LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 24 JULI. - TWEEDE BLAD. PER&OVERZICHT. IPeuilleton. Een opvoedster. So. 12703 Anno 1901. De Standaard bevatto bet volgende ingo- tonden stuk: Mynheer de Redacteur I Gaarne beantwoord ik, voordat ik voor eenige weken do stad verlaat, de ingezonden «tukken van de hoeren G. Mulder en W. Pera. Zy hebben de taak om m(jn weinige regelen in Het Vaderland te beantwoorden onder elkaar verdeeld. Do heer Mulder belastte zich mot de zaak-Boekee. Ik stel tegenover ztJn mededeeliugen, evenals in Het Vaderland, weer alloon enkele feiten. De heer Boekee bracht my een bezoek en ontkende aan iemand, wie dan ook, gezegd te hebben, dat de heer Alma katholiek was; hy zeide den heer Alma sedert jaren te kennen, ook doordat hy zaken met hem had gedaan, en dat hy nooit er aan gedacht had hem voor katholiek te houden. Ik verwees den heer B. naar myn zegsman. Tegenover dezen ontkende hij eveneens, maar beweerde, op het hooren van een anderen naam, to hebben gezegd, dat de voor ouders van den heer Alma katholiek waren geweest (sic). Later ontkende hy niet, het zelfde van den lieer A. te hebben gezegd, onder ty voeging, dat hy niet de eenige was, die zich aldus had uitgelaten. Ik laat het oordeel 'hierover gerust aan den lezer over. Ik zoude aan dp geheele zaak myn aandacht niet ^hebben gewyd, indien niet de stand der partyen hier aldus was, dat, zooals by de gemeente raadsverkiezingen nog is gebleken, óén stem ,te beslissender kan worden. "Wanneer de heer Mulder zegt, dal door zyn party het gerucht by de verkiezingen is tegen gesproken, dan kan hy daarmede niet be doelen een tegenspraak by advertentie of ■strooibiljet; daarvan is my althans niets ge- bloken. Nu de heer Pera. Hy neemt aanstoot aan sayd woorden, dat het geen verkwikkelijke bezigheid zoude zyn het terrein van werk zaamheid zijner party by de plaats gehad hebbende verkiezingen te verkennen. Ik biyf daarbij en beroep my ook woer enkel op de feiten. Hy zelf stelt tegenover hetgeen men zyn: party ten laste zoude kunnen leggen de lezing van mr. Levy, voor eenige weken op een openbare vergadering der „Vrijzinnige Kiesvereeniging" alhier gehouden. Nu kan ik ray begrypen, dat een antirevolutionair zich met veel van hetgeen de heer Levy zeide niet ,kan vereenigen. Er was echter gelegenheid tot debat, waarvan dan ook werd gebruik gemaakt door den heer Pora. Zyn geheele oppositie bestond evenwel, naast zyn afkeuring in het algemeen, hierin, dat hy den naam clericalen voor zyn party verwierp, on na eenige woorden te hebben gesproken verwyderde de heer P. zich yiings zonder het antwoord van den 'heer Levy af te wachten. Aldus handelende verliest men zyn recht van spreken. Wat nu verder de wyze van optreden der antirevolutionaire party betreft, tot ken- 'schetsing diene het volgende. Vrijdag 5 Juli .werd door de „Vrijzinnige Kiesvereeniging" een openbare vergadering belegd, waar eenige nieuwe candidaten voor don Gemeenteraad zouden optreden en gelegenheid zoude worden gegeven tot algemeene besproking der ge meentezaken. Ik achtte een zoodanige vergadering ge- jwenscht, opdat konde blijken in hoeverre de grieven, die vooral de togenparty voortdurend tegen het tegenwoordig bestuur te berde bracht, gegrond waren. A&nwozig zouden zyn leden van het dageiyksch bestuur en gemeente raadsleden, die geacht konden worden vol komen