PERSOVERZICHT.
Feuilleton.
YVOftJNE.
So. 12760 LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 28 SEPTEMBER. - TWEEDE BLAD. Anno 1901.
tmm
De Nieuwe Rotterdamsche Courant heeft,
tiaar aanleiding van hetgeen in de Troonrecte
gezegd is over de verplichtingen, op Neder
land ten aanxion van do bevolking onror
Indisoho bezittingen rustende, eons
^et bekende ,,Ons Program" van dr. Kuyper
'opgeslagen om te lezen wat in dat werk met
het oog op Indie over onze regeoring en om
,volk als Christelijke Staats en Christelijk»
Natie is geschreven, en vraagt of daarrne©
strookt wat nu van Nederland als Christelijke
mogondheid in Indië worut gcëischfc.
Het is de Nieuwe Rotterdamsche Courant
nl. duister, wat in de Troonrede voorkomt
omtrent de Christel ij ke Zending.
Daarin staat: „Als Christelijke Mogendheid
is Nederland verplicht aan de Christelijke
Zending op vaster voet etcun te verleenen-
Op vaster voet. Wie verklaart ons den zin
ïlezer woorden? schrijft de N. R. Ct. Zal
er een vast stelsel worden aangenomen voor
het verleenon van den toegezegden steun en
,van de mate en den vorm, waarin dat zal ge
schieden? En wat houdt dc verplichting in,
'die op Nederland rust als „Christelijke Mo
gendheid"
De beantwoording van die vraag heeft aan
'den schrijver van „On9 program" hoofdbre
ken gekost. "Want al noemt hij „Kerstening
'van Indië uitgangs punt van het koloniaal
program der antirevolutionaire partij*', daar-
t>ij wordt gereedelijk erkend: ,,Wat voor den
•persoon en het kerkgenootschap goldfc, geldt
niet voor de Overheid." Wat kan dan het
standpunt zijn van de overheid van den staat,
on vrat is de taak^ die hij op dit gebied heeft
.te vervullen
Er is xelfs betwijfeld, zegt de sohrijver van
„Ons program", of de maatschappij ten on
zent nog een specifiek Christelijke zij, en aan
onze natie het epitheton van „Christelijk"
geweigerd, „Dit laatste nu moge te ver gaan
en op vorwarring tuaschen de belijdenis der
enkele burgers en het karakter van ons volks-
organisme rusten, toch moet het karakter van
een Christelijke Staat" aan ons raderwerk
,Van regeering worden ontzegd." „Onze re
geering vertegenwoordigt rechtens geen
Christel ijken Staat".
Als wij het bovenstaande in „Ons Program"
lezen, en wij hooren in de Troonrede de ver
plichtingen opsommen van Nederland als
Christelijke Mogendheid", ja, dan i -n
wij erkennen, dat het ons niet reoht du
is. Hebben wij hier te uoen met een oi-. _-
scheiding, die ons te fijn is, met een verschil,
dat ons ontsnapt? Wij begrijpen, waarom dr.
Kuyper den naam van „Christelijke maat
schappij" en „Christelijke natie" ten onzent
handhaaft, ofschoon' hij de uitdrukking
„Christelijke Staat" verwerpt; maar ala on-
eeregeoring rechtens geen Ohristelijken Staat
Vertegenwoordigd, hoe Nederland dan een
Christelijke Mogendheid" kan hoeten, dat
begrijpen wij inderdaad niet.
In „Ons Program" vinden wij een betoog
vooi do gedragslijn, door onze Regeering in
Indie ten aanzien van hot Christendom aan
te nemen, dat ons te merkwaardig voorkomt,
om er bij dew gelegenheid niet aan te herin
neren, Op godsdienstig terrein, lezen wij,
„onthoudt onze staat ala zoodanig zich van
•het doen eener keuze, niet wijl die keuze on
verschillig is, maar wijl een goede keuze bo
ven rijn bereik ligt. Want bet gouvernement
cou dan aazrwïjsing behoeven van het ware en
valsche in de -"nrschillende belijdenissen der
Christelijke gezindheden; dat kan slechts de
Kerk: en tot welke - _erk zou de Staat zich om
beslissing hebben te wenden?
