LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 24 JULI. - TWEEDE BLAD.
PER&OVERZICHT.
IPeuilleton.
Een opvoedster.
So. 12703
Anno 1901.
De Standaard bevatto bet volgende ingo-
tonden stuk:
Mynheer de Redacteur I
Gaarne beantwoord ik, voordat ik voor
eenige weken do stad verlaat, de ingezonden
«tukken van de hoeren G. Mulder en W. Pera.
Zy hebben de taak om m(jn weinige regelen
in Het Vaderland te beantwoorden onder
elkaar verdeeld. Do heer Mulder belastte zich
mot de zaak-Boekee. Ik stel tegenover ztJn
mededeeliugen, evenals in Het Vaderland, weer
alloon enkele feiten. De heer Boekee bracht
my een bezoek en ontkende aan iemand, wie
dan ook, gezegd te hebben, dat de heer Alma
katholiek was; hy zeide den heer Alma sedert
jaren te kennen, ook doordat hy zaken met
hem had gedaan, en dat hy nooit er aan
gedacht had hem voor katholiek te houden.
Ik verwees den heer B. naar myn zegsman.
Tegenover dezen ontkende hij eveneens, maar
beweerde, op het hooren van een anderen
naam, to hebben gezegd, dat de voor
ouders van den heer Alma katholiek waren
geweest (sic). Later ontkende hy niet, het
zelfde van den lieer A. te hebben gezegd, onder
ty voeging, dat hy niet de eenige was, die
zich aldus had uitgelaten. Ik laat het oordeel
'hierover gerust aan den lezer over. Ik zoude
aan dp geheele zaak myn aandacht niet
^hebben gewyd, indien niet de stand der partyen
hier aldus was, dat, zooals by de gemeente
raadsverkiezingen nog is gebleken, óén stem
,te beslissender kan worden.
"Wanneer de heer Mulder zegt, dal door zyn
party het gerucht by de verkiezingen is tegen
gesproken, dan kan hy daarmede niet be
doelen een tegenspraak by advertentie of
■strooibiljet; daarvan is my althans niets ge-
bloken.
Nu de heer Pera. Hy neemt aanstoot aan
sayd woorden, dat het geen verkwikkelijke
bezigheid zoude zyn het terrein van werk
zaamheid zijner party by de plaats gehad
hebbende verkiezingen te verkennen. Ik biyf
daarbij en beroep my ook woer enkel op de
feiten. Hy zelf stelt tegenover hetgeen men
zyn: party ten laste zoude kunnen leggen
de lezing van mr. Levy, voor eenige weken
op een openbare vergadering der „Vrijzinnige
Kiesvereeniging" alhier gehouden. Nu kan ik
ray begrypen, dat een antirevolutionair zich
met veel van hetgeen de heer Levy zeide niet
,kan vereenigen. Er was echter gelegenheid tot
debat, waarvan dan ook werd gebruik gemaakt
door den heer Pora. Zyn geheele oppositie
bestond evenwel, naast zyn afkeuring in het
algemeen, hierin, dat hy den naam clericalen
voor zyn party verwierp, on na eenige woorden
te hebben gesproken verwyderde de heer P.
zich yiings zonder het antwoord van den
'heer Levy af te wachten. Aldus handelende
verliest men zyn recht van spreken.
Wat nu verder de wyze van optreden der
antirevolutionaire party betreft, tot ken-
'schetsing diene het volgende. Vrijdag 5 Juli
.werd door de „Vrijzinnige Kiesvereeniging"
een openbare vergadering belegd, waar eenige
nieuwe candidaten voor don Gemeenteraad
zouden optreden en gelegenheid zoude worden
gegeven tot algemeene besproking der ge
meentezaken.
Ik achtte een zoodanige vergadering ge-
jwenscht, opdat konde blijken in hoeverre de
grieven, die vooral de togenparty voortdurend
tegen het tegenwoordig bestuur te berde bracht,
gegrond waren. A&nwozig zouden zyn leden
van het dageiyksch bestuur en gemeente
raadsleden, die geacht konden worden vol
komen op de hoogte te zyn. Geen der anti
revolutionaire woordvoerders nu nam aldaar
aan het debat deel, maar den volgenden dag
verscheen een strooibiljet, waarin alles, wat
maar iets te wenschen overliet in het bestuur
der gemeente, werd geweten aan het beheer
'der liberalen. Dat strooibiljet was, zooals op
'een vergadering van 8 Juli werd medegedeeld,
den 8den Juli reeds opgesteld.