op de hoogte te zyn. Geen der anti revolutionaire woordvoerders nu nam aldaar aan het debat deel, maar den volgenden dag verscheen een strooibiljet, waarin alles, wat maar iets te wenschen overliet in het bestuur der gemeente, werd geweten aan het beheer 'der liberalen. Dat strooibiljet was, zooals op 'een vergadering van 8 Juli werd medegedeeld, den 8den Juli reeds opgesteld. In een advertentie waarschuwde ik tegen het onware van de voorstelling van zaken daarin. Den 8sten Juli had plaats een open bare vergadering van het Algemeen Noder- •landsch Werkliedenverbond, afdeeling Leiden, en daar trad nu de heer De Lange, die de vergadering van 6 Juli had bijgewoond zonder een woord te zeggen, in een uitvoerige be spreking van allerlei gemeentezaken, zooals ;hy zeide, om, tegen myn waarschuwing in, het in het strooibiljet vermelde te staven. Op die vergadering waren natuuriyk de man nen, die den heer De Lange op alle punten konden te woord staan, niet aanwezig; de heer De Lange verwachtte dat ook niet; do vergadering was alleen belegd tot aanbeveling der werkmanscandidaten. Don avond vóór de herstemming 15 Juli (ik ontving hot blaadje des avonds te 91/, uur) verscheen een ver kiezingscourant van de anti-revolutionairen, waarin het geheele debat van 8 Juli was opgenomen, dat natuuriyk een zeer eenzydig licht op de zaken moest werpen. Sapieuti sat. Aan het adres van de stellers dier courant nog dit. Zy zeggen, dat de hoer De Lange door zyn optreden heeft verhinderd, dat de vergadering in een Poolschen landdag ont aardde. Men is het er echter algemeen over eens, dat de aanhangers van de party van den heer De L. voortdurend de orde ver- stoorden; zy gaven zelfs aanleiding, dat men by het uiteengaan der vergadering handge meen werd. Ter wille van de leiders der vergadering maak ik gaarne van deze go- legenheid gebruik daarop nog even te wijzen. Met de verschuldigde gevoelens noem ik my, Mynheer de Redacteur, Leiden, Uw. Dw. 17 Juli 1901. P. A. Tiohelaab. Yoorz. der „Vryz. Klesvor." te Leiden. Onder het opschrift „De Dienstboden- q u a e 81 i e" heeft De Tijd twee artikelen geleverd, waarin o. a. gereleveerd wordt, hoe van sociaal-democratische zyde gesproken wordt over de eischen, die de dienstboden tegenover haar meesteresssen hebben te stel len. De Tyd meent, dat die eischen hun oor sprong vinden in oen toestand dor dienstboden, die als hy inderdaad ergens bestaat iets kenmerkends is van de hedendaagsche samen leving, van het „moderne" huisgezin. Daar tegenover stelt De Tyd het ouderwetsche, het t Christelijke" huisgezin, waar de dienst bode al« eea lid van het gezin beschouwd en behandeld wordt. „Daarvan geniot zy alle voordooien, maar draagt daarvan ook alle verplichtingen. Daarom is er geen sprake van een bepaald werk te verrichten en geen ander; oen bepaalden tyd to werken en niet langer of korter; op bepaalde uren te werken en overigens uitsluitend voor zichzolve te leven. Neen, de dienstbode gaat mee, leeft mee met het gezin, en werkt naar gelang het in dat gezin te pas komt". „Daarom" zegt De Tyd verder „is ook haar verhouding niet alleen geregeld door de rechtvaardigheid, maar behoort zy evenals de andere leden te deelen in de onderlinge liefde en hot wederzydsch vertrouwen. De huisvader en de huisvrouw moeten voor haar zorg dragon, en zy wederkeerig moet die goede zorgen beantwoorden door haar