LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 28 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD. Anno 130». (;S persoverzicht* Feuilleton. Een opvoedster. No. 12733 Onder het opschrift Eenheid on Eendracht" |jaf de Maas- cn Roerbode een hoofdartikel, waaruit het volgende is overgenomen i„Nu de Christelijke partijen in |öen stembusstrijd de meerderheid jiiebben verkregen en haar mannon aan- Igewezen werden om hot bewind in handen 'te hemen, moeten wij meer dan ooit zorg dra- jgon do eenheid en do eendracht in eigen boe- •eoui to bewaren... Dit sluit natuurlijk niet uit, dat men een zakelijke, opbouwende critiek oefent op haar •arbeid. Maar dit sluit wol uit elko bestnj- jifling, wolko hot vertrouwen van het christelijk [Öeel des volks in de Kegeering zou kunnon on- 'idormijnen. Dit sluit wel uit allo twistgeschrijf [óver hot politiok karakter van de personen, die jhet Kabinet vormen. i In do verschillende politieke partijen, ook jin de katholieke en do anti-revolutionairen, zijn iXnecrdero stroomingen waar to nomen. Do een is meer consorvatief, do andor meor demo cratisch aangelegd. Dat personen^ mer politie- ike gezindheid eenige nuanceering vertoont, (eamonzitten aan de „groene tafel", achton wij 'allerminst een euvel. Integendeel. Zoo worden !do verschillende richtingen naar recht en bil lijkheid vertegenwoordigd en bezitten wij in 'do samenstelling zelve van het Kabinet eon waarborg, dat bedenkelijke uitersten zullen vor- jmeden worden. Als de een met te groote snel- jhcid wil vooruitstoomen, zal do meer voorzich- ,tige uitstekend als remmer dienst doen. En omgekeerd zal hij, die meer vooruitstrevend go- eind is, den ander dwingen om zijn tred wat te verhaasten. Nu zou het evenwel kunnen gebeuren, dat 1men er lievclihgsminïstors op na ging houden; 'dat men blind vertrouwen stolde in het stre- yen van deze en een stelselmatig wantrouwen aan den dag legde tegenover gene dat men met tende'ntieuzen opzet den een onder de deniocra- ,ten, den ander onder de behoudensgezinden eon jplaats ging aanwijzen. Aan zulk een klassifi- catio mag de Christelijke pers niet meedoen. 32ij moet deze verdeeldheid en argwaan zaaien de tactiek overlaten aan do liborale bladen, .welke ze nu bereids aanwenden om ons en zich- fcclf wijs to maken, dat van een ministerie, het welk zóó heterogene bestanddeclen bevat, geen lieil, geen krachtig doortastende en flink door gezette actie to verwachten is." Over de onderlinge verstandhouding der ka tholieke pers zegt het Limburgscho blad ,,Zoo ooit, dan is nu do gelegenheid guustig en tevens de noodzakelijkheid aanwezig om 'de eenheid, welke een tijdlang verbroken was, te horstellen. De verheffende en bezielende idee Ülat do Christelijke partijen thans geroepen zijn lom door eendrachtigo samenwerking vele nut tige hervormingen tot stand te brongen en al- J dus onzen tegenstanders eerbied af te dwin gen voor onze beginselen, onze eenheid, onze tracht, onze organisatie en ons werken deze I gedachte alleen reeds prikkelt ons tot eensge zindheid in optreden en handelen, j Hierbij komt, dat meer dan eén kwestie, welke aanleiding gaf tot heftige discussies, j thans voorgoed of ten minste tijdelijk van de baan is. Denkt slechts aan den persoonlijken 'dienstplicht en den leerplicht. Mogen wij verder niet veronderstellen, dat j®a hot terugkeeren van de kalmte de antago- I nis ten van weleer zich ernstig de vraag gesteld hebben of in het lieeto van het debat nu en dan 'liïet con woord viel, dat nutteloos en noodoloos den tegenstander verbitterde Of er niet m6er overredingskracht van hun beloog zou uitge gaan zijn, wanneer alles, wat naar persona- fiteiton zweemt, zorgvuldig vermeden ware ge- i worden Of het doel van olke polemiekdo waarheid in liet licht te stellen en den tegen stander er voor te winnen, niet beter bereikt ware, wanneer men dien tegenstander door yriondolcijko bejegening tot zich getrokken had, in plaats van hem door hardheid Van zich af te stooten Of do goede zaak bet prestige onzor partij en onzer pers zelve I er niet