LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 4 DECEMBER. - TWEEDE BLAD.
Anno 100 f.
PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
No. 12817
De Nieuwe Rotter da/msche Courant scKrijft
tiaar aanleiding van het Indisch d e b at,
met name dat de over de verdediging van Ja-
ya, het volgende:
Nieuwe bezems vegen schoon; maar liet
moet erkend worden, dat de Kamer, bij het
behandelen van deze Indische begrooting,
voor het eerst sedert ettelijke jaren het schouw
spel te zien ge0?ven heeft van een minister
die door de leden zijner partij ijverig ter zij
de gestaan werd. Dat verlicht niet alleen de
zware taak, maar de ervaring, dat men niet
aan eigen krachten overgelaten wordt vor-
sterkt den moed en het zelfvertrouwen. Het
behoort tot de verdrietige parlementaire her
inneringen der laatste jaren, dat ministers
in het verdedigen van liberale voordrachten
en beginselen, tegen de aanvallen rechts en
links, alleen gelaten werden, en zij nauwe
lijks de aanwezigheid hunner politieke geest-
yerwanten anders gewaarwerden dan door
dat zij, ook van dien kant critick te ontzenu
wen en tegen-voorstellen te bestrijden kre
gen."
De Kampioen geeft de volgende vermako-
lijke parodie op de talrijke bepalingen in
verschillende reglementen, ter regeling van
het rijden met automobielen.
„Dezer dagen (we schrijven 1903 en de aan
dachtige lezer zal bemerken, dat het woord
automobiel tot het verleden behoort) hadden
we het genoegen kennis te malcen met een
hoogst practische uitvinding. Zooals men
weet, is een der schaduwzijden van den stienk
etanksport de noodzakelijkheid tot het mee
voeren van het vergunningsregister. Hoewel
hij snorwagens van het laatste, speciaal voor
Holland gebouwde model een soort bunker
met kleptafeltje is aangebracht om den zwa
ren foliant een veilig plaatsje te kunnen ge
ven en hem van den bok af met betrekkelijk
geringe moeite te kunnen hanteereu, blijft
het toch immer een lastig en tijdroovend iets
om bij navraag de vereisehte vergunningen
op te slaan en aan den controleerenden be
ambte te toonen.
Nu heeft een bekend ingenieur te Amster
dam er iets op gevonden om den vergunnings
plichtigen roetstie-man het vertoonen zijner
vergunningen buitengwoon gemakkelijk to
maken. De uitvinding bestaat uit een electro
automatischen vergunningenklapper volgens
het draaischijf-systeem. Op den bok van den
stieinkstank van bedoelden ingenieur bevindt
zich, onder het onmiddellijk bereik van den
bestuurder, een sectorvormig toetsenbord
met honderd toetsen. Deze zijn voorzien van
alphabetisch gerangschikte opschriften. El
ke toéts biedt plaats voor vijf inscripties
en werkt door een hoogst vernuftige combi
natie van een hefboom- en tand rad-overbren
ging op oen in vijf posities verstelbare draai
schijf. Op elke draaischijf nu kunnen vijf
stienkstank-vergunningen worden vastge
hecht, die naar willekeur beurtelings ver
schijnen achter eon beschermende glasplaat
aan het voorgedeelte van het rijtuig.
Onder deze glasplaat bevindt zich boven
dien een numerateur, waarin de bietser de
hein verstrekte provinciale en gemeentelijke
nummers kan laten verschijnen alles door
leen eenvoudige bespeling van het toetsen
bord Op een tochtje in de omstreken van
,'oïize hoofdstad hadden we gelegenheid ons
;cmtrent de accurate werking van het toestel
;te overtuigen. Ter hoogte van Kwakeldam
door een ambtenaar mot de roodc signaal-
ylag aangehouden tot het doen controlcercn
'der vergunningen, bespeeld© de uitvinder
i n instrument met een verbluffende virtuo^
tite.it.
