PERSOVERZICHT. Feuilleton. YVOftJNE. So. 12760 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 28 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901. tmm De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft, tiaar aanleiding van hetgeen in de Troonrecte gezegd is over de verplichtingen, op Neder land ten aanxion van do bevolking onror Indisoho bezittingen rustende, eons ^et bekende ,,Ons Program" van dr. Kuyper 'opgeslagen om te lezen wat in dat werk met het oog op Indie over onze regeoring en om ,volk als Christelijke Staats en Christelijk» Natie is geschreven, en vraagt of daarrne© strookt wat nu van Nederland als Christelijke mogondheid in Indië worut gcëischfc. Het is de Nieuwe Rotterdamsche Courant nl. duister, wat in de Troonrede voorkomt omtrent de Christel ij ke Zending. Daarin staat: „Als Christelijke Mogendheid is Nederland verplicht aan de Christelijke Zending op vaster voet etcun te verleenen- Op vaster voet. Wie verklaart ons den zin ïlezer woorden? schrijft de N. R. Ct. Zal er een vast stelsel worden aangenomen voor het verleenon van den toegezegden steun en ,van de mate en den vorm, waarin dat zal ge schieden? En wat houdt dc verplichting in, 'die op Nederland rust als „Christelijke Mo gendheid" De beantwoording van die vraag heeft aan 'den schrijver van „On9 program" hoofdbre ken gekost. "Want al noemt hij „Kerstening 'van Indië uitgangs punt van het koloniaal program der antirevolutionaire partij*', daar- t>ij wordt gereedelijk erkend: ,,Wat voor den •persoon en het kerkgenootschap goldfc, geldt niet voor de Overheid." Wat kan dan het standpunt zijn van de overheid van den staat, on vrat is de taak^ die hij op dit gebied heeft .te vervullen Er is xelfs betwijfeld, zegt de sohrijver van „Ons program", of de maatschappij ten on zent nog een specifiek Christelijke zij, en aan onze natie het epitheton van „Christelijk" geweigerd, „Dit laatste nu moge te ver gaan en op vorwarring tuaschen de belijdenis der enkele burgers en het karakter van ons volks- organisme rusten, toch moet het karakter van een Christelijke Staat" aan ons raderwerk ,Van regeering worden ontzegd." „Onze re geering vertegenwoordigt rechtens geen Christel ijken Staat". Als wij het bovenstaande in „Ons Program" lezen, en wij hooren in de Troonrede de ver plichtingen opsommen van Nederland als Christelijke Mogendheid", ja, dan i -n wij erkennen, dat het ons niet reoht du is. Hebben wij hier te uoen met een oi-. _- scheiding, die ons te fijn is, met een verschil, dat ons ontsnapt? Wij begrijpen, waarom dr. Kuyper den naam van „Christelijke maat schappij" en „Christelijke natie" ten onzent handhaaft, ofschoon' hij de uitdrukking „Christelijke Staat" verwerpt; maar ala on- eeregeoring rechtens geen Ohristelijken Staat Vertegenwoordigd, hoe Nederland dan een Christelijke Mogendheid" kan hoeten, dat begrijpen wij inderdaad niet. In „Ons Program" vinden wij een betoog vooi do gedragslijn, door onze Regeering in Indie ten aanzien van hot Christendom aan te nemen, dat ons te merkwaardig voorkomt, om er bij dew gelegenheid niet aan te herin neren, Op godsdienstig terrein, lezen wij, „onthoudt onze staat ala zoodanig zich van •het doen eener keuze, niet wijl die keuze on verschillig is, maar wijl een goede keuze bo ven rijn bereik ligt. Want bet gouvernement cou dan aazrwïjsing behoeven van het ware en valsche in de -"nrschillende belijdenissen der Christelijke gezindheden; dat kan slechts de Kerk: en tot welke - _erk zou de Staat zich om beslissing hebben te wenden? „Een beroep op den Bijbel kan övenmin baten, daar het bij de Heilige Schrift op de uitlegging aankomt, de gevoclons bij die uit legging uitoenloopen, en een geestelijke macht om tusSchen dio versohillende to kiezen, ten zij wederom in de kerk, ontbreekt." Dit alles komt ons zeer logisoh