ten zeerste door zou gebaat worden, •wanneer elke onverkwikkelijke polomiek angst- jvallig vermeden werd Of hot eindelijk den jour- toalistieken arbeid niet zou veraangenamen, als er bij alle mecningsverschil naar gestreefd werd Óm do vriendschappelijke of althans de collo- gialo verhouding, wolko do onderlinge betrok- ping tusschen persbroeders dient te kenmerken, tn geenen dooie te 6chadcn? Hot zijn gemoedelijko vragen, welke wij zelf teerst overw ogen hebben, voordat wij ze aan an- deron voorlegden. Zoo ooit, dan is het thans de roeping dor katholieke persmannen om do oenheid en een- j'dracht onderling to bewaren, om met des te imeer kracht to kunnen optreden tegen do te- 'genstanders der Christelijke Regccring." De Standaard herinnert aan het feit, dat uit Ifle lijsten van sollicitanten naar vacante ibetrekkingon, die nu en dan worden openbaar [gemaakt, blijkt hoe groote afmetingen ook te onzent de plaag van het geletterd prole tariaat heeft aangenomen „Soms zelfs voor een salaris, dat een knap werkman te laag zou dunken in ruil voor zijn handenarbeid, melden zich voor geestesarbeid tal van gediplomeerde personen aan, die eens misschien de illusie hebben gohad, dat zo als geletterden een hoogo sport op do maatschap pelijke laddor zouden bereiken, en nu al blij zijn, wanneer zij een weg, een gelegenheid vinden, om in het bezige leven der maatschappij een voudig te worden opgenomen." Maar hoe schrikwekkend het kwaad zich hier ook voordoe, in Frankrijk is liet nog veel erger. Voor de betrekking van commies-redacteur aan het stadhuis to Parijs, op een salaris van f 1300, liadden zich behalve de gegradueerden in an- «faro vakken. 122 candidaten in de rechten aan gemeld. Bij zóó groot getal liefhebbers met recht een loterij. „Geen wonder dan ook, dat dit stuk „socia le cjuaestie" do aandacht trekt van de mannen, die zich mot sooiologische studiën onledig hou den, en dat meer dan één niet alleen ge tracht heeft deze wonde to peilen, maar ook raad heeft verstrekt tor genezing, voor zoover mogelijk, van dit kwaad." ïn de Itcvue kwam kort geleden een reeks stukken uit over do quaestie van het geleerde proletariaat, voorafgegaan door een studio van ,Bprenger daarover, gegrond op zorg vuldige onderzoekigen, die do vorsohillende ge stalten van het kwaad teekenden. „Zoo kon men lezen van do crisis in hot amb tenaarswezen; van het proletariaat bij de gees telijkheid, van het kuristenaarsproletariaafc, van het proletariaat bij het leger, in de koloniën, on zelfs van het proletariaat onder de 581 af gevaardigden der Fransche Kamer Eon droeve lectuur, maar die ook moet door geworsteld, als men weten wil uit welke won den onze hodendaagsche maatschappij bloedt. Terecht maakt Borenger de opmerking, dat men het geletterde proletariaat van den vage bond, don onwillige cn den ontaarde als iets Aparts moet boschouwen. Zij zijn slechts pro letariërs bij geval, en do zaak, die zoo ernstig aller aandacht vraagt, geldt de proleta riërs van nature. Daaronder worden ver staan mannen, die arm zijn geboren, zonon van landbouwers, werklieden, kleine beambten en hooge ambtenaren zondor fortuinmannen, mot een werkzamen aard, goed-aangolegd, die zich uitgebreide konnis hebben verworven door hard studeeren on vcol opofferens; mannen, die niets flievor zouden willen dan in het sociale kader to worden ingelijfd, met het voordeel dat hun universitaire graden hun bieden, maar die geen weg zioh geopend, geen gelegenheid zich geboden zien, en nu een leven van ont bering moeten leidn. Van hun studio hebben zij verwacht, dat ze hen voeden zou; maar met al hun kennis blijven ze leeg staan op de pu blieke 'markt." Uit de statistiek, die Bérenger goeft, haalt Dc Standaard aan, dat or in Frankrijk jaar lijks 1200 doctoren in de geneeskunde bijkomen en maar G- 700 plaatsen open zijn. En zoo gaat het met. alle andere vakken van 6tudie ook. In Frankrijk zijn ongeveer 27,000 studenten, waarvan een tienduizend niet meer inkomen hebben dan f 750 a f 1000 om hun lessen te be talen en in hun levensonderhoud to