„Een beroep op den Bijbel kan övenmin
baten, daar het bij de Heilige Schrift op de
uitlegging aankomt, de gevoclons bij die uit
legging uitoenloopen, en een geestelijke macht
om tusSchen dio versohillende to kiezen, ten
zij wederom in de kerk, ontbreekt."
Dit alles komt ons zeer logisoh voor, en wij
begrijpen, dat de schrijver voor het doen eener
keuze oen staatskerk onontbeerlijk noemt,
yaarr&n hij, zooals bekend is, niet wil weten.
Een uitweg schijnt voor de hand te liggen,
maar dien kan hij om bijzonder© redenen niet
inslaan.
„De ©enige uftweg, "die zoif overblijven",
schrijft hij „ware dan nog stellig, dot
niet do propaganda van ecnige particuliere
kerkelijke belijdenis, maar slechte de bevorde
ring van het algemeen christelijke van bet
gouvernement te eischen ware. Doch ook deze
vondst, hoe schoonschijnend, moet men laten
varen. Wie in dien zin het Christelijk element
in onze Indien van regeeringswege wensch*
gehandhaafd te zied, is Thorbeckiaan, zon
der hot zelf te vermoeden. Immers, geen ker
kelijke con.feanie is dan zijn leuze, maar dat
vage Chiwttadom, hetwelk aan alle Christe
lijke gel o oven gemeen is."
Er kunnen er rijn, die meeneri, dat dr. Kuy
per, thans met zijn „medestanders" de regeo
ring leidende, Thorbeckiaan geworden is zon
der het zelf te vermoeden, of zijns ondanks,
en dat weleer versmade vage Christendom alB
het alleen bruikbare voor ons land en Indië
als fundament en richtsnoer der Regeering
heeft aangenomen. Voor het onderworp, dat
wij thans behandelen, willen wij ons bepalen,
tot een herinnering aan het standpunt,dat
hij destijds, dezen uitweg van „het algemeen
Christelijke" voorbijgaande, voor de Regee
ring meende gevonden te hebben, en dat niet
anders zou zijn, dan het Europeesche stand
punt te stellen tegenover het Aziatische. „Met
te spreken van het Europeesch tegenover
het Aziatisch element" lezen wij „is de
voedende kracht van het Christendom dus
tevens in het systeem opgenomen, maar op
genomen onder een vorm, die met de echte
neutraliteit der Regeering Btrookt."
Het is alsof wij Thorbecke hoorden spre
ken.
Om onze politieke tegenstanders juist te
kunnen beoordoelen, te waardeeren ook en
zoo noodig te steunen in hetgeen zij goeds be
oogen voor land en volk, is het noodig hun
standpunt goed te begrijpen; maar wij moeten
erkennen, dat wij in verwarring geraken door
tegenstellingen als deze: onze Regeering niet
de vertegenwoordiger van oen Christclijken
Staat en toch Nederland optredende als Chris
telijke Mogendheid in Indië; geen bevorde
ring van het algemeen Christelijke, maar bo-
vordering van het Europeesch element tegen
over het Aziatische, waardoor de voedende
kracht van het Christendom toch in *t stelsel
zou worden opgenomen.
Ten aanzien van het op vaster voet steun
verlcenen aan do Christelijke zending vinden'
wij in „Ons Program" den eisch gesteld, dat
de Overheid „rechtstreeksche medewerking
en steun" verleene aan het zendingswerk, o.a.
„door op zich te nemen, evcntuocle woeling,
die het gevolg mocht zijn van louter geestelij
ke overtuigingspogingen, in bedwang te hou
den met haar politioke macht". Voor het
oogenblik zouden wij alleen willen vragen:
Zou de tegenwoordige Regeering dit op zich
durven nemen? Zou zij heb kunnen? Zou zij
in staat zijn dien waarborg te verlecnen
met haar politieke, dat zal in sommige ge
vallen zijn: met haar gewapende macht?