Op de beleefde vraag: „Wat verlangt me-
peer?" reciteerde de beambte zijn lesje: „Uw
tijksvergunning „Tik, tingeling" deed het
toestel onder een mollig toctsdrukjc en ach-
fcer de glasplaat verscheen liet officieel docu
ment. En daarna ging het volgens het rijtje;
„Uw provinciale vergunningen 1 tik
fbing 1 tingl Vergunning voor Kwakeldam?
tik, ting l Waterschapsvergunning voor
Knollenham ting ting 1 Consent voor den
Ecndenpolder? tingeling, tik, tik!
De man stond eenvoudig verbluft, en maak
te, terwijl onze vergunnings-virtuoos glimla
chend de voorgeschreven rijtuig-paardensnel
heid inschakelde, een onderdanigen dienaar.
Een bezwaar tegen dit apparaat, dat nog
niet in den handel is. lijkt ons de zeer hoogo
prijs. De stienkstanker, die met de autoritei
ten en règle wil zijn en geen gevaar wil loo-
pen, wegens het niet compleet zijn van de
vergunning-collectie, hooge boete of hechte
nis op te doen en zijn rijtuig in beslag tc zien
nemen, zal zich echter niet lang bedenken al
vorens over te gaan tot aanschaffing van
een instrument, dab juist dan de grootste
vreugde verschaft wanneer de verzameling
vergunningen geheel compleet is."
In De Katholieke School wordt oen arti
kel gewijd aan don nog steeds on verzorgden
staat, waarin weduwen en weezen van
overleden onderwijzers achterblijven.
De wet Borgesius de schrijver van het arti
kei erkent het ten volle heeft vreugde ge
bracht in het huisgezin van menig minimum
lijder, al heeft zij dan ook niet geheel aan
onze verwachtingen beantwoord.
„En waarlijk," aldus gaat hij voort
„wij zouden reden hebben om dankbaar te
zijn voor deze verbetering, die voor menig
een een verhooging van 250 brengt, als
dan medo de toekomst onzer eventueele we
duwen en weezen verzekerd was. Menig on
derwijzer zal zich nu, evenals vroeger, van
deelneming in de Levensverzekerings-maat-
6chappij van het N. O.-G. moeten onthouden
wegens zijn klein salaris; en is eenmaal het
maximum bereikt, dan zal menigeen van toe
trading afgeschrikt worden door de hooge
premie. Bovendien zal meer dan één het tij
delijke met het eeuwige verwisseld hebben,
vóór hij het maximum heeft bereikt. En al
bleef hij zóólang gespaard, van een salaris
van 750 of ƒ950 kan men geen noemenswaard
bedrag overleggen, om voor do toekomst der
zijnen te zo-rgen, wanneer men om de een of
andere reden geen deel kan uitmaken van
een Levonsverzekcrings-maatschappij
Verzekering van onze weduwen en weezen
door den Staat blijft dus voor ons een drin
gende eisch. Doen wij wel al het mogelijke,
om tot de inwilliging van dien eisch te gera
ken?
O, ik erger mij zoo dikwijls, wanneer ik
do schoolbladen lees. Kibbelarijen over aller
lei nietigheden zijn gedurig aan de orde; over
schoolvergaderingen, over ambulantisme,
over alios en nog wat. Het is alsof wij on-
dorwijzor8, geen dierbaarder belangen te
behartigen hadden, alsof wij geheel tevreden
waren met onze maatschappelijke positie, als
of de toekomst onzer vrouwen en kinderen
ons niet aanging."
Na tot rijn collega's oen aansporing ge
richt te hebben, om moer propaganda te ma
ken voor de pensionneering van onderwij
zersweduwen en -weezen, onderwerpt do
schrijver het volgende plan aan het oordeel
zijner lezers:
„Er worde door de verschillende onderwij-
zcrs-corporatiën een enquête ingesteld over
het gehecle land naar het lot van weduwen en
woezon van onderwijzers. De vereenigingen
van openbare onderwijzers ve>rdeelen die taak
als volgt: heb N. O.-G. neme voor rijn re
kening de provinciën Friesland, Groningen
en Drente; de B. van N. O. Overijsel, Gelder
land en Utrecht; de Vereeniging van H. van
Sch. in Nederland Noord-Holland, Zuid-
Holland en Zeeland ten Noorden van de
Schelde; de drie R.-K. Onderwijzersbonden
uit het Zuiden, Limburg, Noord-Brabant en
Zeeuwsch-Vlaanderen.