voor, en wij begrijpen, dat de schrijver voor het doen eener keuze oen staatskerk onontbeerlijk noemt, yaarr&n hij, zooals bekend is, niet wil weten. Een uitweg schijnt voor de hand te liggen, maar dien kan hij om bijzonder© redenen niet inslaan. „De ©enige uftweg, "die zoif overblijven", schrijft hij „ware dan nog stellig, dot niet do propaganda van ecnige particuliere kerkelijke belijdenis, maar slechte de bevorde ring van het algemeen christelijke van bet gouvernement te eischen ware. Doch ook deze vondst, hoe schoonschijnend, moet men laten varen. Wie in dien zin het Christelijk element in onze Indien van regeeringswege wensch* gehandhaafd te zied, is Thorbeckiaan, zon der hot zelf te vermoeden. Immers, geen ker kelijke con.feanie is dan zijn leuze, maar dat vage Chiwttadom, hetwelk aan alle Christe lijke gel o oven gemeen is." Er kunnen er rijn, die meeneri, dat dr. Kuy per, thans met zijn „medestanders" de regeo ring leidende, Thorbeckiaan geworden is zon der het zelf te vermoeden, of zijns ondanks, en dat weleer versmade vage Christendom alB het alleen bruikbare voor ons land en Indië als fundament en richtsnoer der Regeering heeft aangenomen. Voor het onderworp, dat wij thans behandelen, willen wij ons bepalen, tot een herinnering aan het standpunt,dat hij destijds, dezen uitweg van „het algemeen Christelijke" voorbijgaande, voor de Regee ring meende gevonden te hebben, en dat niet anders zou zijn, dan het Europeesche stand punt te stellen tegenover het Aziatische. „Met te spreken van het Europeesch tegenover het Aziatisch element" lezen wij „is de voedende kracht van het Christendom dus tevens in het systeem opgenomen, maar op genomen onder een vorm, die met de echte neutraliteit der Regeering Btrookt." Het is alsof wij Thorbecke hoorden spre ken. Om onze politieke tegenstanders juist te kunnen beoordoelen, te waardeeren ook en zoo noodig te steunen in hetgeen zij goeds be oogen voor land en volk, is het noodig hun standpunt goed te begrijpen; maar wij moeten erkennen, dat wij in verwarring geraken door tegenstellingen als deze: onze Regeering niet de vertegenwoordiger van oen Christclijken Staat en toch Nederland optredende als Chris telijke Mogendheid in Indië; geen bevorde ring van het algemeen Christelijke, maar bo- vordering van het Europeesch element tegen over het Aziatische, waardoor de voedende kracht van het Christendom toch in *t stelsel zou worden opgenomen. Ten aanzien van het op vaster voet steun verlcenen aan do Christelijke zending vinden' wij in „Ons Program" den eisch gesteld, dat de Overheid „rechtstreeksche medewerking en steun" verleene aan het zendingswerk, o.a. „door op zich te nemen, evcntuocle woeling, die het gevolg mocht zijn van louter geestelij ke overtuigingspogingen, in bedwang te hou den met haar politioke macht". Voor het oogenblik zouden wij alleen willen vragen: Zou de tegenwoordige Regeering dit op zich durven nemen? Zou zij heb kunnen? Zou zij in staat zijn dien waarborg te verlecnen met haar politieke, dat zal in sommige ge vallen zijn: met haar gewapende macht? Het sociaal-democratische blad Het Volk schroef dezer dagen: „Dat een ministerio-Kuyper nevens het Christendom ook het militairismo in eere zou herstellen, lag voor de hand. De „krachtige bevordering der vooroefening" zal de grootere kosten der nieuwe logerweb tot ongeveer 2 1/2 k 3 millioen gulden doen stijgen en bovendien worden „aanzienlijke geldelijke offers" gevraagd voor snelvuur kanonnen, een van dio zaken, waarvoor dr. Kuyper nu eenmaal „mot geestdrift" geld geeft. Het arbeiderspensioen moet wachten op de nieuwe belasting; het schijnt, dat de snel- vuurkanonnen zoo lang niet kunnen wachten tot ddér geld voor is men bemerkt, dot ook deze regeering meer haast heeft met de ka nonnen dan met de oude arbeiders. „Van Dag tot