De briljanten broche.
LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 NOVEMBER.
- MERDE BLAD.
Feuilleton.
No. 12790
Anno 1901.
Flaftneleele Hrenlekj
Hoewel de Amorikaansche Spoorwegwaar-
- don nog steeds hot middelpunt blijven vormen,
waarheen do aandacht der fondsenmarkt ge-
trokken wordt, komen toch ook andere ver-
schynselen belangstelling vragen. Een der
gebeurtenissen der week ia de verhooging van
het Engelsche Bank-dieconto met een vol
percent, geen halve maatregel dus, terwijl in
i het begin der week nog twijfel werd uitge-
sproken of de Bank wel genoodzaakt zou zijn
i om tot dit middel baar toevlucht te nemen,
i ten einde haar goudvoorraad te beschermen.
De nieuwe Fransche leening, en de daarmede
verbonden goudonttrekkingen, maanden echter
tot groote voorzichtigheid en als krachtig
verdedigingsmiddel werd tot disconto-verhoo-
ging besloten. Niet alleen, dat Londen voor
een groot deel in de goudbehoefte van Frank-
\ryk zal hebben te voorzien, ook N.-York zal
i een gedeelte hebben te fourneeren en op reke
ning daarvan hebben reeds niet onbelangrijke
goudzendingen uit Amerika plaats gehad.
1 De vrij hooge geldkoers op onze markt
heeft met de goudbeweging niets uitstaande
en moet worden toegeschreven aan het tijde-
.lijk terugnemen van posten; het gevolg daar-
!van was alleen, dat de koers der 8-pCts.
"VV. Schuld vrij gevoelig terug liep. Ver-
(moedelijk zal de geldschaarschte hier niet lang
aanhouden. Aandeeten Vorstenlanden
ien Koloniale Bank hadden goon gunstig
1 verloop, in aansluiting by de zeer lage suiker-
1 prijzen, waarvan de gevolgen voor de Indische
'cultuur- en crediet instellingen van beteeken is
'kunnen worden.
De koersen der Tabakaandeelen
toonden groote afwijkingen, al naar de dividend
ramingen of bedrijfsresultaten uitvallen, welke
I thans, nu de veiüngen zijn afgeloopen, eeniga-
zins by benadering kunnen worden opgemaakt.
Voor Petroloumwaardon was de hou-
ding vaster, do geforceerde verkoopen van
aandeelen Koninklijke hebben opgehouden en
daarmede is een drukkende factor van de
markt verdwenenaandeelen Schibaieff
waren by beperkten handel iets flauwer. Veel
levendigheid bestond or voor aandeelen Ned.-
1 Indische Mijnbouw, ofschoon de pogingen
j om langs anderen weg op voordeeliger wyze
jin de geldbehoefte te voorzien, voorloopig nog
tot geen resultaat hebben geleid. Toch schynt
men nog vertrouwen te koestoren, dat men
iniet tot het aangaan der woekerleening zal
behoeven over te gaan, hoewel het uitvoerig
j exposé omtrent den toestand der Maatschappy
[niet erg aanlokkeiyk kan genoemd worden.
Europeesclie Staatsfondsen had-
den een opgewekter verloop dan in den laatsien
tyd het geval was; vooral kenmerkten Rus-
b e n zich door een vaste houding. Z u i d-
|amerikaan8che fondsen haddon even
eons oen williger markt, waarvan de beweging
jvoornamelyk van Londen uitging. In Vene-
z u e 1 a heerscht vrede, heoft do President
van dit land gezegd, en deze woorden schynen
voldoende geweest te zyn om zoowel hi
iVe.nezuelaansche als Columbiaan-
b c h e fondsen een ryzing te doen ontstaan.
Opmorkeiyk was de zeor willige houding voor
Peruanen, waarschyniyk ten gevolge van
i het gerucht, dat op de Preferente'aan-
d e e 1 e n wederom eon uitkeering van pCt.
