LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 8 JUNI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. i^euiiieton. De Boos van Horton. No. 12664 In een opstel over de voorbereiding tot onze jongste arbeidswet geving in het tijdschrift' Onze Eeuw schrift jbr. mr. H. Sinissaert do aanvankelijke mis lukking van onze Ongevallenwet en het dreigende fiasco met de reeds twee jaren geleden ingediende, maar nog niet door de Tweede Kamer behandelde wet op de arbeids- ©n rusttijden, in hoofdzaak toe aan de opper vlakkige voorbereiding. Wel neemt men hier gaarne bfi zoodanige wetgeving Duitschland tot model, maar niet wat betreft de degelijke voorbereiding, welke dit Rijk aan zfin sociale wetten laat voorafgaan. Als voorbeeld van bedachtzame voorzichtigheid van den Duitschen wetgever wordt gewezen op de ernstige voor bereiding eener arbeidsduur regeling voor éón enkel bedrijf. De Bundesrath heeft daar (4 Maart 1896) do verordening uitgevaardigd omtrent de uitoefening van het bedrijf in bakkerijen en Kon.ditoreien, nadat de Commissie voor de Arboideisstatistiek niet minder dan vier jaren bezig was geweest met het verzamelen en verwerken van gegevens om dat vraagstuk grondig te kunnen beoor- deelên. Ons ontwerp daarentegen regelt dearboids- ©n rusttijden in alle fabrieken en werkplaatsen, ©n uit de memorie van toelichting blijkt niets omtrent de veranderingen, die eventueel door die regeling in de uitoefening onzer nijverheid zouden ontstaan, evenmin omtrent de mogelijkheid, dat onze industrie trots zoo danige beperking concurrenzf&higop de wereldmarkt zou blijven. Uit mets is gebleken, noch by de behande ling van de Ongevallenwet, noch uit do voor bereiding van het ontwerp op de arbeids en rusttijden, dat onze Begeering, evenals de Duitsche wetgever, doordrongen is van het besef, dat de sociale wetgeving aan de indus trie lasten oplegt, die zfi niet of niet geheel op haar consumenten kan verhalen, dat deze lasten voor de vaderlandsche ny verbeid te drukkend kunnen worden, waar andere op de wereldmarkt concurfeerende staten niet ge- lyke „bruto kosten" opleggen, en derhalve by de overweging van maatregelen van sociaal- politieken aard reeds deswege met de draag kracht der ny verheid rekening behoort te worden gehouden. Nader licht de schryver dit toe, door citaten uit de tusschen de Begeering en de Kamer ge wisselde stukken omtrent de Ongevallenwet. In enkele woorden komt ook de Begeering ten aanzien van de vraag, welke lasten door deze wet aan de ny verheid worden opgelegd en of de ny verheid die lasten kunnen dragen, hierop neer: do ny verheid behoort als nood- zakelyke productiekosten de schade wegens bedrijfsongevallen te dragen; hoe groot die kosten zullen zyn, weten wy niet en dus kunnen wy evenmin nagaan, of de ny verheid die kosten zal kunnen dragen; zy zal ze moeten dragen, dat staat vaat l Dit ia inderdaad een juist resumé van de inzichten der Begeering. Terwfil ander© landen, met name Duitsch land, met grooten fiver kennis verzamelen omtrent den feitelfikon toestand der industrie, ook in verband met de Yraag of zfi in staat is mede te dingen op de wereldmarkt, alvorens op die industrie nieuwe sociale lasten te leggen, meent onze Begeering ook zonder die kennisu wol gerechtigd te zfin tot het voorstellen va® ingrfipende wijzigingen in de bestaande arbeids verhoudingen, van nieuwe lasteQ voor de vaderlandsche industrie. Te oenzfidig wordt gelet op de sociale baten, die, naar de Begeering meent, uit haar wetten voor den arbeider zullen voortvloeien, en geen rekening gehouden met de sociale lasten, die daartegenover staan voor den onder nemer. Het resultaat zou anders zfin, wanneer do Regeering zich niet bepaalde tot een regeling, die voor zoover zfi niet direct geïmpor teerd is uitgedacht