Dag" in het Handelsblad tee kent hierbij aan: „Wij willen den heer Troelstra openlijk ms- dedeelen, dat wij deze woorden weder brand merken als een voorbeeld van die verachte lijke propaganda, van opzettelijke mis kenning en verdachtmaking, welke wij be strijden. De hatelijkheid op Christendom, gekop peld aan militairisme, iB kenschetsend. En het opruiende: „ook deze regeering heeft meer haast met kanonnen dan met de oude arbeiders", besluit de regels vol haat op waar dige wijze. Neen, mijnheer Troelstra, gij misleidt va derlandslievend© werklieden, zeelieden, Vis- schers en boeren, die hun land zeker met even groot© zelfopoffering cn volharding zouden verdedigen als de Boeren in Zuid-Afrïka zoo roemrijk en krachtig doen, door tijdige maat regelen tot landsverdediging ^militairiame" te noemen. Dit is een ergerlijk misbruik van dat woord. Van militairisme is al buitengewoon weinig in ons land te bespeureji I Was hot militairis- me, toen president Kruger, bijtijds de ,4ong Toms", de kanonnen repetitiegeweren en grooten' voorraad ammpnitie bestelde, waar door hij de eer van zijn land heeft gered en de toekomst van zijn vojk verzekerd heeft? Het is geen militairilme, om een vrij volk dat rijn onafhankelijkheid en taal liefheeft als rijn leven, weerbaar te maken Mocht ooit de tijd aanbreken', dat Neder land zich te verdedigen heefc, dan kan" het dit doen met de beste kans op eervolle gevolgen want het tegenwoordige geschut, do tegen woordige geweren hebben de kracht van de verdediging vertienvoudigd sinds 1870. Indien wij in hot uur van gevaar echter niet gereed waren, geen geoefende mannen en jongens hadden, maar verouderd niet vèr- dragend geschut, onvoldoende geweren, ge brek aan ammunitie, dan zouden de raddraai ers in dien bewogen tijd de schuld van alles g.ven aan de ellendige kapitalistische regee ring, dit het geld van het volk had opgestre ken, in plaats van het nuttig te besteden aan de weerbaarheid. Wij kennen onze Pappenheimers; die ver dachtmaking zou niet uitblijven I Maar wie zouden de ware schuldigen zijn? Zij, die op lasterlijke wijze landsverdedi ging militairisme genoemd hebben, en ka baal hebben gemaakt om wijze voorzorgsmaat regelen te beletten. Ik weet niet of ik laffe, geniepige, valsche verraderlijke, Byzantijnsche, gemeene lakeien- taal, enz. gebruik, als ik dit zeg. Maar waar is e 1 k woord er van 1 In Extra Tijding, het blad van den heer Staalman, bespreken Jaap en Tijs de komst der sooialisten op het paleis om be- e d i g d te worden als Kamerlid. O. a. volgenderwijs: Tijs. Maar toch hebben ze dan nog eventjes gedemonstreerd, want zij waren voor djjze ge legenheid gekomen in hun huis-, tuin- of keu ken jasje, met een deukhoedje op. Alléén Schaper, die scheen aan die flauwe betooging geen deel te willen nemen, hij soheen. 't dan toch nog de moeite genoeg waard te vinden, om zich voor een bezoek bij de Ko ningin op z'n Zondagsch te kleeden. Jaap. 't Is dan toch ook in één woord mis selijk, wanneer je op zóó'n echt kloin-bur- gerlijke manier, of neen, laat me liever zeg gen op zoo'n laffe manier, van tegenzin, van je antipathie voor het Koningschap laat blij ken. Tijs. Schaper gaf dan ten minste nog te zien, dat hjj over genoeg gezond vorstand be schikt om aan zoo'n vertooning niet te willen meedoen. En ze bogen ook al voor Hare Majesteit, ja, ja! 't Ging wel niet zoo erg van harte, zoo ik hoor, maar ze neigden zich dan toch. Jaap. 