De briljanten broche. LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 NOVEMBER. - MERDE BLAD. Feuilleton. No. 12790 Anno 1901. Flaftneleele Hrenlekj Hoewel de Amorikaansche Spoorwegwaar- - don nog steeds hot middelpunt blijven vormen, waarheen do aandacht der fondsenmarkt ge- trokken wordt, komen toch ook andere ver- schynselen belangstelling vragen. Een der gebeurtenissen der week ia de verhooging van het Engelsche Bank-dieconto met een vol percent, geen halve maatregel dus, terwijl in i het begin der week nog twijfel werd uitge- sproken of de Bank wel genoodzaakt zou zijn i om tot dit middel baar toevlucht te nemen, i ten einde haar goudvoorraad te beschermen. De nieuwe Fransche leening, en de daarmede verbonden goudonttrekkingen, maanden echter tot groote voorzichtigheid en als krachtig verdedigingsmiddel werd tot disconto-verhoo- ging besloten. Niet alleen, dat Londen voor een groot deel in de goudbehoefte van Frank- \ryk zal hebben te voorzien, ook N.-York zal i een gedeelte hebben te fourneeren en op reke ning daarvan hebben reeds niet onbelangrijke goudzendingen uit Amerika plaats gehad. 1 De vrij hooge geldkoers op onze markt heeft met de goudbeweging niets uitstaande en moet worden toegeschreven aan het tijde- .lijk terugnemen van posten; het gevolg daar- !van was alleen, dat de koers der 8-pCts. "VV. Schuld vrij gevoelig terug liep. Ver- (moedelijk zal de geldschaarschte hier niet lang aanhouden. Aandeeten Vorstenlanden ien Koloniale Bank hadden goon gunstig 1 verloop, in aansluiting by de zeer lage suiker- 1 prijzen, waarvan de gevolgen voor de Indische 'cultuur- en crediet instellingen van beteeken is 'kunnen worden. De koersen der Tabakaandeelen toonden groote afwijkingen, al naar de dividend ramingen of bedrijfsresultaten uitvallen, welke I thans, nu de veiüngen zijn afgeloopen, eeniga- zins by benadering kunnen worden opgemaakt. Voor Petroloumwaardon was de hou- ding vaster, do geforceerde verkoopen van aandeelen Koninklijke hebben opgehouden en daarmede is een drukkende factor van de markt verdwenenaandeelen Schibaieff waren by beperkten handel iets flauwer. Veel levendigheid bestond or voor aandeelen Ned.- 1 Indische Mijnbouw, ofschoon de pogingen j om langs anderen weg op voordeeliger wyze jin de geldbehoefte te voorzien, voorloopig nog tot geen resultaat hebben geleid. Toch schynt men nog vertrouwen te koestoren, dat men iniet tot het aangaan der woekerleening zal behoeven over te gaan, hoewel het uitvoerig j exposé omtrent den toestand der Maatschappy [niet erg aanlokkeiyk kan genoemd worden. Europeesclie Staatsfondsen had- den een opgewekter verloop dan in den laatsien tyd het geval was; vooral kenmerkten Rus- b e n zich door een vaste houding. Z u i d- |amerikaan8che fondsen haddon even eons oen williger markt, waarvan de beweging jvoornamelyk van Londen uitging. In Vene- z u e 1 a heerscht vrede, heoft do President van dit land gezegd, en deze woorden schynen voldoende geweest te zyn om zoowel hi iVe.nezuelaansche als Columbiaan- b c h e fondsen een ryzing te doen ontstaan. Opmorkeiyk was de zeor willige houding voor Peruanen, waarschyniyk ten gevolge van i het gerucht, dat op de Preferente'aan- d e e 1 e n wederom eon uitkeering van pCt. I zal plaats hebben. Opmerkelyk is echter, dat j de opgaande beweging van Holland schynt I uitgegaan, en Londen eerst in navolging der Amsterdammer koersen de ryzing heeft over genomen. Voor Maxwells was de belang stelling ook