is in de bureaux, maar wanneer zfi vooraf voeling hield met do industrie, met de belanghebbenden. Thans is veelal wat hier voor sociale wetgeving door gaat werk zonder eigen stempel, zonder natio nale keur, de belichaming eener van elders ingevoerde theorie, die men zelfs niet getracht heeft aan te passen aan wat ten onzent op datzelfde gebied reeds bestaat en waarvan men evenmin weet welke haar uitwerking ten onzent zfin zall De schrfiver komt tot de conclusie, dat waar onze arbeidswetgeving onvoldoende wordt voorbereid, verbetering daarin kan worden ge bracht door een levendiger besef van de samen gesteldheid der verschillende belangen, door stelselmatige, voorafgaande raadpleging der belanghebbenden (werkgevers en werklieden); door nauwkeuriger kennis der bestaande toe standen; door zorgvuldiger overwegen dor te verwachten gevolgen op de productie, op de prfizon, op het in staat-zfin mede te dingen met het buitenland. Die ernstiger vóór-studie der door een wet te regelen materie behoeft niet zooveel tfid te kosten. Met bekwamen spoed en met goeden wil die van de zfide der belanghebbenden (immers in hun eigen belang) wel niet zullen ontbreken kan vrfi spoedig veel en bruik baar materiaal worden verzameld. Als de Regeering haar methode maar wfizi- gen wil, dan zal zfi zien, dat in de practfik de meer omslachtig schfinende weg nog wel eens de kortste kan blfiken te zfin, getuige de Ongevallenwet, die immers aanstonds minder monopolistisch had kunnen zfin ont worpen, wanneer men maar vooraf het oor deel van belanghebbenden over zoodanig mono polie had ingewonnen en naar dat oordeel had willen luisteren. Ook hier zou schrfiver wenschen, dat een „sociaal" ontwerp in handen werd gesteld eener commissie voor arbeidswetgeving, die belanghebbenden hoort, hun oordeel inwint, haar eigen denkbeelden ontwikkelt en aldus den minister voorlicht omtrent de bruikbaar heid van zfin ontwerp. Hierdoor zal de sociale rechtvaardigheid beter worden bediend dan door een omvang- rfik program van halve maatregelen. Prof. Molengraaf! geeft in De Gids een overzicht van den a t a a t k u-n d i g e n toe stand. Hfi constateert allereerst, dat do stembusstrijd gekenmerkt wordt do'or twee verachfin8elen, die beide reeds in 1897 zich vertoonden, maar thans intensiever zich open baren. Zoo in do eerste plaats de gemeen- schappelfike actie van katholieken, anti revo lutionairen van alle gading en christelfik- historischen. Deze coalitie zal wellicht voor den uitslag der verkiezingen beslissend zfin. Daarom zal ook thans weer de oude strfid tusschen clericalen en anti cloricalen worden gestreden, uitsluitend gaande om de regeer macht, zonder eenlg vraagstuk van practische politiek tot inzet, tenzfi misschien de slooping der openbare en hoogero school: Want de bondgenooten hebben hun conservatieve neigingen nooit verheeld en tot oplossing van sociale vraagstukken vraagt men hun hulp niet. Daarom zal de triomf van „het Christelfik volksdeel" weinig anders dan stil stand op wetgevend gebied brengen. Het tweede feit, dat deze verkiezingen bo- heerscht, is de stichting van den vrfizlnnig- democratischen bond, wiens ontstaan de schrfiver kortelfik memoreert. En vervolgens betoogt de hoogleuraar, op grond van een overzicht van de houding, door de „Liberale Unie" sedert 1885 tegenover het kiesrecht- vraagstuk aangenomen, dat hot urgentie- voorstel van het bestuur m est komen en door trouw aan eigen herhaaldolfik uitge sproken beginselen werd gebonden, en dat de meerderheid, die hot voorstel verwierp, ontrouw werd aan het verleden der „Unie." Haar votum was óók onpolitiek, omdat, wanneer ge u eenmaal Inlaat met het kies recht vraagstuk, het uit eigen kracht naar voren dnngt, omdat het is het eerste en hoogste 8taatsburgerrecht, de