LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 28 AUGUSTUS. - TWEEDE BLAD.
Anno 130».
(;S persoverzicht*
Feuilleton.
Een opvoedster.
No. 12733
Onder het opschrift Eenheid on Eendracht"
|jaf de Maas- cn Roerbode een hoofdartikel,
waaruit het volgende is overgenomen
i„Nu de Christelijke partijen in
|öen stembusstrijd de meerderheid
jiiebben verkregen en haar mannon aan-
Igewezen werden om hot bewind in handen
'te hemen, moeten wij meer dan ooit zorg dra-
jgon do eenheid en do eendracht in eigen boe-
•eoui to bewaren...
Dit sluit natuurlijk niet uit, dat men een
zakelijke, opbouwende critiek oefent op haar
•arbeid. Maar dit sluit wol uit elko bestnj-
jifling, wolko hot vertrouwen van het christelijk
[Öeel des volks in de Kegeering zou kunnon on-
'idormijnen. Dit sluit wel uit allo twistgeschrijf
[óver hot politiok karakter van de personen, die
jhet Kabinet vormen.
i In do verschillende politieke partijen, ook
jin de katholieke en do anti-revolutionairen, zijn
iXnecrdero stroomingen waar to nomen. Do een
is meer consorvatief, do andor meor demo
cratisch aangelegd. Dat personen^ mer politie-
ike gezindheid eenige nuanceering vertoont,
(eamonzitten aan de „groene tafel", achton wij
'allerminst een euvel. Integendeel. Zoo worden
!do verschillende richtingen naar recht en bil
lijkheid vertegenwoordigd en bezitten wij in
'do samenstelling zelve van het Kabinet eon
waarborg, dat bedenkelijke uitersten zullen vor-
jmeden worden. Als de een met te groote snel-
jhcid wil vooruitstoomen, zal do meer voorzich-
,tige uitstekend als remmer dienst doen. En
omgekeerd zal hij, die meer vooruitstrevend go-
eind is, den ander dwingen om zijn tred wat
te verhaasten.
Nu zou het evenwel kunnen gebeuren, dat
1men er lievclihgsminïstors op na ging houden;
'dat men blind vertrouwen stolde in het stre-
yen van deze en een stelselmatig wantrouwen
aan den dag legde tegenover gene dat men met
tende'ntieuzen opzet den een onder de deniocra-
,ten, den ander onder de behoudensgezinden eon
jplaats ging aanwijzen. Aan zulk een klassifi-
catio mag de Christelijke pers niet meedoen.
32ij moet deze verdeeldheid en argwaan zaaien
de tactiek overlaten aan do liborale bladen,
.welke ze nu bereids aanwenden om ons en zich-
fcclf wijs to maken, dat van een ministerie, het
welk zóó heterogene bestanddeclen bevat, geen
lieil, geen krachtig doortastende en flink door
gezette actie to verwachten is."
Over de onderlinge verstandhouding der ka
tholieke pers zegt het Limburgscho blad
,,Zoo ooit, dan is nu do gelegenheid guustig
en tevens de noodzakelijkheid aanwezig om
'de eenheid, welke een tijdlang verbroken was,
te horstellen. De verheffende en bezielende idee
Ülat do Christelijke partijen thans geroepen zijn
lom door eendrachtigo samenwerking vele nut
tige hervormingen tot stand te brongen en al-
J dus onzen tegenstanders eerbied af te dwin
gen voor onze beginselen, onze eenheid, onze
tracht, onze organisatie en ons werken deze
I gedachte alleen reeds prikkelt ons tot eensge
zindheid in optreden en handelen,
j Hierbij komt, dat meer dan eén kwestie,
welke aanleiding gaf tot heftige discussies,
j thans voorgoed of ten minste tijdelijk van de
baan is. Denkt slechts aan den persoonlijken
'dienstplicht en den leerplicht.
Mogen wij verder niet veronderstellen, dat
j®a hot terugkeeren van de kalmte de antago-
I nis ten van weleer zich ernstig de vraag gesteld
hebben of in het lieeto van het debat nu en dan
'liïet con woord viel, dat nutteloos en noodoloos
den tegenstander verbitterde Of er niet m6er
overredingskracht van hun beloog zou uitge
gaan zijn, wanneer alles, wat naar persona-
fiteiton zweemt, zorgvuldig vermeden ware ge-
i worden Of het doel van olke polemiekdo
waarheid in liet licht te stellen en den tegen
stander er voor te winnen, niet beter bereikt
ware, wanneer men dien tegenstander door
yriondolcijko bejegening tot zich getrokken
had, in plaats van hem door hardheid
Van zich af te stooten Of do goede zaak
bet prestige onzor partij en onzer pers zelve
I er niet ten zeerste door zou gebaat worden,
•wanneer elke onverkwikkelijke polomiek angst-
jvallig vermeden werd Of hot eindelijk den jour-
toalistieken arbeid niet zou veraangenamen, als
er bij alle mecningsverschil naar gestreefd werd
Óm do vriendschappelijke of althans de collo-
gialo verhouding, wolko do onderlinge betrok-
ping tusschen persbroeders dient te kenmerken,
tn geenen dooie te 6chadcn?