De vereenigingen van bijzondere onderwij
zers werken op dezelfde wijze samen om een
onderzoek in te stollen naar het lot van wedu
wen en weezen van bijzondere onderwijzers.
De resultaten van dit onderzoek worden in
een boekdeel, uit te geven voor gemeenschap
pelijke rekening, verzameld. Aan Koningin,
leden van Eerste en Tweede Kamer, aan de
leden van 't Rijksschool toezicht wordt een
exemplaar van dit werk gezonden, evenals
aan alle onderwijzer en onderwijzeressen in
Nederland. Tegelijkertijd worde een request
gezonden aan de Kamer door ai de onder
wijzersweduwen in Nederland en een door de
vrouwen van onderwijzers.
In elk geval, dit staat vast, er moet krach
tiger gewerkt worden om verzekering van
onderwijzers-weduwen en -weczeri door den
Stoat te verkrijgen."
Tiet Centrum zegt:
Een waar woord, dat niet g.mocg kan wor
den herhaald, sprak de oud-minister P i e r-
s o n in een te Leiden gehouden rede over
,,de theoretische staathuishoudkunde en dc
sociale wetgeving."
„Dc sociale wetgeving", zeidc hij, „plaatst
zich op 't standpunt van behoud. Men heeft
wel gezegd, dat ze een stap is tot socialisme.
Spreker beweert het tegendeel: ze werkt con-
serveerend, ze verbetert, werpt niet weg."
Dit is zeer juist.
Natuurlijk kan men niet zoo maar in 't
wilde weg hervormen.
Een helder verstand en een diep-wetenschap
pclijk inzicht zijn, gelijk de geleerde rede
naar deed opmerken, daarbij driügend van
noode.
Maar, goed begrepen en goed uitgevoerd,
heeft de sociale wetgeving ongetwijfeld een
opbouwend, conserveerend karakter.
Jammer, dat dit nog altijd door velen niet
wordt ingezien en dat zij die wetgeving schu
wen als leidend tot het socialisme en belem
merend den bloei der industrie.
Zij, die op dit punt het meest „conserva
tief" zijn, d. w. z. het liefst vasthouden aan
de beruchte leer der non-interventie, zullen
te laat beseffen, dat zij juist een richting
hebben bevorderd, die zij 't allerminst
verlangen l
Eet Huisgezin merkt op:
Men weet, dat er in ons land 8000 ver
gunningen meer zijn dan het maximum
der wet toelaat.
Men weet ook, welk- middel de heer Bor
gesius in zyn ontwerp had voorgesteld, om
het aantal vergunningen op het wettelijk cijfer
te brengen: alle vergunningen, welke met
sedert 1881 in het bezit van denzelfden eigonaar
waren, zouden vervallen, waarna de vrij
komende vergunningen tot aan het maxi
maal cijfer aan de meestbiedenden zouden
worden geveild.
Een dergelijk middel is van dr. Kuyper
niet te verwachten.
In zijn memorie van antwoord zegt by, dat
„voor het brengen van het aantal vergun
ningen op het normale maximum vermoedolijk
het systeem van uitsterving zal worden ge
volgd, als het stelsel, dat het best willekeur
afsnijdt."
Borgesius' stelsel had iets willokeurigs,
dat valt niet tegen te spreken. Maar met
Kuyper'8 systeem kan het jaren en jaren
duren, eer aan den eisch der wet is voldaan.
Men donke eens aan Sas-van Gent, waar 6
vergunningen mogen zjjn, terwijl het aantal
in werkelijkheid 21 bedraagt. De 15 „surnu-
meraire" kasteleins wien we een lang leven
toewenschen zullen ten pleiziere van dr.