I zal plaats hebben. Opmerkelyk is echter, dat
j de opgaande beweging van Holland schynt
I uitgegaan, en Londen eerst in navolging der
Amsterdammer koersen de ryzing heeft over
genomen. Voor Maxwells was de belang
stelling ook weer levendiger, hoewel de koersen
niet gehandhaafd konden blyven. Een bolang-
ryke verbeiering ondervonden de Bewyze
Internationaal Land-Syndicaat in
verband met do buitengewoon gunstige berich-
ten omtrent petroleumbronnen in Texas. Wel
luidden de geruchten reeds langoren tyd zeer
i gunstig, doch thans schynen zy in alle
opzichten volkomen bevestigd te worden, en
1 komt men dus meer tot de neiging om ook
i aan het grondbezit van het Syndicaat een
belangryke waarde te gaan toekennen,
f Do flauwe houding der aandeelen W a r sc h a u
W e e n e n houdt verband met de minder
gunstige ontvangsten der Maatschappij, hetgeen
echter als een voorbygaande ongunstige periode
/moot worden aangemerkt. De vergadering van
hot be8cherming8Comitó der Transvaal-
Spoor- Obligatièn te Beriyn heeft niet dien
uitslag opgeleverd, welken men aanvankeiyk
<jaar van verwachtte. Van een ernstig aan
dringen by de Engelsche regeering tot spoedige
hervatting der rentebetaling ia ditmaal nog
geen sprake geweest.
Het spreekt vanzelf, dat de Amerikaanscho
Spoorwegafdeoling op onze Beurs zich hoofd
zakelijk richt naar de houding van die te
Nieuw-York en do onvaste houding hier is
een gevolg van het wantrouwen, dat men in
Wallstreet nog niet geheel en al af kan leggen
sinds do corner in Northern Pacific shares.
De Northern Pacific is nog steeds het struikel
blok wanneer dit eenmaal degeiyk en sekuur
geregeld is, en gevaar voor verwikkeling van
dien aard als in de maand Mol verdwenen is,
dan mag men vertrouwen, dat de stemming
rustiger zal worden en de hausse party een
vruchtbaarder veld van operatie zal vinden.
Het Harriman-syndicaat bezit een ovorgroote
meerderheid der preferonte aandeelen, doch
eenige millioenen minder dan de helft van de
gewone aandeelen, terwfil de Morgan-Hill-groep
de volstrekte meerderheid van de gewone aan
deelen bezit, doch natuuriyk niet van de pre
ferente. Dit verklaart, dat Harriman zich met
hand en tand verzet tegen de afbetaling der
preferente Northern Pacific aandeelen zoolang
het gemeenschappeiyk bezit van het Northern
Pacific en Burlington en Qulncy systeem niet
zoodanig geregeld is, dat de combinatie geen
gevaarlyke concurrente voor de Union Pacific
en haar zuster de Southern Pacific Spoorweg-
maatschappy wordt. De geruchten nu over
het al of niet tot-stand komen dezer regeling,
welke zich lederen dag afwisselen, beheerschen
voor een goed deel de Beurs te Nieuw York:
nu eens zegt men, dat de regeling tot stand
gekomen is en dan weer dekken zich baissiers en
bekomt de hausse party den boventoon, dan
weder loopt het gerucht, dat er een kink in
den kabel is gekomen en realiseert men weder
spoedig; thans zegt men, dat met het publi
ceeren der regeling gewacht wordt tot de
heer Van dor Bilt de openbaarmaking der
regeling kan doen, opdat er een betere stem
ming zal geschapen worden voor de ontvangst
van deze regeling voor het publiek. Ook de
koperwaarden hebben nog niets van haar
invloed verloren en nog steeds wordt met de
scherpste oogen op de fluctuatie van de kopor-
pryzen en op do minste kleinigheden in dezen
tak van industrie gelet.
De toestand van de geldmarkt eveneens
vereischt de moest mogeiyko oplottendheid.
