De briljanten broche.
f
'W—LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 9 NOVEMBER. DERDE BLAD.
Anne 1001.
iHenricus in de „Laeckenlialle",
4:
Burgerlijke Stand.
Feuilleton.
No. 12796
Men schryft ons uit 's-Gravenhage, mar
deze artiest zyn werken in den Haagsohen
[Kunstkring ten toon stelde:
Klooa zegt in zyn inleiding lot de Gedichten
van Jacques Perk „Literaire kritiek is geen
wetenschap, waarby men, uitgaande van de
waarneming, opklimt tot begrippen, wier
Inhoud nauwkeurig ia bepaald, maar zelvo
een kunst, waar gevoel als opmerking en
overreding voor waarheid geldt 1" My dunkt
•het is niet te gewaagd dit woord van den
•kunstenaar-kritikus ook op de kritiek der
beeldende kunsten te durven toepassen en
[voorzeker is het nietinmyw voordeel wanneer
iik hiermee als met de deur in huis kom
Wallen. Toch kan zulk een gewaagd beginnen
mU tegeiykertyd dienen tot ruggesteun, waar
iik me neerzet tot 't weergeven van enkele
iindrukken, die ik liever met den naam van
„Aankondiging" dan van „Kritiek" zag be-
jgiftigd. Want wie de aandoeningen wil ver
tolken, door Henricus' geniale kunst in hem
Wewekt, zal zich zonder twyfel van de zeven-
Jnyislaarzen der kritiek moeten ontdoen en
trachten de sandalen der Muze aan zyn voeten
ie binden en al kan hy dan misschien door
handige bewegingen voorkomon, dat hy een
;gek figuur slaat en do kans loopt om uitge
lachen te worden, dan is 't nog zeer de vraag
j of hy zich op dit ongewone schoeisel op een
«eenlgszlns redeiyke wy*e zal kunnen voort-
1 bewegen.
Terwyi ik dus by voorbaat op deze wyze
['toegevendheid heb trachten in te roepen, geef
'ik te geiyk aan in welke richting hU moot
{sturen, die iets zeggen wil over de „Pastels
J en Teekeningen uit Sidi bon-Said door Hen
ricus" welke de volgende week in de Lakenhal
zullen werden tentoongesteld. Want Henricus'
'kunst „kritizeert" men niet, men bewondert
ilze. Wie werk van hem kenden van vroeger
I wisten wel, welk een geniaal teekenaar, welk
f een vurig kunstenaar daaruit sprak. Het was
niet in de enkele krabbels in Elzevier, die
„men" meestal van hem kent, dat hy zich
aldus openbaarde. Ook nog niet in de teeke
ningen, nu en dan in de Spectator. Hier was
[een knap en handig teekenaar aan 't woord,
'maar er was niet altyd aan gewerkt met dat
-„heilig vuur", dat zyn werkeiyke „schep-
ipingen" kenmerkt, zoowel de vroegere, als
vooral 'tgeen hy nu geeft in een 70 tal pastels
'en een S5-tal teekeningen alle 't werk van
[nog geen jaar en ontstaan in den tyd, dien
,'hy doorgebracht heoft op de kust van Noord-
i'Afrika, in 't schilderachtig dorpje Sidi bon-
ISaïd, by Tunis. Daar, waar de natuur tot
ihem kwam in haar volheid en grootschheid,
'idaar in dat kleine tegen de rotsen aan gesmeten
•dorpje, met 't gezicht over de zee, in een
klimaat, dat in zyn wispelturigheid zoo dik-
;wyis herinnert aan het onze en dat toch
l't gloeiende en 't geweldige heeft van het
i woesty nland van Afrika, waartoe 't den zachten
overgang vormt, daar vond hy 't land, dat
'zyn fantazie bovredigen en zyn schitterende
[gave tot rypheid brengen zou. Want wie dit
[werk ziet, staat verbaasd over een zóó veel-
zydigo uiting van éón kunstenaarsziel, is één
en al bewondering voor 't zekere, en rype in
j de wyze van behandeling, voor 't gevoelige,
j fijne en toch ongewoon-krachtige, voor de
jgroote frischheid van al die stukken, die zoo
geheel en al den indruk geven, zelfs aan den
'leek, dat hier 't land wordt gegeven, wel
gezien met de oogen van een artiest, maar
.toch met een waarheids-liefde, een natuur
getrouwheid, een scherpte van opmerkings-
gave, die wy voor ons zelf wel allen van den
hemel mochten afbidden.