voorzien. „Slecht gekleed, slecht gehuisvest, slecht ge voed, verwijderd van hun betrekkingen, uit do omgeving hunner kindsche jaren uitgerukt, van de bibliotheek afdwalend naar do „ta veernen", verteerd door eerzucht en ellende, gewetenloos vernedord door hun rijkere kame raden, vormen deze tienduizend studenten, als kiem van het geletterde proletariaat, een we zenlijk verontrustend legioen onder do hodon- daagsche jongelingschap. Aldus, zegt Bérenger, wortelen do kwade gewoonten al dieper, worden de begeerlijkheden geprikkeld, de .gevoelens van wraak verscherpt on de ondeugden ver menigvuldigd, wier sporen zich gedurende heel het loven van den volwassen man laton ondeT- kenncn. De gevolgen van het gelecrdo proletariaat mogen in hun ernst niet onderschat worden. De slachtoffers worden, al naar hun tempera ment is, óf slaafsche dienaren van anderen óf revolutionairen van de ergste soortvolksmen ners, anarchisten, propagandisten van dc daad, zooals Henry, die do maatschappij vervloekte, welke hem geen plaats bood. En onder de zedelijke gevolgen mooten ge- noomd worden het jacht maken op huwelijken, die geld aanbrengen (een kwaad echter^ dat men niet alleen bij het geletterde proletariaat moet zoeken!), on de intolloctueelo dienstbaarheid, of, zoo men wil, de slaafsche onderworpenheid der geletterden aan de maoht der plutocratie." Bérenger noemt als oorzaken hiervan tweo gobeurtenissen. Ten eerste het openstellen van alle vrije beroepen voor het volk, een daad der Fransche Revolutie en dan de plotselin ge ontwikkeling van het ambtenaarswezen uitvloeisel van de Napoleontische organisatie. Maar De Standaard stelt de vraag of dat in derdaad de oorzakon zijn van het geleerde pro letariaat. „Moet men niet veeleer aannemen, dat beide oorzaken wel do beweging hebben verhaast, do opkomst van het geleerde proletariaat ver groot, maar hot niet hebben geschapen P Zij is het onvermijdelijk gevolg van de algemeeno evolutie der maatschappelijke kringen naar de plutocratie, en men vindt hot geletterde pro letariaat dan ook overal, zoo in Duitschland als in Rusland, zoo in Engeland als reeds in Amerika. Heel de negentiende eeuw is geken merkt door een onbedwingbaar pogen, een reus achtig streven van do armen en geringen naar meer bezit, naar verhoffing, langs den weg van kennis. Het is een algemeen verschijnsel. Alleen is hot kwaad minder org bij do volken met eon krachtige ontwikkeling op handels- en nijverheidsgobied dan bij do andero natiën, die wel eens als do militairistischc worden aange duid. Duitschland staat boven Engeland en de Republiek steekt weer uit boven Germanje.Ou- getwijfeld heeft de zucht naar centralisatio in Frankrijk daaraan groote 6chuld; de volkszede legt zeer veel gewicht in do schaal, cn velen zien, wat de Republiek betroft, ook een vcror- gerihg van het kwaad hierin, dat do wet van 1891 zooveel militaire faciliteiten heeft toege staan aan gediplomeerde studenten en aldus een groot aantal jongelingen den weg der „vrije beroepen" opdrijft, die anders bij handel en industrie hadden geplaatst kunnen worden." Bérenger wil het kwaad stuiten en de uni versitaire overproductie temporeh* door het ver krijgen der diploma's moeilijker te makendan zou do toevloed op den duur wel verminderen. De Standaard zegt, dat het misschien helpen zal, maar vraagt of het daartoe wel komen zal. „Do wind waait nu eenmaal in democrati sche richting, on in plaats van hot verkrijgen van een diploma of graad al moeilijker to ma ken, zal men eer het tegendeel doeu. Neen, de zeden moeten worden veranderd. De wil moet omgezet van do ouders, die, als ze maar meenen, dat er „een kop" zit op hun jongen, hom dadelijk den weg der studio op sturen, hem te verstandig achten voor hun mis schien niet verheven, maar dan toch eerlijke en goede broodwinning, en zich geen rekenschap geven van de gevaren, do moeiten des levens, die den jongeling wachten bij zijn streven naar een goede „carrière" in do maatschappij. De inrichting der bedendaagsche maatschap pij heeft er veel schuld aan, dat hot zoo