De gouduitvoeren houden aan. Naar Frankrijk
werden 5,000,000 dollars verscheept en hoewel
de goudreserve der schatkist groot genoeg is,
brengt het onttrokken van goud in belangryke
hoeveelheden, als dit gedurende eenigen tyd
aanhoudt, toch spanning teweeg en brengt
de niet ongegronde vrees voor duur geld en
moeiiyke geldmarkt aan do orde. Vandaar de
flauwe stemming en liet wantrouwen van den
toestand. De schuld van de Unie verminderde
gedurende de maand September met 5,753,401
dollars. De meeste Sporen toonen over de
maand September wederom netto-vermeerde-
ringen aan, de Erie o. a. 392,000, de Chicago
Mil w. St.-Paul 139,000, de Southern Railway
4000. de Big Four 19000 dollars, terwyi
nien van de Atchison Topéka zegt, dat de
ontvangsten in de thans geëindigde maand
die van het vorigo jaar nog zullen ovortreffon,
niettegenstaande deze die van 1899 met bruto
561,000 en netto 283,000 dollars overtroffen.
Het jaarverslag van de Missouri Kansas Texas
toont aan, dat de uitkomsten van dit Jaar de
beste zyn, welke sedert het oprichten der
Maatschappy werden verkregen. Het voor-
deelig saldo 16,799,916, hetgeen 426,658 dol
lars meer bedraagt dan verleden jaar Aan
verbetering van weg en werken werd 1,363,154
en aan uitrusting 263,382 dollars bosteed. In
aanbouw zyn 2000 nieuwe wagons on 37
locomotieven. Het verslag wyst er op, dat de
directie er voortdurend op bedacht is geweest
de waarde van de bezittingen van de Maat
schappy te vorhoogen door zooveel mogeiyk
te zorgen, dat weg en uitrusting zoodanig zyn,
dat de Maatschappy zich met de beste barer
concurrenten kan meten. Evenals de Missouri-
Kansas-Texas zyn of zullen de meeste jaar
verslagen zyn, omdat het afgeloopen jaar
zonder wederga voor de spoorwegondernemin
gen en handel en Industrie geweest is. Wat
het thans looponde jaar betreft, is er op de
algemeene levendigheid in handel en industrie
wel iets aan te merken, doch wat de sporen
speciaal aangaat, is alles nog zeer gunstig: om
die reden had men zich een veel beter najaar
gedroomd. Rtjnlandsche Bank.
Aideellogsverslag der Tweede Kamer
over de Staatsbegrooting van 1909,
Waarom geen Oranjéboekï
Blijkens heb voorloopig verslag betreurden
vele leden, dat bij de thans ingediende begroo
ting noch als bijlage een Oranjeboek is over
gelegd, noch in den trans van wat vroeger
placht te geschieden in de memorie van Toe
lichting, eenige mededeel ingen aangaande
sommige tot het Depart, van Buitenlandache
Zaken betrekkelijke aangelegenheden zijn ver
strekt.
De gevangenneming der 2de Nederlandsche
ambulance.
In het bijzonder drukten sommige leden dep
wensch uit meer uitvoerige inlichtingen
ontvangen omtrent de gevangenneming en het
•gevangenhouden op Ceylon van leden der
tweede Nederlandsche ambulance.
Men vroeg of inmiddels ia geuleken dat de
Britsche regeering de door leden der bedoel
de ambulanco gepleegde handelingen terecht
als ernstige overtredingen heeft aangemerkt,
en er in deze opzettelijk vergrijp tegen de
neutraliteit heeft plaats gehad.
En of kan worden verwacht dat aan de ge
vangenhouding der geneeskundigen spoedig
een einde zal komen.
Voorts werd gevraagd, of op het verzoek v. i
onze regeering aan de Engelsche, om de ge
vangenen naar Nederland terug te zenden,
nog geen antwoord was ontvangen.
En zoo ja, in welken zin was het vervat!
Bemiddeling voor de Boeren.
Van verschillende zijden werd do vraag g>
sceld, welke houding de regeering denkt a^n
te nemen in zake het onlangs door g ^'mach
tigden van de beide Zuid-Afri. Republieken
u>t den Raad van Beheer van het Permanen
te Hof van Arbitrage gericht verzoek om te
bevorderen, dat de oorlog in Zuid-Afrika
door middel van scheidsrechterlijke uitspra
ken wordt beëindigd. Sommigen meenden,
dat het op den weg der regeering zou liggen,
bij de in den Permanenten Raad vertegen
woordigde regeeringen haar invloed aan te
wenden en zoo ve bewerken, dat in dien Raad
tot overbrenging van het verzoek aan Enge
land worde besloten, en mocht dit niet geluk
ken alsdan te bevorderen, dat de Staten, wier
vertegenwoordigers in dien Raad de minder
heid vormen, gezamenlijk met de overbren
ging van heo verzoek zich belasten.