Hot zijn gemoedelijko vragen, welke wij zelf
teerst overw ogen hebben, voordat wij ze aan an-
deron voorlegden.
Zoo ooit, dan is het thans de roeping dor
katholieke persmannen om do oenheid en een-
j'dracht onderling to bewaren, om met des te
imeer kracht to kunnen optreden tegen do te-
'genstanders der Christelijke Regccring."
De Standaard herinnert aan het feit, dat uit
Ifle lijsten van sollicitanten naar vacante
ibetrekkingon, die nu en dan worden openbaar
[gemaakt, blijkt hoe groote afmetingen ook te
onzent de plaag van het geletterd prole
tariaat heeft aangenomen
„Soms zelfs voor een salaris, dat een knap
werkman te laag zou dunken in ruil voor zijn
handenarbeid, melden zich voor geestesarbeid
tal van gediplomeerde personen aan, die eens
misschien de illusie hebben gohad, dat zo als
geletterden een hoogo sport op do maatschap
pelijke laddor zouden bereiken, en nu al blij zijn,
wanneer zij een weg, een gelegenheid vinden,
om in het bezige leven der maatschappij een
voudig te worden opgenomen."
Maar hoe schrikwekkend het kwaad zich hier
ook voordoe, in Frankrijk is liet nog veel erger.
Voor de betrekking van commies-redacteur aan
het stadhuis to Parijs, op een salaris van f 1300,
liadden zich behalve de gegradueerden in an-
«faro vakken. 122 candidaten in de rechten aan
gemeld. Bij zóó groot getal liefhebbers met
recht een loterij.
„Geen wonder dan ook, dat dit stuk „socia
le cjuaestie" do aandacht trekt van de mannen,
die zich mot sooiologische studiën onledig hou
den, en dat meer dan één niet alleen ge
tracht heeft deze wonde to peilen, maar ook
raad heeft verstrekt tor genezing, voor zoover
mogelijk, van dit kwaad."
ïn de Itcvue kwam kort geleden een reeks
stukken uit over do quaestie van het geleerde
proletariaat, voorafgegaan door een studio van
,Bprenger daarover, gegrond op zorg
vuldige onderzoekigen, die do vorsohillende ge
stalten van het kwaad teekenden.
„Zoo kon men lezen van do crisis in hot amb
tenaarswezen; van het proletariaat bij de gees
telijkheid, van het kuristenaarsproletariaafc, van
het proletariaat bij het leger, in de koloniën,
on zelfs van het proletariaat onder de 581 af
gevaardigden der Fransche Kamer
Eon droeve lectuur, maar die ook moet door
geworsteld, als men weten wil uit welke won
den onze hodendaagsche maatschappij bloedt.
Terecht maakt Borenger de opmerking, dat
men het geletterde proletariaat van den vage
bond, don onwillige cn den ontaarde als iets
Aparts moet boschouwen. Zij zijn slechts pro
letariërs bij geval, en do zaak, die zoo ernstig
aller aandacht vraagt, geldt de proleta
riërs van nature. Daaronder worden ver
staan mannen, die arm zijn geboren, zonon van
landbouwers, werklieden, kleine beambten en
hooge ambtenaren zondor fortuinmannen, mot
een werkzamen aard, goed-aangolegd, die zich
uitgebreide konnis hebben verworven door
hard studeeren on vcol opofferens; mannen, die
niets flievor zouden willen dan in het sociale
kader to worden ingelijfd, met het voordeel
dat hun universitaire graden hun bieden, maar
die geen weg zioh geopend, geen gelegenheid
zich geboden zien, en nu een leven van ont
bering moeten leidn. Van hun studio hebben
zij verwacht, dat ze hen voeden zou; maar met
al hun kennis blijven ze leeg staan op de pu
blieke 'markt."
Uit de statistiek, die Bérenger goeft, haalt
Dc Standaard aan, dat or in Frankrijk jaar
lijks 1200 doctoren in de geneeskunde bijkomen
en maar G- 700 plaatsen open zijn. En zoo
gaat het met. alle andere vakken van 6tudie ook.
In Frankrijk zijn ongeveer 27,000 studenten,
waarvan een tienduizend niet meer inkomen
hebben dan f 750 a f 1000 om hun lessen te be
talen en in hun levensonderhoud to voorzien.