Zyn er ook hier enkele stukken, die
„eventjes" doen denken aan Marius Bauer,
aan Rembrandt, elk stuk zonder uitzondering
is een echte Henricus. En zy, die hem vroeger
al bewonderden in zoo menige penteekening,
fijn en kleurig als een ets, of in knappe, geniale
krytteekeningen en in waterverf-schilderytjes
van sappige en toch vlakke behandeling, zy kun
nen hier zien wat er van de rypende vrucht ge
worden is, toen de Afrikaansche zon hem koes
terde met haar stralen, wat hier werd van den
kunstenaar, toen de Middellandsche Zee hem
zangerige droomen voorzong. Maar ook zy,
l) Hoe jammer dat, naar wy vernamen, de in
de Lakeohal beschikbare ruimte slechts een
1 gedeelte dezer merkwaardige verzameling kan
bevatten! (Red. L. D
voor wie hy een onbekende was tot nog toe,
Iedereen, om kort te. gaan, zal zyn kunst
kunnen waardeeren en als by inneriyk besef
voelen, dat hier iemand zich geeft op wien ge
let moet worden, een dien men eenvoudig niet
kan voorbyzien, een die, zonder zich op te
dringen, wil gehoord worden, wat meer zegt,
zal worden verstaan. Henricus is een kunsto-
naar, die niet femelt of geheimzinnig doet,
maar die spreekt mot luider stem, duldeiyk
en klaar en zoo pakkend, dat iedereen graag
naar hem luistert. Hy is een hartstochteiyk
kunstenaar, forsch, maar niet ruw, helder van
kleur, een enkele maal hel van kleur (dat
brengt het klimaat meo, waar zyn werk ont
stond), maar nooit schel, altyd meesteriyk en
geniaal van lyn, nooit academisch of slordig.
Wat hy ziet In zijn wyzo van zien en weer
geeft in zijn wyze van weergeven, draagt don
stempel van waarheid en degeiykheld en van
een warm gemoed, van een dichterlijke fan
tazie tegeiyk, die zonder weerga zyn.
In deze landschappen (waaruit het meeron-
deel der verzameling bestaat) ligt alles wat
wy vroeger In den flguur-teekenaar bewon
derden (zooals ook nu nog enkele figuur
studies doen zien, ik noem onder meer de
„Ramadan-nacht", een juweel van een teeke-
ningl) maar toch nog weer veel meer, dat,
vroeger verscholen, later is gerypt of dat
geboren werd in het land van felle zon en
scherpe schaduwen, van nog veel grooter ge
weldigheid, dan ons lieve landje.
Als hy do zon van achter zware wolkon
doet schitteren en flikkeren op de zee, zoodat
een zilveren streep van verblindend licht aan
den horizont ligt, als hy haar doet blakeren
op de witte, hoekige huizenblokjes of op do
ruggen van de Arabieren in witte burnoes,—
als hy in haar laatston gouden schyn alles
doet wegsmelten, zoodat wy een stukje kry-
gen, zóó verrukkeiyk, dat wy, in verheeriykt
aanschouwen verzonken, in dat land der
Duizend-en-óón-nacht-verhalen wanen rond te
wandelen on te leven, als hy het dorpje,
fel verlicht, uit donkere boomen en groene
velden laat opryzen als een oud-testamentisch
Jeruzalem, een stad van marmeren paleizen
met zilveren torens, dan grypt 't ons aan
als poözie, als een sprookje en zyn we oprecht
dankbaar en vol geestdrift voor zulk een kunst.
Ik zou wel kunnen doorgaan, nog velo
rogels verder, maar ik wil den werkeiyken
verslag-gever 't leven niet mooiiyk maken.
Veel vrees hiervoor heb ik evenwel niet,
want 't is heusch niet zwaar om veel goeds
over veel uitstekends te zeggen. Alleen heb
ik hen, die belangstellen in kunst, en hen,
die zeggen dat 't hun koud laat, willen
opmerkzaam maken op deze wonderschoone
gelegenheid om nu eens terdege zich warm,
te makenmaar dan niet in dien zin, dien men
er helaas maar al te vaak aan hecht, doch
zóó, dat een gloed van geestdrift over hen
komt voor ware, groote kunst, waarvan zy
den indruk zonder twyfel mee zullen nemen
en bewaren hun leven lang.