Het sociaal-democratische blad Het Volk
schroef dezer dagen:
„Dat een ministerio-Kuyper nevens het
Christendom ook het militairismo in
eere zou herstellen, lag voor de hand. De
„krachtige bevordering der vooroefening"
zal de grootere kosten der nieuwe logerweb
tot ongeveer 2 1/2 k 3 millioen gulden doen
stijgen en bovendien worden „aanzienlijke
geldelijke offers" gevraagd voor snelvuur
kanonnen, een van dio zaken, waarvoor dr.
Kuyper nu eenmaal „mot geestdrift" geld
geeft. Het arbeiderspensioen moet wachten op
de nieuwe belasting; het schijnt, dat de snel-
vuurkanonnen zoo lang niet kunnen wachten
tot ddér geld voor is men bemerkt, dot ook
deze regeering meer haast heeft met de ka
nonnen dan met de oude arbeiders.
„Van Dag tot Dag" in het Handelsblad tee
kent hierbij aan:
„Wij willen den heer Troelstra openlijk ms-
dedeelen, dat wij deze woorden weder brand
merken als een voorbeeld van die verachte
lijke propaganda, van opzettelijke mis
kenning en verdachtmaking, welke wij be
strijden.
De hatelijkheid op Christendom, gekop
peld aan militairisme, iB kenschetsend. En
het opruiende: „ook deze regeering heeft
meer haast met kanonnen dan met de oude
arbeiders", besluit de regels vol haat op waar
dige wijze.
Neen, mijnheer Troelstra, gij misleidt va
derlandslievend© werklieden, zeelieden, Vis-
schers en boeren, die hun land zeker met even
groot© zelfopoffering cn volharding zouden
verdedigen als de Boeren in Zuid-Afrïka zoo
roemrijk en krachtig doen, door tijdige maat
regelen tot landsverdediging ^militairiame"
te noemen.
Dit is een ergerlijk misbruik van dat woord.
Van militairisme is al buitengewoon weinig
in ons land te bespeureji I Was hot militairis-
me, toen president Kruger, bijtijds de ,4ong
Toms", de kanonnen repetitiegeweren en
grooten' voorraad ammpnitie bestelde, waar
door hij de eer van zijn land heeft gered en
de toekomst van zijn vojk verzekerd heeft?
Het is geen militairilme, om een vrij volk
dat rijn onafhankelijkheid en taal liefheeft
als rijn leven, weerbaar te maken
Mocht ooit de tijd aanbreken', dat Neder
land zich te verdedigen heefc, dan kan" het dit
doen met de beste kans op eervolle gevolgen
want het tegenwoordige geschut, do tegen
woordige geweren hebben de kracht van de
verdediging vertienvoudigd sinds 1870.
Indien wij in hot uur van gevaar echter
niet gereed waren, geen geoefende mannen
en jongens hadden, maar verouderd niet vèr-
dragend geschut, onvoldoende geweren, ge
brek aan ammunitie, dan zouden de raddraai
ers in dien bewogen tijd de schuld van alles
g.ven aan de ellendige kapitalistische regee
ring, dit het geld van het volk had opgestre
ken, in plaats van het nuttig te besteden aan
de weerbaarheid.
Wij kennen onze Pappenheimers; die ver
dachtmaking zou niet uitblijven I
Maar wie zouden de ware schuldigen zijn?
Zij, die op lasterlijke wijze landsverdedi
ging militairisme genoemd hebben, en ka
baal hebben gemaakt om wijze voorzorgsmaat
regelen te beletten.
Ik weet niet of ik laffe, geniepige, valsche
verraderlijke, Byzantijnsche, gemeene lakeien-
taal, enz. gebruik, als ik dit zeg.
Maar waar is e 1 k woord er van 1
In Extra Tijding, het blad van den heer
Staalman, bespreken Jaap en Tijs de komst
der sooialisten op het paleis om be-
e d i g d te worden als Kamerlid. O. a.
volgenderwijs:
Tijs. Maar toch hebben ze dan nog eventjes
gedemonstreerd, want zij waren voor djjze ge
legenheid gekomen in hun huis-, tuin- of keu
ken jasje, met een deukhoedje op.