In een advertentie waarschuwde ik tegen
het onware van de voorstelling van zaken
daarin. Den 8sten Juli had plaats een open
bare vergadering van het Algemeen Noder-
•landsch Werkliedenverbond, afdeeling Leiden,
en daar trad nu de heer De Lange, die de
vergadering van 6 Juli had bijgewoond zonder
een woord te zeggen, in een uitvoerige be
spreking van allerlei gemeentezaken, zooals
;hy zeide, om, tegen myn waarschuwing in,
het in het strooibiljet vermelde te staven.
Op die vergadering waren natuuriyk de man
nen, die den heer De Lange op alle punten
konden te woord staan, niet aanwezig; de
heer De Lange verwachtte dat ook niet; do
vergadering was alleen belegd tot aanbeveling
der werkmanscandidaten. Don avond vóór de
herstemming 15 Juli (ik ontving hot blaadje
des avonds te 91/, uur) verscheen een ver
kiezingscourant van de anti-revolutionairen,
waarin het geheele debat van 8 Juli was
opgenomen, dat natuuriyk een zeer eenzydig
licht op de zaken moest werpen. Sapieuti sat.
Aan het adres van de stellers dier courant
nog dit. Zy zeggen, dat de hoer De Lange
door zyn optreden heeft verhinderd, dat de
vergadering in een Poolschen landdag ont
aardde. Men is het er echter algemeen over
eens, dat de aanhangers van de party van
den heer De L. voortdurend de orde ver-
stoorden; zy gaven zelfs aanleiding, dat men
by het uiteengaan der vergadering handge
meen werd. Ter wille van de leiders der
vergadering maak ik gaarne van deze go-
legenheid gebruik daarop nog even te wijzen.
Met de verschuldigde gevoelens noem ik
my, Mynheer de Redacteur,
Leiden, Uw. Dw.
17 Juli 1901. P. A. Tiohelaab.
Yoorz. der „Vryz. Klesvor." te Leiden.
Onder het opschrift „De Dienstboden-
q u a e 81 i e" heeft De Tijd twee artikelen
geleverd, waarin o. a. gereleveerd wordt, hoe
van sociaal-democratische zyde gesproken
wordt over de eischen, die de dienstboden
tegenover haar meesteresssen hebben te stel
len. De Tyd meent, dat die eischen hun oor
sprong vinden in oen toestand dor dienstboden,
die als hy inderdaad ergens bestaat iets
kenmerkends is van de hedendaagsche samen
leving, van het „moderne" huisgezin. Daar
tegenover stelt De Tyd het ouderwetsche,
het t Christelijke" huisgezin, waar de dienst
bode al« eea lid van het gezin beschouwd
en behandeld wordt. „Daarvan geniot zy alle
voordooien, maar draagt daarvan ook alle
verplichtingen. Daarom is er geen sprake van
een bepaald werk te verrichten en geen ander;
oen bepaalden tyd to werken en niet langer
of korter; op bepaalde uren te werken en
overigens uitsluitend voor zichzolve te leven.
Neen, de dienstbode gaat mee, leeft mee met
het gezin, en werkt naar gelang het in dat
gezin te pas komt".
„Daarom" zegt De Tyd verder „is ook
haar verhouding niet alleen geregeld door de
rechtvaardigheid, maar behoort zy evenals de
andere leden te deelen in de onderlinge liefde
en hot wederzydsch vertrouwen. De huisvader
en de huisvrouw moeten voor haar zorg
dragon, en zy wederkeerig moet die goede
zorgen beantwoorden door haar trouw en
haar toewyding.
Zoo neemt zy deel In alle lief en leed van
het huisgezin. Dan moge het waar zyn, dat
zy niet de vryheid bezit van iemand, die ge
heel onafhankeiyk op zichzelf staat; maar wie
zal dat voor haar begeoriyk vinden, en wel
in die mate, dat het voor haar het offer waard
is van alle weldaden en voordeelen van het
huiselijk leven?
