MENGELWERK.
Maar wat er ook tegen wordt ingebracht,
men blijft zulko uitdrukkingen bezigen.
Ook zelfs in onze Antirevolutionaire krin
gen.
Een herhaling van wat meermalen gezegd
ia, kan daarom niet overbodig geacht wor
den.
En dan zij al dadelijk er op gewezen, dat
de Regeering, bij alle wisseling van Minis
ters, dezelfde blijft.
De regeering nl. van H.M. de Koningin,
in overeenstemming met de Grondweb.
Een Regeering, die van liberale cf van niec-
liberale beginselen kon uitgaan; die door
deze of gene invloeden beheerscht kon wor
den al naar de politieko beginselen van
het Ministerie.
Maar toch altijd dezelfde Regeering.
We hebben alzoo nu niet verkregen ,,een
jphlrisbelijke Regeerinjg", gelijk we dan tot
vóór Augustus ,,een liberale Regeering" zou
den hebben gehad. Maar we leven nu als
VToeger onder de regeering van Koningin
Wilhelmina, die» thans een Christelijk Kabi
net heeft: benoemd.
Men spreke alzoo van „bet vorige Minis
terie" cf van „dit Kabinet", van onder het
vorige Kabinet" of „onder dit Ministerie";
maar men vermijde, zooveel dit mogelijk is,
een Kabinet, het afgetreden» of het huidige,
de Regeering te noemen.
Alleen de Koningin regeer*,, bij de gratie
Gods.
En zoo gaan alle besluiten, op voordracht
van de Ministers door de Koningin geno
men, van de Regeering uit. Niet van eenig
Minister.
Ook cp dit stuk behoort men constitutio
neel, behoort men antirevolutionair te zijn.
De Maasbode zegt in een artikel „Herstel
van recht:"
Het valt niet meer to ontkennen,, dat niet
enkel de manslag uit plotiseling opgewelde
drift, maar meer nog de gepraemediiteerde
doodslag, de zoogenaamde moord met voor
bedachten rade, ook wanneer ge met het per
centage der bevolking rekening houdt, als
met den dag toeneemt.
Statistieken wijzen het uit met onverbid
delijke getallen».
Nu zou dit moordcijfer niet in die mate
stijgen, zoo de misdadiger, die op het leven
van zijn evenmansch belust is, de zekerhe.d
had, dat hem met dezelfde maat zou worden
toegemeten.
Ook dit feit is te controleeren en zeker te
maken met een beroep op de statistiek.
En zoo de statistiek er niet vrare, elke straf
rechter van eenige ondervinding aan do recht
bank, zal het feit beamen en u zeggen, dat
er zoo nu en dan een individu voor zijn
rechterstoel verschijnt, die hem in het aan
gezicht verklaart, dat juist de zekerheid van
zelf het leven er niet bij in te zullen schie
ten hem mco nog meer gemak deed grijpen
naar dolk of vergif.
Maar nog altijd staat hier te lande boven
de tempeldeuren van Themia het valsche
woord „humaniteit" geschilderd.
Een fraai woord voorzeker, maar dat tot
nu toe meer den moordenaar dan zijn slacht
offer ten voordeel was.
En doe men niet stil staat op dien weg
'der 1 umaniteit", die zco geh 'el tegen den
duidelijk geopenbaarden wil Gods het zwan» d
heeft ontrukt aan de handen der Overh- nl,
werd weer overvloedig bewezen door het jong
ste congres der crimineelb anthropologic
te Amsterdam.
Wij hebben thans echter een Christelijke
regeering.
Een, die openlijk verklaard heeft rekening
te willen houden met de Openbaring Gods
in het publieke staatsrecht.
Een, die weet en beseft, dat ook van haar
het woord gespreken is, dat nl. de Overheid
niet tevergeefs, d. w. z. niet ijdel, niet zonder
reden het zwaard draagt.
En dat wij hier niet met oen dogmatisch
geschilpunt te doen hebben, dat die Over-
hoid integendeel steun vindt in de onderlin
ge overeenstemming der verschillende Chris
telijke staatspartijen, is overbekend.