Alléén Schaper, die scheen aan die flauwe
betooging geen deel te willen nemen, hij soheen.
't dan toch nog de moeite genoeg waard te
vinden, om zich voor een bezoek bij de Ko
ningin op z'n Zondagsch te kleeden.
Jaap. 't Is dan toch ook in één woord mis
selijk, wanneer je op zóó'n echt kloin-bur-
gerlijke manier, of neen, laat me liever zeg
gen op zoo'n laffe manier, van tegenzin, van
je antipathie voor het Koningschap laat blij
ken.
Tijs. Schaper gaf dan ten minste nog te
zien, dat hjj over genoeg gezond vorstand be
schikt om aan zoo'n vertooning niet te willen
meedoen.
En ze bogen ook al voor Hare Majesteit,
ja, ja! 't Ging wel niet zoo erg van harte, zoo
ik hoor, maar ze neigden zich dan toch.
Jaap. 't Is bespottelijk, zeg zóó maarl Uit
geringschatting of misschien uit minachting
expres in een alledaagsch kostuum en dao eea
buiging l Och, och, wat toch een gewrongen
houding en wat maken zulke ontwikkelde
gladde lui zich toch belachelijk.
Tijs. Toch moet je maar gelooven, dat *t
schijntje respect, wat ze voor de Koningin
vertoonden, nog gehuicheld was, want zoodra
ze maar hooren van een huldebetooging, komt
de haat en de wrevel bij ze boven. Ik las daar
juist het hoofdartikel van Het Volk en nu
moet je hooren hoe dat begint:
„De openingszitting der nieuwe Kamers
liep, ovenals de vorige jaren, weer uit op een
hoerageschreeuw der gesteckte en gegalon
neerde heeren". En even verder:
„Nu de Prins was meegekomen, toonde de
ze vergadering van „vrije mannen" genoeg
lakeiennatuur, om óók voor den Mecklen-
burgschen spruit driemaal hoera te roepen."
Zie je wel, daar heb je de sociaal-demo
craten in hun ware gedaante. Al dat meegaan
tot op eon zekere hoogte ie niets anders dan
een ellendige schijnvertooning enbedrog is
het ook, wanneer zij tegenover het volk een
houding aannemen alsof ue Koningin en het
Koningschap hen op dit oogenblik koud la
ten.
Daar binnen in het hart der sociaal-demo
craten en in 't kart van és partij smeult ecu
vuur.
Zoo af en toe komt et wat naar buiten van
don haat en den wrok en do bitterheid, die hei
bezielt, zoodra ze don naam der Koningin of
van den Prins-Gemaal maar hooren uitspre
ken.
Jaap. Nou, dat zal waar wezen Dan moet
je maar eens hooren op volksvergaderingen,
daar noemen ze den Prins zoo echt smalend:
de man van de rijkste juffrouw van Neder
land.
Maar Hugenholtz kreeg 't aan Den Burg
op Tessel Ieelijk te kwaad toen hij zich op die
manier uitliet.
TijB. Ja, daar waren ze nog maar slecht ge
diend van die beleedigingen van Ons Vorsten
huis; dat viel den heeren Leelemaal niet mee.
De Nederlander voegt hieraan too:
Ons komt het voor, dat de heer Schaper
wel oppassen mag. Afwijkingen worden in het
socialistisch kamp volstrekt niet geduld. Wie
de tyrannic der voorgangers tracht te weer
staan, wordt al spoedig uit de synagoge ge
worpen.
Zoo ging het ook met den socialist Modoo
in Haarlem, die verleden week een motie te
gen zich zag aangenomen, omdat hij in den
gemeenteraad den burgemeester had gesteund
bij het handhaven der orde tijdens een werk
staking.
Zoo gaat het ook met Millerand, den socia-
listischen minister in Frankrijk, van wien
Het Volk vraagt, of hét nu geen tijd wordt
hem als partijlid te schrappen, nu hij den
Tsaar tegemoet gereisd is l
Da Revolutie blijft zichzelf gelijk, ook in
haar tyrannisohen karaktertrek.