Ziedaar de Christelyke opvatting. Waar die
verhouding bestaat, waar èn meester of
meostores èn dienstbode daarvan overtuigd
zyn en zich daarnaar regelen, daar is de
dienstbodenquaestio opgelost".
De Economist betreurt den uitslag van
de verkiezingen.
In de eerste plaats, zoo schryft z(J
omdat hy een eind maakt aan het leven van
een uiterst werkzaam Kabinet, dat wy met
name gaarne de herziening der Armenwet en
de regeling van het arbeidscontract hadden
zien tot stand brengen. Hoe do nieuwo
Regoering tegenover laatstbedoeld ontwerp
zich stellen zal, moet nog blyken.
Maar dat het verdionsteiyk ontwerp-armen-
wot zal worden ingetrokken, staat, na het
oordeel, door Standaard en Tijd er over geveld,
wel onomstooteiyk vast. En hoe een goede
armenwet, welker roeping toch wel in de
eerste plaats wezen zal op dit gebied meerdere
eenheid te bevorderen, is tot stand te bren
gen, wanneer de overheid met de kerkeiyke
liefdadigheid, te wier laste byna de helft der
uitgaven voor onderstand valt, zelfs niet zóó
weinig zich mag inlaten als in dit ontwerp
geschiedde, is ons niet duidelyk.
Maar bovenal betreuren schrijft De Econo
mist wy don uitslag der verkiezingen, omdat,
naar wy vreezei), een herziening van ons
tarief in protectionistiscbsn geest thans niet
meer te keeren valt. Een zeker, niet ondenk
baar, confllot op dit punt met do Eersto
Kamer zou slechts haar omzetting ver
haasten. Het politiek bederf, dat van oen
overgang tot het stelsel van bescherming het
onvermijdelijk gevolg zal blyken, en de terug
slag, dien de. ounimcrcleele ontwikkeling van
ons land, en de volkswelvaart'ln het alge
meen er van ztlllen ondervinden, zyn het, die
ons dit resultaat der verkiezingen in zoo hooge
mate doen betreuren. De lange, moeüyke
stryd voor verlaging en afschaffing van be
schermende rechten zal vormoedeiyk door de
liberalen eerlang opnieuw gestreden moeten
worden. Dubbel jammer daarom, dat het nog
aanhangig tarief-ontwerp dien stryd noodeloos
heeft verzwaard.
Hel Nederlandsche Dagblad bevatte nog een
ingezonden stuk, waarboven andermaal stond
Nieuwe koers. Het luidde als Yolgt:
Aan de Redactie van „Het Ned. Dagblad".
Indien de heeron Yan Leeuwen en Bronsveld
de stellige verzekering in zich omdragen, dat
in den boezem van den C h r. H i s t.
Kiezorsbond elementen zich bevinden,
die met hen hun afkeuring uitspreken over
de houding der Amsterdamsche Afdeeling,
in zake de jongste verkiezingen, dan ver
gissen zy zich deeriyk.
Vermoedelijk is voor velen deze stelling
opeens niet duidelyk; laat my daarom trachten
dezulken tot klaarheid te brengen.
Gaarne zou ik den geachten iozender van
het uitvoerige' stuk, die zich J. K. teekent,
een enkele vralag willen voorleggen:
Wanneer gy den Chr.-Hist. Kiezorsbond
voor bet vaderland geen „onding" noemt,
waarom hobt gy dan in z(jn vergadering uw
stem niet verheven, toen het bleek, dat de
Amst. afdeeling ten einde den steeds
wassenden stroom der democratie van het
ongeloof te keeren meende met de party,
aan wien zy in beginsel het naast ver
want is, te moeten saam werken?
Waarom hebt gy uw bezwaren, die misschien
ingang zouden gevonden hebben, niet aan
uw medeleden kenbaar gemaakt? Allicht ware
gekeerd wat nu is geschied.