Anderzijds werd elke tusschenkomst van de
regeering ongeraden en nutteloos geoordeeld.
Schadeloosstelling aan uitgezette
Nederlanders.
Sommige leden vroegen inlichtingen om
trent de gedragslijn, welke de regeering denkt
te volgen ten aanzien van do nu reeds z o
lang hangende zaak van het verleenen door
Engeland van schadevergoeding aan uit Zuid
Afrika gezette Nederlanders.
Verscheidene leden wensch ten te vernemen
of do Regeering van plan is, de belangen van
de Nederlandsche aandeel- en obligatiehou
ders der Zuidafrika&nscho Spoorwegmaat
schappij te steunen, cn zoo ja, .p welke wijze
zij hierbij denkt te werk te gaan.
De overeenkomst met China.
Gaarne zoude men eenige inlichtingen ont-
vangen oracrent do overeenkomst met China
gesloten, waarbij dab Rijk zich verbindt tot
schadevergoeding wegens vernieling der le-
gatiën. Men vroeg of de schadevergoeding
ook omvat de verliezen voor de in China ver
toevende Nederlanders ten gevolge dër geweld
dadigheden geleden, alsmede de koeten van
het uitzenden van een eskader n Shang
hai.
Bescherming der Armeniërs.
Verscheidene leden vroegen of de Regee
ring niet van oordeel is, dat Nederland als
Christelijke Mogendheid in deze niet langer
werkeloos mag blijven en hetzij alleen, hetzij
in verbinding met andere Mogendheden, bij
de Porte op bescherming van persoon en goed
dor Armeniërs beho rt aan te dringen.
Grensregeling op Timor.
Men vroeg hoe de stand dor onderhandelin
gen is welke tusschen onze en de Poraigeo-
ecke Regeering worden gevoerd over een ont-
werp-verdrag betreffende een nieuwe rege
ling van do wederzijdsche grenzen op Timor.
Diplomatieke vertegenwoordiging en
consulaatwezen.
Enkele leden drongen wederom, aan op af
schaffing van onze diplomatieke vertegen
woordiging en op eene daarmede verband
houdende uitbreiding van ons consulaatwe
zen.
Men vroeg of voorstellen van do commissio
over de oonsulaire examens om baar oenk-
beeld omtrent de hervorming van ons consu
laatwezen nader te preciseeren reeds zijn in
gekomen.
Geklaagd werd over de geringe belangrijk
heid der oonsulaire verslagen en over het
stellen van enkele daarvan in een vreemde
taal.
Naar aanleiding van het voorstel der Ro-
geering om het consulaat te Shanghai tot
consulaat-generaal te verheffen en den nieu
wen tiuularis 15,000 bezoldiging te geven,
terwijl zijn ambtsvoorganger f 12,000 had,
werd met klem door verscheidene leden be
toogd dat het opnieuw in het licht troedt hoe
ten onzent in het consulaatwezen bij de bepa
ling van rang, titulatuur en b^oldiging*eeD
geheel verkeerds methode wordt gevolgd. Men
wenschte eene nadere toelichting van dezen
post te ontvangen.
Inzonderheid verlangde men Ui vernemen
of de werkzaamheid van het consulaat to
Shanghai sinds 1897 zoo ia toegenomen, dat
men 't thans tot consulaat-generaal moet ver
heffen en of het niet beter wam den nieuwen
titularis den persoonlijken titel van consul-
generaal te doen behouden.
Leerling-tolkcn.
Tegen 's Ministers plannen ten aanzien van
het opleiden van leerling-tolken voor 's lands
dienst, bleken by vele leden ernstige bezwaren
te bestaan en de uiteenzetting der plannen ln
de Mom van Toelichting gaf tot tal van
vragen aanleiding. O. a. vroeg men, waar ln
de Levant en ln Perzlö do op te leiden tolken
zouden worden geplaatst.