weer levendiger, hoewel de koersen niet gehandhaafd konden blyven. Een bolang- ryke verbeiering ondervonden de Bewyze Internationaal Land-Syndicaat in verband met do buitengewoon gunstige berich- ten omtrent petroleumbronnen in Texas. Wel luidden de geruchten reeds langoren tyd zeer i gunstig, doch thans schynen zy in alle opzichten volkomen bevestigd te worden, en 1 komt men dus meer tot de neiging om ook i aan het grondbezit van het Syndicaat een belangryke waarde te gaan toekennen, f Do flauwe houding der aandeelen W a r sc h a u W e e n e n houdt verband met de minder gunstige ontvangsten der Maatschappij, hetgeen echter als een voorbygaande ongunstige periode /moot worden aangemerkt. De vergadering van hot be8cherming8Comitó der Transvaal- Spoor- Obligatièn te Beriyn heeft niet dien uitslag opgeleverd, welken men aanvankeiyk <jaar van verwachtte. Van een ernstig aan dringen by de Engelsche regeering tot spoedige hervatting der rentebetaling ia ditmaal nog geen sprake geweest. Het spreekt vanzelf, dat de Amerikaanscho Spoorwegafdeoling op onze Beurs zich hoofd zakelijk richt naar de houding van die te Nieuw-York en do onvaste houding hier is een gevolg van het wantrouwen, dat men in Wallstreet nog niet geheel en al af kan leggen sinds do corner in Northern Pacific shares. De Northern Pacific is nog steeds het struikel blok wanneer dit eenmaal degeiyk en sekuur geregeld is, en gevaar voor verwikkeling van dien aard als in de maand Mol verdwenen is, dan mag men vertrouwen, dat de stemming rustiger zal worden en de hausse party een vruchtbaarder veld van operatie zal vinden. Het Harriman-syndicaat bezit een ovorgroote meerderheid der preferonte aandeelen, doch eenige millioenen minder dan de helft van de gewone aandeelen, terwfil de Morgan-Hill-groep de volstrekte meerderheid van de gewone aan deelen bezit, doch natuuriyk niet van de pre ferente. Dit verklaart, dat Harriman zich met hand en tand verzet tegen de afbetaling der preferente Northern Pacific aandeelen zoolang het gemeenschappeiyk bezit van het Northern Pacific en Burlington en Qulncy systeem niet zoodanig geregeld is, dat de combinatie geen gevaarlyke concurrente voor de Union Pacific en haar zuster de Southern Pacific Spoorweg- maatschappy wordt. De geruchten nu over het al of niet tot-stand komen dezer regeling, welke zich lederen dag afwisselen, beheerschen voor een goed deel de Beurs te Nieuw York: nu eens zegt men, dat de regeling tot stand gekomen is en dan weer dekken zich baissiers en bekomt de hausse party den boventoon, dan weder loopt het gerucht, dat er een kink in den kabel is gekomen en realiseert men weder spoedig; thans zegt men, dat met het publi ceeren der regeling gewacht wordt tot de heer Van dor Bilt de openbaarmaking der regeling kan doen, opdat er een betere stem ming zal geschapen worden voor de ontvangst van deze regeling voor het publiek. Ook de koperwaarden hebben nog niets van haar invloed verloren en nog steeds wordt met de scherpste oogen op de fluctuatie van de kopor- pryzen en op do minste kleinigheden in dezen tak van industrie gelet. De toestand van de geldmarkt eveneens vereischt de moest mogeiyko oplottendheid. De gouduitvoeren houden aan. Naar Frankrijk werden 5,000,000 dollars verscheept en hoewel de goudreserve der schatkist groot genoeg is, brengt het onttrokken van goud in belangryke hoeveelheden, als dit gedurende eenigen tyd aanhoudt, toch spanning teweeg en brengt de niet ongegronde vrees voor duur geld en moeiiyke geldmarkt aan do orde. Vandaar de flauwe stemming en liet wantrouwen van den toestand. De schuld van de Unie verminderde gedurende de maand September met 5,753,401 dollars. De meeste Sporen toonen over de maand September wederom netto-vermeerde- ringen aan, de Erie o. a. 392,000, de Chicago Mil w. St.