KOLONIËN.
BATAVIA, 5—10 October.
Dr. A. H. Ch. van Locuwen, dio onlangs
op een dienstreis, hem vanwege het bestuur
over de protestantsche kerken in Neder-
landsch Indié opgedragen, ten einde zich te
vergewissen van ..cn toestand uer gemeenten
en den dienstijver der predikanten, onder
weg naar Amboina ziek word, is op de onder
neming Kali Sidi bij Ocngaran, boven Scma-
rang, overleden.
Het verlof naar Europa, wegens die ziekte
verleend, is dus te laat gekomen en met leed
wezen zal door allen die hem kenden, dit
overlijden van den oudsten predikant
io Indië vernomen worden. Dr. van Leeuwen
was officier der orde van Oranje Nassau en
sedert 1861 ingouvemementsdienst. Zijn laat
ste standplaats was Semarang.
(Bat. Nbld.)
Do ,,Sumatra-Bode" deelt mede, dat ve
len gebruik maakten van do gelegenheid, in
de pastorie te Padang gegeven, om afscheid
te nemen van pastoor Verbraak, die eenigen
tijd te genoemder plaatse doorbracht, en we
der naar Atjeh vertrok. De afscheidsreceptie
was zeer druk bezocht.
Uit Batavia is aan de ,,Padanger" ge
seind:
De van verlof uit Nederland terugverwacht
wordonde lste luitenant der infanterie O. W.
Mahn wordt te Padang geplaatst.
Overgeplaatst is naar Atjeh bij het lste de
pot-bataljon de onder-luitenant B. Steenhui
zen.
Bevorderd tot dirigeerend officier van ge
zondheid der lste klasse, de dirigeerend offi
cier van gezondheid der 2de klasse dr. L.
Marcus.
Do dirigeerend officier van gezondheid
2de kl. dr. L. J. do Rochemonb, thans gewes
telijk eerstaanwezend officier van gezond
heid to Amboina, heeft het verzoek gedaan
om eervol ontslag uit den dienst. (J.-B.)
De cholera te Semarang. Do „Loc."
van B October bericht:
Vo'lgens het officieel rapport over het et
maal eindigend gistermiddag 6 uren heeft do
cholera weer een sprong vooruit gemaakt en
tastte zij 23 personen aan. Hiervan werden
8 opgenomen in het hospitaal aan de Kalie-
baroe, 3 weigerden opname, 5 werden daar
dood binnengebracht en van 7 werd de dood
in de kampongs geconstateerd.
In het cholera-hoepitaal overleden 5 ver
pleegden en werd 1 als hersteld daaruit ont
slagen.
Onder de Europeanen kwamen geen geval-
lenwoor.
In het militair hospitaal werd hedenmor
gen 6 uren opgenomen een gegageerd Europ.
fuselier afkomstig van het Oudemannenhuis.
Uit Amboina verneemt het „Bat. NblcL":
De versterking Nieuw Victoria zal, in ver
band met de kleinere bezetting die hier sinds
de aardbeving ligt, een ecnigszins gewijzig-
don vorm krijgen, en, met verlies van haar
karakter als fort, ongeveer worden omge
bouwd tot een defensief kampement, in hoofd
zaak bestemd om een veilig verblijf te vor
men tegenover een inlandscken vijand.
DJAJf BI.
Aan een van den resident van Palembang
onder dagteekening van 4 October ontvangen
telegram wordt door de „Java Ct." het vol
gende ontleend:
Op 26 September jl. waren drie compagnie
ën uitgerukt naar de doesocn Sebakoel, wel
ke verlaten werd bevonden.
In den namiddag maakten het hoofd van
dio doesocn on zijn' onderhoofden hunne op
wachting bij den controleur.
Er viel geen schot, evenmin den volgenden
dag bij een 'verkenning van de Batang Asie
stroomopwaarts tot Berauw. Het hoofd van
Bangso meldde zich niet.
Bij den terugtocht op 28 September naar
Pelawan werden van den rechteroever vijf
schoten op de colonne gelost, waarschijnlijk
door lieden uit Bangso. De Europeesche fuse
lier werd daarbij licht gewond.
Op 1 October verttok een colonne, voor
zien van vivres voor zes dagen, via Sekabocl
naar het gebied van Batin VIII (Boven Tam-
besi), waar volgens bericht bij Tandjoeng
versterkingen zijn opgericht.