goloo- pen ia. Do examenkoorts heerscht dan nu op permachtig en beheerscht heel do toekomst van de jongelingen, dio in het hooger beroepskader willen opgenomen worden. Eu zoo wordt het niet meer een opvoeden, maar een africhten, een volpompen van het noofd, een vermeerde ren, voortdurend, van kennis, zonder dat hot kunnen daarmeo gelijken tred houdt. Ook dat is een vruoht van de vrije concur rentie, die in onze maatschappij hoogtijd viert op allo gebied. De eene is niet af te scheiden van de andere, ze hooren bij elkander, en zoo mag men zich niet vleien met do hoop de socia le plaag van bet geleerde proletariaat gehéél te onderdrukken, tenzij men de vrije concur rentie wil aan banden leggen en daarmee do moderne „beschaving" stuiten in haar gang." Do Kamper Courant meent te kunnen profe- teerenMen kan geen herziening van hot Burgerlijk Wetboek te gomoet zien. „Hoe zou men ooit van dit hybridisch Ka binet een herziening van ons burgorlijk wet boek kunnen verwachten? Al dadelijk, waar van het burgerlijk huwelijk sprake is, zou er een geweldige botsing ontstaan tusschen do katholieke ministers, tegenstanders van het burgerlijk huwelijk, on do anderen. Maar ook afgescheiden daarvan, zijn zij de mannen niet, geschikt om zulk een arbeid te ondernemen zelfs partieel© verbeteringen in do richting, die het moderne leven eischt, zouden afstuiten op hun eigenaardigo denkbeelden cn begrippen. Moest or een herziening komen volgens de be ginselen van den leider dezer regeering. dan zou de Mozaïsche wetgeving tot leiddraaa worden genomen; en men zal ons toestemmen, dat dit in onzen tijd geen gewenschto herziening zijn zou Wie van dezen staat van zaken in do eersto plaats do slachtoffers worden, zijn de vrouwen. Aan den onhoudbaren, immers met alle mo derne rechtsbegrip strijdigen rechtstoestand, waarin do vrouw verkeert, komt zonder een grondige herziening van het burgerlijk wet boek geen einde; maar zelfs gedeeltelijke ver beteringen on verzachtingen, zooals or enkele zijn aangebracht door de liberale regecringen dor laatste ïaren en ook onkele zijn opgenomen in de kinderwetten van minister Cort vah der Linden, heoft men van het tegenwoordige ministerie niot te verwachten, want zoowel do Katholieke, als do antirevolutionaire leden daarvan zijn vorklaardo tegenstanders van alles, wat in de positie der vrouw verandering kan brengen.' Do heer Bronsveld wenscht, aldus JIct Cen trum, blijkens zijn jongste kroniek, „een krach- tigo middenpartij, die waakt tegen ker kelijk drijven, en socialistisch onvorstand. Zulk een partij wordt, zegt hij, onmisbaar. Dit verlangen ris niet nieuw. Jaren geleden werd reeds door ds. Buyten- dijk, gesteund door den redacteur der Stemmen hot denkboold eoner middenpartij geopperd. Verder dan de wensch kwam men echter niet. Om te bouwen is materiaal noodig eb de heer Buytendijk waa en bleef een architect zondor materiaal. Van dr. Bronsveld kan volkomen ketzolfde worden getuigd. Hij schrijft en strijdt en decreteert wel en ziet wel zijn artikelen onder het Porsnieuws der bladen vermeld, maar daarbij blijft het. 't Mag dan ook verwondering wekken, dat hij nog altijd do oudo illusie niet heeft prijs gegeven. Een „krachtige middenpartij" wil de hoor Bronsveld, een partij natuurlijk, bezield met z ij n geest Juist alsof daarvoor de elementen aanwezig waren 1 't Is waarlijk te naïef. Het woord „partij" krijgt een ironisdmn klank, wanneer men hot verbindt met den naam van den Utrcchtschen predikant. Zoos Is uit Delft bericht is, werd er nog geen schikking gevonden, wolko 't den nieuw geko- Een afgevaardigde voor Hoogezand mogelijk ma ken moot, het lidmaatschap der Kamer waar te nemen, zonder daaraan zijn betrekking ten ten offer te brengen. Thans heeft de heer Ter Laan B. en Ws. verzocht, te zijnen koste een bevoogd plaatsvervanger aan 't hoofd der school to benoemen of too te staan, dat er door hem een wordt aangewezen. Mocht ook dit geweigerd worden, dan zoo heoft dc Leer Ter Laan verklaard zou hij, om zijn kiezers niet teleur to stellen, als hoofd der