Kuyper niet opstappen, voordat het hun tijd is.
We spreken niet van de ongelijkheid, waar
mee dit stelsel in verschillende gemeenten zal
werken, maar we vragen toch, welk effect het
systeem zal hebben, wanneer alle kasteleins
van hun zaak een naamlooze vennootschap
maken. En welk, wanneer in een gemeente
sommige kasteleins het niet doen en andere wel
Ook het uitstervings-systeem is niet zoo
eenvoudig als het schijnt, en de eisch der
wet zal in onafzienbaren tyd een doode letter
blijven.
Na een overzicht gegeven te hebben van
de ziekteverzekering in verschillende
landen, komt De Nieuioe Courant tot de con
clusie, dat de ziekteverzekering eischt een
plaatselijke organisatie door zooveel mogelijk
autonome corporaties, een regeling ook, die
zooveel mogelijk aansluiting zoekt aan de
reeds bestaande instellingen. En dan vervolgt
het blad aldus:
0Al mag men nu hopen, gelijk ook wjj
reeds zeiden te verwachten dat men
meedoet aan het stormloopen op een geopende
deur, wanneer men bij dr. Kuyper aandringt
op handhaving (voor zoover doenlijk) der reeds
werkende fondsen en klassen, toch is wel
licht oen daartoe strekkend betoog niet over
bodig als weerstand nu reeds tegenover hen,
die ook in de regeling dezer materie het
zwaartepunt in staatsbemoeiing, directe en
diepingrijpende staatsbemoeiing willen ge
legd zien.
Doch ook om een andere reden nog willen
wij thans reeds op dit alles de aandacht
vestigen. Ziehier waarom: de Minister heeft
de burgemeesters uitgenoodigd hem de sta
tuten en reglementen te doen toekomeo van
alle hun bekende zieken- en begrafenisfondsen
hij wijst er voorts de burgemeesters op, dat
z(j, om nog onbekende fondsen op te sporen,
deze besturen kunnen uitnoodigen, de noodigo
stukken in te 'zenden, voor zoover zy zulks
niet reeds op verzoek, hetzij aan den burge
meester, hetzij rechtstreeks aan het depar
tement deden.
Welnu, waar allicht de kennis, die burge
meesters bezitten omtrent ziekenfondsen, enz.,
beperkt is, zal een volledig overzicht van
al het bestaande alleen verkrijgbaar z\jn langs
den weg der „uitnoodiging." Doch nu is een
eigenaardige karaktertrek van onze door mr.
N. G. Pierson deswege eens als schutting-
lievend gekenschetste natie, dat men niet
dan ongaarne aan do overheid een blik gunt
in eigen huis, in eigen zaken, in eigen voor
zieningen. Men doet alles maar liefst in stilte,
oordoelend dat dit alles anderen ook der
regeering niet aangaat. Maar worde dan
toch te dezer zake en voor ditmaal die ietwat
kleinzielige schroom overwonnen.
Het is metterdaad van groot belang, dat
aan de Regeering al het materiaal, dat haar
maar verstrekt kan worden, ten dienste sta;
dat zy wel zich rekenschap kunne geven
van de verschillende wyzen en vormen der
voorzieningen bjj ziekte. Alleen een op uit
gebreid feitenmateriaal berustende wet kan
straks biyken te wortelen in de practyk.
Worde dan aan de Regeering het licht ni6t
onthouden, waarom zy vraagt.
Wanneer dus straks door dezen en genen
burgemeester oen uitnoodiging tot hem nog
onbekende fondsen wordt gericht om van hun
bestaan te doen biyken, moge dan ieder
het belang der zaak beseffen. Het belang
der zaak, ook voor hemzelf, ook voor zyn
eigen fond6.