Verder zou zooveel mogelijk worden gepa
trouilleerd en zouden excursies gemaakt wor
den naar Boek it, Boelan, het Limoen-gebied
Batin Pengambang, do Boven Batang Asie,
Tangkoei en Bangso.
De resident keerde 4 October mot den ge-
westelijken militairen commandant naar Pa
lembang terug in verband met de herplaatsing
van het bivak naar Soeroelangoen (Djambi),
hetwelk het gemakkelijkst langs de Tambesi
kan worden geïnstalleerd en geapprovian
deerd.
De gezondheidstoestand in Tigadoesoen is
gunstig.
In Soeroelangoen heerscht veel berri-berri.
De Java-Bode teekent hierbij liix:
„Uit bovenstaand regeeringstelegram zien
wij dat het eenmaal vastgestelde plan geheel
zal worden uitgevoerd en dat de in het Djam
bische ageerende colonne langs de Batang
Asei tob Soeroelangoen, waar dezo rivier in
de Tambesi valt, zal oprukken om daar een
nieuw bivak to betrekken.
„Dat mon voor dit nieuwe bivak gebruik
wenscht te maken van den gemakkelijken wa
terweg, die do Tambesi van af onze vestiging
aan de uitmonding dezer rivier in de Batang
Hari aanbiedt, spreekt van zelf en het is
om de voorbereidingen to treffen voor de re
geling van den opvoer van al het benoodigde,
dat luitenant>kolonel Christan zich met het
hoofd van gewestelijk bestuur naar Palem
bang begaf, om daar de noodige maatregelen
tc treffen, om de communicatie tussch.n
Moeara Tambesi en het Djambische Soeroe
langoen tot stand to brengen. Is die gemeen
schap eenmaal verkregen en verzekerd, dan
zal een groot bezwaar voor de ageerende co
lonne komen tc vervallen, nl. dat van liet
transport van al het benoodigde van de basis
te Soeroelangoen in Palembang naar de voor
uitgeschoven punten.
„Intusschen zal, terwijl alduc van Moeara
Tambesi uit voor de communicatie met de,
aan den oovcnloop dier rivier ageerende troe
pen zal worden gezorgd, de colonne niet stil
zitten, maar naar verschillende punten uit
rukken, als naar do Boekit Boelan ten oosten
van Tiga Docsoen, het Limoengebied, dat de
colonne thans bij den opmarsch aan hare lin
kerhand heeft laten liggen en naar het stroom
gebied van de Boven Batang Asei.
„Bangso, welks hoofd zich niet bij de co
lonne meldde, toen naar Sabakoel cn verder
naar Berauw, beide aan de Batang Asei, werd
uitgerukt, ligt tusschen die beide plaatsen
in en blijkt, evenals het meer oostelijk gele
gen Laboe ftesam, niet goed gezind te zijn.
„Tandjoeng, aan de Tambesi, waarheen de
colonne uit Pelawan, het bivak te Tiga Doe
soen, zou uitrukken, ligt een heel stuk boven-
strooms van Soeroelangoen; de keuze van
den weg over Sekaboel zal ongetwijfeld ver
band houden met de aanwezige voetpaden."
Luitenant-kolonel J. J. Schneider, die
blijkens de officieele berichten als comman
dant van het 2de bat. inf. in het Djambis.lie
vervangen werd door majoor E, C. van Swie-
tcn en in diens plaats belast werd met hef.
commando over het 15de bataljon te Tjimahi,
was in den laatsten tijd lijdende aan mala
ria en een leveraandoening, zoodat hij tij
delijk ongeschikt werd voor den dienst te vel
de, waardoor zijn aflossing noodig werd.
(J.-B.)
In een correspondentie uit Djambi aan het
„Bat. Nbld." leest men:
„De kogels, dio wij in de kampongs en de
verlaten stellingen vonden, zijn precies als in
Atjeh; alleen vindit men hier veelal een glas
scherfje. en een rijstkorrel in den kogel. Vol
gens het verhaal van de gidsen en van den
controleur, hebben die dingen de volgende
betcekenis: Het glas moet voorstellen een
oog; dit moet maken, dat de kogel kan zien
waar h j heengaat, terwijl do rijstkorrel be-
teekent, dat hij die rijst eet moet worden
opgezocht door het oog.