eerste en hoogste staatsburgerplicht tevens; omdat alleen hfi ten volle en in waarheid staatsburger is, die kiesrecht heeft. Zfin velen van de volheid van het staatsburgerschap uitgesloten zonder deugdelfike, afdoende roden, - en daarvan had do „L. zich herhaaldelfik overtuigd verklaard dan kan opheffing van dien misstand niet anders dan urgent zfin. Voor hen, die dit beamen, was na de ontkenning der urgentie geen plaats meer in de „L. U.", omdat het geschilpunt voor de samenwerking bfi de verkiezingen van principioelen aard was. Wel heeft men den leden, die den vrfizinnig- democratischeQ bond vormden, verweten, dat hun leus hen noodzakelfik doet afglfiden naar de sociaal-democratie, omdat het vooropstellen der Grondwetsherziening van hen vordert, bfi herstemming sociaal-democraten te steunen óók tegenover liberalen, die voorstanders van sociale wetgeving zfin. De schrfiver voert hiertegen aan, dat de erkenning van de urgentie alleen in zich sluit, dat de bond van zfin candidaten de aanvaarding dezer leus vordert. Omtrent do houding bfi eventueele her stemmingen tegenover de candidaten van andere partfien wordt daardoor niets beslist. Slechts dit kan gezegd worden er uit voort te vloeien, dat wanneer n& do stemming de zaken zoo staan, dat er kans is door samen werking met do sociaal-democraten in de Tweede Kamer aan de voorstanders van Grond wetsherziening een besliste meerderheid te verzekeren, die samenwerking ligt in de Ifin van den bond. BeBtaat daarentegen die kans niet, dan treedt op den voorgrond het belang, in de Tweede Kamer een meerderheid te brengen, genogen en in staat een krachtige sociale politiek te voeren in vrfizinnigen geest. Van voorkeur voor sociaal democratische can didaten, in elk geval en wie ook de tegen- caudidaat moge wezen, kan dan geen sprake zfin. Vrees, dat de vrfizinnig-democratische bond, indien de zaken aldus komen te staan, zfin zelfstandigheid niet zou weten te bewaren, wordt door niets gerechtvaardigd. Zonderling noemt de ho'ogleeraar het andere verwfit, dat de leden van den bond do sociale wetgeving zouden tegenhouden. Immers aan Grondwetsherziening om te komen tot alge meen kiesrecht moet uit den aard de voorrang worden toegekend boven andere wetgevende maatregelen, omdat de regeling van het kies recht van fundamenteelo beteekenis is voor de geheele wetgeving. Algemeen kiesrecht wil zeggen modewerking in beginsel van het geheele Nederlandsche volk tot de wetgeving en tot de rogeering, wil zeggen, dat niet een deel van het volk moet bepalen wat recht zal zfin voor allen; dat, en dit geldt in het bfizonder van de Nederlandsche vrouwen, een einde moet komen aan het handelen over u, bfi u, maar zonder u: Welnu, hoe kan, wie algemeen kiesrecht om deze zfin beteekenis voorstaat, verlangen voorshands toch maar het beperkte kiesrecht, het tegenwoordige kiesrecht met zfin wille keurige en gekunstelde grenzen,met zfin uitslui ting van alle Nederlandsche vrouwen, te besten digen? Toch maar voort te gaan met wetgeven op een grondslag, dien men vicieus acht? Voorrang voor de sociale wetgeving I terwfil juist de sociale wetgeving in het bfizonder gebaat zal worden door de medewerking van hen, die tot nog toe van medezeggenschap In 's lands zaken zfin verstoken, omdat hun belangen ten nauwste bfi die wetgeving zfin betrokken. Voorrang voor de sociale wet geving 1 terwfil juist de Grondwetsherziening ten doel heeft den weg tot een krachtige sociale wetgeving to bereiden, althans te effenen en te verbeteren. Voorrang voor de sociale wetgeving is niet anders dan een dilatoire exceptie, die steeds van kracht blfift, die over vier, aciit, twaalf jaren evenveel reden van bestaan zal hebben als thans, omdat sociale wetgeving steods aan de orde zal blfivou; wel nimmer het