Waarom hebt gy, toen het nog tyd was
van spreken, uw stem zoo akelig dichtge
schroefd, waardoor uw Chr.-HIst. medemak
kers uw bedenkingen niet konden opnemen?
Waarom, ja waarom spraakt gy niet,
toen spreken zaak was, och ja, gy
wenschtet den Bond wel te pry zen, als het
moet geldon: boeman spelen tegen dr. Kuyper
en Rome, maar hem persooniyk te betroden,
m. a. w. hem te helpen bloeien, hem kracht
te schenken in den gevoorden kamp, daar
bedanktet gij voor. Gy waart geen lidl
Ziet ge, ik vind het zoo nobel, wanneer
mannen, broeders van óón gezin, elkander in
liefde attent maken op dingen, die verkeerd
zyn of schijnen, maar minder nobel, ja onbe
scheiden op zyn zachtst uitgedrukt acht
ik bon, die wel houden van afmaken en
dan nog liofst in een orgaan wat het hunne
niet is maar persooniyk de dingen
laten voor wat ze zyn.
Wanneer ik den geachten inzender wól
begryp, dan is do Ned.-Hervormde Kerk het
voorwerp van zyn vrees. Bang is hy, dat
dr. Kuyper met Rome op onze Kerk zullen
losstormen, om haar, kan het zyn, te verwy-
doren van haar plaats. Daarom geeft hy aan
„een liberaal kabinet de voorkeur."
Yoor eenige jaren heeft een zeer scherp
zinnig mede-redacteur van de Amsterdamsche
Volksbode in dat blad gezegd„dat het
verval van do Ned.-Herv. Kerk te
zoeken is in eigen boezem."
En dio stelling onderschryf ik van heeler
harte.
Hoe is hot toch mogelUk, dat iemand, geiyk
de heer J. K., die wenecht te staan op con-
fessioneelen bodem, by de party, waartegen
mr. Groen van Prinsterer zyo gansche leven
geworsteld heeft, heul en steun zoekt l
Kent de heer K. de beteekenis wel van
het machtige devies van Groen „Tegen de
Revolutie het Evangelie"? Weet de
heer K. dan niet, dat do liberale party wortelt
in de Rede, en dus principieel staat tegen
over hem, die juist in het Geloof zyn
houvast vindt?
Is de heer K. zoo verbazend kortzichtig,
dat hy de consequente toepassing der liberalo
theorioèn niet heeft waargenomen, zelfs niet
by don jongston stembusstryd?
Is de hoer K. zoo stekeblind, dat hy niot
ziet, dat die eertyds zoo machtige liberale
party, domineerend zoowel in Staton-Genoraal
als gowost en gemeente, byna als versleten
beeft uitgediend?
Is het hem zoo onduideiyk, dat, om den
consequenten liberaal (don socialist) te weren,
dan de practische liberaal moet gesteund
worden behalve door liberalen, door anti
revolutionairen, Chr.-Hist. en Roomschen?
Wat geeft ons dat alles te zeggen: dat eon
monsch, die God tot Zyn eer wil zien gebracht
ook op het terrein van den Staat, allerminst
by den liberaal terecht kan komen. Ik zeide
daar: de liberale party is versleten, zy is door
oen jonger geslacht vervangen, dat zich vrjj-
zinnig-democraat noemt, en welhaast komt do
tyd, dat byna uitsluitend de party der socia
listen de heerschende zal wezen.
Of dan nog de heer K., die zegt te staan
op confessioneelen grond, de door de liberalen
geteelde kinderen wil steunen tegenovor de
mannen als Paul Kruger,ik geloof, dat
ook by den heer K. de natuur zal blyken
sterker te zyn dan de leer.
De heer K. is zoo bang voor dr. Kuyper,
doch ik herhaal, dat de ellende, die in de
Kerk heerscht, en zal biyven heerschen,
door haar eigen kroost wordt veroorzaakt.
Is dèt dan geen zedelyke berooving van
rechten te noemen, wanneer predikanten
pubhekeiyk op den kansel „eigendom is
diefstal" verkondigen; dat de hoorders
dier mannen, in bedehuizen door bloed en
tranen verworven het vergif indrinken dier
ongeloofstheorieön, en een geslacht vergiftigen,
dat tot heorlykor doeleinden bestemd was?