„Uit de ontmoetingen is ons tot nu toe
gebleken dat de Djambiërs, vooral de jagers
onder hen, goed weten om to gaan met het
geweer; de op betrekkelijk korten afstand af
gegeven schoten, waarbij gemikt werd, heb
ben steeds slachtoffers geëischt, cLw.z. hebuen
dooden gemaakt."
Het „Soer. Hbld." vernam, dat de resi
dent van Palembang aan de regeering heeft
voorgesteld Djambi open te stellen voor den
particulieren mijnbouw. Do directeur van
O., E. en N. zou het voorstel met een gun
stig advies aan de regeering doorgezonden
hebben.
Ooud in Atjeh.
Het Atjeh verslag ovor Augustus bevat eenlge
mededoelingen betreffende de mynbouwkun-
dlge onderzoekingen van den myningenieur
dor derde klasse Jansen ter Westkust, waaruit
biykt, dat, zoo het onderzoek naar den kolen-
rykdom van Lhong al niet de verwachte resul
taten opleverde, in andere richting wel op een
goede uitkomst kan worden gewezen.
Wy lezen toch:
In dit landschap (Lhong) werd door den gou-
vernementsmynlngenieur geregeld voortgo-
werkt aan het mynbouwkundig onderzoek van
den bodem.
Van een drietal ertsmonsters, door hem naar
den chef van het mynwezen gezonden, werd
de volgende analyse ontvangen:
erts I bevat 115 gram goud en 52 gram
zilver,
erts II bevat sporen goud en 30 gram zilver,
erts III bevat 10 gram goud en 33 gram
zilver, alles berekend per ton van 1000
kilogram.
Het goud komt dus in loononde hoeveelheid
voor en de vraag ls nu maar van welken om-'
vang de ertsafzettingen zyn. (B. N.)
Door den Gouverneur-Gener.ial van Ned.-In-,
dië zijn de volgende beschikkingen genomea
CIVIEL DEPARTEMENT. Benoemd: Tot
directeur dor Burgerlijke Openbare Weikeu, de
hoofdingenieur eerste kl. bij den waterstaat eu»
'a lands burgerlijkeopenbaie werken H E. Mensinga.
Verleend: Wegens ziekte een t\veejarig;
verlof naar Europa, aan den ooderv/yzer tweede
kl. by bet openbaar lager onderwijs voorEuropeanea
J. van Assendorp.
Ontslagen: Op verzoek eervol uit 'slands
dienst, de klerk bij bet post- en telegraafkantoor
te Semarang W. van Ardenne, met bepaling, dat
dit ontslag wordt geacht te zijn ingegaan ou 4
October 1601.
Toegelaten: Tot uitoefening der artsenij-
bereidkunst als apotheker in Nedeilandscb-lndië,
J. J. M. Maas.
Bij hot Kadaster in Nederlandsch-lndiö.
Verplaatst: Van de kadastrale bewaring te
Soerabaia naar de kadastrale bewaring te Batavia
de adjunct-landmeter derde kl. W. C. van der
Meulen;
van de opmetingssectie to Probolinggo naar de
kadastrale bewaring te Soerabaia de adjunct-
landmeter tweede kl. J. II. J. Garot;
van de opmetingssectie te Pasoerooan naar het
kadastraal bureau aldaar de tijdelyk ambtenaar
J. Jansen;
van het kadastraal bureau te Pssceroean naar
de kadastrale bewaiing to Üoerabaia de klerk E.
Ch. Londt.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Ontslagen;
Met ingang van 2 November 1901, op verzoek
wegens volbruchten diensttijd, oervol en met
behoud van rechtop pensioen uit Hr. Als. militairen
dienst, de luitenant kolonel der infanterie A. Visser,
de luitenant-kolonel der artillerie \Vr. Welbmar,
en de kapitein van laatst gemeld wapen J. P.
Munting.
Verleend: Een maand verlof wegens ziekte
naar Garoet aan den eersten luitenant by de
tweede afdeeling van het departement van Oorlog
(hoofdbureau der infanterie) E. H. Schutstal van
Woudenberg.