-Paul 139,000, de Southern Railway 4000. de Big Four 19000 dollars, terwyi nien van de Atchison Topéka zegt, dat de ontvangsten in de thans geëindigde maand die van het vorigo jaar nog zullen ovortreffon, niettegenstaande deze die van 1899 met bruto 561,000 en netto 283,000 dollars overtroffen. Het jaarverslag van de Missouri Kansas Texas toont aan, dat de uitkomsten van dit Jaar de beste zyn, welke sedert het oprichten der Maatschappy werden verkregen. Het voor- deelig saldo 16,799,916, hetgeen 426,658 dol lars meer bedraagt dan verleden jaar Aan verbetering van weg en werken werd 1,363,154 en aan uitrusting 263,382 dollars bosteed. In aanbouw zyn 2000 nieuwe wagons on 37 locomotieven. Het verslag wyst er op, dat de directie er voortdurend op bedacht is geweest de waarde van de bezittingen van de Maat schappy te vorhoogen door zooveel mogeiyk te zorgen, dat weg en uitrusting zoodanig zyn, dat de Maatschappy zich met de beste barer concurrenten kan meten. Evenals de Missouri- Kansas-Texas zyn of zullen de meeste jaar verslagen zyn, omdat het afgeloopen jaar zonder wederga voor de spoorwegondernemin gen en handel en Industrie geweest is. Wat het thans looponde jaar betreft, is er op de algemeene levendigheid in handel en industrie wel iets aan te merken, doch wat de sporen speciaal aangaat, is alles nog zeer gunstig: om die reden had men zich een veel beter najaar gedroomd. Rtjnlandsche Bank. Aideellogsverslag der Tweede Kamer over de Staatsbegrooting van 1909, Waarom geen Oranjéboekï Blijkens heb voorloopig verslag betreurden vele leden, dat bij de thans ingediende begroo ting noch als bijlage een Oranjeboek is over gelegd, noch in den trans van wat vroeger placht te geschieden in de memorie van Toe lichting, eenige mededeel ingen aangaande sommige tot het Depart, van Buitenlandache Zaken betrekkelijke aangelegenheden zijn ver strekt. De gevangenneming der 2de Nederlandsche ambulance. In het bijzonder drukten sommige leden dep wensch uit meer uitvoerige inlichtingen ontvangen omtrent de gevangenneming en het •gevangenhouden op Ceylon van leden der tweede Nederlandsche ambulance. Men vroeg of inmiddels ia geuleken dat de Britsche regeering de door leden der bedoel de ambulanco gepleegde handelingen terecht als ernstige overtredingen heeft aangemerkt, en er in deze opzettelijk vergrijp tegen de neutraliteit heeft plaats gehad. En of kan worden verwacht dat aan de ge vangenhouding der geneeskundigen spoedig een einde zal komen. Voorts werd gevraagd, of op het verzoek v. i onze regeering aan de Engelsche, om de ge vangenen naar Nederland terug te zenden, nog geen antwoord was ontvangen. En zoo ja, in welken zin was het vervat! Bemiddeling voor de Boeren. Van verschillende zijden werd do vraag g> sceld, welke houding de regeering denkt a^n te nemen in zake het onlangs door g ^'mach tigden van de beide Zuid-Afri. Republieken u>t den Raad van Beheer van het Permanen te Hof van Arbitrage gericht verzoek om te bevorderen, dat de oorlog in Zuid-Afrika door middel van scheidsrechterlijke uitspra ken wordt beëindigd. Sommigen meenden, dat het op den weg der regeering zou