De twee grooto Christelijke groepeD heb
ben het immers klaar geformuleerd;
„Van den Souverein wil zij dat voltrek
king van straf aan den gevonniste volge, des
noods door de doodstraf, waartoe bet
recht in beginsel aan de Overheid toekomt
(art. 13 Antirev. program).
En in het program van Actie dierzelfde
partij wordt geëiscbo: „Herstel van het
recht der Overheid om den moordenaar aan
het leven te straffen."
En hot Kath. program is n\iet minder
stellig: „Als beginsel 6ta de uitspraak, dat
do Overheid, die uit God is, hec recht bezit
om te straffen met de straffe des doods."
Dat er nu heelwat oud 6tof zal worden
opgejaagd, dat er heelwat „humane" men
scheen, juristen, courantiers en dergehjken
zeer inhumaan van stijl en taal zullen wor
den, zoo het onder dit ministerie er toe
mocht koinen, dat bovenstaande beginselen
in een wetsontwerp worden belichaamd, is
van hun vrijzinnig standpunt te verwachten.
Wij echter zullen met belangstelling het
antwoord van den Minister van Justitie te
gemoet zien, het antwoord n.l. op de vraag,
die hem blijkens het afdeelingsverslag van
de StaAtsbegrooiing, zijn Departement be
treffende. gedaan is ever verschillende onder
werpen, waaronder ook de wederinvoering
van de doodstraf.
Vele leden zouden het op prijs stellen, over
deze quaestie het gevoelen van den minister
te hooren.
En mocht nu de minister bet in 's lands
belang wenschelijk achten reeds op dit mo
ment terug te keeren tot de practijk van een
der gewichtigste rechttdbeginselen en alzoo
zijn naam verbinden aan e>en der mee6t „hu
mane" wetten, die er in den codex van een
.volk staan kunnen, de wet tot wederinvoe
ring der doodstraf dan zal het aan de
liberale partij een keer te meer duidelijk wor
den, wait haar nog maar altijd duister is, dat
n.l. Christenen, hoe ook dogmatisch geschei
den, toch met hun Bijbel in de hand in hoogst
gewichtige pun Co* van etaaraboleid homogeen
kannen zijn.
Want staatsbeleid is het, ware het al
leen maar uit zucht tot zelfbehoud het bo-
leedigde recht somwijlen door een krachti
ge daad ce herstellen en de publieke veilig
heid zelfs door verbeurte van heb miedadigo
leven te waarborgen.
Een staatsbeleid, dat ongetwijfeld ten allen
tijde' vaderlijk moet zijn, maar juist daarom
niet ongelijk is aan het beroep van den ge
neesheer, die, geen kans meer ziende om heb
voortisliiipendo bederf van hqu kranke Li-
chaam to weren, tot algeheele amputatie van
het zieke lid overgaat, opdat niet het gansche
organisme aanmerkelijke schado lij de of wel
licht geheel t© gronde ga.
De Haagscbe Briefschrijver van De Tijd
schreef dezer dagen in z\jn 221sten brief aan
dat blad o. m. het volgende:
„De Minister van Binnenlandsche Zaken is
druk aan het benoemen. 0. a. heeft hy, zooals
u weet, den burgemeester van Noord-
wyk, den vry-antirevolutionair jhr. Quarles
van Ufford, als referendaris aan zyn departe
ment verbonden. In menig opzicht is dat een
zeer gelukkige keuze. De heer Quarles van
Ufford is een knap man, die aan het depar
tement niet vreemd is Voor éón ding ben ik
maar bang. De heer Quarles is eenigen tijd
lid der Kamer geweest en heeft toen geen
kwaad figuur gemaakt. Tegen zijn zin heeft
hy er echter plaats moeten maken voor baron
Van Heemstra. Na dien tyd hebben zyn
vrienden hun best gedaan, hem voor een ander
district in de Kamer te breDgen, doch zonder
succes. Zal deze poging niet herhaald worden,
en zal dan de heer Quarles van Ufford, aan
gewezen ter vervanging van den door zyn
verkiezing tot Kamerlid op non activiteit ge
stelden referendaris Van Idsinga, ook weer
op non-activiteit worden gesteld, met behoud
van zyn half traktement als wachtgeld? Ik
wil hopen, dat de Minister van Binnenland
sche Zaken, den heer Quarles benoemend,
zich zekerheid heeft verschaft, dat dit niet
zal gebeuren."