tfidstip zal aanbreken, waarop de wetgever ten dezen de handen in den schoot zal kunnen leggen. Mag de verkiezingsleus van do vrfizlnnig- democraten dus volkomen Tafcibneel heeten, de door hen aan de Grondwetsherziening toe gekende voorrang sluit volstrekt, niet in zich, dat door hun geestverwanten in de Tweede Kamer, indien daar een meerderheid vof>r de Grondwetsherziening niet wordt gevonden, niet met andere voorstanders van sociale hervormingen zou kunnen worden medege werkt om op dit gebied te verkrfigon, wat onder de bestaande omstandigheden verkregen kan worden. Het beginsel van den bond, „dat door een krachtige sociale wetgeving moet worden aangestuurd op hot wegnemen van do maatschappelijke oorzaken, welke tusschen de leden van het volk ongelfikheid scheppen of versterken ten aanzien van hun ontwikke- li ngs vóór waai den", zal ook dan het richtsnoer wezen van hun handelen. Ander3 de heer Plemp van Duiveland in do Juni aflevering van Onze Eeuw, De schrfiver richt het woord tot- een Gro ninger, die onlangs klaagde, dat het steeds moeilfiker werd partfi te kiezen. Des Gronin gers ideaal was nog steeds, eerlfik naar do emancipatie van den vierden stand to stroven, opdat hfi gelfik worde aan de andere standen en ook a fair chance op wolvaart krfige, doch zóó, dat niet door het inroepen van den almachtigen staat al de in lange jaren van moeilfiken strfid gewonnen vrfiheden weer ten onder gaan. Met welke middelen hfi durfde het niet uitmaken, maar genoeg voor hem was, dat men er zou trachten te komen met het individualisme en dat het streven eerlfik zou zfin. Schr. schetst hoe een nieuwe leer met haar idealen in theorie en haar reusachtige teleur stellingen in de practfik, de vroegere voor gangers en voorlichters gedrongen hoeft naar een kant van het staatkundig sirfidp'erk, waar zfi voor reactionair worden aangezien. Daar hebben sommigen de oude beproelde individu alistische idee reeds losgelaten en de gioep, die zoowel in theorie als m practfik den ouden beginselen getrouw bleef, heeft nu vóór alles aansluiting en leiding noodig. Op één punt heeft de weifelende kiezer zekerheid: hfi zal niet stemmen opden„cleri- caal". Eerbied voor oprechte geloofsovertuiging brengt hem er toe om de openbare school niet te handhaven als hei eenig onderwijs instituut, dat zfin aandacht en de ponningen uit de schatkist waard is, maar hfi zal blfiven opkomen tegen het streven om door middel van den staat do belangen te behartigen van een bepaald kerkgenootschap. Dit noemt hfi anti liberaal en daarom staat hfi onverwrik baar tegenover elke, ook de mildste, theocratie. Dan wordt stilgestaan bfi de vraag, of in het vierjarig tfid vak, dat achter ons ligt, eenlge aanduiding te vinden is voor het straks te volgen staatkundig beleid? Voortgekomen uit een sterk uitgebreid kiezerskorps, heeft de jongste .Tweede Kamer bewezen, dit- haar werkkracht door de ver- breodiDg van haar basi3 niet geleden heeft. Al was de oogst, vergeleken bfi de stapels papier, haar aangeboden, gering, de verge lijking mot vele harer voorgangsters kan zfi best doorstaan. Niet altfid echter was de qualiteit van het verkregone van de beste soort. En de wfize, waarop het bereikte ver kregen werd, baart zorg. Het wordt al duidelfiker, In de eerste plaats, dat de algemeen erkende moeilijkheid van de voorziening in sociale nooden de gausche wet geving in haar gang belemmert. Want er be staat nog altfid naast de „socialo" in den engeren zin andere wetgeving. Welnu, het lfikt schier onmogelfik aan haar de hand te slaan. Do herziening van het burgerlfik wet boek, waartoe opvolgende staatscoïumissies hoogst belangrfike bfidragen leveren aan bibliotheken, is een onderworp, welks „urgentie" geheel in de verdrukking is ge raakt. Strafvordering staat stil bfi