liggen, bij de in den Permanenten Raad vertegen woordigde regeeringen haar invloed aan te wenden en zoo ve bewerken, dat in dien Raad tot overbrenging van het verzoek aan Enge land worde besloten, en mocht dit niet geluk ken alsdan te bevorderen, dat de Staten, wier vertegenwoordigers in dien Raad de minder heid vormen, gezamenlijk met de overbren ging van heo verzoek zich belasten. Anderzijds werd elke tusschenkomst van de regeering ongeraden en nutteloos geoordeeld. Schadeloosstelling aan uitgezette Nederlanders. Sommige leden vroegen inlichtingen om trent de gedragslijn, welke de regeering denkt te volgen ten aanzien van do nu reeds z o lang hangende zaak van het verleenen door Engeland van schadevergoeding aan uit Zuid Afrika gezette Nederlanders. Verscheidene leden wensch ten te vernemen of do Regeering van plan is, de belangen van de Nederlandsche aandeel- en obligatiehou ders der Zuidafrika&nscho Spoorwegmaat schappij te steunen, cn zoo ja, .p welke wijze zij hierbij denkt te werk te gaan. De overeenkomst met China. Gaarne zoude men eenige inlichtingen ont- vangen oracrent do overeenkomst met China gesloten, waarbij dab Rijk zich verbindt tot schadevergoeding wegens vernieling der le- gatiën. Men vroeg of de schadevergoeding ook omvat de verliezen voor de in China ver toevende Nederlanders ten gevolge dër geweld dadigheden geleden, alsmede de koeten van het uitzenden van een eskader n Shang hai. Bescherming der Armeniërs. Verscheidene leden vroegen of de Regee ring niet van oordeel is, dat Nederland als Christelijke Mogendheid in deze niet langer werkeloos mag blijven en hetzij alleen, hetzij in verbinding met andere Mogendheden, bij de Porte op bescherming van persoon en goed dor Armeniërs beho rt aan te dringen. Grensregeling op Timor. Men vroeg hoe de stand dor onderhandelin gen is welke tusschen onze en de Poraigeo- ecke Regeering worden gevoerd over een ont- werp-verdrag betreffende een nieuwe rege ling van do wederzijdsche grenzen op Timor. Diplomatieke vertegenwoordiging en consulaatwezen. Enkele leden drongen wederom, aan op af schaffing van onze diplomatieke vertegen woordiging en op eene daarmede verband houdende uitbreiding van ons consulaatwe zen. Men vroeg of voorstellen van do commissio over de oonsulaire examens om baar oenk- beeld omtrent de hervorming van ons consu laatwezen nader te preciseeren reeds zijn in gekomen. Geklaagd werd over de geringe belangrijk heid der oonsulaire verslagen en over het stellen van enkele daarvan in een vreemde taal. Naar aanleiding van het voorstel der Ro- geering om het consulaat te Shanghai tot consulaat-generaal te verheffen en den nieu wen tiuularis 15,000 bezoldiging te geven, terwijl zijn ambtsvoorganger f 12,000 had, werd met klem door verscheidene leden be toogd dat het opnieuw in het licht troedt hoe ten onzent in het consulaatwezen bij de bepa ling van rang, titulatuur en b^oldiging*eeD geheel verkeerds methode wordt gevolgd. Men wenschte eene nadere toelichting van dezen post te ontvangen. Inzonderheid verlangde men Ui vernemen of de werkzaamheid van het consulaat to Shanghai sinds 1897 zoo ia toegenomen, dat men 't thans tot consulaat-generaal moet ver heffen en of het niet beter wam den nieuwen titularis den persoonlijken titel van consul- generaal te doen behouden. Leerling-tolkcn. Tegen 's Ministers plannen ten aanzien van het opleiden van leerling-tolken voor 's lands dienst, bleken by vele leden ernstige bezwaren te bestaan