De luit.-kolonel intendant E. G. Winckel
heeft in No. 11 van De Militaire Spectator
eenige beschouwingen ten beste gegeven naar
aanleiding van den open brief: „Nederlands
afhankelykheid van het buitenlandsche brood-
meel", van den heer M. Salberg. Daarin wees
deze meelfabrikant op het gevaar, dat voor
onze land8defensie gelegen is in den toe-
nemenden achteruitgang van de Nederlandsche
meelindustrie en de daarmede verband
houdende vermindering van de voorraden graan
en meel, welke in ons land worden aange
troffen.
In de eerste plaats wyst de heer Winckel
op een fout in de becijfering van den heer
Salberg. Deze geeft namelyk op, dat de'dage-
ïyksche behoefte aan tarwemeel in Neder
land 80,000 zakken van 50 kilogram bedraagt,
dat is dus 1,600,000 kilogram. Stelt men zich
nu voor, dat de bestaande 26 Nederlandsche
molens met hun volle capaciteit het geheele
jaar doorwerken, zoodat derhalve niet halve
of geheele dagen in de week wordt stilgestaan
en ook des Zondags wordt gewerkt, dan
wordt dageiyks 980,000 kilo tarwe vermalen,
waarvan hoogstens 75 pCt. meel wordt ver
kregen, dat is du3 735,000 kilogram. Aan meel
zal dan per jaar moeten worden ingevoerd
804 (1,500,000-735,000) =279,225,000 kilo
gram. Volgens de officieele statistiek bedroeg
echter de invoer over het jaar 1900 slechts
103,897,000 kilogram; een verschil derhalve
van niet minder dan 125,328,000 h'.G.
Do heer S. heeft dus in zyn opgaaf omtrent
de capaciteit der Nederlandsche molens en
verinoedeiyk ook in die omtrent het aantal
dier molens een schromeiyke fout gemaakt,
en door die fout is het bewijs, dat de meel-
fabricago door het heffen van een inkomend
recht op meel in bloei zal toenemen, niet door
hem geleverd.
De heer Winckel meent, dat de kwijnende
toestand der meelindustrie veeleer te wyton
is aan overproductie ten gevolgo van meerdere
capaciteit dor fabrieken sedert de invoering
van het walzensysteem. Dat heeft de onder
linge concurrentie tusschen do meelfabrikanten
scherper gemaakt on do meelpryzen gedrukt.
Evenmin als do heer S. bewezen heeft, dat de
meelfabricage door het heffen van een inkomend
recht op het meel in bloei zal toenemen, evenmin
heeft hy aangetoond, dat door dat recht de
graan- en meelvoorraden hier te lande zullen
vermeerderen. Hoogstens zal van een recht
het govolg zyn, dat meer graan on minder
moei aangetroffen zal worden, maar van veel
belang zal die wijziging niet zyn.
Niot te ontkennen valt echter, dat in den
tegenwoordigen tyd de graanvoorraden zeer
gering zyn, waarvan de reden gelegen is in
het gemakkeiyk en snel vervoer, dat door
den schryver in den breede wordt toegelicht.
Er dienen dus maatregelen te worden geno
men, opdat Nederland by een plotseling opko-
mond oorlogsgevaar, met opzicht tot de brood
voeding van zyn bevolking, onafhankeiyk, of
althans in veel mindere mate dan thans af-
hankoiyk van het buitenland zy.
In de eerste plaats beveelt h(j daartoe aan
het zoo krachtig mogelyk bevorderen van de
cultuur in het binnenland, zoowel van do
tarwe als van de rogge. Hy wyst er op, hoe
voor een meer intensieve cultuur in den
laatsten tyd veel goeds Is tot stand gebracht
door do Rykslandbouwproefstations en de
landbouwmaatscbappyen, die bevorderd heb
ben, dat hier te lande onderscheidene nieuwe
graanvarióteiten het burgerrecht hebben ver
kregen, welke door haar betere qualitoit een
grootere opbrengst waarborgen. Dit streven nu
zou schryver aangemoedigd wenschen te zien
door invoering van een premiestelsel voor de
landbouwers, die zich op de teelt van tarwe
eri toeleggen.
