en dan staat de weduwe op en gaat even naar de keuken. Eindoiyk brengt zy de toespijs mee: een schaal met mooie, gele flensjes. Daarna komen Ce gebraden kastanjes aan de beurt Als de maaltyd geöindigd is, baast Clara zich de tafel af te nemen, torwyl grootmoeder werktuiglijk haar breikous grijpt en druk babbelend by de kachel gaat zitten. Lang duurt bet echter niet, of onder den invloed der warmte dommelt zy in. Clara heeft de lamp iniddori op tafel gezet, Hubert en hot jonge meisje be inden zich zoo goed als alleen. Vroolyk en opgeruimd houdt Clara het gesprek gaande. Ook zy liöeft haar kindoijaren to Argonne gesleten, by oen bejaardo tante, en zy brengt Joinville allerlei plaatselijke byzonderhedon te binnen, zoodat hy zich weer terugdenkt in zyn geboortoplaats. Daar het erg warm is in cie kamer, heeft Clara het venster geopend en stroomt er oon heerlijk frisscho lucht naar binnen. Men hoort bet klateren van een fontein in den tuin en uit do verte luidt, lieel be scheiden, eon kloosterklokje, „Angelus". Hubert Joinville ziet zich in zyn verbeelding plotseling twintig jaar terug verplaatst in do eenvoudige huiselijke woning te Argonne. Die wind door do toornen, dat murmelen van hot water, dat was do verlok ken do stem dor Aire en hot gorit«el van het hoog geboomte in bet# Argonscbe losch; dat klokje, dat ginds klepte, was het kerkklokje van het dorp, dat het feest van St.-Nicolaas inluidde Zyn jeugd, sinds twintig jaar bedolven onder de paperassen, z(jn jeugd herleefde in al har-.r frischheid; Clara's blauwe oogen lachten zóó zoDnig, zoo lqntoachtig hem aan, dat zyn hart onwillekeurig sneller begon te kloppen. Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 1