't Is bespottelijk, zeg zóó maarl Uit geringschatting of misschien uit minachting expres in een alledaagsch kostuum en dao eea buiging l Och, och, wat toch een gewrongen houding en wat maken zulke ontwikkelde gladde lui zich toch belachelijk. Tijs. Toch moet je maar gelooven, dat *t schijntje respect, wat ze voor de Koningin vertoonden, nog gehuicheld was, want zoodra ze maar hooren van een huldebetooging, komt de haat en de wrevel bij ze boven. Ik las daar juist het hoofdartikel van Het Volk en nu moet je hooren hoe dat begint: „De openingszitting der nieuwe Kamers liep, ovenals de vorige jaren, weer uit op een hoerageschreeuw der gesteckte en gegalon neerde heeren". En even verder: „Nu de Prins was meegekomen, toonde de ze vergadering van „vrije mannen" genoeg lakeiennatuur, om óók voor den Mecklen- burgschen spruit driemaal hoera te roepen." Zie je wel, daar heb je de sociaal-demo craten in hun ware gedaante. Al dat meegaan tot op eon zekere hoogte ie niets anders dan een ellendige schijnvertooning enbedrog is het ook, wanneer zij tegenover het volk een houding aannemen alsof ue Koningin en het Koningschap hen op dit oogenblik koud la ten. Daar binnen in het hart der sociaal-demo craten en in 't kart van és partij smeult ecu vuur. Zoo af en toe komt et wat naar buiten van don haat en den wrok en do bitterheid, die hei bezielt, zoodra ze don naam der Koningin of van den Prins-Gemaal maar hooren uitspre ken. Jaap. Nou, dat zal waar wezen Dan moet je maar eens hooren op volksvergaderingen, daar noemen ze den Prins zoo echt smalend: de man van de rijkste juffrouw van Neder land. Maar Hugenholtz kreeg 't aan Den Burg op Tessel Ieelijk te kwaad toen hij zich op die manier uitliet. TijB. Ja, daar waren ze nog maar slecht ge diend van die beleedigingen van Ons Vorsten huis; dat viel den heeren Leelemaal niet mee. De Nederlander voegt hieraan too: Ons komt het voor, dat de heer Schaper wel oppassen mag. Afwijkingen worden in het socialistisch kamp volstrekt niet geduld. Wie de tyrannic der voorgangers tracht te weer staan, wordt al spoedig uit de synagoge ge worpen. Zoo ging het ook met den socialist Modoo in Haarlem, die verleden week een motie te gen zich zag aangenomen, omdat hij in den gemeenteraad den burgemeester had gesteund bij het handhaven der orde tijdens een werk staking. Zoo gaat het ook met Millerand, den socia- listischen minister in Frankrijk, van wien Het Volk vraagt, of hét nu geen tijd wordt hem als partijlid te schrappen, nu hij den Tsaar tegemoet gereisd is l Da Revolutie blijft zichzelf gelijk, ook in haar tyrannisohen karaktertrek. Reeds in de dagen van Robespierre had men te kiezen tusschen do papegaaienrol of de guillotine. Naar aanleiding van de klacht van Hei Vaderland over do verbrokkeling van de oppositie in de Kamer, die gebleken zou zijn bij de stemming over den derden can didaat op de voordracht voor de voorzitters- benosmingi bevat do Arnhemsche Courant een repliek. Dit blad trekt het zich aan, omdat haar „uitlatingen" als een decL der oorzaak door Biet Vaderland genoemd werden en overigens het artikel zich voornamelijk riohtto tegen de vrijzinnig-democraten. De Arnhemsdie tracht aan te toonen, dat de traditie in deze gevolgd werd een wijst er op, dat deze stemming nooit als een daad van oppositie kan gelden, zoodat het blad zeggen kan: „Benheid ter linkerzijde" is er niet en za! er ook niet komen, omdat er verschil is in be ginselen. Maar dit sluit geen eenheid in de oppositie uit, als er beslissingen genomen moe ten worden van politieken aard, waarbij be- gtnsodoa betrokken zijn, waaromtrent alle fraction der linkerzijde staan tegenover do kerkelijke partijen. Het Vaderland maakt zich onnoodig en stellig al te vroeg be zorgd, zoo het in die stemming de voorcceke- nen meent te ontdekken, dat in gewichtige momenten de eenheid in de oppositie ontbre ken zak Wij zijn te dien aanzien, ondanks de door kaar betreurde „verbrokkeling" bij die stemming, volkomen gerust." Ook omtrent een verwijt van de vorming vau „een aparto club-Drucker" staat de Arnhem sdie Courant het Haagsche orgaan te woord: „Onjuist allereerst is do voorstelling, wel ke zij geeft van de vorming der „aparte club onder mr. Druoker's praesidium", omdat deze logisch voortvloeit uit do verkiezingen vau den afgeloopen zomer, waarin de vrijzinnig- democraten als afzonderlijke partij of groep niet slechts opgetreden, ma-ar ook door do andere fractiën der linkerzijde principieel bestreden zijn. Wat die andere fractiën doen of doen zullen, is haar zaak; 't getuigt van politieke wijsheid, naar 't ons wil voorkomen, als gelijkgezinden zich vcreenigen om door wèloverlcgdc samenwerking te vergoeden waó zij wegens geringe getalsterkte aan kracht mi? sen. 