Als tweede maatregel zou in aanmerking
komen het toekennen van premies aan do
meelfabrikanten voor het aanwezig hebben
van grootere voorraden graan dan zy voo; do
behoeften hunner industrie in oen bepaalden
tyd noodig hebben. Zy zouden dan by f on tract
de verpiicbi-ng op zich moeten nomen om do
bedoelde voorraden onder bepaalde om standi g-
heden tegen een vast te stellen vergoeding
ter beschikking van den Staat te stellen.
Eindeiyk zouden van Rijkswege reed, in
vredestyd graanvoorraden opgelegd kunnen
worden op bepaalde punten des lands, waar
daaraan by plotseliDg opkomend oorlogsgevaar
onmiddeliyk behoefte kan ontstaan Dezen
laatsten maatregel beveelt de heer Winckel
intusschon slechts aan, wanneer onverhoopt
mocht blyken, dat de eerste beide maatregeleu
niet aan het doel beantwoorden.
Gemengd Nieuws»
Gisterochtend is te De Bilt by
het rangeeren van een goederentrein de remmer
J. by het afspringen van den trein gevallen,
met het gevolg, dat de teenon van zyn linker
voet werden afgereden. Genoemde persoon is
naar het stedelijk ziekenhuis te Utrecht ver
voerd.
In het wereld-kampioenschap
In het worstelen te Parys is Dirk v. d. Eerg
wederom als overwinnaar uit den stiyd ge
komen. Hy wierp Zondagavond zyn tegen
stander Fónelon in 4 min. 14 sec., onder
groote toejuichingen van het publiek.
Zekero H. v. d. H., koopman en
drogist te Uden, die in staat van faillissemont
verkeert en verdacht wordt goederen, tot zyn
boedel behooronde, daaraan te hebben onttrok
ken, en P. A. E. v. d. D., zaakwaarnemer
aldaar, verdacht van die goederen in bewaring
te hebben gehouden, zyn beiden in voorloo-
pige hechtenis gesteld en naar het buis van
bewaring te 'e Hei togenbosch getransporteerd.
Het stoomschip „Ban Rig li",
waaromtrent zulke geheimzinnige verhalen
de rende doen, is Zaterdagmorgen ter reede
van Vli8singen gekomen wegens een defect
aan de machine, en tevens om den voonaad
vleesch aan to vullen.
Het vertrok 'e middags circa óén uur, zonder
dat eenige nadere byzonderheden bekend
werden.
Het schip kan een 15-myls-vaart ontwik
kelen. (M. Ct
Op de tramiyn naby Vee hel
gisterochtend een onbekend manspersoon go-
vonden, badende in zyn bloed en bewusteloos.
By onderzoek bleek, dat hom con oor van liot
hoofd gescheiden was en dat hy 3 ribben had
gebroken. Waarschyniyk is hy van de laatste
tram van Helmond naar Vechel gevallen. In
hopeloozen toestand is hij vervoerd.
Verleden Zaterdag woonde Pre-
sident Roosevelt met grocte belangstelling te
Washington een voetbalwedstrijd „tusscheu
leger en vloot" by. Een Zweed, zekere
Miller, bevond zich ook onder de toeschou
wers en men hoorde dezen zeggon„Roosevolt
moest ook dood, juist als M'Kinley." Hy
werd in hechtenis genomen en bleek eoii
ongeladen revolver by zich te hebben,
Zaterdag kwamen te Londen
26 nieuwe gevallen van pokken voor. Zondng
werden 10 nieuwe ïyders in de hospitalen
gebracht.
De typhus-opidemie te Gelsen-
kirchen is snel aan het afnemen. In de laatste
week van November Is hot aantal gevallen
van 823 verminderd tot 616. Acht lydeié
stierven, 215 herstelden. Uit deze cyfera blykt
evenwol, dat zich nog, zy het ook weinig,
nieuwe gevallen voordoen in de bedoelde
week 16 zoodat de epidemie nog niet als
geëindigd ls te beschouwen.