Reeds in de dagen van Robespierre had men
te kiezen tusschen do papegaaienrol of de
guillotine.
Naar aanleiding van de klacht van Hei
Vaderland over do verbrokkeling van
de oppositie in de Kamer, die gebleken
zou zijn bij de stemming over den derden can
didaat op de voordracht voor de voorzitters-
benosmingi bevat do Arnhemsche Courant
een repliek.
Dit blad trekt het zich aan, omdat haar
„uitlatingen" als een decL der oorzaak door
Biet Vaderland genoemd werden en overigens
het artikel zich voornamelijk riohtto tegen de
vrijzinnig-democraten.
De Arnhemsdie tracht aan te toonen, dat
de traditie in deze gevolgd werd een wijst er
op, dat deze stemming nooit als een daad van
oppositie kan gelden, zoodat het blad zeggen
kan:
„Benheid ter linkerzijde" is er niet en za!
er ook niet komen, omdat er verschil is in be
ginselen. Maar dit sluit geen eenheid in de
oppositie uit, als er beslissingen genomen moe
ten worden van politieken aard, waarbij be-
gtnsodoa betrokken zijn, waaromtrent alle
fraction der linkerzijde staan tegenover do
kerkelijke partijen. Het Vaderland maakt
zich onnoodig en stellig al te vroeg be
zorgd, zoo het in die stemming de voorcceke-
nen meent te ontdekken, dat in gewichtige
momenten de eenheid in de oppositie ontbre
ken zak Wij zijn te dien aanzien, ondanks de
door kaar betreurde „verbrokkeling" bij die
stemming, volkomen gerust."
Ook omtrent een verwijt van de vorming vau
„een aparto club-Drucker" staat de Arnhem
sdie Courant het Haagsche orgaan te woord:
„Onjuist allereerst is do voorstelling, wel
ke zij geeft van de vorming der „aparte club
onder mr. Druoker's praesidium", omdat deze
logisch voortvloeit uit do verkiezingen vau
den afgeloopen zomer, waarin de vrijzinnig-
democraten als afzonderlijke partij of groep
niet slechts opgetreden, ma-ar ook door do
andere fractiën der linkerzijde principieel
bestreden zijn. Wat die andere fractiën doen
of doen zullen, is haar zaak; 't getuigt van
politieke wijsheid, naar 't ons wil voorkomen,
als gelijkgezinden zich vcreenigen om door
wèloverlcgdc samenwerking te vergoeden waó
zij wegens geringe getalsterkte aan kracht mi?
sen. 't Is eenvoudig belachelijk, daarin een
daad van v.-*adschap te zien; integendeel is
't eerder con waarborg, dat, waar 't om ge
meenschappelijke beginselen gaat, de opposi
tie door vaste aaneensluiting krachtiger zal
zijn,"
In rijn korte repliek zegt Het Vadcrlandt
<ïat liet om de mededeeling van de Arnh. Ct.
dat, „in gewichtige momenten do eenheid in
de oppositie niet ontbreken zal", gaarne den
wrovelen toon van zijn tegenpartij vergeeft.
De Maasbode zegt onder Kt hoofd „Saam'
trekking rechts": dat zij reeds een maand ge
leden voorspelde, dat de rcchts-christelijk-kis-
toriachen zich oplossen zouden in de vrij-anti-
revolutionaire groepeering.
Eerder dan iemand verwachtte, gaat het
zoo geschieden, schrijft nu genoemd blad, het
christelijk-historisch orgaan verdwijnt rceda
de volgende week, zijn redactie en zijn lezers
kring smelten zich 6amen met die van het vrij
antirev. dagblad.
In stee van uit vier partijen, zal de roca-
terzijdcinde Kamer voortaan uit drie
bestaan. Want, dat dr. De Visser iu het Par
lement op dezelfde concentratie zal aansturen,
die hij als gedelegeerd commissaris van „hef
Nederlandsche- Dagblad"in do journalistiek
voorstaat, is buiten bedenking.