't Is eenvoudig belachelijk, daarin een daad van v.-*adschap te zien; integendeel is 't eerder con waarborg, dat, waar 't om ge meenschappelijke beginselen gaat, de opposi tie door vaste aaneensluiting krachtiger zal zijn," In rijn korte repliek zegt Het Vadcrlandt <ïat liet om de mededeeling van de Arnh. Ct. dat, „in gewichtige momenten do eenheid in de oppositie niet ontbreken zal", gaarne den wrovelen toon van zijn tegenpartij vergeeft. De Maasbode zegt onder Kt hoofd „Saam' trekking rechts": dat zij reeds een maand ge leden voorspelde, dat de rcchts-christelijk-kis- toriachen zich oplossen zouden in de vrij-anti- revolutionaire groepeering. Eerder dan iemand verwachtte, gaat het zoo geschieden, schrijft nu genoemd blad, het christelijk-historisch orgaan verdwijnt rceda de volgende week, zijn redactie en zijn lezers kring smelten zich 6amen met die van het vrij antirev. dagblad. In stee van uit vier partijen, zal de roca- terzijdcinde Kamer voortaan uit drie bestaan. Want, dat dr. De Visser iu het Par lement op dezelfde concentratie zal aansturen, die hij als gedelegeerd commissaris van „hef Nederlandsche- Dagblad"in do journalistiek voorstaat, is buiten bedenking. Het kon wel niet anders De vijver, ia 1897 gegraven, toonde, toen het bruisen der uitstroomende elementen was bedaard, en do Bronveldiaanscho drab bezonken, dezelfde kleur en smaak als de stroomende beek naasc zich. En dc opzichters hebben begrepen, dat het ,door stil te blijven staan, een doodo poel zou worden Zoo hebben zij dc bedding ver legd, doortastend en zonder aarzelen. Samentrekking van krachten alzoo rechts, terwijl links de klove tusschen liberalen cu vrijzinig-democraten steeds dieper en wijder wordt. Zoo innig wordt de vcreeniging tusschen V.-A.-R. en C.-H., dat heiden hun partij namen opofferen en gezamenlijk den nieuwen van „Christelijk-Nationaleu" aannemen. Een wèlluidende titel, gewis. Mogelijk, dat liet links- christel ijk-hrto- rischc element zich thans hechten ga aan -.u. jaspanden der liberale achterhoede: Ro^l^ Van Karncbeek c. s. Dit kan alleen bijbrengen tot nieuwe scheu ring in de liberale colonne Mees cn Borgesius kunnen op den duur geen gelijken tred hou den, vooral niet, als gene extra-bagage krijgt moe te slepen. Nogmaals: de toekomst is aan de rechterzij de. [n de Provinciale Groninger Courant werd onlangs de wenschelijkheid betoogd van cun terugkomen op „de splitsing tusschen liberalen en v r ij z i n ni g-democraten" als hebbende „geen zin en waarnaar nooit had moeten worden gestuurd." Het Sociaal Weekblad kan zich daarmede nie(C vereenigen. Bondgonooten, zegt liet* kunnen rij blijven; juist door de scheiding kunnen zij als goede vrienden samenwerken^ overal waar hun beginselen of belangen »a- menloopcn. Maar als huisgenoctcn zouden zij' spoedig ruzie krijgen. Bijv.: de vrijzinnig- democraten hebben „als kennissen de sociaal democraten", maar zouden de liberale huisgc- nooten het goedvinden hen nu en dan bij zich over den vloor te zien? en bestaat er bo vendien tusschen het beginsel der vrijzinnig» democraten en het liberale „niet hier cn daar een essentieel verschil?" Bet Vaderland schrift: „Er mag blijdschap zjjn onder dc mmnet van Christelijke belijdenis. Wij doelen niet op don uilsJag der verpo zingen, noch op de milde