Te Konstantlnopel zyn berich-
ten ontvangen van gewelddaden, onlangs door
de Koerden weor bedrevon tegen de Armonischo
bevolking van Moeej, Bitlis en Sassoen. By
zonderheden ontbreken vooralsnog.
Volgens den correspondent dor
„Neue Freie Presse" te Konstantinopel zijn do
ïyken van juffrouw Stone en van haai-gezeilin
mevrouw Tsilka, gevonden by Dubnitza, in liet
wilajet Salonika. De twee vrouwen zouden
reeds een maand geleden vermoord zijn. M u
hecht intusschen nog wel iels aan do kans,
dat de Turksche beambten zich vergist hebbi-n.
Ten gevolgo van ongowoon zware
regens zyn op Madeira lal van hulzen ingoslo.
waarby negen menschen omkwamen.
Te San-Francisco is tydens ec-n
zwaren mist een stoompont gezonken. Vyitig
opvarenden verdronken.
Be Yalsche vriend.
m.)
„Eertha!" riep hy mot halfluide stem.
Geen antwoord.
Een siddering overviel den ouden zeeman,
die den dood zoo dikwyls voor oogen gezien
had; angstig liet hy zyn blik door de kamer
gaanniemand
Bertha!" liep hy luider.
Met bevende hand streek hy over zyn voor
hoofd, het koude zweet brak hom uit. Hy
gevoelde zyn krachten afnemen en zonk neer
op een stoel, die naast het bod van het kind
stond.
George werd wakker en opende de oogon.
,ls u daar, grootvader? Waar is moeder?"
De grijsaard zweeg.
„Waar is moeder? Is zy ziek?"
„Zy zal zoo komen, myn jongen. Ga maar
slapen; ik biyf by je."
„Noen, ik wil niet meer slapen. Kleed my
aan. Wjj zullen samen wat spelen, groot
vader."
„Je moet slapen," beval- de markies met
,wi zwaren zucht. Hy pynigde zyn gedachten,
'Sn de oplossing van het raadsel te vinden
let mocht hem niet gelukken.
„Dan zal ik mezelf aankleeden", zei het
jongsko. „U is niet lief tegen me, groot
vader."
Do kleine stapte uit zyn bedje. Uit vrees,
dat hy koude zou vatten, trok de markies
hom zyn kleeren aan; maar hy was hierby
zóó verstrooid, dat zelis het kind het merkte.
„Maar waaraan denkt ge toch, groot
vader? Moeder blyft lang weg. Waar is
zy? Zeg het myl"
„Ze komt, ze komt; biyf maar kalm!"
„Goed, dan zal ik zoolang op uw knie
rijden. Hop, grootvader."
Do grysaard kon hem niet weerstaan.
„Ik zal u iets vertellen", ging de kleine
voort. „Hot zal u plezier doen, maar u moet
het niet aan moedertjo vertellen; zy wil er
niets van hooren. Zult gy Ik wil schoeps
kapitein worden, zooals vader en u. Vindt u
het goed?"
De oude zeeman lachte smarteiyk.
„Hoort go den wind? Hu, hul Buiten sluipen
nu de wolven rond, niet, grootvader? ZUn het
groote dieren?"
„Stil, stil!" fluisterde de markies en hield
zyn hand zacht op den mond van het
jongsko.
Op dit oogenblik werd de deur opengeworpen
en vloog Bertha met van vreugde stralend ge
laat op den markies toe, hem harlstochteiyk
omhelzend.
„Moeder, moeder l" riep bet n by
my, ik houd zoo voel van u."
Als een geest, bleek en uitgeteerd, ver
scheen op den drempel de zoon dés huizes.
De markies moest zich aan een stoel vast
houden. „Myn zoonl Renó? Werkeiyk?"
„Ha, daar is vadertje!" riep de kleine.
„Papa, papa, hier is George."