Overgeplaatst: Bij het dertiende bataljon,
de kapitein bij het tiende bataljon A. A. J. 0. Hoorn;
bij het garnizoensbataljon van Amboina en
Ternate do kapitein bij net garnizoensbataljon
van Celebes, Menado en Timor L. Ai. Leyh,
bj de troepenmacht in Atjoh t. n. i., do eorate
luitenant bij bet garnizoensbataljon derZuidei-en
Oosterafdeehn^ van Borneo E. J. Ochzendort;
bij bet garnizoensbataljon der Zuider-en üoster-
afdeeling van Borneo, de eerste luitenant bij bet
zesde batal,on to Kedongkebo L, J. Rijnbeude;
by het vijfde bataljon, de onderluiteDont bjj hot
negende bataljon A. E. G. Steflën, algemeen stam
boek No. 28956;
bjj het negende bataljon de adjudant onderofficier
dd. officier bij het vijfde bataljon Al. Essor,
algemeen stamboek No. 3690;
van Padang Sidempoean naar Salaliga de officier
van gezondheid tweede kl. J. L. W. O. van Leentc
UITLOTINGEV. Loton der IUl. Ver. et
Roode Kruis". Trok i vau 1 No-. 1901b.taaltiaar
8 Nov. 1901. Hoofdprijzen: eerie 10042 No. 5 Lire
35000. a. 0148 d. L. 2000, e. 9122 i 1 l. 1000,
e. 2037 r. 43, e. 5325 n. 22, e. 7421 5, e. 10581
30 en e. 11830 d. 41 elk 1 50. by do aniortiaauo-
trekking werden de vogeo.o ecneöa uit.oloot,
waarvan de nummers il— 60) losbaar zija met L.
33 elk: 167 822 723 1348 1408 1622 1707 2024
2240 2799 2897 8000 3141 8288 4895 6933 0112
6852 7-87 9801 10901 11062 C-J 1131S.
Loten der ut.d Weonen va 1874 a It. 100.
Tr kkii g va j 2 November 1901, bet-a;b ar 2 Febr»
1902. 21 Kerioco: 2, 106, 109 255. 308, 812, 041,
888, 1208, 1271. 1342, 1734. 1777. 2098. 2108. 2193,
2621, 2830, 2348,2877 en 2917. Hoof Jpr.jztn: tOO.OOO
kronen e. 1312 n. 40, 40.000 kr. o. 1271 u. 48,
10.000 kr. e. 169 n. 99, elk 2000 kr. 312 c. 4, e.
888 n. 22, r. 1777 d. 71, b. 2093 n. c6 cn e. 2917
n. 60; el* 600 kr. e. 2 d. 20, e. 169 n 82, e. 256
n. 14, e. 803 n. 74. e. 812 n. 00, b. 041 d. 73,
888 d. 79, 8. 1268 n. 86, 1271 n. 74, e. 1748 n.
68, h. 2098 n. 11 on e. 2168 n. 79. Lie overigo
nun.tnore, in bove staando eericcu ver.at, elk 800 kr.
ALKEMADE. Geboren*. Johanna Anna, D.
van J. van der Meer en A. Bakker. Jacobus
Adrianua Maria, Z. van A. H. Bakker en J. M.
Bontje. Hendricus Wilhelmus, Z. van II. Dissel
dorp en A. van Diemen. Johanna Petronella,
D. van C. Heemskerk en M. van dor Meer.
Overleden: D. Zwetsloot, wedr. van J.
Kortekaas, 65 j. A. van Tol, wed. van C.
Loos, W. Boekraad on W. Dobbeu, 79 j.
KATWIJK. Geboren: Dirk, Z. van H. van
Duijn en J. Kuijt. Dirk, Z. van J. B. doRuijter
en A. Knetsch. Dirk, Z. van D. do Jong ou A.
van do Ven. Cornelia, Z. van C. van Duyn cn
C. Schaap.
Overleden: Pieter, 20 j., Z. van A. C.
Wassenaar en P. E. Parlevliet. Dak Reus.
62 j., echtg. van A. M. v. d. Guit. t
Getrouwd: C. A. van der Guyteu jm. en
M. van Rijn jd.
i
f
21)
Ik heb daarvoor de meest overtuigende
^ewyzen en sta op het punt, den officier van
(.justitie van deze myn ontdekking kennis te
I geven, opdat oogenblikkelyk een onderzoek
tegen u kan worden ingesteld en tegelykertyd
revisie kan worden aangevraagd van hot
vonnis, gewezen tegen de onschuldige jonge-
dame. Een onderhoud met u zou daartoe niet
j noodig zyn geweest, want voor my is het
[Volkomen onverschillig, of u my al dan niet
bekent den diefstal gepleegd te hebben. Dat
ik u hier ontboden heb, gebeurde enkel ter
wille van een persoon, die u gewetenloos
mee in uw verderf getrokken hebt, en in
uw eigen belang. Door u vrywillig aan te
molden by de justitie, voordat van andere
,zyde een aanklacht tegen u is ingediend,
kunt u waarschyniyk bereiken, dat er by uw
.veroordeeling verzachtende omstandigheden in
aanmerking worden genomen. Of u van dezen
,Wonk al of niet gebruik wilt maken, staat
aan u. Maar u moet oogenblikkelyk beslissen.