stemming, waar n het nieuwe Kabinot ook door wie het j ever hadden zien wegblijven werd ontvangen Dit wordt welhaast oudbakken kost. Wy hebben hot oog op een halve be keering, dio niet zonder vorwondering naar waarschijnlijkheid, maar toch met graagte ter rechterzijde vernomen is, door vele anderen, vermoedelijk niot zonder spijtigheid." Het blad bespreekt dan het bekende artikel 23) „MyHboer pastoor, als u my denzelfden raad twee maanden eer hadt gegeven, zou ik er met van hebben willen hooren, thans, ik moet het bekennen, heb ik ooren daarnaar." „Zoo, soo," zei de abt, zich met blijkbaar genoegen do handen wrijvend. „Gij hebt er dus wel idee in?" „O jawel, maar men moet my zoo'n beetje den weg vrijzen." „Kom, kom, ge zyt toch mans genoeg om zelf te kiezen! Ik zou myn oogen maar eens rond laten gaan." Do komst van mevrouw Raingault en Marie Jeanne legde den abt hot stilzwijgen op. Guyon keek inmiddels zoekend naar Yvonne rond, doch hy zag haar nergens. Na een pooeje met haar pleegzuster gepraèt te hebben, was zy, door een angstig voorge voel gedreven, onder eon of ander voorwendsel naar binnen gegaan. Zij had nameiyk haar moeder ia vertrouwelijk geeprek gezien met den notaris, en daar zy begreep, dat de oude quaeetie aan da enfe waa, wilde zy hen be luietoren. Haar moeder had inmèddels, gevolgd door den notaris, het eolon betreden. Yvonne, die hen van verre was nagegaan, verschool zich ln een. nis ep het portaal, waar haar geen enkel woord van het vreeseiyk onderhoud ontsnapte. *tWas inderdaad vroeeeiyk, wat zy hoorde, want terwijl z\J in luisterende houding daar stond, beef do zy van hot hoofd tot de vootea en parelde er een koud zweet op haar voorhoofd. „Wel, mevrouw," zoo begon Bruslé, „hebt u de moeite gedaan om over myn voorstellen na te denken?" „Welke voorstellen bedoelt u?" vroeg de gravin, zich houdende, of zy hem niet begreop. „U weet toch, mevrouw, dat ik zekere ver wachtingen koester, en op een dag als vandaag worden die verwachtingen onwillekourig nog levondiger." „O, u spreekt dus over uw huweiyksaan- zoek," zei mevrouw De Kerhouarn met voor gewend© verwondering. .Maar, notaris, laten wtJ liover een anderen keer daarop terug komen. Yoor vandaag hebben wy, dunkt my, aan oen werkeiyk huweiyk genoeg, en er blijft ons genoog tyd, om over het andoro te beraadslagen." „Neen, mevrouw, wy hebben geen tyd te verliozen; als het u vandaag niet schikt, om ever myn hartsaangelegenheden to spreken, dan zie Ik my gedwongen, u over financieel© zaken te onderhouden." Mevrouw De Kerhouarn verbleekte. o0, nu zie ik hoe de zaken staan," zeide zy; „ik meende een vriend aan myn tafol te aoodigen, en die vriend gaat vergezeld van ©en sctauldolscher." Dit werd op zeer ralnachtenden toon gezegd. ,Gy vergist u, mevrouw," klonk het „De sehuldeiashor zou uw drempel niet overschre den hebben, had men den vriend te woord willen staan." jWelnu, mynheer, thans is de sohuldeiscber oen het woord. Wil u dus nader verklaron." Bruslé beet zich op de lippen. Het gesprek nam een verkeerde wending. „Ik aio, mevrouw, dat u niet in de stem ming zyt om naar my te luisteren. Duld dus, dat Ik het beschouw slechts als vriend hier te «yn en als zoodanig afscheid van u neem." „Integendeel, mynheer Bruslé, u treft my vandaag juist in een stemming om naar u te luisteren. Ik heb een goede dosis geduld te myner beschikking en ik ben bereid uw schuldvordering te onderzoeken." „Hebt u my niet gezegd, mevrouw, dat wy beter deden, vandaag niet over die zaken te spreken?" „0, pardon," zeide zy met een gedwongen lachje, „laten wy do dingen niet verwarren. Ik heb dat gezegd, dat Is waar, doch ik be doelde daarmee uw hartsaangelegenheid, niet uw geldquaestie. U kunt als notaris tot my spreken." „Mevrouw, u schynt my tot het uiterste te willen dryven." „Neen, mynheer, lk herstel slechts