Ten aanzien van 's Ministers plannen be
treffende de opleiding, vroeg men: „waarom
elscht de Minister niet het bezit van den graad
van doctorandus of doctor in de rechts en de
staatswetenschap of van een krachtens de wet
op hol middelbaar onderwys verleend diploma
voor de staathuishoudkunde, en de statistiek
of de staatsinrichting?"
Enkele leden meenden ook, dat de graad
van candidaat ln de letteren hier veeleer in
aanmerking behoort te komen.
Men vroeg met welk doel gedurendo twee
jaar een subsidie van f 250 's jaars aan de
candidaten wordt toegekend.
Men vroeg, waarom na afloop van die beldo
jaren ƒ1600 toelage aan de candidaten zou
worden gegeven om hun studiën juist aan een
„buitenlandsche inrichting" voort te zetten.
Men verzocht Dauwkeurig en omstandig te
worden Ingelicht omtrent alle byzonderheden
der organisatie van het personeel der tolken,
zooals zich de Minister deze denkt.
Met het oog op al de aangevoerde gronden,
gaven verscheidene leden den Minister in
overweging den post terug te nemen.
Varia.
Men was van oordcel, dat de regeering
werkzaam behoort te blijven om uo Duiteche
grenzen voor ons weer opengesteld te krij
gen, cn de opheffing ie verwerven der beper
kende bepalingen, die den invoer in België be
moeilijken.
Men kwam in andere afdeelingen terug op
het vroeger geopperde denkbeeld in Enge
land van onzentwegc een specialen en onaf
hankelijk van ons consulaat werkenden
agent aan te stellen tot bevordering van on
zen boter- on kaashandel.
Sommige leden vroegen Inlichtingen over
de tegenwoordige verhoudingen tusschen
Venezuela en Columbia, en in 't byzonder of
voor ons land daaruit moeilijkheden zyn ge
rezen.
Sommige leden drongon aan op de benoe
ming van een nieuwen vertegenwoordiger te
Teheran.
Gevraagd werd, of do Minister van voorne
men is stappen te doui om den heer Pott
hot exequatur als Nederlandsche Consul te
Loren^o-Marquez terug te bezorgen, en of
anders eer-, nieuwo Nederlandsche titularis al
daar wel noodig wordt geacht.
Terwyi sommige leden de overbrenging van
den post voor subsidie aan de Vereenlglna
„Het Buitenland" van Hoofdstuk IX naai
Hoofdstuk III minder gelukkig achtten, zagoa
andoren in haar een begin van verwezenlijking
van de hun inziens juiste gedachte om alles
wat ons verkeer met het buitenland betreft
onder het departement van bultenl. zakaa
te brengen.
Blnnenlandsche zake».
Naar 6ommige leden meenden, ontbreken
den hoogleeraar ln de psychiatrie te Leiden
de hulpmiddelen, voor zyn onderwys noodig.
Waar de gemeente Leiden op onbekrompen
voet heeft gezorgd voor krankzinnigengesticht1
en inrichting voor zenuwpatiënten, meende
men, dat het Ryk de noodige leermiddelen
aan den hoogleeraar niet moot onthouden.
Opnieuw werd geklaagd over den toesiand
van het Ethnographisch Museum, die nog
steeds veel te wenschen overlaat. Aange
drongen werd van verschiller.de zyden op
afdoende voorziening.
Thans doet zich een byzonder gunstigo ge
legenheid voor om de instelling naar Amster
dam over te brengen.
De plaatselyke toestanden te Amsterdam
bieden alle waarborgen voor oen druk bezoek'
en nuttig gebruik. Tot bevestiging hiervan
etrekke de omstandigheid, dat in don tyd van
zos maanden de Indische tentoonstelling be
zocht ia door 6000 personen, waartegen het
getal van 1500 bezoekers van het bestaande
Ethnographisch Museum geduroude een vol
jaar al zeer ongunstig afsteekt.
Men wenschte te vernemen of de ltegeoring
bereid ls van de aanbieding der gemeente
Amsterdam gebruik te maken en de gelegen
heid aan te grypen tot het byeenhouden van
de te Parys ln de koloniale afdeeling tentoon
gestelde voorwerpen.