„Slecht gekleed, slecht gehuisvest, slecht ge
voed, verwijderd van hun betrekkingen, uit
do omgeving hunner kindsche jaren uitgerukt,
van de bibliotheek afdwalend naar do „ta
veernen", verteerd door eerzucht en ellende,
gewetenloos vernedord door hun rijkere kame
raden, vormen deze tienduizend studenten, als
kiem van het geletterde proletariaat, een we
zenlijk verontrustend legioen onder do hodon-
daagsche jongelingschap. Aldus, zegt Bérenger,
wortelen do kwade gewoonten al dieper, worden
de begeerlijkheden geprikkeld, de .gevoelens
van wraak verscherpt on de ondeugden ver
menigvuldigd, wier sporen zich gedurende heel
het loven van den volwassen man laton ondeT-
kenncn.
De gevolgen van het gelecrdo proletariaat
mogen in hun ernst niet onderschat worden.
De slachtoffers worden, al naar hun tempera
ment is, óf slaafsche dienaren van anderen óf
revolutionairen van de ergste soortvolksmen
ners, anarchisten, propagandisten van dc daad,
zooals Henry, die do maatschappij vervloekte,
welke hem geen plaats bood.
En onder de zedelijke gevolgen mooten ge-
noomd worden het jacht maken op huwelijken,
die geld aanbrengen (een kwaad echter^ dat men
niet alleen bij het geletterde proletariaat moet
zoeken!), on de intolloctueelo dienstbaarheid,
of, zoo men wil, de slaafsche onderworpenheid
der geletterden aan de maoht der plutocratie."
Bérenger noemt als oorzaken hiervan tweo
gobeurtenissen. Ten eerste het openstellen van
alle vrije beroepen voor het volk, een daad
der Fransche Revolutie en dan de plotselin
ge ontwikkeling van het ambtenaarswezen
uitvloeisel van de Napoleontische organisatie.
Maar De Standaard stelt de vraag of dat in
derdaad de oorzakon zijn van het geleerde pro
letariaat.
„Moet men niet veeleer aannemen, dat beide
oorzaken wel do beweging hebben verhaast,
do opkomst van het geleerde proletariaat ver
groot, maar hot niet hebben geschapen P Zij
is het onvermijdelijk gevolg van de algemeeno
evolutie der maatschappelijke kringen naar de
plutocratie, en men vindt hot geletterde pro
letariaat dan ook overal, zoo in Duitschland
als in Rusland, zoo in Engeland als reeds in
Amerika. Heel de negentiende eeuw is geken
merkt door een onbedwingbaar pogen, een reus
achtig streven van do armen en geringen naar
meer bezit, naar verhoffing, langs den weg van
kennis. Het is een algemeen verschijnsel.
Alleen is hot kwaad minder org bij do volken
met eon krachtige ontwikkeling op handels- en
nijverheidsgobied dan bij do andero natiën, die
wel eens als do militairistischc worden aange
duid. Duitschland staat boven Engeland en de
Republiek steekt weer uit boven Germanje.Ou-
getwijfeld heeft de zucht naar centralisatio in
Frankrijk daaraan groote 6chuld; de volkszede
legt zeer veel gewicht in do schaal, cn velen
zien, wat de Republiek betroft, ook een vcror-
gerihg van het kwaad hierin, dat do wet van
1891 zooveel militaire faciliteiten heeft toege
staan aan gediplomeerde studenten en aldus
een groot aantal jongelingen den weg der
„vrije beroepen" opdrijft, die anders bij handel
en industrie hadden geplaatst kunnen worden."
Bérenger wil het kwaad stuiten en de uni
versitaire overproductie temporeh* door het ver
krijgen der diploma's moeilijker te makendan
zou do toevloed op den duur wel verminderen.
De Standaard zegt, dat het misschien helpen
zal, maar vraagt of het daartoe wel komen zal.
„Do wind waait nu eenmaal in democrati
sche richting, on in plaats van hot verkrijgen
van een diploma of graad al moeilijker to ma
ken, zal men eer het tegendeel doeu.
Neen, de zeden moeten worden veranderd.
De wil moet omgezet van do ouders, die, als
ze maar meenen, dat er „een kop" zit op hun
jongen, hom dadelijk den weg der studio op
sturen, hem te verstandig achten voor hun mis
schien niet verheven, maar dan toch eerlijke en
goede broodwinning, en zich geen rekenschap
geven van de gevaren, do moeiten des levens,
die den jongeling wachten bij zijn streven naar
een goede „carrière" in do maatschappij.
De inrichting der bedendaagsche maatschap
pij heeft er veel schuld aan, dat hot zoo goloo-
pen ia. Do examenkoorts heerscht dan nu op
permachtig en beheerscht heel do toekomst van
de jongelingen, dio in het hooger beroepskader
willen opgenomen worden. Eu zoo wordt het
niet meer een opvoeden, maar een africhten,
een volpompen van het noofd, een vermeerde
ren, voortdurend, van kennis, zonder dat hot
kunnen daarmeo gelijken tred houdt.