school zijn ontslag nemen. Do Provinciale Groninger Courant betoogt, dat de wetgever in de leemte behoort te voor zien, die hier kennelijk bestaat. Onze grondwet eischt in art. 96 een wet, die do gevolgen re gelt van de voroeniging van het Kamerlidmaat schap mot een uit 's lands kas bezoldigd ambt. Maar die wet kan ook de gevolgen regelen van de vereeniging van bet lidmaatschap met oen gemeente-ambt. „Zij moot het doen, zegt de Prov. Gron. Ct., nu het Delftscho geval er ligt en do hoer Ter Laan daarvan wellicht do dupo wordt." Ook do Arnhem$che Courant betoogt, dat het geen partijbolang, maar een algemeen belang iu, dat den openbaren ambtenaar, onverschillig of hij zij in Staats-, dan wel in gomoentolijkcn of provincialen dienst, het benoud van zijn ambt of rang verzekerd blijve, indien hij door de kiezers tot afgevaardigde gekozen wordt. „Hijzelf als staatsburgor. en ook zijn kiezers hebben or recht op te verlangen, dat horn do vervulling van zijn mandaat door het openbaar gezag niet onmogelijk wordt gomaafet, wat feitelijk toch het geval is, indien bij aanvaar ding van hem gevergd zou worden afstand te doen van zijn ambt en zijn aanspraken op pen sioen. Wij hopen dan ook, niet om ja bijna zouden wij zeggenin weerwil van den persoon van den heer Ter Laan, omdat 't sommigen vaak nog moeite kost billijk te zijn ook tegenover so ciaal-democraten maar ter wille van hot be langrijk beginsel, hetwelk bij de zaak betrokken is, dat B. en Wa. van Delft er een middel op vindon, om een voor alle partijen bovrodigende oplossing aan deze quaestie te geven en dat zij hierin gesteund, zoo noodig daartoe aange spoord worden door Delfts Raadsleden cn in gezetenen, onverschillig tot welke staatkundi- go richting zij behooren." Van antirevolutionaire! zijde is bij do jong ste verkiezing voor de Tweede Kamer in het district Amersfoort do candidaat m r. W. H. de Beaufort bestreden met hot argument, dat hij te weinig hart heeft gehad voor de Boore n-r epublieken in Zuid-Afnka, zoo vóór als tijdens den oorlog. Van Christelijk-Historische zijde lokte deze wijze van bestrijding polemiek uit. llollandia brengt in haar laatste nummer de gewisselde schrifturen onder de oogen haror lezors en zegt Wij brongen deze paperassen over dit op zich zelf heel onbeduidend geval (wanneer word bij een verkiezing niot dan door deze, dan door gene partij een ding gedaan, waarover do te genpartij in edele verontwaardiging mocht los barsten O onder do oogen van onze lezers, om dat er iets karakteristieks voor onze toch wel wat ouderwetsche politieke toestanden uit te peuren valt Dót mr. Do Beaufort persoonlijk evenveel voor onze Boeren voelt als de heeren van de A.-It. partij, is uit zijn vorloden af te leiden. En als hun strooibiljet bedoelde hem een ge zindheid voor hun overweldiger aan te wrij ven (wat half en half er uit af te loiden valt), dan is hier zeker een niet zeer Christelijk wa pen gobruikt. Maar voor drie kwart gaat do critiek toch af op zijn beleid als Minister, vooral in verband met do Vredesconferentie. En nu zien we niet in, dat men hem daarover niet fa i r o zou mogen nomen. Integendeel. Dc Chri8t.-Hist. heeren verwijzen nu naar hot uitzenden van „De Golderland' on vragon of men zoo zeker weet, dat min. Do Beaufort niet meer heeft beproefd. Zeker niet. Maar zoolang onzo vroegere Regecring haar licht onder de korenmaat blijft houden, kan men ons burgers niet kwalijk ne men als we hot onze van nare lakschheid don ken. Wii gevon toe, dat zelden ons buitenlandsch beleid zooveel moeilijkheden met zich bracht, als wat minister Do Beaufort te voeren liad. Niets was gemakkelijker geweest dan on3 met Engeland om den Booren-oorlog iu mooilijkho- den te ontwikkolen. En daar wij in elk geval een belachelijk vlootje tegenover do Britsche to stellen hebben; zou dit voor Joe Chamber lain een aardige aanleiding hebben kunnen wor den, om op o n s te verhal on, wat Engeland van do Boeren to verduren had zonder dat dit don Boeren zelfs iets had gebaat. Was ons volk inderdaad tot het groote per- soonlijko offer voor de Boerenzaak bereid - Bereid alles voor ben en hun zaak to wagen P Dat is de vraag. Bevestigen onzo A.