De Maatbode keurt beslist het denkbeeld af
van de Slichlsche Courant (redacteur het
Kamerlid De Waal Malefijt) om een enquête
in te stellen naar werking en uitkomsten van
de Leerplichtwet „Het verregaande
onpractlsche en onuitvoerbare van de wet is
immers reeds in confesso, en de weinige
voorstanders zult ge noch met uw enquête,
noch met uw paperassen overtuigen en be-
ke uen".
Meer helt De Maasbode over naar het advies
van De Standaard: men zal de wet belang-
ryk moeten wyzigen öf men zal wel genood
zaakt zyn, haar in te trekken.
Het eerste, meent het blad, kan gebeuren,
wanneer een wet kan worden ingediend „vry
van allen noodeloozen dwang, vry vooral van
alle anti christelyko gezindheid".
„Maar intrekken, formeel en absoluut intrek
ken, indien men geen vooruitzicht heeft, dat
in dit vierjarig tydperk de algeheele vrijmaking
van het lager onderwys tot stand komt en
aan der christenen redely ke en billyke eischen
in deze dringende materie volkomen recht zal
geschieden.
Dr. H. W. van der Mey, rector van he**
gymnasium te Leiden, schryft in do flicuive
Rotterdamsche Courant:
Aan een verslag van de laatste vergadering
van den Protestantenbond, meen ik
het recht te mogen ontleenen om een openiyk
protest te uiten tegen de woorden van een
der sprekers. Nadat dr. P. H. Roessingh over
do vraag: Wat geeft de uitslag der laatste
verkiezingen ons ten opzichte van het gods-
dienstig-kerkeiyk leven van ons volk te denken
en te leeren", op verstandige, wèldoordachte
en liefdevolle wyze gesproken had, voerde
hem de oud-predikant dr. H. G. Hagen te
gemoet, dat hy de liberalen niet ernstig genoeg
had gewezen op hun schandelyke onver
schilligheid op religieus gebied. Over 't alge
meen, zoo verklaarde deze spreker, hebben
de vrijzinnigen geen besef van wat godsdienst
is, en geen het minste hart er voor.
Algemeen sprekende, mag do heer Hagen,
zoo goed als ieder ander, verkondigen wat hy
wil, doch opeens past hy zyn nogtebewyzen
opvattingen en stellingen op Leiden toe, en
steekt hy zyn speurneus in vele gezinnen, of
zy wel van zyn zeer speciale theorieën en
predikatiën over godsdienst en Christendom
gediend waren en gediend zyn. Zoo niet, dan
speelt hy bet volk tegen hen uit, met de
groote woorden: „materialisme, atheïsme,
jammeriyk eenzydig intellectualisme."
Tegen deze manier van doen, in beschaafd
gezelschap, dat tot handhaving o. a. van vry-
heid van godsdienst byeenfcomt, teeken ik,
voor myn deel, ernstig protest aan, onder
aanhaling van Jacobus 1 vs 26. „Indien
iemand onder u dunkt, dat hy godsdienstig is,
en by zyn tong niet in toom houdt, maar
zyn hart verleidt, dezes godsdienst is ydel".
DE JACHTHOND.
Ik zat voor mijn schrijftafel en was juitfo
met een teesening voor een Japanscb vuur
scherm bezig, toen mijn vrouw, die voor het
raam zat te naaien, mij vroeg: „Gij hebt toch
een lot van de tentoonstelling der landbouw-
vereeniging genomen?"
In den toon zoowel als in de vraag zelf lag,
hoewel alles hoogst ernstig en kalm klonk,
voor mij een geheel arsenaal van naalden en
spelden.
Mijn vrouw bezat namelijk een philoeo-
phischen aard en had strenge, degelijke grond
beginselen. Zij ging de oorzaak en de uit
werking van alle dingen na en overwoog
steeds nauwkeurig cf het de moeit© loonde;
want zij was een goede rekenaarster met een
helderen, practischen koopmansgeest, en hield
niet van noodelooze uitgaven of van onnutte
voorwerpen in hek» huishoudon aau te schaf
fen, terwijl ik reeds door mijn beroep ik
was teekenaar van behangselpatronen zeer
tot de sanguinische en eenigszine phantasti-
sche levensopvatting van een kunstenaar over
hel do.