Ook dat is een vruoht van de vrije concur
rentie, die in onze maatschappij hoogtijd viert
op allo gebied. De eene is niet af te scheiden
van de andere, ze hooren bij elkander, en zoo
mag men zich niet vleien met do hoop de socia
le plaag van bet geleerde proletariaat gehéél
te onderdrukken, tenzij men de vrije concur
rentie wil aan banden leggen en daarmee do
moderne „beschaving" stuiten in haar gang."
Do Kamper Courant meent te kunnen profe-
teerenMen kan geen herziening van
hot Burgerlijk Wetboek te gomoet zien.
„Hoe zou men ooit van dit hybridisch Ka
binet een herziening van ons burgorlijk wet
boek kunnen verwachten? Al dadelijk, waar
van het burgerlijk huwelijk sprake is, zou er
een geweldige botsing ontstaan tusschen do
katholieke ministers, tegenstanders van het
burgerlijk huwelijk, on do anderen. Maar ook
afgescheiden daarvan, zijn zij de mannen niet,
geschikt om zulk een arbeid te ondernemen
zelfs partieel© verbeteringen in do richting,
die het moderne leven eischt, zouden afstuiten
op hun eigenaardigo denkbeelden cn begrippen.
Moest or een herziening komen volgens de be
ginselen van den leider dezer regeering. dan zou
de Mozaïsche wetgeving tot leiddraaa worden
genomen; en men zal ons toestemmen, dat dit
in onzen tijd geen gewenschto herziening zijn
zou
Wie van dezen staat van zaken in do eersto
plaats do slachtoffers worden, zijn de vrouwen.
Aan den onhoudbaren, immers met alle mo
derne rechtsbegrip strijdigen rechtstoestand,
waarin do vrouw verkeert, komt zonder een
grondige herziening van het burgerlijk wet
boek geen einde; maar zelfs gedeeltelijke ver
beteringen on verzachtingen, zooals or enkele
zijn aangebracht door de liberale regecringen
dor laatste ïaren en ook onkele zijn opgenomen
in de kinderwetten van minister Cort vah
der Linden, heoft men van het tegenwoordige
ministerie niot te verwachten, want zoowel
do Katholieke, als do antirevolutionaire leden
daarvan zijn vorklaardo tegenstanders van
alles, wat in de positie der vrouw verandering
kan brengen.'
Do heer Bronsveld wenscht, aldus JIct Cen
trum, blijkens zijn jongste kroniek, „een krach-
tigo middenpartij, die waakt tegen ker
kelijk drijven, en socialistisch onvorstand.
Zulk een partij wordt, zegt hij, onmisbaar.
Dit verlangen ris niet nieuw.
Jaren geleden werd reeds door ds. Buyten-
dijk, gesteund door den redacteur der Stemmen
hot denkboold eoner middenpartij geopperd.
Verder dan de wensch kwam men echter
niet.
Om te bouwen is materiaal noodig eb de
heer Buytendijk waa en bleef een architect
zondor materiaal.
Van dr. Bronsveld kan volkomen ketzolfde
worden getuigd.
Hij schrijft en strijdt en decreteert wel en ziet
wel zijn artikelen onder het Porsnieuws der
bladen vermeld, maar daarbij blijft het.
't Mag dan ook verwondering wekken, dat hij
nog altijd do oudo illusie niet heeft prijs
gegeven.
Een „krachtige middenpartij" wil de hoor
Bronsveld, een partij natuurlijk, bezield met
z ij n geest
Juist alsof daarvoor de elementen aanwezig
waren 1
't Is waarlijk te naïef.
Het woord „partij" krijgt een ironisdmn
klank, wanneer men hot verbindt met den
naam van den Utrcchtschen predikant.
Zoos Is uit Delft bericht is, werd er nog geen
schikking gevonden, wolko 't den nieuw geko-
Een afgevaardigde voor Hoogezand mogelijk ma
ken moot, het lidmaatschap der Kamer waar
te nemen, zonder daaraan zijn betrekking ten
ten offer te brengen. Thans heeft de heer Ter
Laan B. en Ws. verzocht, te zijnen koste een
bevoogd plaatsvervanger aan 't hoofd
der school to benoemen of too te staan, dat er
door hem een wordt aangewezen. Mocht ook
dit geweigerd worden, dan zoo heoft dc Leer
Ter Laan verklaard zou hij, om zijn kiezers
niet teleur to stellen, als hoofd der school zijn
ontslag nemen.
Do Provinciale Groninger Courant betoogt,
dat de wetgever in de leemte behoort te voor
zien, die hier kennelijk bestaat. Onze grondwet
eischt in art. 96 een wet, die do gevolgen re
gelt van de voroeniging van het Kamerlidmaat
schap mot een uit 's lands kas bezoldigd ambt.