de in 1886 ingevoerde, onvolledige hervorming. De handel wacht het zfi gozefed, met veel goduld op een herziening, die het we'boek van koop handel in overeenstemming brengt met do eischen van het modern verkeer. Administra tieve rechtspraak vindt hier en daar slechts de rogeliug, die door een „actueel" onder werp van wetgeving noodig wordt gemaakt; haar geheele onafhankelijkheid on haar uni formiteit schijnen pia vota. Nog steeds bevat de Grondwet van 1887 onuitgevoerde voor schriften. En deze lfist is zeer onvolledig. De schrfiver gaat dan na, wat dan wel in het vierjarig tfidvak is tot stand gebracht., Hfi haalt het getob en geknoei met de leger- wetten aan als een sprekend voorbeeld van de schier onoverwinlijke bezwaren, welke ieder oenigszins omvangrijk wetsontwerp van wet geving tegenwoordig meebrengt. Met do invoering van den persoonlijken dienstplicht was het vlotter gegaan. Slechts vfif en twintig jaren bestaan heeft de bond tot afschaffing der plaatsvervanging geteld! De „technische" herziening der kieswet zfi hier voorbijgegaan als oen zuiver persoonlijke liefhebberij van den minister van binnen- landscbe zaken. De wet op don leerplicht regelde een zeer eenvoudig onderwerp; schijn baar een dwangwet, is zfi in haar werking aanvullend en beschermend; dwingend slechts on willigen om hun kinderen niet te onthoudon, wat de overgroote meerderheid des volks begrfipt hun te moeten geven. De eigenlfike socialo wotgeving bracht nog andere bezwaren model Een ongevallenwet dreigde do beide Kamers der Staten Generaal met elkander in scherp conflict te brengen. De nfiverheid kwam in rep en roer om den aanslag op haar vrfiheid, de staatsvoogdfi, waaronder men haar wilde stellen, de lasten, die men haar straks zou gaan opleggen. Aan haar schier alleen lieten de liberalen in de Tweede Kamer hot protest tegen heb ontwerp over en toen straks de menigte van werk lieden op het Binnenhof kwam manifesteeren, scheen het alsof het een enkel geldel fik be lang gold, waarom twee klassen elkander te lfif gingen: deze om gelduitkeenng bfi ongeval, gene om behoud der volle bedrfifswmst. Waar waren toon in ons Lagertinis de liberalen om de schijnbaar strijdige belangen te verzoenen, aan ieder het zfine te geven en niet de staatsmacht te stellen in dienst van een deel der maatschappy, tot schade van een ander? Zfi zwegen. Het leek wel, of er vrees was onder de dnect gekozenen: vrees voor do wrake van den „wei Kinan," vrees om door de socialisten gebrandmerkt te worden als verdedigers van „hei kapitaal Van diezelfde vrees viel iets waar te nomen bfi de behandeling van üfina ieder „sociaal" onderwerp. Schrfiver betreurt het, dat de liberalen zoo weinig het beleid van den liberalen staat tegen zfin aanvallers verdedigd hebben. Ware dat geschied, zfi zouden zich niet genoopt hebben geacht stukjes socialisme te leggen in het wettenmozaïek, beginselen met een zucht te laten varen om haastig to geven, wat „in naam van het volk" werd gevraagd. En de Kegeering zou een andere positie hebben ingenomen. Zfi zou zich niet hebben laten „porren", zfi zou den voet niet gezet hebben op het „hellend vlak". Bfi de beantwoording van de vraag, hoe ver ae staatsbemoeiing mag gaan, zal men als algemeene regel in het oog dienen te houden, dat er naar gestreeld behoort te worden tegenstrijdige belangen zooveel moge- lfik te verzoenen en gelfikelfik te behartigen. Wanneer men vorder uitgaat van het beginsel, dat het persoonlfik bezit de boste waarborg is van de vrfiheid en dat de slaat dus niet mag, noch kan ingrfipen tot gelfike verdeo- ling van dat bezit, dan is overigens staats bemoeiing in don vorm van subsidiesring van allerlei belang zeer goed te verdedigen. Maar daarbfi moet allereerst gevraagd worden, of zoodoende de oigen krachtsinspanning van de burgers in de hand wordt gewerkt, opgewekt, geleid en gesteund Hiertoe mede ie «riten, is de plicht der liberale partfi tog©never hot socialisme, ook tegenover die die van de staatswei kzaamheid U-; van don. menscli hervorming der in.