Laat de heer K. en met hem allen, die het
goede voor land en volk voorstaan (inclusief
de Kerk), de handen ineenslaan, door niet af
te breken de richting, waarin tot myngroote
blydschap de Bond zich heeft bewogen of
juister wat Meppel on Amsterdam hebben
verricht, maar krachtig handhaven het woord
„Gerechtigheid verhoogt een volk,
maar de zonde is een schandvlek
der natièn."
Als man, die op den bodem der belydenis
staat, ziet de heer K. een schoon arbeidsveld
voor zich geopend.
Genoeg is het niet, dat de meerderheid
des volks, hoezeer ook onderling verdeeld,
zich heeft uitgesproken van nog te willen
rekenen met God, als do Opperste Macht;
neen, indien die volksuitspraak niet wordt
gerugsteund door de Kerk, door de Christelyke
Kerk, zy zy Luthersch of Waalsch, Gere
formeerd of Doopsgezind die overwinning
zal blyken ydel to zyn.
Indien dan in de Kerk speciaal onze
Ned.-Herv. de noodzakeiykheld eener goede
practische reorganisatie wordt gevoeld, een
reorganisatio, die de Kerk meer op het terrein
van het leven doet inwerken; wanneer hy,
die zegt te buigen voor God en Zyn Woord,
Hom wil geven eer en macht ook in het
staatsbestuur, hot vaderland zal er wèl
by varen.
Laat daarom gestuurd wordeu in een rich
ting, die alle anarchie in de Kerk veroordeelt.
Onwillekeurig denk ik aan onzen edelen dr.
J. H> Gunning Jr., die, hoe hoog bejaard,
zich niet ontziet te beproeven onze Kerk te
redden van haar vermoedelyken ondergang.
Dat tegenwerpingen, vooral van ambtsbroeders,
die eenzelfden Heiland belyden, toch niet ont
dekt worden, niet hot minst door hen, die
handhaving oener Christelyke staatkunde
voorstaan.
Diep hoeft het my gegriefd, dat de heer
mr. H. Verkouteren door zyn vrienden
zoo deeriyk ia miskend. Smarteiyk moet het
voor hem geweest zyn, dat zy, die eertyds
ingenomen waren met zyu candidatuur te
Meppel, hem later zoo fel bestreden.
Ook wy, die als toeschouwers den stryd
hebben gadegeslagen, hebben medegovoeld
het leed, mr. V. berokkend.
Laat echter Gouda nu oens toonen, dat
het op prys weet te stellen den Ohr.-Histo-
rischen heer mr. Verkouteren, opdat, hoezeer
te Meppol gevallen, hem Gouda de victorie
bezorge.
Hoogachtend,
Uw dw.,
J. F. D.
Do schuld van het kleine gotal 1 o-
goorgasten te Sclievenin-gen wordt,
naar do Jlaagscho Briofschryver van De Tijd
onlangs mededeelde, onder moor toegeschreven
aan de Wet op den Leerplicht, welke
den ouders belet, vóór het begin der vacantia
met hun kinderen op reis to gaan.
Hot Sociaal Weekblad ziot in die oenvou^ige
modedoeling „oen sluipwapon tegen het togon-
woordige Kabinet in den vorkiezingsiyd".
Immers, uitstedighoid dor oudera mag wol
degeiyk gerekend worden tot do gcooiloofdo
roderen van srhoolverzuim.
Art. 12 der Leerplichtwet zegt:
Goldigo redenon van tydoiyk schoolveizuim
zyuI
lo. onz.
5o. ongesteldheid van hot kind, vervulling
van godsdienstplichten of andoro ornstigo
omstandigheden,.dio «als geldige rodenon kun
nen worden boscliouwd.
En nu hooft de Rogeering in ha.a. oode
memorie van antwoord blz. 11 gezegd
„Kinderon, oio mot hun ouders tijdelijk
doch buiion do vacantietyden in een ;v We
gemeonte vertoeven en op dien grond "u»t
op een school in hun woonplaats zi'
schrevon, zullen 6f huisonderwys nio
nieten èf een school in de verblijfplaats moou»s
bezoeken. Biyven zy gedurende de afwezighoid
wèl ingeschreven op de school hunner woon
plaats, dan zal inderdaad art. 12, 5°, toepas-
seiyk kunnen zyn."