Mijn vrouw verklaarde het spelen in d©
loterij voor weggegooid geld en bovendien
voor zeer schadelijk, daar het de menschen
met dwazo hoop vervult en aanleiding geefc
op hun geluk te bouwen en daarvan te droo-
men, in plaata van zich op niets imders te
verlaten dan op vlijtigen, eerlijken, degelij-
ken arbeid.
Ik daarentegen speelde in alle mogelijke
loterijen, wijl ik van oordeel was, dat die kans
op geluk toch altijd bevond. En waarom
zou Fortuna zulk oen vcor het geluk gescha
pen mensch als ik ook niet tens goedgunstig
zijn; de onkosten stonden hierbij in geen ver
houding tot de kans. Mijn vrouw spotte
volgens haar grondbeginselen over alle wis
selvallige kansen co verachtte die.
,,Ge hebt toch een lot vso de landbouwten
toonstelling genomen klonk het nog eens
van het Tenster.
,.Ja, dat heb ik." antwoordde ik, terwijl
ik mijn potlood neerlegde en met een hoogst
onschuldig gelaat achterover in den steel ging
leunen.
„Wij kunnen nu voor een mark keuken
gereedschap, tuinmeubelen, vorken en lepels,
waschmaehinee en alle mogelijke dingen rek
ken, die zeer practisch en nuvtig zijn."
„Wij kunnen trekken" antwoordde mijn
vrouw, „waarom niet? Er kan hier plotse
ling een oom uit Amerika binnenkomen en
ons een wissel van honderd duizend del 1 ar
in de band drukken. Er kan zooveel gebeu
ren. Ik wilde jo echter zeggen, dat ik daar
juist in de courant leee, dat de trekking gré-
teren heeft plaata gehad. Er ré ook een lijs»
van degenen, die ie*s getrokken hebben, bij."
Met deze woorden bracht zij mij zeer voor
komend de bewuste courant.
„Dc zaak schijnt je toch eenigszins te in
teresseeren", kon ik niet nalaten glimlachend
op te merken.
„Nax/uurlijk, als men' een lot heeft, moefc
men toch nazien of hert; er uitgekcnien ib;
wat geeft het anders of men een lot neemt I"
Zij ging kalm naar haar tafeltje terug en
nam haar werk weer op.
„Maar dat ré niet de officieele trekkings-
lijst, alleen een korue opsomming van de num
mers, waarop iete gevallen is» zooals die ge
woonlijk in de couranten staat", merkte ik
op.
„Dus daar kan men eigenlijk niet op aan",
zeide mijn vrouw.
„Juist zooveel als cp de ambtelijke lijsten.
De getallen worden immers zeer nauwkeu
rig gecontroleerd."
Ik nam mijn lot uit de zakportefeuille
er bevonden er zich daar tamelijk veel in en
zag de reeks getallen na.
„Hoera, Mathilde, wij hebben ieta gewon
nen 1"
Ik vergeleek de cijfers nog eens.
„Vierhonderd twee en twintig, serie drie
duizend en zeven. Een jachthond."
Ik ging met het lot en de courant naar
mijn vrouw. „Er is geen vergissing mogelijk.
Zie maarl"
„Ja, het is zoo," zeide mijn vrouw; „maar
wat zullen wij met een jachthond doen?"
„Och", anowoorddo ik, „het is in elk geval
een edel dier, anders zou men hem niet naar
de tentoonstelling gezonden hebben. Ik ben
wel geen jager, maar wij nebben immers een
tuin met vruchtboomen, heb vorig jaar zijn
ons zooveel appels ontstolen; de hond moet
den tuin bcwakon. Bovendien geeft zulk een
hond grcote gezelligheid en ré een aangena
me huisgenoot. Hec is in elk geval een mooi,
edel, kostbaar dier."