en de uiteenzetting der plannen ln de Mom van Toelichting gaf tot tal van vragen aanleiding. O. a. vroeg men, waar ln de Levant en ln Perzlö do op te leiden tolken zouden worden geplaatst. Ten aanzien van 's Ministers plannen be treffende de opleiding, vroeg men: „waarom elscht de Minister niet het bezit van den graad van doctorandus of doctor in de rechts en de staatswetenschap of van een krachtens de wet op hol middelbaar onderwys verleend diploma voor de staathuishoudkunde, en de statistiek of de staatsinrichting?" Enkele leden meenden ook, dat de graad van candidaat ln de letteren hier veeleer in aanmerking behoort te komen. Men vroeg met welk doel gedurendo twee jaar een subsidie van f 250 's jaars aan de candidaten wordt toegekend. Men vroeg, waarom na afloop van die beldo jaren ƒ1600 toelage aan de candidaten zou worden gegeven om hun studiën juist aan een „buitenlandsche inrichting" voort te zetten. Men verzocht Dauwkeurig en omstandig te worden Ingelicht omtrent alle byzonderheden der organisatie van het personeel der tolken, zooals zich de Minister deze denkt. Met het oog op al de aangevoerde gronden, gaven verscheidene leden den Minister in overweging den post terug te nemen. Varia. Men was van oordcel, dat de regeering werkzaam behoort te blijven om uo Duiteche grenzen voor ons weer opengesteld te krij gen, cn de opheffing ie verwerven der beper kende bepalingen, die den invoer in België be moeilijken. Men kwam in andere afdeelingen terug op het vroeger geopperde denkbeeld in Enge land van onzentwegc een specialen en onaf hankelijk van ons consulaat werkenden agent aan te stellen tot bevordering van on zen boter- on kaashandel. Sommige leden vroegen Inlichtingen over de tegenwoordige verhoudingen tusschen Venezuela en Columbia, en in 't byzonder of voor ons land daaruit moeilijkheden zyn ge rezen. Sommige leden drongon aan op de benoe ming van een nieuwen vertegenwoordiger te Teheran. Gevraagd werd, of do Minister van voorne men is stappen te doui om den heer Pott hot exequatur als Nederlandsche Consul te Loren^o-Marquez terug te bezorgen, en of anders eer-, nieuwo Nederlandsche titularis al daar wel noodig wordt geacht. Terwyi sommige leden de overbrenging van den post voor subsidie aan de Vereenlglna „Het Buitenland" van Hoofdstuk IX naai Hoofdstuk III minder gelukkig achtten, zagoa andoren in haar een begin van verwezenlijking van de hun inziens juiste gedachte om alles wat ons verkeer met het buitenland betreft onder het departement van bultenl. zakaa te brengen. Blnnenlandsche zake». Naar 6ommige leden meenden, ontbreken den hoogleeraar ln de psychiatrie te Leiden de hulpmiddelen, voor zyn onderwys noodig. Waar de gemeente Leiden op onbekrompen voet heeft gezorgd voor krankzinnigengesticht1 en inrichting voor zenuwpatiënten, meende men, dat het Ryk de noodige leermiddelen aan den hoogleeraar niet moot onthouden. Opnieuw werd geklaagd over den toesiand van het Ethnographisch Museum, die nog steeds veel te wenschen overlaat. Aange drongen werd van verschiller.de zyden op afdoende voorziening. Thans doet zich een byzonder gunstigo ge legenheid voor om de instelling naar Amster dam over te brengen. De plaatselyke toestanden te Amsterdam bieden alle waarborgen voor oen druk bezoek' en nuttig gebruik. Tot bevestiging hiervan etrekke de omstandigheid, dat in don tyd van zos maanden de Indische tentoonstelling be zocht ia door 6000 personen, waartegen het getal van 1500 bezoekers