Het is dus volstrekt niet waar, wat onlangs
zelfs oen man als mr. Van Houten heeft
gezegd, dat de Leerplichtwet de ouders vor-
hindort met hun kinderen op reis te gaan,
en gelukkig ook, want volkomen onderschry ven
wy, wat hy daarop Het volgen, dat uitgaan i
dikwyi8 veel ontwikkelender is dan schoolgaan.
Het .Sociaal Weekblad verzoekt aan do Pers,
aan het geciteerde publiciteit te geven, en ook
De Tijd voldoet gaarno aan dat verzoek. Van
de ouders van schoolgaande kinderen, zegt 1
dit blad, zullen er misschien goon tien, mogelyk
geen drie zyn, die den berg van officieole
stukken over de Leerplichtwet gelezen en
onthouden hebben. Waar „zelfs een man
als mr. Van Houten" zich omtrent de strek- y
king van een artikel van de Leerplichtwet
vergiste, zullen het zeker duizenden met hom
doen. En zoo kan het zeer wel wezen, dat
do „men", welke de vermindering van het
getal badgaston te Scheveningen aan den
leerplicht toeschreef, in zóóverre geiyk had,
dat oen verkeerde opvatting van een artikel
dier wet van het besproken euvel schuld draagt.
Laat het derhalve voor veel ouders en kin
deren eon goede tydlng zyn, dat de Leerplicht
voor hun reisplannen geen belommering be- i
hoeft te zyn.
De Residentiebode komt nog eens terug op
haar artikel, in 't byzonder om een antwoord
te geven aan de Arnhemsche Courant en Het
Centrum, waarvan het eersto orgaan het katho
lieke Haagsche blad wees op het grondwettig
voorschrift omtrent de openbare school,
en het tweede blad de meening verkondigde,
dat de schoolquaestie niet binnen vier jaar
van de baan kan gebraoht worden.
Na betoogd to hebben, dat do bewering van
do Arnhemsche Courant op een misverstand
berust, en Het Centrum dank te hebben be-
tuigd voor zyn welwillende en gedeelteiyk
instemmende critiek, wyst De Residentiebode
nogmaals op den ernst, die aan haar betoog
ten grondslag iag.
„Immers" zoo lezen wy „wy hopen en
zelfs wy vertrouwen het beste, maar de lessen
van het verleden hebben geleerd, dat het zeer
goed mogelyk is, dat wy by een volgende
verkiezing voor een andere meerderheid komen
te staan. Geschilpunten toch kunnen ryzen
by de meerderheid van thans of kunnen door
den tegenstander als dreigende spoken opge-
roepen worden.
En bovendien, onze tegenstander e&l niet
stil zitten. De groote verdeeldheid, die by deze
verkiezing tusschen de liboralen en de vrÜ-
zlnnig-democraten heersebto, ging om grond
wetsherziening tot bereiking van algemeen en
desgewild van vrouwenkiesrecht.
Welnu, mon lette op onze woorden.
De tyd Lb niet ver meer, waarop een
groot deel mUb onder do gematigd-liberalen
naar links gaat zwenken en zich by do pro
paganda voor grondwetsherziening gaat aan
sluiten.
De tyd Is niet ver meer, dat er onder dio
leus een nieuwe beroering door bet land zal
8)
Allan vlogen naar hot venster. De professor
rag nog een tipje van het rijtuig, dat in draf
de poort uitreed.
„De paardon z(jn toch niet op hol gegaan?"
riep de oude. „Goede hemel, er gebeurt een
ongeluk 1.... Waar is Karla?.... Gudrun,
als je my nog eons met die zwarte monsters
hier fn don hof komt
Hy schold nog door, toon alle drie roeds
naar buiten waren gesneld. Do schilder was
don andoren voor, en toen ze in de donkere
gang, dichtby de huisdeur, waren, hield Karl
Gudrun's hand vast.
„Laat hem maar gaanl" fluisterde hy snol.