Ik kan u niet meer dan een paar minuten
bedonktyd geven."
Aanvankelyk had von Ranten nog een paar
<maal getracht, hem heftig in de rede te
^vallen, en zyn gezicht had grenzenlooze ver
bazing en verontwaardiging willen uitdrukken.
jMaar de koele beslistheid in het optreden van
^Jen jongen advocaat, in verband met hetgeen
hy vermoedeiyk al gehoord had uit den mond
/van zya dochter, had hem bhjkbaar doen
via tactiek te veranderen.
„En dat ia alles, wat u my wenscht te
zeggen?" vroeg hy met een gedwóngen
glimlachje. „Nu, ik heb u geduldig laten
uitpraten. Als u nu zoo goed wilt zyn, dit
my ook te laten doen. Ik heb in het geheel
geen reden, u Iets te verzwygen, vooral daar
ik toch wel mag aannemen, dat ik spreek
met een man van eer en met een verstandig
mensch. De geschiedenis met de broche is
inderdaad vervelend- genoeg en heeft me al
heelwat hoofdbreken gekost. Maar zoo tragisch
als u doet, behoeven wy ze toch niet op te
nemen. En dat daarby van een diefstal in
den gewonen zin van het woord geen sprake
kan zyn, zou u met het oog op myn afkomst
on myn maatschappelyke positie eigeniyk
dadelyk wel hebben kunnen begrypen. De
briljanten vlinder is myn rechtmatig eigen
dom of liever het eigendom van myn
dochter. Mevrouw Halier en myn overleden
vrouw waren, zooals u weten zult, zusters,
en toen haar moeder stierf, raakten do dames
aan het kibbelen over de nagelaten juweelen.
Deze verwenschte vlinder vooral werd een
ware twistappel. Ten slotte echter werden de
rechten van myn vrouw op de broche ook
door myn schoonzuster erkend, en het was
enkel aan onze goedheid toe te schryven, dat
zy de afgifte van den vlinder telkens weer
onder allerlei voorwendsels vertragen kon."
„Een prachtig verzonnen sprookje—jammer
alleen, dat het niets dan een sprookje is.
Mevrouw Halier heeft voor de rechtbank
onder eede verklaard, dat de briljanten vlinder
een geschenk van haar echtgenoot geweest
was, die hem haar op hun huwelyksrels in
Parya had gekocht."
Yon Ranten beet zich op de onderlip en
wierp een boosaardigen blik naar Rudolf
Imber^ maar het volgende oogenblik lag
alweer het voorname, ietwat ironische glim
lachje op zyn gezicht.
„Als zy dat heeft gezegd, heeft zy gelogen
of zy heeft zich vergist. En u zult toch ook
heel goed woten, lioe gemakkelyk dat zoo
iets een getuige, als zy een beetje zenuw
achtig is, gebeuren kan. Dus de briljanten
vlinder behoorde aan myn vrouw en na haar
dood aan myn dochtor. Toen ik op don
bowusten dag den étui tusschen de beide
losse kussens van een divan vond, hoe hy
daar gekomen was, is my een raadsel, en
toen ik de byna vergeten broche daarin ont
dekte en daarna by my stak, handelde ik
niet alleen te goeder trouw, maar ongetwyfeld
ook met het volste recht."
„Zonder dat u heb noodig geacht zoudt
hebben, er uw schoonzuster van ln kennis
te stellen?"