De vader wendde zich van den markies tot
het kind, nam het in zyn armen, en gaf het,
terwyl tranen in zyn oogen kwamen, een
kus op het voorhoofd.
Bertha stond sprakeloos ter zyde, nu eens
den vader met het kind, dan weer den
markies beschouwend.
Op dit oogenblik werden voetstappen ge
hoord en kwam Imbert nader, die nieuwsgierig
was geworden door het gedruisch. Renó wendde
het hoofd om en zag zyn voormaligen
vriend.
„Wat, gy, gy hier, hier in ons huis, schurk?"
„O, bescherm my, Pienél Deze man wil
ons geluk verstoren."
„Ons geluk?.... Ha, de gevangene van
Portsmouth heeft nog af te rekenen met
dezen verrader!"
„Neen, laat my den ellendeling onder
brak de markies. „Op de knieön, booswicht,
op de knieènl"
Imbert wierp zich ter aarde en hief smeekend
de handen op tot den markies.
„Menschen kan men vergeven, maar adders
vertrapt men", siste de woedende zeeman,
terwyl h(j den knielende een schop gaf.
„Houd op, vader l De ellendeling heelt
Jacques Bournac laten verdrinken, terwyl hy
hem kon redden; en myn leven dank ik aan
do trouw en opoffering van don ongelukkigen,
braven jongen, uit wiens armen de Engelschon
my gered hebben. In Portsmouth heeft deze
mensch, die zich myn vriend durfde noemen,
myn ellende bespot; eens op een dag was
hy, op myn dood rekenend, verdwenen, om
hierheen te ylen."
In de half gooponde deur stond een man.
Deze volgde mot een door woede vertrokken
gezicht hetgeen voorviel; het was Pierre
Bournac.
„Yerdwyn", donderde nu de markies tegen
den op den grond liggenden man. „Er uit!
Ga na naar uw vrienden, de Engelschen, en
laat je hier niet meer zien."
„O, myn kinderen, myn lieve kinderen",
riep de oude man, „hoe gelukkig ben ik l
Renó, lk ben trotsch op je! Je hebt je ge
liefde Bertha dapper verdiend, en zy is een
edele, ware dochter der Cros-de Montroy. Zie,
hoe onze George gegroeid is, hoe aardig hy
geworden is! Hy was lydende, maar nu zal
by weer gezond worden. Wy beiden zyn goede
vrienden; wy spelen samen en houden veel
van elkaar."
Gelukkig hielden zy elkander omstrengeld.
„Maar waar waart ge toch, Bertha, in dezen
vreeselyken nacht? Alles is me nog een
raadsel."
„Zonder haar", zei René, „lag ik nu aan
den voet der steenen kruisen onder do sneeuw
begraven, en zonder Bournac waren wy beiden
omgekomen."
„Vader", riep Bertha, „ik hoorde zyn stem,
ik snelde daarheen, waar ik hem vinden zou,
ofschoon reeds haif door den dood bevangen.
God is genadig; Hy heeft ons het geluk
woergeschonken."
„En zal het ons niet weer ontnemen",
voegde Renó er by. „Ach, Bertba, ik' breng
u den laatsten zegen uws broeders; aan mi, n
zyde ging hy met do „Vengeur" naar do
diepte. Hy was een dapper zeeman. G(j zouHt
hem bewonderd hebben, vader."
„Zyn aandenken zy gezegond", antwoordde
de grysaard. Hy zal in myn herinnering leven
zoolang dit hart nog klopt."
Bertha legdo weenond het hoofd op den
schouder van haar man.
„Grootvader", riep do kleine, „ik wil ook
zeeman worden 1"
Den volgenden morgen vond men niet ver
van den heuvel onder de sneeuw hot bevroren
lichaam van den verrader Imbert. Do booren
begroeven hem aan den voet van don heuv.d
en richtten op den heuvel naar vroom gebruik
hunner voorvaderen een derde kruis op, en
hingen de lantaarn, die by den doode govonden
way, or aan op. Langen tijd hing zij -laar.
totm.' -' I ai ZO -a