trouw en haar toewyding. Zoo neemt zy deel In alle lief en leed van het huisgezin. Dan moge het waar zyn, dat zy niet de vryheid bezit van iemand, die ge heel onafhankeiyk op zichzelf staat; maar wie zal dat voor haar begeoriyk vinden, en wel in die mate, dat het voor haar het offer waard is van alle weldaden en voordeelen van het huiselijk leven? Ziedaar de Christelyke opvatting. Waar die verhouding bestaat, waar èn meester of meostores èn dienstbode daarvan overtuigd zyn en zich daarnaar regelen, daar is de dienstbodenquaestio opgelost". De Economist betreurt den uitslag van de verkiezingen. In de eerste plaats, zoo schryft z(J omdat hy een eind maakt aan het leven van een uiterst werkzaam Kabinet, dat wy met name gaarne de herziening der Armenwet en de regeling van het arbeidscontract hadden zien tot stand brengen. Hoe do nieuwo Regoering tegenover laatstbedoeld ontwerp zich stellen zal, moet nog blyken. Maar dat het verdionsteiyk ontwerp-armen- wot zal worden ingetrokken, staat, na het oordeel, door Standaard en Tijd er over geveld, wel onomstooteiyk vast. En hoe een goede armenwet, welker roeping toch wel in de eerste plaats wezen zal op dit gebied meerdere eenheid te bevorderen, is tot stand te bren gen, wanneer de overheid met de kerkeiyke liefdadigheid, te wier laste byna de helft der uitgaven voor onderstand valt, zelfs niet zóó weinig zich mag inlaten als in dit ontwerp geschiedde, is ons niet duidelyk. Maar bovenal betreuren schrijft De Econo mist wy don uitslag der verkiezingen, omdat, naar wy vreezei), een herziening van ons tarief in protectionistiscbsn geest thans niet meer te keeren valt. Een zeker, niet ondenk baar, confllot op dit punt met do Eersto Kamer zou slechts haar omzetting ver haasten. Het politiek bederf, dat van oen overgang tot het stelsel van bescherming het onvermijdelijk gevolg zal blyken, en de terug slag, dien de. ounimcrcleele ontwikkeling van ons land, en de volkswelvaart'ln het alge meen er van ztlllen ondervinden, zyn het, die ons dit resultaat der verkiezingen in zoo hooge mate doen betreuren. De lange, moeüyke stryd voor verlaging en afschaffing van be schermende rechten zal vormoedeiyk door de liberalen eerlang opnieuw gestreden moeten worden. Dubbel jammer daarom, dat het nog aanhangig tarief-ontwerp dien stryd noodeloos heeft verzwaard. Hel Nederlandsche Dagblad bevatte nog een ingezonden stuk, waarboven andermaal stond Nieuwe koers. Het luidde als Yolgt: Aan de Redactie van „Het Ned. Dagblad". Indien de heeron Yan Leeuwen en Bronsveld de stellige verzekering in zich omdragen, dat in den boezem van den C h r. H i s t. Kiezorsbond elementen zich bevinden, die met hen hun afkeuring uitspreken over de houding der Amsterdamsche Afdeeling, in zake de jongste verkiezingen, dan ver gissen zy zich deeriyk. Vermoedelijk is voor velen deze stelling opeens niet duidelyk; laat my daarom trachten dezulken tot klaarheid te brengen. Gaarne zou ik den geachten iozender van het uitvoerige' stuk, die zich J. K. teekent, een enkele vralag willen voorleggen: Wanneer gy den Chr.-Hist. Kiezorsbond voor bet vaderland geen „onding" noemt, waarom hobt gy dan in z(jn vergadering uw stem niet verheven, toen het bleek, dat de Amst. afdeeling ten einde den steeds wassenden stroom der democratie van het ongeloof te keeren meende met de party, aan wien zy in beginsel het naast ver want is, te moeten saam werken? Waarom hebt gy uw bezwaren, die misschien ingang zouden gevonden hebben, niet aan uw medeleden kenbaar gemaakt? Allicht ware gekeerd wat nu is geschied. Waarom hebt gy, toen het nog tyd was van spreken, uw stem zoo akelig dichtge schroefd, waardoor uw Chr.