„Ik had het plan, een grapje uit te halen,
door na eenigen tyd de afgifte van den
briljanten vlinder van haar te vorderen. De
schrik, dien zy dan krygen zou by de ont
dekking, dat ze de broche niet meer had,
zou haar welverdiende straf zyn. Maar ik
werd jammer genoeg door onvoorziene om
standigheden verhinderd, dit plannetjo ten
uitvoer te brengen. Ik moest een lange reis
ondernemen, en toen ik terugkwam, was het
ongeluk reeds gebeurd. De gezelschapsdame
van myn schoonzuster was in hechtenis
genomen en veroordeeld, zonder dat ik van
de heele geschiedenis ook maar een enkel
woord had gehoord. Ik bevond my nu plotse
ling in een allemeteligste positie. Eigeniyk
had ik de zaak moeten gaan ophelderen,
maar u zult my toegeven, dat dit onder alle
omstandigheden een onaangename blamage
voor me geweest zou zyn. En als ik ze ten
slotte voor myn persoon ook op my had
kunuen nemen, dan moost my toch, trots
allo gewetenswroeging, de gedachte aan myn
arm kind het zwygen opleggen. Als u zich
eens indenkt in myn positie, moet u dat
begrypen. Maar al moest ik het arme meisje
dan ook aan haar noodlot overlaten, daarmee
is natuuriyk niet gezegd, dat ik mU aan myn
verplichtingen jegens haar onttrekken wil.
Het doet my veeleer genoegen, dat ik eindeiyk
een vertiouwenswaardig persoon gevonden
heb, die de bemiddelaar tusschen haar en
my zal kunnen zyn. Ik ben niet ryk, maar
tot de betaling van een behooriyko schade
vergoeding verklaar ik my toch oogenblikke
lyk bereid."
„Geen woord meerl" zeide Rudolf, die zich
onmogeiyk langer inhouden kon. „De bo-
leediging, die uw schaamteloos aaubod inhoudt,
wil ik niet aanhooron. Laat er ons een eind
aan maken l Daar ligt alles, wat u noodig
hebt om te schryven. Stel dadelyk uw be
kentenis op, dan kan ze nog met de middag
post vorzonden worden."
„Hoe, u slaat myn voorstel af?" vroeg von
Ranten. „En zonder vooraf haar te vragen,
op wier beslissing het hier toch alleen aan
komen kan? Daar mocht u toch nog wel
eens even over denken, mynheer de advocaat
De jongedame heeft, voor zoover ik woot,
haar gevangenisstraf reeds ondergaan, on iiet
is my bekend, dat zy in behoeftige omstan
digheden verkeert. Een behoorlyke som gelds
is voor haar dus in elk geval van veel groo
ter waarde dan een vryspraak by revisie van
het tegen haar gewezen vonnis, een vryspraak,
die toch slechts een zeer twyfelachtige schade
loosstelling voor het doorgestane leed betoe-
kenen zou. En ik kan althans verlangen, dat
u my tyd laat, om met do juffrouw zelve
daarover to onderhandelen".
Rudoll aarzelde werkelyk eon oogenblik.
Hy dacht aan de armoedo van do beide vrou
wen; had hy wel het recht, voor haar te
beslissen? Maar zyn besluitoloos aarzelen
duurde ook slechts een oogenblik. Zooals hy
Margarota Willisen kendo, was hy immers
zeker van het antwoord, dat z(| dozon ellen
deling op zyn smadeiyk voorstel govon zou.
Het was hem, als maakte hy zich aan oon
grove beleediging van het edele, fiere melsjo
schuldig, zoo hy door zyn houding oeniger-
mate den schyn wekto, als zou hy haar tot
oon dergelyke "smadeiyke schikking in staat
achten.
„Do verantwoording voor myn handelwijze
tegenover juffrouw Willisen neem ik op my,"
zoide Imberg. „Ik ben zekor, dat ik hamlel
geheel in haar geest."
Nu eerst echeen von Ranten den wanhopi-
gen ernst van zyn positie ton volle in te zien,
en hy liet nu ook het maskor van spotachtigw
meerderheid vallen, zooals te voren dat van
aanmatigenden hoogmoed. Do trotscho aristo
craat, die voor een kwarfior was binnen go-
komen, was een geknakte arme zondaar go-
worden, die deemoodig om erbarming smeekte.
Met walging en diepe verachting wond do
Rudolf zich van hom af.
.,U hebt myn laatste woord gohoord," zoide
hy. „Laat ons toch oen eind maken aan dit
even doelloos als onaangenaam toonoel."
Von Ranten stond op. Zyn gezicht was
aschvaal en zyn schouders beefden. „Goed
dan," antwoordde hy. „Ik zal aan uw verlan
gen gevolg geven. Maar oen uitstel van vier en
twintig uur zult u my toch niet weigeren.
Ik boloof u, dat ik ray in dien tyd niet van
hier verwydereir zal".
(Wordt vervolgd).