Andere leden zouden tegen de verplaatsing
zeer ernstig bezwaar hebben.
Gevraagd werd of de Regeering niet voor
nemens is, gelden aan te vragen ter voor
ziening in den geheel onvoldoenden toesiand
van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht.
Do bouwkosten van het nieuwe ziekenhuis
te Groningen achtte men buitengewoou hoog.
Vrymaking van het ondorwys. Eenige ledon
verklaarden zeer ingenomen te zyn mot de
verklaring in de Troonrode omtrent de vry
making van het onderwys. Dat de Regeering
in die richting werkzaam wil zyn, niet slechts
op het gebied van het lager, maar ook, naar
zy vertrouwden, op dat van het middelbaar en
hooger ondorwys, juichten zy zosr toe.
Van andere zyde word de vraag gedaan,
wat onder vrymaking van het ondorwys is
te verstaan. Die uitdrukking aclitlo men zoo
vaag, dat men slechts met belangstelling kon
afwachten welke maatregelen zullen worden
voorgesteld.
Naar door sommigen werd opgemerkt is dsa
eerste en meest gebiedende eisob, dat er een
einde kome aan den stryd tusschen het open-
baar en het byzonder onderwys. Die voort
durende stryd dringt de ware belangen van
het onderwys op den achtergrond, zeer ten
nadeele van hot opkomend geslacht, liet is
hoog tyd, zoo meenden zy, die belangen meer
tot hun recht te doen komen.
Reorganisatie van ons ondorwysstelsel. Door
vele ledon werd de wensch te kennen ge
geven, dat een betere aansluiting zou worden
tot stand gebracht van het lager aan hot
middelbaar en gymnasiaal onderwys. Het
punt van aansluiting behoort, volgens sommi
gen, te worden verplaatst door een vry aan-
merkeiyke verlenging en uitbieidir.g van het
lager onderwys, terwyi het middelbaar en
gymnasiaal onderwys daarentegen zouden
mooten worden Ingekrompen.
Verschillende leden verklaarden, dat hun
grieven bepaaldeiyk waron gericht, vooreorst
tegen de overlading der leerlingen tusschen
hun elfde en hun zestiende jaar en do te huoge
mate van geesteiyke inspanning, die vóór de
puberteitsjaren wordt geöiacbt; voorts tegen
de omstandigheid dat thans de keuze van
beroep of studierichting moot geschieden op
voor zoo gewichtige beslissing te jeugdigen
leeftyd en in de dorde plaats tegen bet folt
dat de gymnasia en de hoogste klassen der
hoogere burgerscholen bezocht worden door
13)
1 „Hoe zou ik daaraan kunnen twyfelen na
Blies, wat u voor my, wat u voor ons hebt
gedaan 1"
„Och, 't was weinig genoeg en uw moeder
had wol geiyk, toon ze my verweet, dat het
u meer kwaad dan goed had gedaan. Maar
nu zou ik graag iets willen doen, dat u
neen, zoo nietl Wees u wat toegevend, wanneer
ik het niet op de goede manier kan inkleedon."
Het viel hem nu toch oneindig veel moel-
lyker dan hy het zich had voorgesteld. Dat
hy zyn huwolyksaanzoek niet in het kleed
eener vurige liefdesverklaring kon steken,
daaraan had hy geen oogenblik getwyfeld.
Maar hy had zich niet het hoofd gebroken
met te denken over den gepasten vorm, omdat
hy meende, dat het beslissende oogenblik hem
wel de goede woorden zou doen vinden. Maar
nu ontdekte hy met schrik, hoezeer hy zich
hierin vergist had.
Hoeveel magerder en bleeker zy ook in
deze drie maanden was geworden, nooit had
Margarete er in zyn oogen zoo lief uitgezien
als in deze bekooriyke verlegenheid, waarin
zyn onhandige inleiding haar gebracht had.