-R. van Baarn en elder* mot hun R.-K. bobdgenootea die vraag toe. stemmend, dan kan hun tegenwoordig ministo- rio nog alles doen, wat in onze kleine uiackti staat, hoeveel de lakscbheid van ons vroege^ ministerie ook ongedaan moge hebben gelaten. Doch meenen bok zij, dat wo ons te bepalen* bobben tot eer. voorzichtige diploraatio, dan zat het vonnis over ons vroeger ministerie afhangen van de vraag wat do betcokenis geworden is van de uitsluiting der Boerenrepublieken van dc Vredesconferentie; of dio inderdaad, hun Regeeringen en de onze in verdere actie belom merd hoeft, en of al dan niet ons laatste Mini- storio daarbuiten gedaan hoeft wat het kon. Wij herhalen't is wol oen toeken van de hog voortlovcnde „heilige-huisjes"-methode in on ze politiek dat dc beoordeeling van oud-minister Do Beaufort's optreden in hot vorig kabinet niet vanzolf-9prokend een element in de ver kiezing werd, waarbij hij als candidaat optrad. En al is de zaak nu door do A.-R. op verkeer de en berispolijke wijze or in to pas gebracht de vraag dor andero heoronhoe ze weten dat minister De Beaufort niot meer gedaan heeft, lokt terocht de opmerking uitlaat hij dan voor de kiezers verantwoording van zijn handelen doon Het Sociaal Weekblad is verblijd over don afloop der verkiezing to Wc3tütcllingworf, cn om den persoon en om de richting van den heer Hugenholtz. Syrapathiok in zijn persoon lijkheid om de eerlijke manier, waarop hij in dertijd te Schiedam is opgetreden en afgetre den, sympathiek zijn richting, zooala die on* bokend is uit zijn blaadje. Onze Kring. Aan dit blaadje ontleent het Soc. Weekblad de vol gende regels „Ik beweer niet, dat wij do zichtbare dingon met kleinachting behandelen moeten, verre van daar; zo zijn ons daartoe van veel te grootcn dienst, on aangezien wij zelf voor zulk een groot doel mede daartoe behooren, kunnen wij er ons eenvoudig niet van losmaken, maar wezenlijke waarde hebben zij toch alleen dan, als zij staan in dionst van de onzienlijke dingen." En iets verder „De groote Unitarischo apostel Channing hoopte, zoo men van hem een beeltenis wilde maken, dat men op zijn gelaat iets zou kunnen lezen van wat hij zijn grootsten schat achtte, groot-er dan gevatheid of geleerdheid, van zijn hart. zijn liefde voor, zijn geloof in monschen. Hij had gelijk; er is geeïi schat onder alle zien lijke en onzienlijke dingen die daarbij haalt. Want dit geloof in den monsch sluit in zich het geloof in den vooruitgang en dit is do inner lijke rijkdom, hot onzichtbare koninkrijk van do profeten van allo tijden en volken, waardoor zij hun tijdgonooten hooien en met een soort mag netische kracht meesleepen kunnen Hetis hot niet te onderdrukken „en toch", waamiedo zij zich zelf en anderen troosten bij elke bedroe vende ervaring in het heden." Over do verkiezing van iemand, dio zulke beginselen voorstaat, verheugt het blad zich van ganscher harte, al heet hij een portiek tegenstander; of liever juist daarom, wanneer hij do leiding neemt dor sociaal-dcmocratischo actie in de Kamer, nu mr. Troelstra gedurende dit wetgevend tijdperk niet weer op het Binr nenhof verschijnt. Dr Nolens stelt in do Venlooschc Courant do vr agen „Wat zal hot niouw Ministerie doen P Wel ke wetsontwerpen zal het indienen Hoewel do vraag met zekerheid t I m bo- antwoord worden nadat do troonrede x.i! uitge sproken zijn, zegt dr. Nolens ,dat „wie reke ning houdt met do denkbeelden van den Kabi- netsformeerder, dr. Kuyper, laatstelijk uitge sproken o.a. in zijn artikelen ,,Ons program v&a urgontio", en met het aanvullingsprogram van do Katholieke Kamerleden, moeilijk zal kun nen ontkennen, dat verplichte verzeke ring van loontrekkenden togen inra- liditeit enoudordomop den voorgrond staat." „Vriend en vijand vernacht van dit ministe rie do vorzekoring tgon invaliditeit cn ouder dom." Dr. Nolens herinnert nog aan het verloop, dat de studio dozor verzekering reeds gehad heoft aldus Inl895 werd een