-HIst. medemak kers uw bedenkingen niet konden opnemen? Waarom, ja waarom spraakt gy niet, toen spreken zaak was, och ja, gy wenschtet den Bond wel te pry zen, als het moet geldon: boeman spelen tegen dr. Kuyper en Rome, maar hem persooniyk te betroden, m. a. w. hem te helpen bloeien, hem kracht te schenken in den gevoorden kamp, daar bedanktet gij voor. Gy waart geen lidl Ziet ge, ik vind het zoo nobel, wanneer mannen, broeders van óón gezin, elkander in liefde attent maken op dingen, die verkeerd zyn of schijnen, maar minder nobel, ja onbe scheiden op zyn zachtst uitgedrukt acht ik bon, die wel houden van afmaken en dan nog liofst in een orgaan wat het hunne niet is maar persooniyk de dingen laten voor wat ze zyn. Wanneer ik den geachten inzender wól begryp, dan is do Ned.-Hervormde Kerk het voorwerp van zyn vrees. Bang is hy, dat dr. Kuyper met Rome op onze Kerk zullen losstormen, om haar, kan het zyn, te verwy- doren van haar plaats. Daarom geeft hy aan „een liberaal kabinet de voorkeur." Yoor eenige jaren heeft een zeer scherp zinnig mede-redacteur van de Amsterdamsche Volksbode in dat blad gezegd„dat het verval van do Ned.-Herv. Kerk te zoeken is in eigen boezem." En dio stelling onderschryf ik van heeler harte. Hoe is hot toch mogelUk, dat iemand, geiyk de heer J. K., die wenecht te staan op con- fessioneelen bodem, by de party, waartegen mr. Groen van Prinsterer zyo gansche leven geworsteld heeft, heul en steun zoekt l Kent de heer K. de beteekenis wel van het machtige devies van Groen „Tegen de Revolutie het Evangelie"? Weet de heer K. dan niet, dat do liberale party wortelt in de Rede, en dus principieel staat tegen over hem, die juist in het Geloof zyn houvast vindt? Is de heer K. zoo verbazend kortzichtig, dat hy de consequente toepassing der liberalo theorioèn niet heeft waargenomen, zelfs niet by don jongston stembusstryd? Is de hoer K. zoo stekeblind, dat hy niot ziet, dat die eertyds zoo machtige liberale party, domineerend zoowel in Staton-Genoraal als gowost en gemeente, byna als versleten beeft uitgediend? Is het hem zoo onduideiyk, dat, om den consequenten liberaal (don socialist) te weren, dan de practische liberaal moet gesteund worden behalve door liberalen, door anti revolutionairen, Chr.-Hist. en Roomschen? Wat geeft ons dat alles te zeggen: dat eon monsch, die God tot Zyn eer wil zien gebracht ook op het terrein van den Staat, allerminst by den liberaal terecht kan komen. Ik zeide daar: de liberale party is versleten, zy is door oen jonger geslacht vervangen, dat zich vrjj- zinnig-democraat noemt, en welhaast komt do tyd, dat byna uitsluitend de party der socia listen de heerschende zal wezen. Of dan nog de heer K., die zegt te staan op confessioneelen grond, de door de liberalen geteelde kinderen wil steunen tegenovor de mannen als Paul Kruger,ik geloof, dat ook by den heer K. de natuur zal blyken sterker te zyn dan de leer. De heer K. is zoo bang voor dr. Kuyper, doch ik herhaal, dat de ellende, die in de Kerk heerscht, en zal biyven heerschen, door haar eigen kroost wordt veroorzaakt. Is