Maar die wet kan ook de gevolgen regelen van
de vereeniging van bet lidmaatschap met oen
gemeente-ambt. „Zij moot het doen, zegt de
Prov. Gron. Ct., nu het Delftscho geval er ligt
en do hoer Ter Laan daarvan wellicht do dupo
wordt."
Ook do Arnhem$che Courant betoogt, dat het
geen partijbolang, maar een algemeen belang iu,
dat den openbaren ambtenaar, onverschillig
of hij zij in Staats-, dan wel in gomoentolijkcn
of provincialen dienst, het benoud van zijn
ambt of rang verzekerd blijve, indien hij door
de kiezers tot afgevaardigde gekozen wordt.
„Hijzelf als staatsburgor. en ook zijn kiezers
hebben or recht op te verlangen, dat horn do
vervulling van zijn mandaat door het openbaar
gezag niet onmogelijk wordt gomaafet, wat
feitelijk toch het geval is, indien bij aanvaar
ding van hem gevergd zou worden afstand te
doen van zijn ambt en zijn aanspraken op pen
sioen. Wij hopen dan ook, niet om ja bijna
zouden wij zeggenin weerwil van den persoon
van den heer Ter Laan, omdat 't sommigen vaak
nog moeite kost billijk te zijn ook tegenover so
ciaal-democraten maar ter wille van hot be
langrijk beginsel, hetwelk bij de zaak betrokken
is, dat B. en Wa. van Delft er een middel op
vindon, om een voor alle partijen bovrodigende
oplossing aan deze quaestie te geven en dat zij
hierin gesteund, zoo noodig daartoe aange
spoord worden door Delfts Raadsleden cn in
gezetenen, onverschillig tot welke staatkundi-
go richting zij behooren."
Van antirevolutionaire! zijde is bij do jong
ste verkiezing voor de Tweede Kamer in het
district Amersfoort do candidaat m r. W. H.
de Beaufort bestreden met hot argument,
dat hij te weinig hart heeft gehad voor
de Boore n-r epublieken in Zuid-Afnka,
zoo vóór als tijdens den oorlog.
Van Christelijk-Historische zijde lokte deze
wijze van bestrijding polemiek uit.
llollandia brengt in haar laatste nummer de
gewisselde schrifturen onder de oogen haror
lezors en zegt
Wij brongen deze paperassen over dit op zich
zelf heel onbeduidend geval (wanneer word
bij een verkiezing niot dan door deze, dan door
gene partij een ding gedaan, waarover do te
genpartij in edele verontwaardiging mocht los
barsten O onder do oogen van onze lezers, om
dat er iets karakteristieks voor onze toch wel
wat ouderwetsche politieke toestanden uit te
peuren valt
Dót mr. Do Beaufort persoonlijk evenveel
voor onze Boeren voelt als de heeren van de
A.-It. partij, is uit zijn vorloden af te leiden.
En als hun strooibiljet bedoelde hem een ge
zindheid voor hun overweldiger aan te wrij
ven (wat half en half er uit af te loiden valt),
dan is hier zeker een niet zeer Christelijk wa
pen gobruikt.
Maar voor drie kwart gaat do critiek toch af
op zijn beleid als Minister, vooral in verband
met do Vredesconferentie. En nu zien we niet
in, dat men hem daarover niet fa i r o zou
mogen nomen.
Integendeel.
Dc Chri8t.-Hist. heeren verwijzen nu naar hot
uitzenden van „De Golderland' on vragon of
men zoo zeker weet, dat min. Do Beaufort niet
meer heeft beproefd.
Zeker niet. Maar zoolang onzo vroegere
Regecring haar licht onder de korenmaat blijft
houden, kan men ons burgers niet kwalijk ne
men als we hot onze van nare lakschheid don
ken.
Wii gevon toe, dat zelden ons buitenlandsch
beleid zooveel moeilijkheden met zich bracht,
als wat minister Do Beaufort te voeren liad.
Niets was gemakkelijker geweest dan on3 met
Engeland om den Booren-oorlog iu mooilijkho-
den te ontwikkolen. En daar wij in elk geval
een belachelijk vlootje tegenover do Britsche
to stellen hebben; zou dit voor Joe Chamber
lain een aardige aanleiding hebben kunnen wor
den, om op o n s te verhal on, wat Engeland van
do Boeren to verduren had zonder dat dit don
Boeren zelfs iets had gebaat.
Was ons volk inderdaad tot het groote per-
soonlijko offer voor de Boerenzaak bereid -
Bereid alles voor ben en hun zaak to wagen P
Dat is de vraag.
Bevestigen onzo A.-R. van Baarn en elder*
mot hun R.-K. bobdgenootea die vraag toe.
stemmend, dan kan hun tegenwoordig ministo-
rio nog alles doen, wat in onze kleine uiackti
staat, hoeveel de lakscbheid van ons vroege^
ministerie ook ongedaan moge hebben gelaten.