van het bestaande Ethnographisch Museum geduroude een vol jaar al zeer ongunstig afsteekt. Men wenschte te vernemen of de ltegeoring bereid ls van de aanbieding der gemeente Amsterdam gebruik te maken en de gelegen heid aan te grypen tot het byeenhouden van de te Parys ln de koloniale afdeeling tentoon gestelde voorwerpen. Andere leden zouden tegen de verplaatsing zeer ernstig bezwaar hebben. Gevraagd werd of de Regeering niet voor nemens is, gelden aan te vragen ter voor ziening in den geheel onvoldoenden toesiand van de Universiteitsbibliotheek te Utrecht. Do bouwkosten van het nieuwe ziekenhuis te Groningen achtte men buitengewoou hoog. Vrymaking van het ondorwys. Eenige ledon verklaarden zeer ingenomen te zyn mot de verklaring in de Troonrode omtrent de vry making van het onderwys. Dat de Regeering in die richting werkzaam wil zyn, niet slechts op het gebied van het lager, maar ook, naar zy vertrouwden, op dat van het middelbaar en hooger ondorwys, juichten zy zosr toe. Van andere zyde word de vraag gedaan, wat onder vrymaking van het ondorwys is te verstaan. Die uitdrukking aclitlo men zoo vaag, dat men slechts met belangstelling kon afwachten welke maatregelen zullen worden voorgesteld. Naar door sommigen werd opgemerkt is dsa eerste en meest gebiedende eisob, dat er een einde kome aan den stryd tusschen het open- baar en het byzonder onderwys. Die voort durende stryd dringt de ware belangen van het onderwys op den achtergrond, zeer ten nadeele van hot opkomend geslacht, liet is hoog tyd, zoo meenden zy, die belangen meer tot hun recht te doen komen. Reorganisatie van ons ondorwysstelsel. Door vele ledon werd de wensch te kennen ge geven, dat een betere aansluiting zou worden tot stand gebracht van het lager aan hot middelbaar en gymnasiaal onderwys. Het punt van aansluiting behoort, volgens sommi gen, te worden verplaatst door een vry aan- merkeiyke verlenging en uitbieidir.g van het lager onderwys, terwyi het middelbaar en gymnasiaal onderwys daarentegen zouden mooten worden Ingekrompen. Verschillende leden verklaarden, dat hun grieven bepaaldeiyk waron gericht, vooreorst tegen de overlading der leerlingen tusschen hun elfde en hun zestiende jaar en do te huoge mate van geesteiyke inspanning, die vóór de puberteitsjaren wordt geöiacbt; voorts tegen de omstandigheid dat thans de keuze van beroep of studierichting moot geschieden op voor zoo gewichtige beslissing te jeugdigen leeftyd en in de dorde plaats tegen bet folt dat de gymnasia en de hoogste klassen der hoogere burgerscholen bezocht worden door 13) 1 „Hoe zou ik daaraan kunnen twyfelen na Blies, wat u voor my, wat u voor ons hebt gedaan 1" „Och, 't was weinig genoeg en uw moeder had wol geiyk, toon ze my verweet, dat het u meer kwaad dan goed had gedaan. Maar nu zou ik graag iets willen doen, dat u neen, zoo nietl Wees u wat toegevend, wanneer ik het niet op de goede manier kan inkleedon." Het viel hem nu toch oneindig veel moel- lyker dan hy het zich had voorgesteld. Dat hy zyn huwolyksaanzoek niet in het kleed eener vurige liefdesverklaring kon steken, daaraan had hy geen oogenblik getwyfeld. Maar hy had zich niet het hoofd gebroken met te denken over den gepasten vorm, omdat hy meende, dat het beslissende oogenblik hem wel de goede woorden zou doen vinden. Maar nu ontdekte hy met schrik, hoezeer hy zich hierin vergist had. Hoeveel magerder en bleeker zy ook in deze drie maanden was geworden, nooit had Margarete er in zyn