„Maar waar moet de hond blijven?" merk
te mijn vrouw op. „Een jachthond is geen
kamer- en geen schoothond; men kan uem
toch niet altijd in huis hebben, en 's nachts,
wanneer het regent, kan hij toch niet in den
tuin zonder eenige beschutting zijn, cm nog
niet eens van den winter te sprdken."
„Dat is waar", gaf ik haar toe. „In de
kamer kan een jachthond niet altijd zijn. Hij
moet een hok hebben en ik zal terstond zulk
een ding gaan koopeD, opdat hij, wanneer
hij komt» dadelijk zijn logies heeft, waaraan
hij gewoon raakt. Wanneer wij gaan wande
len, nemen wij hem mee en nu en dan mag
hij ook bij mijn schrijftafel liggen", ging ik
in een zeer opgewekte «temming voort.
„Zoudt ge met het koopen van een hok
niet liever wachten tot wij den hond hier heb
ben?" bracht mijn vrouw nu volgens haar
manier om alles zorgvuldig te overwegen in
het midden; „men kan immers niet weten,
of het dier niet zeer klein is. zoodot het ge
kochte hok in dat geval te groot/ voor hem
zou zijn of de hond zóó groot, dat oen klein
hok voor hem niet past."
„Een jachthond is altijd een groot dier",
antwoordde ik daarop levendig, id het be-
wusitzijn van mijn meerdere kennis.
„Wat beteekent; dat? Daar staat immers
met Latijnsche letters B. P. bij den jacht
hond?"
Zij wees met den vinger op de lijst.
Ja, daar stond: EeD jachthond B. P. Wat
of dat mag beteekeDen dacht ik.
„B. P., B. P.," zeide ik bij mijzelf, er
steeds over peinzende. „Ha. ik heb 'tl Das
wil zeker zeggen: Berlijner prijs, de door de
stad Berlijn ingezonden pnjs. Wat zou het
anders kunnen beteckenen Het is zeker een
bijzondere hond, een model-exemplaar, iets
zeldzaams, en hij moet ook een mooi hek met
een élegante, niet al te zwaren ketting heb
ben; want overdag moet hij vastgelegd wor
den, tot hij zich aan ons huis gewend heeft."
„Zoudt ge dén bond met eerst eens gaan
bekijken?" zeide mijn vrouw daarop.
„Waartoe zou ik da* verre eind naar Kroll
tweemaal loopen Daar gaat immers een hal
ve dag mee heen Ik moet deze teekening af
maken. Er ré haast bij. Weet ge, wak ik zal
deen? Ik ga trnu op uit en koop een hok,
opdat de hond dadelijk eeD goed onderkomen
heeft en hij en wij weten, waar hij heen moet,
zoodra hij komt, en onderweg loop ik bij
mijn broer Paul aan en geef hem het lot
en den ketting Hij moet een vigilante nemen
en daarin den hond hier brengen."
Mijn vrouw knikte slecht* met het hcofd
en ik begaf mij haastig op weg.
Het kostte mij eenige moeite, een geschikt
hondehok op te sporen, maar in Berlijn kan
men voor geld alles krijgen.
Twee mannen brachten het hok naar mijn
woning. Ik ging met den ketting naar Paul,
vond hem gelukkig thuis etn op 't oogenblik
met niets bezig; hij verklaarde rich bereid,
den hond te halen.
„Maar hij meet een muilband hebben," zei
Paul nadenkend. „Ik ben op de tentoonstel
ling geweest en heb daar alle honden zonder
muilband gezien. De hond kent mij niet. Ik
moet hem in de vigilante zetten, met hem
naar je woning rijden, hem er weer uit bren
gen. Mijn fceenen zullen bij de geheele proce
dure zeer dikwijls in zijn nabijheid zijn. Met
een grooten, vreemden hond onder deze om
standigheden iD zulk een nauwe aanraking
te komen ré mij echter te gevaarlijk. Zonder
muilband kan ik den hond niet transpertee-
ren»" verklaarde Paul beslist.