commissie benoemd om do verzekering van loontrekkenden tegen ouder dom to onderzoeken. Deze commissie bracht in 1898 vorslag uit. maar kwam tot de negatieve verklaring, dat zij in beginsel de verplichte verzekering tegen ouderdom en invaliditeit raadzaam oordeelde, zelve aanvankelijk een plan voor deze vorzeko ring had ontworpen, maar do invoering van dit stelsel toch niet wenschelijk achtte. Door het nu afgetreden Ministerie word deze verzekering van haar werkprogram afgenomen en overgebracht naar hot program van stu dio". Een van de hoofdmoeilijkbedon is dozo Hoe hot aan to loggen met het thans lovende geslacht van loontrekkenden Gosteld de verplichting tot premiebetaling voor of door den loontrekkende begint op 16-ja- rigen leeftijd, dan kan voor dcz.en de te botule i premio laag zijn. Maar ook do arbeiders, die thans, bij het in-working-treden der wet ouder zijn, moeten in do verzekering worden opgeno- 42) „Palmpol heet die meneer; hy komt uit jHolland; hy is schatrijk; ze noemen hem „den bollenkoning". Die interesseert zich voor tnU enzou niet ongenegen zyn om „Hal moest er nog een zaakje worden opgericht? Zeker ln bloembollen l Nu, daar heb jy ook een hoop verstand vanl" 1 „'tGold een uitvinding op het gebied van muziek-drukken." „El, ei l Meneer is ook muzikaal l" „Dat is niet noodig; maar do uitvinder is het." „O, dat begrijp ikHoe heet die ge lukkige?" „Poggerlink," zei Theo met de grootst mogeiyke kalmte. „De zaak had wel levens kracht; maar in zyn tegenwoordige positie 'vond Ik het eerlijker, het aanbod van den financier af te slaan." „Kijk, kijk, dat is do eerste keer, dat je >ens verstandig gehandeld hebt. 't Is een teekon, dat je niet heelemaal een oplichter ibent gewordenJa, ja, maak je maar niet driftigDus ook in die richting wil je ochoone lei maken!" „Zeker, Poggerlink moet direct met Paimpol onderhandelen. Ik wil met de heele geschie denis niets meer hebben uit te staan." „Op je woord van eer?" „Op mijn woord van eer!" „Topl...." De oude gaf hem de hand. „Ziezoo, nu wil ik je niet meer laten spartelen. Je zult het geld hebben, zonder dat ik vooraf I oen nauwkeurig onderzoek instel/' Theo durfde van schaamte zijn weldoener niet aanzien. „'t Zal wel ln de papieren loopen," bromde Pracht. „Maar het is niet enkel grootmoedig heid van my, hoort By den aankoop der fabriek zal Ik wel op myn tellen passen. Hoofdzaak Is, dat mevrouw Stóphanie niet moer terug kan, als ik het met jou eens ben. Gudrun verzekerde my, dat ze nog van niets weet?" „Geen woord!" „Mooit mooil Wat zal ze oogen opzettenl" Hy was heel vergenoegd, toon hy belde'om de „jongens" met hun verloofden. Theo was verlegen, maar de jonge Prachts kwamen hem vol hartelijkheid te gemoet. Hy trad naar Gudrun en omhelsde haar, in een opwelling van teederheid, terwyi hy haar in liet oor fluisterde: „O, wat ben ik je dank baar l" De oude begon met zyn zoons over de geldzaken, en dat hy weer ln zyn humeur was, bleek uit het komisch gescheld, nu tegen Karl Maria, dan togen Heinz. Daarop begon hU zyn aanstaande schoondochters wat te plagen en te zeggen, dat zo nu maar gauw moesten trouwen, en hy spotte over zyn jongens als aanstaande bruigoms. Onder allerlei scherts en grappen werd eindelijk de Zaterdag vóór Palmzondag als trouwdag vast gesteld. Nu wenkte hy de belde Farlands, om naderby te komen. „Kinderen, groet jelui mama ^n my en zeg, dat ik haar wacht. Ze mag echter wel watjes ln de ooren stoppen; want ik denk een lange philippica te houden." „Och, papaatje, die zal ze graag op den koop toe nemen 1" zei Gudrun; „nu wy zoo gelukkig geworden zynl" „Ja, ja, 't ia goed," bromde de oude man, die hot te kwaad begon to krygen. „Maakt nu maar, dat je wegkomt I En Theo, denk er aan, dat Karl Maria je om vier uren wacht 1 Vergeet het niet I" Ze lachten zonder uitzondering. „Ja, want als het op geld krygen aankomt," besloot Pracht, „is Theo wonderbaariyk ver logen l En nui marsch, deugnieten!" XV. Gered l 't Was Theo zonderling te moede. Hy wist niet, of hy lachen of weenen moest. Een adomlooze onrust kwam