oogen zoo lief uitgezien als in deze bekooriyke verlegenheid, waarin zyn onhandige inleiding haar gebracht had. En hy voelde, dat hy dit bevallige schepseltje, dat er zoo geheel voor geschapen was, een liefhebbenden man gelukkig te maken, zyn hand niet als een edelmoedig geschenk mocht aanbieden. Hy had haar niet lief, daarvan was hy ook nu nog in het diepst van zyn hart overtuigd; hy had haar althans niet zoo lief als hy zich eens gedroomd had, de vrouw te zullen liethebben, die het geluk van zyn leven zou uitmaken. Maar het idee, zyn geheele volgende leven aan het hare te verbinden, had nu, terwyi hy haar ln heel haar toere, zachte schoonheid voor zich zag, al het beangstigende en drukkende voor hem verloren; alles, waar door hy zich gerechtigd geacht zou hebben, zyn besluit nog langer voor een offer te houden. Ja, voor het eerst rees by hem zoo iets als een vaag gevoel, dat zy het was, die hier het zwaarste offer moest brengen, en dit onbestemde gevoel deed hem secondenlang tevergeefs naar woorden zoeken. Maar hy zag hoe zy leed door zyn aarzelen, en daarom maakte hy er vlug een einde aan. „Ik ben gekomen, juffrouw Margarete, om u oen vraag te doen, de gewichtigste, die oen man aan een jong meisje stellen kan. Wilt u my voor de heele wereld het recht geven, u beschermend ter zydo te staan? Niet slechts tot aan den dag, waarop u recht gedaan zal worden, maar voor altyd en niet als uw vriend, maar als uw echtgenoot?" Het was gebeurd en hy haalde verruimd adem. Een zeldzame vreugde was over hem gekomen op het oogenblik, dat hy het beslis sende woord had gesproken. Al den moeilyken stryd van de laatste maanden, hy kon er zich heelemaal niet meer in denken. Was ook het geluk, waarnaar hy de armen uitstrekte, niet bedwelmend en onmeteiyk groot, maar stil en bescheiden, het was toch een geluk dat deed hem de stemming van ditoogenblik vol en overtuigend gevoelen. Daar Margarete zweeg, wilde hy op haar toegaan en haar handen nemen, maar toen zy bemerkte, wat hy voornemens was te doen, zag zy op, en de stomme bede in haar oogen deed hem van zyn plan afzien. „U antwoordt m|J niet?" zeidehy. „Was in myn vraag iets, dat u pyn gedaan of belee- digd heeft, juffrouw Margarete?" „Neen", antwoordde zy zacht. „Ik gevoel ten volle de grootmoedigheid van hetgeen u daar doet, en u kunt my gelooven, dat ik u er tot myn dood toe dankbaar voor zal blyven, maar „Maar?" Hy zou het woord niet zenuwach tiger en angstiger hebben kunnen herhalen, als hy met de hoop van iemand, die werkolyk liefhad, hier gekomen was. „Maar u wyst myn aanzoek af?" „Zou u my dan nog langer kunnen achten, mynheer Imberg, als ik iets anders deed?" Op een dergelyko vraag was hy niet ver dacht geweest. Hy stamelde wel een paar woorden, maar het was geen antwoord op haar vraag, of hy haar nog langer zou kunnen achten, indien zy zyn aanzoek niet afwees. Zy kwam hem te hulp. „Ter wille van my is u by uw vader van daan gegaan," zoo ging zy voort. „Spreek het maar niet tegen, want ik weet het zeker, zy het dan ook pas sedert vandaag. En daar u in de dwaling verkeert, dat u iets aan my goed te maken zoudt hebben, wilt u nu zelfs voor den zwaarsten, noodlottigsten stap niet terugschrikken, den laatsten, dien u in de gegeven omstandigheden nog voor my doen kunt. Dat is edel en grootmoedig, maar het is veel te edel en veel te grootmoedig, myn heer Imberg, om het te mogen aannemen." „Maar u vergist zich de beteekenis, die u aan myn handelwyze geeft, is