„Koop dan een goeden muilband, niet al te
lomp, zoodat ik hem ook later, wanneer ik
een? met den hond uitga, gebrqikën kan, on
geveer van vier mark," zeide ik en ging snel
naar hui». Ik kwam daar juist nog bijtijds
aan, om bij het afladen van het hok tegen
woordig te zijn en orders te geven, dat men
het binnen het ijzeren tuinhek, dicht bij den
ingang, plaatste.
De mannen kregen hun drinkgeld, het hok
was betrekkelijk goedkoop, het was niet meer
geheel nieuw en kestte vijf en dertig mark,
de ketting vijf mark. Daarop ging ik naar
boven, naar mijn vrouw, vertelde haar wat ik
uitgevoerd had en zij teekende de uitgegeven
som dadelijk nauwkeurig in haar boek aan.
Wij aten 's middags zeer vergenoegd en ib
verzamelde vol ijver botjes en minder goede
vleeechstukken voor den hond en gaf de meid
order, die in een grooten pet me* vleeschnat
en brokken brood te doen en voor het dier te
bewaren.
Plotseling werd er hevig gebeld. „Zou Paul
daar reeds zijn?" riep ik. „Ik heb geen vigi
lante hooren aankomen-."
In de gang weerklonk Paul's stem. Hij trad
binnen. Zijn gezicht had een zeer curieuze
uitdrukking.
„Waar ie do hond?" vrceg ik.
„De hond?" kwam het vragend van zijn
kippen.
Ik staarde verbluft naar een wit voorwerp,
werp.
Paul hield mij een ornament voor mijn
schrijftafel, een ongeveed een haiven voet
langen jachthond van biscuit-porselein toe,
zette dat op do tafel en legde ketting en muil
band daarnaasu
Wij stonden er alle vier het dienstmeisje
was, zonder dat zij er iets te doen had, cok
nog in de kamer onthuts* en sprakeloos naar
te kijken, tot mijn vrouw in lachen uitbarstte.
Nu lachte ik ook en Paul barstte in een blijk
baar lang met moeite onderdrukt gegrinnik
uit.
„Dat bcteekende die B. P. Maar het komt
nieo te pas. het is laag om zoo iets niet voluit
te schrijven", merkte ik verontwaardigd cp.
Hierin had ik echter ongelijk; toen wij den
volgenden dag de lijst nog eens doorzagen,
ontdekten wij bij een der bovenstaande win
nende nommers de benaming „biscuit-por
selein" voluit gedrukt. Wegens gebrek aan
ruimte had men bij mijn nummer en later nog
eenige malen de woorden afgekort.
„En he*hok?" vroeg mijn vrouw nu. „Zul
len wij daar een hond in koopen? De porse
leinen hond komt ons anders vrij duur."
„Neen l" riep ik tamelijk knorrig, „dat
zullen wij niet doen. Een hond kcopen, dat
ontbrak e»r nog aan I Wij moeten zien hoe wij
hok, ketting en muilband op een goede ma
nier weer kwijt raken."
„Vier en veertig mark," telde mijn vrouw
op. Ik zeide daarop geen woord, maar
ging voor mijn schrijfcafcl zitten en verdiep
te mij in mijn teekeningen.
Den volgenden morgen prijkte de hond als
ornament op mijn schrijftafel. Het was een
fraai gemodelleerd, fijn uitgevoerd beeld
van een hond, getrouw de natuur nagebootst
en van een zachte, gele kleur.
Het bleef daar staan en mijn vrcuw veeg
de er eiken dag met de plumeau met bijzon
dere voorliefde de stof af en droeg de groot
ste zorg, dat heb kunstwerk niet beschadigd
werd.
Doch als ik later er ook maar van repte
een lot in de loterij te koopen, wees mijn
vrouw met haar wijsvinger slechts zwijgend
naar den hond en ik behield mijn geld in den
zak.
Er zijn nu drie jaar sinds dat avontuur
verloopen Ik heb tot nog toe niet weer in
een loterij gespeeld.
De oorlog tusschen Engeland en Transya&I.