dèt dan geen zedelyke berooving van rechten te noemen, wanneer predikanten pubhekeiyk op den kansel „eigendom is diefstal" verkondigen; dat de hoorders dier mannen, in bedehuizen door bloed en tranen verworven het vergif indrinken dier ongeloofstheorieön, en een geslacht vergiftigen, dat tot heorlykor doeleinden bestemd was? Laat de heer K. en met hem allen, die het goede voor land en volk voorstaan (inclusief de Kerk), de handen ineenslaan, door niet af te breken de richting, waarin tot myngroote blydschap de Bond zich heeft bewogen of juister wat Meppel on Amsterdam hebben verricht, maar krachtig handhaven het woord „Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natièn." Als man, die op den bodem der belydenis staat, ziet de heer K. een schoon arbeidsveld voor zich geopend. Genoeg is het niet, dat de meerderheid des volks, hoezeer ook onderling verdeeld, zich heeft uitgesproken van nog te willen rekenen met God, als do Opperste Macht; neen, indien die volksuitspraak niet wordt gerugsteund door de Kerk, door de Christelyke Kerk, zy zy Luthersch of Waalsch, Gere formeerd of Doopsgezind die overwinning zal blyken ydel to zyn. Indien dan in de Kerk speciaal onze Ned.-Herv. de noodzakeiykheld eener goede practische reorganisatie wordt gevoeld, een reorganisatio, die de Kerk meer op het terrein van het leven doet inwerken; wanneer hy, die zegt te buigen voor God en Zyn Woord, Hom wil geven eer en macht ook in het staatsbestuur, hot vaderland zal er wèl by varen. Laat daarom gestuurd wordeu in een rich ting, die alle anarchie in de Kerk veroordeelt. Onwillekeurig denk ik aan onzen edelen dr. J. H> Gunning Jr., die, hoe hoog bejaard, zich niet ontziet te beproeven onze Kerk te redden van haar vermoedelyken ondergang. Dat tegenwerpingen, vooral van ambtsbroeders, die eenzelfden Heiland belyden, toch niet ont dekt worden, niet hot minst door hen, die handhaving oener Christelyke staatkunde voorstaan. Diep hoeft het my gegriefd, dat de heer mr. H. Verkouteren door zyn vrienden zoo deeriyk ia miskend. Smarteiyk moet het voor hem geweest zyn, dat zy, die eertyds ingenomen waren met zyu candidatuur te Meppel, hem later zoo fel bestreden. Ook wy, die als toeschouwers den stryd hebben gadegeslagen, hebben medegovoeld het leed, mr. V. berokkend. Laat echter Gouda nu oens toonen, dat het op prys weet te stellen den Ohr.-Histo- rischen heer mr. Verkouteren, opdat, hoezeer te Meppol gevallen, hem Gouda de victorie bezorge. Hoogachtend, Uw dw., J. F. D. Do schuld van het kleine gotal 1 o- goorgasten te Sclievenin-gen wordt, naar do Jlaagscho Briofschryver van De Tijd onlangs mededeelde, onder moor toegeschreven aan de Wet op den Leerplicht, welke den ouders belet, vóór het begin der vacantia met hun kinderen op reis to gaan. Hot Sociaal Weekblad ziot in die oenvou^ige modedoeling „oen sluipwapon tegen het togon- woordige Kabinet in den vorkiezingsiyd". Immers, uitstedighoid dor oudera mag wol degeiyk gerekend worden tot do gcooiloofdo roderen van srhoolverzuim. Art. 12 der Leerplichtwet zegt: Goldigo redenon van tydoiyk schoolveizuim zyuI lo. onz. 5o. ongesteldheid van hot kind, vervulling van godsdienstplichten of andoro ornstigo omstandigheden,.dio «als geldige rodenon kun nen worden boscliouwd. En nu hooft de Rogeering in ha.a. oode memorie van antwoord blz. 11 gezegd „Kinderon, oio mot hun ouders