.Negus zal geen ongeluk krygen."
Het mei6je zag hem verschrikt aan. Hy
had zyn hand op haar schouderB gelegd.
.Karll Als men one ziet 1"
„Ach, lieve, besto Gudrun, ik ben nog half
dood van Bchrik."
„Myn
„Stil, stil, lieveling, laat vader niets merken I
Ik heb daar binnen een komedie moeten
'spolen IVerbeeld je: je broer Theo
„Wat ie er met hem? Toe, Kar), zog my
hot toch!"
„Hoeft vader je bygeval over die zaak met
Holston gesproken?"
„Zeker, zeker.... Hy vertelt my altyd alles,
hoewel hy steeds heel geheimzinnig doet."
„Nu, wat denk je, dat ze aan de Beurs
vertollen? Theo Farland, jouw broer Theo,
hseft zich dea toestand tea nutte gemaakt;
hy is met den jongen Holston naar Londen
gereisd on heeft namens de firma van Je
moeder een leveringscontract voor vyf jaren
afgesloten. Wat zeg je er van? Is dat niet
schandeiyk gemeen?"
Gudrun voelde hot hart in de keel kloppen.
„Theo is werkeiyk naar Londen
„Met Holston? Werkeiyk? Maar ls hy dan
gek?Weet je, wat vader daarvan zeggen
zou?"
Ach, Karl Maria," zuchtte Gudrun, „ik vind
hot zelf zoo verschrikkeiyk 1"
„Maar vader overleeft dat nietl" riep de
jonge fabrikant, wanhopig. „Sedert zestig jaren
bestaat de innigste vriendschap tusschen ons
beider huizen; en nu door Theo plot
seling zoo'n slag IMaar je moeder, Gudrun
heeft die er niet. van gezegd? Ingevolge haar
opdracht, op naam der firma Th. F. A. Far-
land, moet de zaak afgeloten zynzoo
vertellen ze aan de Beurs."
„Neen, Karl, dat ie bepaald onmogelyk...
ik vraag je, zou mama zoo iota doen
onze oude vriendschapen zy heeft zeker
al geraden, dat wy wy beiden
Karl Maria trok het meisje aan zyn borst.
„Juist nu moot zoo iets tusschenbelde
komen I Nu, terwyi ik brand van vorlangen,
om met vader te spreken, hem alles te open-
baren! Ach, Gudrun. ik leef maar half, zoolang
!k geen zekerheiJ heb over ons lotl Nog
langer wachten kan ik niet. En daarom moeten
wy mot je broeder spreken. Ik wil hem elk
offer brongen I 't Was onkel de halsstarrigheid
van den ouden heer, die Holston tot don
streek verleidde. Dat moet Theo toch inzien.
Lieve hemel! vader ls een man van tachtig
jaar I Maar juist daarom
Op dit oogenbllk hoorde men den oude
bellen eu opgewonden naar de „kinderen"
roepen. Karl Maria drukte Gudrun's hand.
„Zeg, zal ik met Theo Bprekon?"
„Neen, liefste, doe dat vooral nietl Jelui
bent beiden driftig. Maar ik zal maatje alles
zeggen en zy zal ona helpen. Geloof maar
niet, dat zy Theo's zyde zal kiezen."
„Maar dat wordt toch al in de stad verteld 1"
Karl Maria wilde er nog lets by voegen;
maar daar werd de voordeur geopend en Heinz
kwam terug, tamelyk verhit en boos.
„Nu houdt toch alles opl" bulderde hy.
„Dat kleine creatuur 1Gudrun, ze ls er
met den wagen van doort"
„Wie?.... Karla?"
Eer de schilder kon antwoorden, werd hy
ln bealag genomen door juffrouw Schlltt, die
de oude er op af gezonden had.
„Professor, meneer wordt ongeduldig I"
Snel keerden alle drie naar den hulpeloozen
grysaard terug.
„Heb je ooit zoo iets zien vortoonen?"
steunde hy, toen zyn zoon hem had ingelicht.