Het kon wel niet anders De vijver, ia
1897 gegraven, toonde, toen het bruisen der
uitstroomende elementen was bedaard, en do
Bronveldiaanscho drab bezonken, dezelfde
kleur en smaak als de stroomende beek naasc
zich. En dc opzichters hebben begrepen, dat
het ,door stil te blijven staan, een doodo poel
zou worden Zoo hebben zij dc bedding ver
legd, doortastend en zonder aarzelen.
Samentrekking van krachten alzoo rechts,
terwijl links de klove tusschen liberalen cu
vrijzinig-democraten steeds dieper en wijder
wordt.
Zoo innig wordt de vcreeniging tusschen
V.-A.-R. en C.-H., dat heiden hun partij
namen opofferen en gezamenlijk den nieuwen
van „Christelijk-Nationaleu" aannemen. Een
wèlluidende titel, gewis.
Mogelijk, dat liet links- christel ijk-hrto-
rischc element zich thans hechten ga aan -.u.
jaspanden der liberale achterhoede: Ro^l^
Van Karncbeek c. s.
Dit kan alleen bijbrengen tot nieuwe scheu
ring in de liberale colonne Mees cn Borgesius
kunnen op den duur geen gelijken tred hou
den, vooral niet, als gene extra-bagage krijgt
moe te slepen.
Nogmaals: de toekomst is aan de rechterzij
de.
[n de Provinciale Groninger Courant werd
onlangs de wenschelijkheid betoogd van cun
terugkomen op „de splitsing tusschen
liberalen en v r ij z i n ni g-democraten"
als hebbende „geen zin en waarnaar nooit had
moeten worden gestuurd."
Het Sociaal Weekblad kan zich daarmede
nie(C vereenigen. Bondgonooten, zegt liet*
kunnen rij blijven; juist door de scheiding
kunnen zij als goede vrienden samenwerken^
overal waar hun beginselen of belangen »a-
menloopcn. Maar als huisgenoctcn zouden zij'
spoedig ruzie krijgen. Bijv.: de vrijzinnig-
democraten hebben „als kennissen de sociaal
democraten", maar zouden de liberale huisgc-
nooten het goedvinden hen nu en dan bij
zich over den vloor te zien? en bestaat er bo
vendien tusschen het beginsel der vrijzinnig»
democraten en het liberale „niet hier cn daar
een essentieel verschil?"
Bet Vaderland schrift:
„Er mag blijdschap zjjn onder dc mmnet
van Christelijke belijdenis.
Wij doelen niet op don uilsJag der verpo
zingen, noch op de milde stemming, waar n
het nieuwe Kabinot ook door wie het j ever
hadden zien wegblijven werd ontvangen Dit
wordt welhaast oudbakken kost.
Wy hebben hot oog op een halve be
keering, dio niet zonder vorwondering naar
waarschijnlijkheid, maar toch met graagte ter
rechterzijde vernomen is, door vele anderen,
vermoedelijk niot zonder spijtigheid."
Het blad bespreekt dan het bekende artikel
23)
„MyHboer pastoor, als u my denzelfden
raad twee maanden eer hadt gegeven, zou
ik er met van hebben willen hooren, thans,
ik moet het bekennen, heb ik ooren daarnaar."
„Zoo, soo," zei de abt, zich met blijkbaar
genoegen do handen wrijvend. „Gij hebt er
dus wel idee in?"
„O jawel, maar men moet my zoo'n beetje
den weg vrijzen."
„Kom, kom, ge zyt toch mans genoeg om
zelf te kiezen! Ik zou myn oogen maar eens
rond laten gaan."
Do komst van mevrouw Raingault en Marie
Jeanne legde den abt hot stilzwijgen op.
Guyon keek inmiddels zoekend naar Yvonne
rond, doch hy zag haar nergens.
Na een pooeje met haar pleegzuster gepraèt
te hebben, was zy, door een angstig voorge
voel gedreven, onder eon of ander voorwendsel
naar binnen gegaan. Zij had nameiyk haar
moeder ia vertrouwelijk geeprek gezien met
den notaris, en daar zy begreep, dat de oude
quaeetie aan da enfe waa, wilde zy hen be
luietoren.