over hem. Eerst snolde hy naar de telegraaf en seinde een lange depeche aan Brooker. Toen nam hy een rytulg en bezocht verschillende kan toren, met welke hy zaken deed. Met een zegevierend lachje trad hy overal binnen, en met een fijne sigaar kwam hy overal uit. De vluchtig in het gesprek geworpen woorden: „combinatie met de Prachts" werk ten als een tooverspreuk. Een combinatie met de Prachts, dat liet zich hooren. Nu verklaarde men zich gaarne tot prolongatie van een accept bereid, waar men in het goheim reeds van „zwendel" on „wisselruitery" had gesproken. De jonge Far- land was nu weer „een geniale kerel". O zeker, ieder had wel verwacht, dat hy zich door oen stouten schaakzet ineens weer uit den brand zou-redden. Een combinatie met de Prachts! Nu waren moeder en zoon gered, en de slimme oude vos deed ongetwyfeld een goed zaakje ook. Daar Theo den goeden inval had, de aan staande gebeurtenis in de handelswereld aan al zyn handelsvrienden „onder het zegel der geheimhouding" te vertellen, was het in minder dan geen tyd door de gehoele stad bokend, en duizendmaal vloog die naam langs de telephoondraden. Toen Karl Maria tegen halftwee het rumoe rige heiligdom der Beurs betrad, werd hy bestormd door nieuwsgierigon, dio van de „combinatie" meer wilden weten. Theo landde na zyn triomftocht op zyn electrisch bureau aan den Dönhoffsplatz aan; hy maakte daar op het personeel grooten indruk door zyn zelfbewust optrodon. Hy had ook reden om tevreden te zyn. Nu het hem van alle kanten gemakkeiyk werd gemaakt, kregen de zaken een geheel ander aanzien, en zyn koopmansgeest ont waakte weer. Nu do oude Pracht A had ge zegd, zou de rest wel volgen. Kwam er nu maar antwoord van Brookor over het patent l Hy wilde nog vóór zyn samenkomst met Karl Maria zyn moeder spreken en ging daarom naar het Westend. Doch Stéphanie vond hy niet thuis; die had weer een comité-zitting of zoo iets. Gudrun was er, en zy had slecht nieuwa. Zy had op zich genomen, het gebeurde van dien morgen aan haar moeder te vertollen, en het wa3 tusschen haar beidon tot een heftig tooneel gekomen. De trotsche vrouw was verslagen geweest, toen zy hoorde, dat bulten haar om een schikking met liet vyandeiyk huis was tot stand gekomen. Zy achtte zich daardoor be- leedigd en kon het haar kinderen nooit vergeven. Gudrun had heelemaal niet moer aan het woord kunnen komen; Stéphanie had gezegd, dat Theo zich tegenovor zyn moeder had ge dragen als een verbitterd vyand en zich ver kocht en weggegooid. Theo lachte spottend om hetgeen zy vertelde; maar Gudrun was al weer aan hot wankelen geraakt, daar mama had gesproken van gebrek aan liefde en achting on „geen bcsei van familie eer." „Waarom wil je wedden, Gudrun," zei hy, weer geheel do oudo praatjesmaker, „dat ons mamaatje morgen met een mooien ruiker papa Pracht op zyn verjaardag gaat felicitoeron?" Gudrun geloofde dat niet; doch Theo hield vol, dat hy iets in do hand had, waarmee hy zyu moeder overtuigen zou, dat Leberocht Pracht zyn redder in den allergrootsten nood' was geweest en den naam Farland van den schandpaal had gered. Hy sprak met Gudrun af, elkaar in Moabit te treffen. Zelf reed hy om drie uren reeds woornaar de stad. Op één punt was hy het nog niet rr.et zichzelven eens: Zou hy, zoodra hy antwoord van Brooker had, naar Nelly gaan, of zou hy nog wachten? 't Was mogeiyk, dat zy toch iets had vernomen, en vorzwygen kon hy de zaak niet; doch hy vond hot niet noodig, haar alles te zoggen. Dat een jonge handelsman ©en oogenblik aan het wankelen raakte, dat was nog goen misdaad. En dat Karla, zyn verlegenheid ziende, een ietwat overdreven brief aan haar grootmoeder geschreven had, nu, daarvoor kon mon hem toch niet aan sprakelijk stellen 1 Met dergelijke drogredenen trachtte do jong© man zich te verontschuldigen. Hy wilde Nelly niet opgeven; eorst nu begon eigenlijk zyn loven, een leven van arbeid, doch zonder zorgen,» en met Nolly aan zyn zyde voelde hy zich sterk genoeg, eiken vyand te weerstaan. {Wvrdt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5