En hy voelde, dat hy dit bevallige schepseltje,
dat er zoo geheel voor geschapen was, een
liefhebbenden man gelukkig te maken, zyn
hand niet als een edelmoedig geschenk mocht
aanbieden. Hy had haar niet lief, daarvan was
hy ook nu nog in het diepst van zyn hart
overtuigd; hy had haar althans niet zoo lief
als hy zich eens gedroomd had, de vrouw te
zullen liethebben, die het geluk van zyn leven
zou uitmaken. Maar het idee, zyn geheele
volgende leven aan het hare te verbinden, had
nu, terwyi hy haar ln heel haar toere, zachte
schoonheid voor zich zag, al het beangstigende
en drukkende voor hem verloren; alles, waar
door hy zich gerechtigd geacht zou hebben,
zyn besluit nog langer voor een offer te
houden. Ja, voor het eerst rees by hem zoo
iets als een vaag gevoel, dat zy het was, die
hier het zwaarste offer moest brengen, en dit
onbestemde gevoel deed hem secondenlang
tevergeefs naar woorden zoeken.
Maar hy zag hoe zy leed door zyn aarzelen,
en daarom maakte hy er vlug een einde aan.
„Ik ben gekomen, juffrouw Margarete, om
u oen vraag te doen, de gewichtigste, die oen
man aan een jong meisje stellen kan. Wilt u
my voor de heele wereld het recht geven, u
beschermend ter zydo te staan? Niet slechts
tot aan den dag, waarop u recht gedaan zal
worden, maar voor altyd en niet als uw
vriend, maar als uw echtgenoot?"
Het was gebeurd en hy haalde verruimd
adem. Een zeldzame vreugde was over hem
gekomen op het oogenblik, dat hy het beslis
sende woord had gesproken. Al den moeilyken
stryd van de laatste maanden, hy kon er
zich heelemaal niet meer in denken. Was ook
het geluk, waarnaar hy de armen uitstrekte,
niet bedwelmend en onmeteiyk groot, maar
stil en bescheiden, het was toch een geluk
dat deed hem de stemming van ditoogenblik
vol en overtuigend gevoelen.
Daar Margarete zweeg, wilde hy op haar
toegaan en haar handen nemen, maar toen
zy bemerkte, wat hy voornemens was te doen,
zag zy op, en de stomme bede in haar oogen
deed hem van zyn plan afzien.
„U antwoordt m|J niet?" zeidehy. „Was in
myn vraag iets, dat u pyn gedaan of belee-
digd heeft, juffrouw Margarete?"
„Neen", antwoordde zy zacht. „Ik gevoel
ten volle de grootmoedigheid van hetgeen u
daar doet, en u kunt my gelooven, dat ik u
er tot myn dood toe dankbaar voor zal blyven,
maar
„Maar?" Hy zou het woord niet zenuwach
tiger en angstiger hebben kunnen herhalen,
als hy met de hoop van iemand, die werkolyk
liefhad, hier gekomen was. „Maar u wyst
myn aanzoek af?"
„Zou u my dan nog langer kunnen achten,
mynheer Imberg, als ik iets anders deed?"
Op een dergelyko vraag was hy niet ver
dacht geweest. Hy stamelde wel een paar
woorden, maar het was geen antwoord op
haar vraag, of hy haar nog langer zou kunnen
achten, indien zy zyn aanzoek niet afwees.
Zy kwam hem te hulp.
„Ter wille van my is u by uw vader van
daan gegaan," zoo ging zy voort. „Spreek het
maar niet tegen, want ik weet het zeker, zy
het dan ook pas sedert vandaag. En daar u
in de dwaling verkeert, dat u iets aan my
goed te maken zoudt hebben, wilt u nu zelfs
voor den zwaarsten, noodlottigsten stap niet
terugschrikken, den laatsten, dien u in de
gegeven omstandigheden nog voor my doen
kunt. Dat is edel en grootmoedig, maar het
is veel te edel en veel te grootmoedig, myn
heer Imberg, om het te mogen aannemen."
„Maar u vergist zich de beteekenis, die
u aan myn handelwyze geeft, is onjuist
ik verzeker u
Kalm schudde zy het hoofd.