„En dat zegt niot eens goedendag I Gudrun,
heb ik dat aan Karla verdiend? Geen twoo
woorden heeft ze tegen my gozegd! Ach,
goen mensch wil meer wat van my, onden
stamper, weten! Wacht maar! Wacht maar,
tot ik onder den grond lig!.... En ik mag
haar toch zoo graag!"
Hy snikte byna, en toen de anderen hem
wilden liofkoozen, riep hy boos: „Laat my
met rustik kan jelui geen van allen uitstaan 1"
Maar toen Gudrun zyn hand nam, werd hy
weer een beetje verteederd.
„Jy bent nog de eenige, die het goed met
my meent I" zei hy, ,jy en hoogstens nog
Heinrich I"
Hy zag rond en bemerkte het bekommerde,
treurige gezicht van zyn jongsten zoon. „En
jy, jy kunt er ook nog mee door I Maar Karla
behoeft zich hier vooreerBt niet weer te ver-
toonen 1"
De vredo was nu weer hersteld; doch
Gudrun had geon rust meer: ze moest naar
huls. Natuuriyk kostte dit nog oen heelen
Btryd met den ouden Pracht, dio haar voor
het avondeten wilde houden; eindeiyk bege
leidde Karl Maria haar naar bulton."
Voor do deur stonden zy oen oogonblik
ontroerd tegenover elkaar.
„Je kent hem, Gudrun, den heven ouden
man, dat groote kindt Ach, dat Theo hem
zoo iete kon aandoen 1"
't Meisje schudde het hoofdzy had tranen
ln de oogen.
,'t Zou hom doodon, dat weet lk, Karl.
Maar Theo ie niet slecht. En hy houdt toch
van my, zyn zuster, wier geluk mee ten
gronde zou gaan."
Karl Maria kuste haar beido handen.
„En je moeder?"
„Ach, mama, die schatl Je zult nog den
grond kussen, dien haar voet betroden heeft,
om vergeving te vragen voor die verdenking.
Myn moedertje, myn alles 1"
Zy zag hem met haar zachte, lieve oogen
geroerd in het gezicht.
„Karl Maria, Kareltjel" zoo hoorde mende
bevende stem van den ouden man.
„Waar biyft dio akelige jongen nu weer?"
Nog een handdruk en stom scheidden de
twee, die elkaar zoo innig liefhadden.
HL
Karla rende inlusschen voort over den
straatweg van Moabit naar het WeBtend,
onbarmhartig de beide paarden op de zweep
onthalend. De lastige Negus schuimde, en
telkens, als de zweep hem raakte, sloeg hy
do achterpooten uit. Het lichte rytuig Bchudde
heon en weer onder bet lukkon der paardon
en liet een dichte stofwolk achtor zich.
De koppige jongejuffrouw Farland zat op
den bok en staarde grimmig ovor do koppen
der paarden heen in de verto.
Karla was ontevreden over zichzelve. Zy
gevoelde, dat zo zich voor den schilder bo-
lacheiyk had gemaakt. Zy wildo dit oebtor
riet rocduit bekennen, ook aan zlcbzelvo niet,
en verborg haar beschaming onder dozo woeste
wildheid.
Zy toornde over do Doonscho, nog meer
echter over den professor. Had Pracht niet
jarenlang de moest belangloozo vriendschap
van do geheelo familie Farland genoten? Was
het geen hemeltergende ondankbaarheid, als
hy dien kring plotseling vorliet, om aan eau
vroemdelingo zyn hulde te brengen? Eon
vroemdolingo, van wior bostaan men zolfs tot
voor onkole dagen niot wistl
In haar troobelo yvorzucht vorbooldde zy
zlcb, dat eon man van Pracht'a leeftyd olgon-
lgk het recht vorloren had, om te gaan
trouwen. Iedoroen was er aan gewend, heiu
als ongetrouwd te konnen; men had hem als
oen broer of neef of oom beschouwd on dat
moest nu opeens anders zyn?
Karla haatte Dagmar. Ze bogroep niet,
waarom haar mooder aan die Deeneche, die
plotseling den wereldvrede kwam verstoren,
zoo'n vricndoiyko gastvryheid bood. Als zy,
Karla, in mania's plaats goweest waal
WorJl vti vol'jd.)