Doch meenen bok zij, dat wo ons te bepalen*
bobben tot eer. voorzichtige diploraatio, dan zat
het vonnis over ons vroeger ministerie afhangen
van de vraag wat do betcokenis geworden is
van de uitsluiting der Boerenrepublieken van
dc Vredesconferentie; of dio inderdaad, hun
Regeeringen en de onze in verdere actie belom
merd hoeft, en of al dan niet ons laatste Mini-
storio daarbuiten gedaan hoeft wat het kon.
Wij herhalen't is wol oen toeken van de hog
voortlovcnde „heilige-huisjes"-methode in on
ze politiek dat dc beoordeeling van oud-minister
Do Beaufort's optreden in hot vorig kabinet
niet vanzolf-9prokend een element in de ver
kiezing werd, waarbij hij als candidaat optrad.
En al is de zaak nu door do A.-R. op verkeer
de en berispolijke wijze or in to pas gebracht
de vraag dor andero heoronhoe ze weten
dat minister De Beaufort niot meer gedaan
heeft, lokt terocht de opmerking uitlaat hij
dan voor de kiezers verantwoording van zijn
handelen doon
Het Sociaal Weekblad is verblijd over don
afloop der verkiezing to Wc3tütcllingworf, cn
om den persoon en om de richting van den heer
Hugenholtz. Syrapathiok in zijn persoon
lijkheid om de eerlijke manier, waarop hij in
dertijd te Schiedam is opgetreden en afgetre
den, sympathiek zijn richting, zooala die on*
bokend is uit zijn blaadje. Onze Kring. Aan
dit blaadje ontleent het Soc. Weekblad de vol
gende regels
„Ik beweer niet, dat wij do zichtbare dingon
met kleinachting behandelen moeten, verre van
daar; zo zijn ons daartoe van veel te grootcn
dienst, on aangezien wij zelf voor zulk een groot
doel mede daartoe behooren, kunnen wij er ons
eenvoudig niet van losmaken, maar wezenlijke
waarde hebben zij toch alleen dan, als zij staan
in dionst van de onzienlijke dingen."
En iets verder
„De groote Unitarischo apostel Channing
hoopte, zoo men van hem een beeltenis wilde
maken, dat men op zijn gelaat iets zou kunnen
lezen van wat hij zijn grootsten schat achtte,
groot-er dan gevatheid of geleerdheid, van zijn
hart. zijn liefde voor, zijn geloof in monschen.
Hij had gelijk; er is geeïi schat onder alle zien
lijke en onzienlijke dingen die daarbij haalt.
Want dit geloof in den monsch sluit in zich
het geloof in den vooruitgang en dit is do inner
lijke rijkdom, hot onzichtbare koninkrijk van do
profeten van allo tijden en volken, waardoor zij
hun tijdgonooten hooien en met een soort mag
netische kracht meesleepen kunnen Hetis hot
niet te onderdrukken „en toch", waamiedo zij
zich zelf en anderen troosten bij elke bedroe
vende ervaring in het heden."
Over do verkiezing van iemand, dio zulke
beginselen voorstaat, verheugt het blad zich
van ganscher harte, al heet hij een portiek
tegenstander; of liever juist daarom, wanneer
hij do leiding neemt dor sociaal-dcmocratischo
actie in de Kamer, nu mr. Troelstra gedurende
dit wetgevend tijdperk niet weer op het Binr
nenhof verschijnt.
Dr Nolens stelt in do Venlooschc Courant do
vr agen
„Wat zal hot niouw Ministerie doen P Wel
ke wetsontwerpen zal het indienen
Hoewel do vraag met zekerheid t I m bo-
antwoord worden nadat do troonrede x.i! uitge
sproken zijn, zegt dr. Nolens ,dat „wie reke
ning houdt met do denkbeelden van den Kabi-
netsformeerder, dr. Kuyper, laatstelijk uitge
sproken o.a. in zijn artikelen ,,Ons program v&a
urgontio", en met het aanvullingsprogram van
do Katholieke Kamerleden, moeilijk zal kun
nen ontkennen, dat verplichte verzeke
ring van loontrekkenden togen inra-
liditeit enoudordomop den voorgrond
staat."
„Vriend en vijand vernacht van dit ministe
rie do vorzekoring tgon invaliditeit cn ouder
dom."
Dr. Nolens herinnert nog aan het verloop,
dat de studio dozor verzekering reeds gehad
heoft aldus
Inl895 werd een commissie benoemd om do
verzekering van loontrekkenden tegen ouder
dom to onderzoeken.
Deze commissie bracht in 1898 vorslag uit.
maar kwam tot de negatieve verklaring, dat zij
in beginsel de verplichte verzekering tegen
ouderdom en invaliditeit raadzaam oordeelde,
zelve aanvankelijk een plan voor deze vorzeko
ring had ontworpen, maar do invoering van dit
stelsel toch niet wenschelijk achtte.