De colonne van kolonel Crabbe is, blijkens
een bericht uit Uniondale van 25 Oct.„ daar
in den avond van den 23sten aangekomen,
na een vervolging van de commando's van
Scheepers, Bouwer en Pijper, uit het districo
Oudtshoorn, over Zanddrift, Grootfontein en
Rooiplaats, in de richting van Uniondale*,
Op haar weg ontmoette die colonne Boeren
die aan het binnenhalen van den oogst wa
ren. De vijand trekt in de richting van Rong-
kloof en wordt kort op de hielen gezeten door
kolonel Crabbe.
Blijkbaar heeft de censuur in dit bericht
weer een deel geschrapt.
Al neemt ook de ambtelijke wereld van
Duitschland oificieel geen notitie van de on
beschaamde uitlatingen, die Chamberlain
heeft ten beste gegeven om de Engelsche wreed
heden in Zuid-Afrika gced te praten, in ae
niet ambtelijke kringen is de ontevredenheid
toch grooo genoeg, om b.v. de boogleeraren
in alle faculteiten van de universiteit te
Greifswald tot de volgende oproepiDg aan
leiding te geven: ,,De ongehoorde beleedi-
ging. die de Engelsche minister Chamberlain
in zijn redevoering te Edinburg, Duitsch
land, het Duitsche leger en diens wijze van
oorlogvoeren in 1870 en 1871 heefi» toegesmakt
mag niet cnbeantwoord blijven, vooral niet
van den kant der Duitsche universiteiten, de
historische kweekplaatsen van nationale ge
dachten I Wij noodigen u, kameraden, leer
aars en studenten van alle faculteiten, uit
tot een protestvergadering op Donderdag 31
October in de zaal van Flottweg. Wij hopen
dat niemand ontbreken zaL" Naar gezogd
werd, zouden ook andere Duitsche universi
teiten zich bij dit voorbeeld aansluiten.
Teekenend is ook, zooals de onlangs bekencl
gewerden uitlating van den Keizer, dat ua
ongewone sympathie onder de bevolking van
Duitschland voor de Boeren daarin haar oor
zaak vindt dat de Duitsche vrouwen met da
Keizecin aan hec hoofd voor de -oeresi zijn*
zelfs door bladen, die tot nu toe de jegens
Engeland vriendschappelijk politiek van het
ambtelijk Duitschland steunden, wordt te
gengesproken met de scherpe verklaring: „Irfl
Duitschland berust d» sympathie voor do
Boeren niet op een vrouwelijk medelijden,]
maar op een ernstige mannelijke overtui
ging-"
Na den storm van verontwaardiging irfi
Duitschland reeds gewtkt door Chamberlaina
verzekering, dat Engsland nooit, al ging het
nog veel verder in zijn wijze van oorlogvoe
ren, zou kunnen komen tot wao andere Eurct
peeschei volkeren in do nKaukaeua, in Bos
nië, in Tonkin, en wat de Duitechers in 1870
in Frankrijk gedaan hadden, begint Oosten
rijk nu te protestecren. In het Hui» van Af
gevaardigden hebben de Al-Duitechers eenl
spoedeischend voorstel ingediend in verband
met Chamberlain's aantijging, dat Oostenrijk
in Bosnic wreeder oorlog heeft gevoerd dan)
Engeland in Zuid-Afrika. Het voorstel komt
dadelijk na dc beraadslagingen ever d» be
grooting aan de orde.
Een inzender in de „Reichsbot»/ schat*
dat de Boeren, die ten tijd© van hun grootste
sterkte 54,800 man telden, in het geheel 40,000
man aan dooden, gewonden, gevangenen*
overgaven en vluchtelingen hebben verloren*
zoodat er nog ongeveer 14,000 man in het veld
zouden staan. In die cijfer zijn echter niet be
grepen de Afrikaners, die zich in do Kaap
kolonie hebben aangesloten.