den afstand tusschen ons, dien u niet hebt weten te bewaren." Bruslé werd beurtelings rood en bleek. „Den afstand", schreeuwde hy woedend. „A, ja, ik weet wat men daaronder verstaat. Jullie groote lui hebt een handje er van, iemand te beleedigen. Ik betwist u den titel van aristocrate niet, wees maar niet bang, ik zal my echter te gelegener tyd weten te wreken." „Gy vergeet, mynheer, dat ge ln myn huis zyt." „Mevrouw, n hebt het u zelve te wyten, als u meer te hooren krygt dan u lief is. Ik wilde heengaan, u hieldt my terug. U brengt my in herinnering, dat ik te u went ben, doch laten wy de blaadjes eens omkoeren; lk ge loof met volle recht te kunnen beweren, dat u in myn huis vertoeft." „Genoeg, mynheer. U is hier gekomen als genoodigde, by na als vriend des huizes; u kunt die houding laten varen en als u ver kiest als vyand optreden, wat gy toch elgeniyk zyt. Ik wil daarmede zeggen, dat u gaan kunt" Eon boosaardige glimlach vertoonde zich op Bruslé's gelaat. „Noen, noon, mevrouw! Ik laat my niet de deur wyzon. Dat zou al te dom zyn. is trots©h, mevrouw, doch wol wat laat. Ik ben hot trouwens niot minder, al ben ik dan ook maar notaris; dat zal ik u bewyzen. Een vriend, ja, dat ben ik tien jaar lang geweest, in de volle beteekenia van het woord. By iedoro gelegenheid heb lk dat getoond. Steeds heb ik u op uw eerste aanvrage aan geld geholpen, zonder ooit interest te berekenen; ik was boroid afstand te doen van al myn rechten. Maar u begrijpt, na uw ontvangst van heden is my'n gezindheid te uwen opzichte voranderd. Ik ben uw schuldeischer, mevrouw, en als zoodanig kan ik u op zwart zaad brengon. 't Is aan u, my myn gedragsiyu voor to schrijven Ik ga thans vrywillig heen, en ik kerm niet terug vóór u mg ontbiedt. Kies dus, wat ik zyu zal: onverbiddeiyk schuldeischer of toegenegen vriend. Dag, mevrouw." Dit zeggende boog hy voor de gravin en liop naar de dour. Zy bleof een oogenblik onbeweegiyk, niet wetend, wat te doen. Toen zy ©venwel bemerkte, dat het hem ern«t was, riep zy hem met heesche, door angst verstikte stem terug: ^Mynheer Bruslé!" Hy keerde zich om, kwam op zyn schroden terug en bloef met een kalm spotlachje voor haar staan, bereid, om te luisteren naar wat zy wilde zeggen. ^Mynheer, 't was toch niet gemeond, wat u my gezegd hebt, is 't wel?" Hy toondo zich verwonderd en haalde min achtend de sehouders op. ,Qoe dat, mevrouw? Is u ooms van my ge woon, dat ik gekscheer?" „Neen, mynheer, integendeel." En plotseling veranderd, liet zy haar trotscho houding varen en bekende zelfs ongolyk te hebben. Zy smeekto hem vervolgens, de hem aangedane beleedigingen te vergeten en geen govolg te geven aan zyn dreigementon. 't Was juist wat Bruslé wilde. Hy verliet het salon, zonder iets beloofd, zonder vergeven to hebben. Zyn laatste antwoord op de smeo- kingen der gravin getuigde geenszins van toegevendheid. „Ik vraag geen verontschuldiging, mevrouw, ik eisch vergoeding. U begrijpt wel welk soort vergoeding ik van u verwacht. Zy is, ik kan het u verzekeren, meer iu uw voor deel dan in het myne. Doe dus, wat ik niet van u vraag, maar wat ik meen van u to mogen verwachten." Met deze woorden nam de notaris eindoiyk afscheid van do gravin. Deze, van angst buiton zichzelve, deed zich geweld aan ootmoediger te zyn, naarmate hy zich hoogmoediger be- toonde, en zelve deed zy hem tot aan de deur uitgeleide. Toen zy vertrokken waren, verliet Yvonn© haar schuilhoek. Zy zag er ontdaan uit; haar lippen her haalden werktuiglyk de woorden van den ge- vreesden notaris; ,Ik kan u op zwart zaad brengen." IX. Nadat Henri Guyon in zyn gesprek met abt Karnel gestoord was, had hy afscheid genomen van mevrouw De Kerhouarn, met het voornomen huiswaarts te gaan. H(j had behoefte alleen te zyn. \W*rdt twrwlpik

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5