Haar moeder had inmèddels, gevolgd door
den notaris, het eolon betreden. Yvonne, die
hen van verre was nagegaan, verschool zich
ln een. nis ep het portaal, waar haar geen
enkel woord van het vreeseiyk onderhoud
ontsnapte. *tWas inderdaad vroeeeiyk, wat zy
hoorde, want terwijl z\J in luisterende houding
daar stond, beef do zy van hot hoofd tot de
vootea en parelde er een koud zweet op haar
voorhoofd.
„Wel, mevrouw," zoo begon Bruslé, „hebt
u de moeite gedaan om over myn voorstellen
na te denken?"
„Welke voorstellen bedoelt u?" vroeg de
gravin, zich houdende, of zy hem niet begreop.
„U weet toch, mevrouw, dat ik zekere ver
wachtingen koester, en op een dag als vandaag
worden die verwachtingen onwillekourig nog
levondiger."
„O, u spreekt dus over uw huweiyksaan-
zoek," zei mevrouw De Kerhouarn met voor
gewend© verwondering. .Maar, notaris, laten
wtJ liover een anderen keer daarop terug
komen. Yoor vandaag hebben wy, dunkt my,
aan oen werkeiyk huweiyk genoeg, en er
blijft ons genoog tyd, om over het andoro te
beraadslagen."
„Neen, mevrouw, wy hebben geen tyd te
verliozen; als het u vandaag niet schikt, om
ever myn hartsaangelegenheden to spreken,
dan zie Ik my gedwongen, u over financieel©
zaken te onderhouden."
Mevrouw De Kerhouarn verbleekte.
o0, nu zie ik hoe de zaken staan," zeide
zy; „ik meende een vriend aan myn tafol te
aoodigen, en die vriend gaat vergezeld van
©en sctauldolscher."
Dit werd op zeer ralnachtenden toon gezegd.
,Gy vergist u, mevrouw," klonk het „De
sehuldeiashor zou uw drempel niet overschre
den hebben, had men den vriend te woord
willen staan."
jWelnu, mynheer, thans is de sohuldeiscber
oen het woord. Wil u dus nader verklaron."
Bruslé beet zich op de lippen. Het gesprek
nam een verkeerde wending.
„Ik aio, mevrouw, dat u niet in de stem
ming zyt om naar my te luisteren. Duld dus,
dat Ik het beschouw slechts als vriend hier te
«yn en als zoodanig afscheid van u neem."
„Integendeel, mynheer Bruslé, u treft my
vandaag juist in een stemming om naar u
te luisteren. Ik heb een goede dosis geduld
te myner beschikking en ik ben bereid uw
schuldvordering te onderzoeken."
„Hebt u my niet gezegd, mevrouw, dat wy
beter deden, vandaag niet over die zaken te
spreken?"
„0, pardon," zeide zy met een gedwongen
lachje, „laten wy do dingen niet verwarren.
Ik heb dat gezegd, dat Is waar, doch ik be
doelde daarmee uw hartsaangelegenheid, niet
uw geldquaestie. U kunt als notaris tot my
spreken."
„Mevrouw, u schynt my tot het uiterste
te willen dryven."
„Neen, mynheer, lk herstel slechts den
afstand tusschen ons, dien u niet hebt weten
te bewaren."
Bruslé werd beurtelings rood en bleek.
„Den afstand", schreeuwde hy woedend. „A,
ja, ik weet wat men daaronder verstaat. Jullie
groote lui hebt een handje er van, iemand
te beleedigen. Ik betwist u den titel van
aristocrate niet, wees maar niet bang, ik zal
my echter te gelegener tyd weten te wreken."
„Gy vergeet, mynheer, dat ge ln myn
huis zyt."
„Mevrouw, n hebt het u zelve te wyten,
als u meer te hooren krygt dan u lief is. Ik
wilde heengaan, u hieldt my terug. U brengt
my in herinnering, dat ik te u went ben, doch
laten wy de blaadjes eens omkoeren; lk ge
loof met volle recht te kunnen beweren, dat
u in myn huis vertoeft."