Door het nu afgetreden Ministerie word deze
verzekering van haar werkprogram afgenomen
en overgebracht naar hot program van stu
dio".
Een van de hoofdmoeilijkbedon is dozo Hoe
hot aan to loggen met het thans lovende geslacht
van loontrekkenden
Gosteld de verplichting tot premiebetaling
voor of door den loontrekkende begint op 16-ja-
rigen leeftijd, dan kan voor dcz.en de te botule i
premio laag zijn. Maar ook do arbeiders, die
thans, bij het in-working-treden der wet ouder
zijn, moeten in do verzekering worden opgeno-
42)
„Palmpol heet die meneer; hy komt uit
jHolland; hy is schatrijk; ze noemen hem
„den bollenkoning". Die interesseert zich voor
tnU enzou niet ongenegen zyn om
„Hal moest er nog een zaakje worden
opgericht? Zeker ln bloembollen l Nu, daar
heb jy ook een hoop verstand vanl"
1 „'tGold een uitvinding op het gebied van
muziek-drukken."
„El, ei l Meneer is ook muzikaal l"
„Dat is niet noodig; maar do uitvinder is het."
„O, dat begrijp ikHoe heet die ge
lukkige?"
„Poggerlink," zei Theo met de grootst
mogeiyke kalmte. „De zaak had wel levens
kracht; maar in zyn tegenwoordige positie
'vond Ik het eerlijker, het aanbod van den
financier af te slaan."
„Kijk, kijk, dat is do eerste keer, dat je
>ens verstandig gehandeld hebt. 't Is een
teekon, dat je niet heelemaal een oplichter
ibent gewordenJa, ja, maak je maar niet
driftigDus ook in die richting wil je
ochoone lei maken!"
„Zeker, Poggerlink moet direct met Paimpol
onderhandelen. Ik wil met de heele geschie
denis niets meer hebben uit te staan."
„Op je woord van eer?"
„Op mijn woord van eer!"
„Topl...." De oude gaf hem de hand.
„Ziezoo, nu wil ik je niet meer laten spartelen.
Je zult het geld hebben, zonder dat ik vooraf
I oen nauwkeurig onderzoek instel/'
Theo durfde van schaamte zijn weldoener
niet aanzien.
„'t Zal wel ln de papieren loopen," bromde
Pracht. „Maar het is niet enkel grootmoedig
heid van my, hoort By den aankoop der
fabriek zal Ik wel op myn tellen passen.
Hoofdzaak Is, dat mevrouw Stóphanie niet
moer terug kan, als ik het met jou eens ben.
Gudrun verzekerde my, dat ze nog van niets
weet?"
„Geen woord!"
„Mooit mooil Wat zal ze oogen opzettenl"
Hy was heel vergenoegd, toon hy belde'om
de „jongens" met hun verloofden.
Theo was verlegen, maar de jonge Prachts
kwamen hem vol hartelijkheid te gemoet. Hy
trad naar Gudrun en omhelsde haar, in een
opwelling van teederheid, terwyi hy haar in
liet oor fluisterde: „O, wat ben ik je dank
baar l"
De oude begon met zyn zoons over de
geldzaken, en dat hy weer ln zyn humeur
was, bleek uit het komisch gescheld, nu tegen
Karl Maria, dan togen Heinz. Daarop begon
hU zyn aanstaande schoondochters wat te
plagen en te zeggen, dat zo nu maar gauw
moesten trouwen, en hy spotte over zyn
jongens als aanstaande bruigoms. Onder
allerlei scherts en grappen werd eindelijk de
Zaterdag vóór Palmzondag als trouwdag vast
gesteld.
Nu wenkte hy de belde Farlands, om
naderby te komen.
„Kinderen, groet jelui mama ^n my en
zeg, dat ik haar wacht. Ze mag echter wel
watjes ln de ooren stoppen; want ik denk
een lange philippica te houden."
„Och, papaatje, die zal ze graag op den
koop toe nemen 1" zei Gudrun; „nu wy zoo
gelukkig geworden zynl"
„Ja, ja, 't ia goed," bromde de oude man,
die hot te kwaad begon to krygen. „Maakt
nu maar, dat je wegkomt I En Theo, denk
er aan, dat Karl Maria je om vier uren wacht 1
Vergeet het niet I"
Ze lachten zonder uitzondering.
„Ja, want als het op geld krygen aankomt,"
besloot Pracht, „is Theo wonderbaariyk ver
logen l En nui marsch, deugnieten!"
XV.
Gered l
't Was Theo zonderling te moede. Hy wist
niet, of hy lachen of weenen moest.
Een adomlooze onrust kwam over hem.