onjuist ik verzeker u Kalm schudde zy het hoofd. „Laat ons toch ook vandaag oprecht tegen elkaar zyn, zooals wy het tot myn genoegen tot dusver altyd zyn geweest. Als ik u nu op uw eer en geweten vroeg, of u my uit liefde, uit echte, werkelyko liefdo tot uw vrouw begeert, zou u my dan in de oogen durven zien en met ja antwoorden?" Er was een stem in hem, die hem toefluis terde, een bevestigend antwoord to geven een stem, die zeker niet uit het hoofd, maar uit hot diepst van zyn hart kwam. Maar hy kwam er niet toe, aan die stem te gehoor zamen. Want welken naam hy ook geven mocht aan het gevoel, dat hy voor Margarete Willisen koesterde de groote, machtige liefdo, de liefde, waaraan zy zelf bU haar vraag ongetwyfeld dacht, was hot niet. Hy keek haar dus niet in de oogen en zweeg. En toen zei zy met eon glimlachje om de lippen en met een plotselinge opgewektheid, die liU in zyn dwaasheid voor echt hield: „Nu, wilt u nu nog langer bewaren, dat ik me bedrieg? Ware vrienden moeten vóór alles eeriyk zyn en ik weet, dat u veel te zeer myn vriend bent om my voor to jokken. Opdat u zich echter later niet mot geheel ongegronde verwijten kwellen zult, wil ik u nog iets zeggen. Wanneer u my nu mot den heiligsten eed bezworen zoudt hobben, dat hot in 't geheel niet uw wensch was, m y iets goeds te bewyzen, maar dat u zelf aan een gebroken hart zoudt sterven, wanneer ik uw aanzoek van do hand wees ik zou niettemin uw aanzoek hebben afgeslagen. En u zou daarom niet boos op me zyn goweest, nietwaar?" „Hoe zou men boos op u kunnen zyn, jufTrouvr-Margaretei" zeide hy in zyn verwar ring en met eon gevoel van oprecht leedwezen in zyn hart. „Ik had gehoopt, dat dit onder houd anders afloopon zou; maar u hebt my allen moed ontnomen, om verder by u aan te dringen". „Neen, dat moet u ook niet doen. Het zou u evenzeer in verlegenheid brengen als my. Wy willen denken, dat we dit kwartier slechts in een droom hebben beleefd en we willen het als een dwaze droom vergelen". „En hoe zal het dan in do toekomst tus schen ons zyn? Uw moeder heeft iny om zoo te zeggen het huis verboden - en hoe orger- ly k haar redenen daarvoor op zichzelf ook mogen zyn, na hetgeen zy my heeft meegodeeld, kan ik haar jammer genoeg toch mot geheel en al ongelijk geven". „Wy zullen elkaar dan niet meer zoo dikwyls kunnen spreken als vroeger misscluon alleen, wanneer het toeval ons oens op eon andere plaats samenbrengt. Maar mo dunkt, dat we daarom niet minder hartelyk uu vriend schappelijk aan elkaar behoeven te denken." „U sctyktzich gemak kei yk in de verandering, juffrouw Willisen," zeido hy mot een v "mpjo van bitterheid. „Ln u zult het toeval i ons ergens anders zou kunnen samenbrengen, natuuriyk zoo behoedzaam mogolyk uit den wog gaan. Ik echter zal geen kalm uur meer hebben, want onophoudelijk zal my de zorg p^nigon, dat u te voel van uw kraciiLen vergt in den wreoden stryd om hot bestaan, dat u wellicht de wanhoop ten prooi zult zyn, terwyl ik u niets zou behoeven te gevon dan wat voor my overbodig is, om u daarvan te bevryden." Thans was zy het, die hem vry willig haar handen roikto. „Uoor een dergolyko zorg mag u zich niet laten verontrusten, myn vriend 1 Ik ben volstrekt niet zoo trotsch, als u schynt to geiooven. Wanneer hot ons ooit zoo slecht mocht gaan als u het daar uitschildert, dan, ik beloof liet u dan zal ik my zeker tot niemand anders om steun en hulp wenden dan tot u." Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9