„Terwijl de Engelschen" zegt de schrij
ver 9,aan dooden 5 pCt., aan gevangenen'
2.8 pCt., aan invaliden 14 pCt., aan gewon
den 6 pCt. hebben verloren, dus een totale
verzwakkin g van hun legermacht met meer
dan een vierde,hebben de Boeren aan dooden
8 pCt., aan gevangenen bijna 50 pCt. en ixS
hec geheel omstreeks 77 pCt. verloren. Pro-
centsgewijze berekend zijn de verliezen van d<J
Boeren hooger dan die van de Engelschen,
Men bedenke echter dat er aan Engelsche sol
daten omstreeks 350,000 man naarZuidAfrikaS
zijn gezonden, terwijl de Boeren maar 54,800
man hadden .Elk verlies moet voor do Boerenl
dus bijna de zevenvoudige waarde van de En
gelsche verliezen hebben. Als wij dit beden*
ken, krijgt de zaak dadelijk een heel ander
aanzien Bovendien krijgt men uit de verlie
zen van beide partijen over het laatste jaar
reeds de zekerheid dat het voor de Boeren!
niet slecht staat, want sedert den Sisten;
December verloren zij maar ongeveer 800 doo
den en 3800 gevangenen, terwijl de Engel
schen aan dooden alleen meer aan 10,000 er»)
aan gevangenen ook nog meer dan 2000 maa
verloren, dus een verzwakking ondergingen)
die bijna driemaal zoo groot was als die vaö
de Boeren."
Hes „Volksdagblad" onthult het bestaafij
van een geheimen „Internationalen Bond"*
den 13den October te Amsterdam opgcricfc.-
onder den naam „Union d'Indépendancc*
(vereeniging der onafhankelijkheid).
In een circulaire wordt eo ntipje van deij
sluier opgelicht die deze vereeniging geheim.'*
zinnig bedekt, doch ook Blechts een tipje*
juist genoeg om veel indruk te geven van haai?
diep-gewichtige raadselachtigheid
De organisatie is als volgt:
In ieder land zetelt een centraal bestuufi
bestaando uit vier leden.
Ieder land wordt naar mate van de noodz^
kelijkheid, in afdeelmgen verdeeld.
Asd het hoofd van iedero afdeeling staat
een bestuurder, die, zoo noodig, volgens
heim schrift steeds in verbinding staafi
met het centraal bureau van zijn land.
Naarmate zulks noodig geoordeeld wordt*
kunnen de centrale besturen met elkaar iö
overleg treden omtrent het nemen van ge
meenschappelijke maatregelen; de correspon-
denc/io geschiedt, zoo noodig,, in cijferschrift.
De vergaderingen worden over de geheelö
wereld in het geheim gehouden.
Naarmate van de positie, die men in deU
bond ïuneemt, herkent men elkaar aan een!
vastgesteld parool, dat over de geheele wereld
hetzelfde is.
De leden van dei bond worden verdeeld in
vier klassen, te onderscheiden naar de insig
nes doch hoogst eenvoudig die in gehei
me vergaderingen gedragen moeten worden*
n. 1.:
In hoofdbestuurders, zijnde de leden va
het centraal bestuur in ieder land.
Bestuurders, zijnde do hoofden der afdeö-
lingen en voorzitters vaD sectiën.
Onder-bestuurders, zijnde de bestuursleden
der afdeelmgen en leden der sectién.
Gewone leden, zijnde de gewone leden van
den bond. 1
In de circulaire staat verder:
Najagen van geldelijke voordeelen wordt
gelijk gesteld met verraad en wordt gestraft 1
volgens de bepalingen in het huishoudelijk: J
reglement, opgenomen in het hoofdatuk Dis- j
cipline.
Omtrent het/ even gewichtige als gewaag-
de doel van deze geduchte samenzweerders 1
kunnen wij mededeelen, zegt het Vdbl., dat 1
het schrikt niet! bestaat voornamelijk
uit niets meer of minder dan, om zoowel inl
woord als geschrifte zoowel in Engeland ala
in andere landen der wereld agitatie te ver
wekken voor de onafhankelijkheid der Boe
ren.
Van de middelen blijk* niete anders,
dat zij duister en geheimzinnig zijn.
„Rusteloos" zegt de circulaire „zoo
wel in het openbaar als verborgen, wordÜ
niete nagelaten om het doel te bereiken, mit*
langs rechtvaardigen weg."
De circulaire is onderteekend door „Hefl
Centraal Bestuur," beslaande ui* de heereH
T. van der Zee, voorzitter, W. F. Andriea-*
sen, vice-voorzitter, J. B Jansen Jr., eocxv*
tarré, A- Koolhoven, penningmeester.