„Genoeg, mynheer. U is hier gekomen als
genoodigde, by na als vriend des huizes; u
kunt die houding laten varen en als u ver
kiest als vyand optreden, wat gy toch elgeniyk
zyt. Ik wil daarmede zeggen, dat u gaan kunt"
Eon boosaardige glimlach vertoonde zich
op Bruslé's gelaat.
„Noen, noon, mevrouw! Ik laat my niet de
deur wyzon. Dat zou al te dom zyn. is
trots©h, mevrouw, doch wol wat laat. Ik ben
hot trouwens niot minder, al ben ik dan ook
maar notaris; dat zal ik u bewyzen. Een
vriend, ja, dat ben ik tien jaar lang geweest,
in de volle beteekenia van het woord. By
iedoro gelegenheid heb lk dat getoond. Steeds
heb ik u op uw eerste aanvrage aan geld
geholpen, zonder ooit interest te berekenen;
ik was boroid afstand te doen van al myn
rechten. Maar u begrijpt, na uw ontvangst van
heden is my'n gezindheid te uwen opzichte
voranderd. Ik ben uw schuldeischer, mevrouw,
en als zoodanig kan ik u op zwart zaad
brengon. 't Is aan u, my myn gedragsiyu voor
to schrijven Ik ga thans vrywillig heen, en ik
kerm niet terug vóór u mg ontbiedt. Kies dus,
wat ik zyu zal: onverbiddeiyk schuldeischer
of toegenegen vriend. Dag, mevrouw."
Dit zeggende boog hy voor de gravin en
liop naar de dour.
Zy bleof een oogenblik onbeweegiyk, niet
wetend, wat te doen.
Toen zy ©venwel bemerkte, dat het hem
ern«t was, riep zy hem met heesche, door
angst verstikte stem terug:
^Mynheer Bruslé!"
Hy keerde zich om, kwam op zyn schroden
terug en bloef met een kalm spotlachje voor
haar staan, bereid, om te luisteren naar wat
zy wilde zeggen.
^Mynheer, 't was toch niet gemeond, wat
u my gezegd hebt, is 't wel?"
Hy toondo zich verwonderd en haalde min
achtend de sehouders op.
,Qoe dat, mevrouw? Is u ooms van my ge
woon, dat ik gekscheer?"
„Neen, mynheer, integendeel."
En plotseling veranderd, liet zy haar trotscho
houding varen en bekende zelfs ongolyk te
hebben. Zy smeekto hem vervolgens, de hem
aangedane beleedigingen te vergeten en geen
govolg te geven aan zyn dreigementon.
't Was juist wat Bruslé wilde. Hy verliet het
salon, zonder iets beloofd, zonder vergeven
to hebben. Zyn laatste antwoord op de smeo-
kingen der gravin getuigde geenszins van
toegevendheid.
„Ik vraag geen verontschuldiging, mevrouw,
ik eisch vergoeding. U begrijpt wel welk
soort vergoeding ik van u verwacht. Zy is,
ik kan het u verzekeren, meer iu uw voor
deel dan in het myne. Doe dus, wat ik niet
van u vraag, maar wat ik meen van u to
mogen verwachten."
Met deze woorden nam de notaris eindoiyk
afscheid van do gravin. Deze, van angst buiton
zichzelve, deed zich geweld aan ootmoediger
te zyn, naarmate hy zich hoogmoediger be-
toonde, en zelve deed zy hem tot aan de deur
uitgeleide.
Toen zy vertrokken waren, verliet Yvonn©
haar schuilhoek.
Zy zag er ontdaan uit; haar lippen her
haalden werktuiglyk de woorden van den ge-
vreesden notaris; ,Ik kan u op zwart zaad
brengen."
IX.
Nadat Henri Guyon in zyn gesprek met
abt Karnel gestoord was, had hy afscheid
genomen van mevrouw De Kerhouarn, met
het voornomen huiswaarts te gaan. H(j had
behoefte alleen te zyn.
\W*rdt twrwlpik