tijdelijk doch buiion do vacantietyden in een ;v We gemeonte vertoeven en op dien grond "u»t op een school in hun woonplaats zi' schrevon, zullen 6f huisonderwys nio nieten èf een school in de verblijfplaats moou»s bezoeken. Biyven zy gedurende de afwezighoid wèl ingeschreven op de school hunner woon plaats, dan zal inderdaad art. 12, 5°, toepas- seiyk kunnen zyn." Het is dus volstrekt niet waar, wat onlangs zelfs oen man als mr. Van Houten heeft gezegd, dat de Leerplichtwet de ouders vor- hindort met hun kinderen op reis te gaan, en gelukkig ook, want volkomen onderschry ven wy, wat hy daarop Het volgen, dat uitgaan i dikwyi8 veel ontwikkelender is dan schoolgaan. Het .Sociaal Weekblad verzoekt aan do Pers, aan het geciteerde publiciteit te geven, en ook De Tijd voldoet gaarno aan dat verzoek. Van de ouders van schoolgaande kinderen, zegt 1 dit blad, zullen er misschien goon tien, mogelyk geen drie zyn, die den berg van officieole stukken over de Leerplichtwet gelezen en onthouden hebben. Waar „zelfs een man als mr. Van Houten" zich omtrent de strek- y king van een artikel van de Leerplichtwet vergiste, zullen het zeker duizenden met hom doen. En zoo kan het zeer wel wezen, dat do „men", welke de vermindering van het getal badgaston te Scheveningen aan den leerplicht toeschreef, in zóóverre geiyk had, dat oen verkeerde opvatting van een artikel dier wet van het besproken euvel schuld draagt. Laat het derhalve voor veel ouders en kin deren eon goede tydlng zyn, dat de Leerplicht voor hun reisplannen geen belommering be- i hoeft te zyn. De Residentiebode komt nog eens terug op haar artikel, in 't byzonder om een antwoord te geven aan de Arnhemsche Courant en Het Centrum, waarvan het eersto orgaan het katho lieke Haagsche blad wees op het grondwettig voorschrift omtrent de openbare school, en het tweede blad de meening verkondigde, dat de schoolquaestie niet binnen vier jaar van de baan kan gebraoht worden. Na betoogd to hebben, dat do bewering van do Arnhemsche Courant op een misverstand berust, en Het Centrum dank te hebben be- tuigd voor zyn welwillende en gedeelteiyk instemmende critiek, wyst De Residentiebode nogmaals op den ernst, die aan haar betoog ten grondslag iag. „Immers" zoo lezen wy „wy hopen en zelfs wy vertrouwen het beste, maar de lessen van het verleden hebben geleerd, dat het zeer goed mogelyk is, dat wy by een volgende verkiezing voor een andere meerderheid komen te staan. Geschilpunten toch kunnen ryzen by de meerderheid van thans of kunnen door den tegenstander als dreigende spoken opge- roepen worden. En bovendien, onze tegenstander e&l niet stil zitten. De groote verdeeldheid, die by deze verkiezing tusschen de liboralen en de vrÜ- zlnnig-democraten heersebto, ging om grond wetsherziening tot bereiking van algemeen en desgewild van vrouwenkiesrecht. Welnu, mon lette op onze woorden. De tyd Lb niet ver meer, waarop een groot deel mUb onder do gematigd-liberalen naar links gaat zwenken en zich by do pro paganda voor grondwetsherziening gaat aan sluiten. De tyd Is niet ver meer, dat er onder dio leus een nieuwe beroering door bet land zal 8) Allan vlogen naar hot venster. De professor rag nog een tipje van het rijtuig, dat in draf de poort uitreed. „De paardon z(jn toch niet op hol gegaan?" riep de oude. „Goede hemel, er gebeurt een ongeluk 1.... Waar is Karla?.... Gudrun, als je