„Laat ons toch ook vandaag oprecht tegen
elkaar zyn, zooals wy het tot myn genoegen
tot dusver altyd zyn geweest. Als ik u nu
op uw eer en geweten vroeg, of u my uit
liefde, uit echte, werkelyko liefdo tot uw vrouw
begeert, zou u my dan in de oogen durven
zien en met ja antwoorden?"
Er was een stem in hem, die hem toefluis
terde, een bevestigend antwoord to geven
een stem, die zeker niet uit het hoofd, maar
uit hot diepst van zyn hart kwam. Maar hy
kwam er niet toe, aan die stem te gehoor
zamen. Want welken naam hy ook geven
mocht aan het gevoel, dat hy voor Margarete
Willisen koesterde de groote, machtige
liefdo, de liefde, waaraan zy zelf bU haar vraag
ongetwyfeld dacht, was hot niet. Hy keek
haar dus niet in de oogen en zweeg.
En toen zei zy met eon glimlachje om de
lippen en met een plotselinge opgewektheid,
die liU in zyn dwaasheid voor echt hield:
„Nu, wilt u nu nog langer bewaren, dat ik
me bedrieg? Ware vrienden moeten vóór
alles eeriyk zyn en ik weet, dat u veel te
zeer myn vriend bent om my voor to jokken.
Opdat u zich echter later niet mot geheel
ongegronde verwijten kwellen zult, wil ik u
nog iets zeggen. Wanneer u my nu mot den
heiligsten eed bezworen zoudt hobben, dat
hot in 't geheel niet uw wensch was, m y
iets goeds te bewyzen, maar dat u zelf aan
een gebroken hart zoudt sterven, wanneer
ik uw aanzoek van do hand wees ik zou
niettemin uw aanzoek hebben afgeslagen. En
u zou daarom niet boos op me zyn goweest,
nietwaar?"
„Hoe zou men boos op u kunnen zyn,
jufTrouvr-Margaretei" zeide hy in zyn verwar
ring en met eon gevoel van oprecht leedwezen
in zyn hart. „Ik had gehoopt, dat dit onder
houd anders afloopon zou; maar u hebt my
allen moed ontnomen, om verder by u aan
te dringen".
„Neen, dat moet u ook niet doen. Het zou
u evenzeer in verlegenheid brengen als my.
Wy willen denken, dat we dit kwartier slechts
in een droom hebben beleefd en we willen
het als een dwaze droom vergelen".
„En hoe zal het dan in do toekomst tus
schen ons zyn? Uw moeder heeft iny om zoo
te zeggen het huis verboden - en hoe orger-
ly k haar redenen daarvoor op zichzelf ook mogen
zyn, na hetgeen zy my heeft meegodeeld, kan
ik haar jammer genoeg toch mot geheel en
al ongelijk geven".
„Wy zullen elkaar dan niet meer zoo dikwyls
kunnen spreken als vroeger misscluon
alleen, wanneer het toeval ons oens op eon
andere plaats samenbrengt. Maar mo dunkt,
dat we daarom niet minder hartelyk uu vriend
schappelijk aan elkaar behoeven te denken."
„U sctyktzich gemak kei yk in de verandering,
juffrouw Willisen," zeido hy mot een v "mpjo
van bitterheid. „Ln u zult het toeval i ons
ergens anders zou kunnen samenbrengen,
natuuriyk zoo behoedzaam mogolyk uit den
wog gaan. Ik echter zal geen kalm uur meer
hebben, want onophoudelijk zal my de zorg
p^nigon, dat u te voel van uw kraciiLen vergt
in den wreoden stryd om hot bestaan, dat u
wellicht de wanhoop ten prooi zult zyn, terwyl
ik u niets zou behoeven te gevon dan wat
voor my overbodig is, om u daarvan te
bevryden."
Thans was zy het, die hem vry willig haar
handen roikto. „Uoor een dergolyko zorg mag
u zich niet laten verontrusten, myn vriend 1
Ik ben volstrekt niet zoo trotsch, als u schynt
to geiooven. Wanneer hot ons ooit zoo slecht
mocht gaan als u het daar uitschildert, dan,
ik beloof liet u dan zal ik my zeker tot
niemand anders om steun en hulp wenden
dan tot u."
Wordt vervolgd.)