Eerst snolde hy naar de telegraaf en seinde
een lange depeche aan Brooker. Toen nam
hy een rytulg en bezocht verschillende kan
toren, met welke hy zaken deed. Met een
zegevierend lachje trad hy overal binnen, en
met een fijne sigaar kwam hy overal uit.
De vluchtig in het gesprek geworpen
woorden: „combinatie met de Prachts" werk
ten als een tooverspreuk.
Een combinatie met de Prachts, dat liet
zich hooren. Nu verklaarde men zich gaarne
tot prolongatie van een accept bereid, waar
men in het goheim reeds van „zwendel" on
„wisselruitery" had gesproken. De jonge Far-
land was nu weer „een geniale kerel". O
zeker, ieder had wel verwacht, dat hy zich
door oen stouten schaakzet ineens weer uit
den brand zou-redden.
Een combinatie met de Prachts! Nu waren
moeder en zoon gered, en de slimme oude
vos deed ongetwyfeld een goed zaakje ook.
Daar Theo den goeden inval had, de aan
staande gebeurtenis in de handelswereld aan
al zyn handelsvrienden „onder het zegel der
geheimhouding" te vertellen, was het in minder
dan geen tyd door de gehoele stad bokend,
en duizendmaal vloog die naam langs de
telephoondraden.
Toen Karl Maria tegen halftwee het rumoe
rige heiligdom der Beurs betrad, werd hy
bestormd door nieuwsgierigon, dio van de
„combinatie" meer wilden weten.
Theo landde na zyn triomftocht op zyn
electrisch bureau aan den Dönhoffsplatz aan;
hy maakte daar op het personeel grooten
indruk door zyn zelfbewust optrodon.
Hy had ook reden om tevreden te zyn.
Nu het hem van alle kanten gemakkeiyk
werd gemaakt, kregen de zaken een geheel
ander aanzien, en zyn koopmansgeest ont
waakte weer. Nu do oude Pracht A had ge
zegd, zou de rest wel volgen.
Kwam er nu maar antwoord van Brookor
over het patent l
Hy wilde nog vóór zyn samenkomst met
Karl Maria zyn moeder spreken en ging daarom
naar het Westend. Doch Stéphanie vond hy
niet thuis; die had weer een comité-zitting
of zoo iets.
Gudrun was er, en zy had slecht nieuwa.
Zy had op zich genomen, het gebeurde van
dien morgen aan haar moeder te vertollen,
en het wa3 tusschen haar beidon tot een
heftig tooneel gekomen.
De trotsche vrouw was verslagen geweest,
toen zy hoorde, dat bulten haar om een
schikking met liet vyandeiyk huis was tot
stand gekomen. Zy achtte zich daardoor be-
leedigd en kon het haar kinderen nooit vergeven.
Gudrun had heelemaal niet moer aan het
woord kunnen komen; Stéphanie had gezegd,
dat Theo zich tegenovor zyn moeder had ge
dragen als een verbitterd vyand en zich ver
kocht en weggegooid.
Theo lachte spottend om hetgeen zy vertelde;
maar Gudrun was al weer aan hot wankelen
geraakt, daar mama had gesproken van gebrek
aan liefde en achting on „geen bcsei van
familie eer."
„Waarom wil je wedden, Gudrun," zei hy,
weer geheel do oudo praatjesmaker, „dat ons
mamaatje morgen met een mooien ruiker papa
Pracht op zyn verjaardag gaat felicitoeron?"
Gudrun geloofde dat niet; doch Theo hield
vol, dat hy iets in do hand had, waarmee hy
zyu moeder overtuigen zou, dat Leberocht
Pracht zyn redder in den allergrootsten nood'
was geweest en den naam Farland van den
schandpaal had gered.
Hy sprak met Gudrun af, elkaar in Moabit
te treffen.
Zelf reed hy om drie uren reeds woornaar
de stad.
Op één punt was hy het nog niet rr.et
zichzelven eens: Zou hy, zoodra hy antwoord
van Brooker had, naar Nelly gaan, of zou hy
nog wachten? 't Was mogeiyk, dat zy toch
iets had vernomen, en vorzwygen kon hy de
zaak niet; doch hy vond hot niet noodig, haar
alles te zoggen. Dat een jonge handelsman
©en oogenblik aan het wankelen raakte, dat
was nog goen misdaad. En dat Karla, zyn
verlegenheid ziende, een ietwat overdreven
brief aan haar grootmoeder geschreven had,
nu, daarvoor kon mon hem toch niet aan
sprakelijk stellen 1
Met dergelijke drogredenen trachtte do jong©
man zich te verontschuldigen. Hy wilde Nelly
niet opgeven; eorst nu begon eigenlijk zyn
loven, een leven van arbeid, doch zonder zorgen,»
en met Nolly aan zyn zyde voelde hy zich
sterk genoeg, eiken vyand te weerstaan.
{Wvrdt vervolgd.)