my nog eons met die zwarte monsters hier fn don hof komt Hy schold nog door, toon alle drie roeds naar buiten waren gesneld. Do schilder was don andoren voor, en toen ze in de donkere gang, dichtby de huisdeur, waren, hield Karl Gudrun's hand vast. „Laat hem maar gaanl" fluisterde hy snol. .Negus zal geen ongeluk krygen." Het mei6je zag hem verschrikt aan. Hy had zyn hand op haar schouderB gelegd. .Karll Als men one ziet 1" „Ach, lieve, besto Gudrun, ik ben nog half dood van Bchrik." „Myn „Stil, stil, lieveling, laat vader niets merken I Ik heb daar binnen een komedie moeten 'spolen IVerbeeld je: je broer Theo „Wat ie er met hem? Toe, Kar), zog my hot toch!" „Hoeft vader je bygeval over die zaak met Holston gesproken?" „Zeker, zeker.... Hy vertelt my altyd alles, hoewel hy steeds heel geheimzinnig doet." „Nu, wat denk je, dat ze aan de Beurs vertollen? Theo Farland, jouw broer Theo, hseft zich dea toestand tea nutte gemaakt; hy is met den jongen Holston naar Londen gereisd on heeft namens de firma van Je moeder een leveringscontract voor vyf jaren afgesloten. Wat zeg je er van? Is dat niet schandeiyk gemeen?" Gudrun voelde hot hart in de keel kloppen. „Theo is werkeiyk naar Londen „Met Holston? Werkeiyk? Maar ls hy dan gek?Weet je, wat vader daarvan zeggen zou?" Ach, Karl Maria," zuchtte Gudrun, „ik vind hot zelf zoo verschrikkeiyk 1" „Maar vader overleeft dat nietl" riep de jonge fabrikant, wanhopig. „Sedert zestig jaren bestaat de innigste vriendschap tusschen ons beider huizen; en nu door Theo plot seling zoo'n slag IMaar je moeder, Gudrun heeft die er niet. van gezegd? Ingevolge haar opdracht, op naam der firma Th. F. A. Far- land, moet de zaak afgeloten zynzoo vertellen ze aan de Beurs." „Neen, Karl, dat ie bepaald onmogelyk... ik vraag je, zou mama zoo iota doen onze oude vriendschapen zy heeft zeker al geraden, dat wy wy beiden Karl Maria trok het meisje aan zyn borst. „Juist nu moot zoo iets tusschenbelde komen I Nu, terwyi ik brand van vorlangen, om met vader te spreken, hem alles te open- baren! Ach, Gudrun. ik leef maar half, zoolang !k geen zekerheiJ heb over ons lotl Nog langer wachten kan ik niet. En daarom moeten wy mot je broeder spreken. Ik wil hem elk offer brongen I 't Was onkel de halsstarrigheid van den ouden heer, die Holston tot don streek verleidde. Dat moet Theo toch inzien. Lieve hemel! vader ls een man van tachtig jaar I Maar juist daarom Op dit oogenbllk hoorde men den oude bellen eu opgewonden naar de „kinderen" roepen. Karl Maria drukte Gudrun's hand. „Zeg, zal ik met Theo Bprekon?" „Neen, liefste, doe dat vooral nietl Jelui bent beiden driftig. Maar ik zal maatje alles zeggen en zy zal ona helpen. Geloof maar niet, dat zy Theo's zyde zal kiezen." „Maar dat wordt toch al in de stad verteld 1" Karl Maria wilde er nog lets by voegen; maar daar werd de voordeur geopend en Heinz kwam terug, tamelyk verhit en boos. „Nu houdt toch alles opl" bulderde hy. „Dat kleine creatuur 1Gudrun, ze ls er met den wagen van doort" „Wie?.... Karla?" Eer de schilder kon antwoorden, werd hy ln bealag genomen door juffrouw Schlltt, die de oude er op af gezonden had. „Professor, meneer wordt ongeduldig I" Snel keerden alle drie naar den hulpeloozen grysaard terug. „Heb je ooit zoo iets zien vortoonen?" steunde hy, toen zyn zoon hem had ingelicht. „En dat zegt niot eens goedendag I Gudrun, heb ik dat aan Karla verdiend? Geen twoo woorden heeft ze tegen my gozegd! Ach, goen mensch wil meer wat van my, onden stamper, weten! Wacht maar! Wacht maar, tot ik onder den grond lig!.... En ik mag haar toch zoo graag!" Hy snikte byna, en toen de anderen hem wilden liofkoozen, riep hy boos: „Laat my met rustik kan jelui geen van allen uitstaan 1" Maar toen Gudrun zyn hand nam, werd hy weer een beetje verteederd. „Jy bent nog de eenige, die het goed met my meent I" zei hy, ,jy en hoogstens nog Heinrich I" Hy zag rond en bemerkte het bekommerde, treurige gezicht van zyn jongsten zoon. „En jy, jy kunt er ook nog mee door I Maar Karla behoeft zich hier vooreerBt niet weer te ver- toonen 1" De vredo was nu weer hersteld; doch Gudrun had geon rust meer: ze moest naar huls. Natuuriyk kostte dit nog oen heelen Btryd met den ouden Pracht, dio haar voor het avondeten wilde houden; eindeiyk bege leidde Karl Maria haar naar bulton." Voor do deur stonden zy oen oogonblik ontroerd tegenover elkaar. „Je kent hem, Gudrun, den heven ouden man, dat groote kindt Ach, dat Theo hem zoo iete kon aandoen 1" 't Meisje schudde het hoofdzy had tranen ln de oogen. ,'t Zou hom doodon, dat weet lk, Karl. Maar Theo ie niet slecht. En hy houdt toch van my, zyn zuster, wier geluk mee ten gronde zou gaan." Karl Maria kuste haar beido handen. „En je moeder?" „Ach, mama, die schatl Je zult nog den grond kussen, dien haar voet betroden heeft, om vergeving te vragen voor die verdenking. Myn moedertje, myn alles 1" Zy zag hem met haar zachte, lieve oogen geroerd in het gezicht. „Karl Maria, Kareltjel" zoo hoorde mende bevende stem van den ouden man. „Waar biyft dio akelige jongen nu weer?" Nog een handdruk en stom scheidden de twee, die elkaar zoo innig liefhadden. HL Karla rende inlusschen voort over den straatweg van Moabit naar het WeBtend, onbarmhartig de beide paarden op de zweep onthalend. De lastige Negus schuimde, en telkens, als de zweep hem raakte, sloeg hy do achterpooten uit. Het lichte rytuig Bchudde heon en weer onder bet lukkon der paardon en liet een dichte stofwolk achtor zich. De koppige jongejuffrouw Farland zat op den bok en staarde grimmig ovor do koppen der paarden heen in de verto. Karla was ontevreden over zichzelve. Zy gevoelde, dat zo zich voor den schilder bo- lacheiyk had gemaakt. Zy wildo dit oebtor riet rocduit bekennen, ook aan zlcbzelvo niet, en verborg haar beschaming onder dozo woeste wildheid. Zy toornde over do Doonscho, nog meer echter over den professor. Had Pracht niet jarenlang de moest belangloozo vriendschap van do geheelo familie Farland genoten? Was het geen hemeltergende ondankbaarheid, als hy dien kring plotseling vorliet, om aan eau vroemdelingo zyn hulde te brengen? Eon vroemdolingo, van wior bostaan men zolfs tot voor onkole dagen niot wistl In haar troobelo yvorzucht vorbooldde zy zlcb, dat eon man van Pracht'a leeftyd olgon- lgk het recht vorloren had, om te gaan trouwen. Iedoroen was er aan gewend, heiu als ongetrouwd te konnen; men had hem als oen broer of neef of oom beschouwd on dat moest nu opeens anders zyn? Karla haatte Dagmar. Ze bogroep niet, waarom haar mooder aan die Deeneche, die plotseling den wereldvrede kwam verstoren, zoo'n vricndoiyko gastvryheid bood. Als zy, Karla, in mania's plaats goweest waal WorJl vti vol'jd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5