-.aL.' ii.uipfi „wegnemen van maatschappe.fike oorzaken" verwachten. Mr. H. J. Tasman wekt in het Sociaat Weekblad zfin vrfiz.-democr. parlfigenooten op, de leus: „Grondwetsherziening vóór alles" niet los te laten. Hfi acht do urgentie der Grondwetsherziening ook zeer goed practLsch te verwezenlijken. Met een algemeene motie bereikt men niets. Maar anders is het, wanneer een voor- stol wordt gedaan, om art. 80 der Grondwet aldus te wfizigen: „De wet wfist aan wie kiezers zullen zJfin." Daarvoor zfin te winnen veel liberale stemmen, die, schoon tegenstanders van urgentie, toch voorstanders van algemeen kiesrecht zfin. En ook zulke tegenstanders van algemeen kiesrecht, die vrfiheid voor den wetgever verlangen; bfiv. anti rov., die tot huismanskiesrecht willen komen. Aldus kan zulk een voorstel bfi eerste lezing worden aangenomen. De Grondwetsherziening vaü '87 heeft geleerd, dat de anti-rev. de door De Standaard gedreigde afstemming niet hebben aangedurfd. De meerderheid der Kamerleden zou zich bfi de tweede lezing nu ook wel bedenken. Daarom roept mr. Tasman zfin partfigenooten toe: Houdt goeden moed, dient een voorstel tot Grond wei sii iivnening in en gfi zult slagenl Het Handelsblad betoogt, dat «lil le urgen tiemannen niet veel verder brengt. 'i' uan erkent immers zelf: „Het voorstel, zooals hierboven gef". reord, voert niet zelf het algemeen stemrecht in liet heft alleen belemmeringen op, zonder zelf oen positief stelsel in de Grondwet neer te leggen." En zóó is het inderdaad. "Wfi zei ven, zegt het Handelsbladzfin vóór de lezing van art. 80, die mr. Tasman aan de hand geeft, op het voetspoor van hetgeen mr. Van Houten reeds in '84 heeft voorgesteld en wat deze als Kamerlid mot den. hoer Zfilker in '86 nog eens heeft beproefd. Maar voor het algemeen stemrecht verkrjjgt men zoodoende toch geen meerderheid. Dat kan nog lang duren En zoo zal mon dan den omslag van oen Grondwots. 53) „Hoe gaat het u, miss Balmaine?" vroeg hfi. „U wil mfi toch, hoop ik, niet ontloopen?" „O neen," antwoordde zfi, zich naar hem toekeerend. „Wanneer is u teruggekomen?" „Pas voor twee dagen." „En hoe maakt Tommy het?" „Uitstekend, dank u." „Heeft u een prettlgen tfid gehad?" „Jawel, u toch ook?" „Neen, het is mfi volstrekt niet goed gegaan." „Hoezoo?" „Ik kan het niet goed uitleggen." Er ontstond een pauze. Daarop voegde zfi er onverwacht bfi: „Mr. Brice, de zoon van overste Brice, is thuis gekomen." „üat is voor het eerst, dat ik hoor, dat hfi een zoon h^eft." „O ja, en ook een getrouwde dochter. Mr. Brice heeft verscheidene jaren in Amerika doorgebracht." „En kwam -natuurlfik vol Yankee-ideeën terug?" „Hfi heeft in elk geval allerzonderlingste denkboolden." Beiden hadden nu het poortje bereikt en Btonden stil. „Welk een mooie kransI" riep Rosamund. „Die is zeker, toen ik in de kerk was, op het graf gelegd. Het is toch een mooi ge bruik om de graven met bloemen te versieren." „Ja, zelfs de armen vergeten het niet, zie biaar." Dat zeggende wees lord Airdrie naar het graf van ©en kind, waarop drie schalen vol chrysanthemums en een groote schotel vol hulst en klimopranken stonden. Rosamund beschouwde het een oogenblik peinzend, doch plotseling nam zfi een bouquetje met viooltjes uit haar ceintuur en legde het zorgvuldig op den kleinen heuvel. „Waarom?" vroeg haar metgezel. „Waarom juist op dit graf?" „Omdat, omdat", zfi aarzelde, „nu, ter wille van een ander graf, waarop niemand ooit een bloem legt," besloot zfi en tranen verduisterden haar oogen. „Zeker het graf van eon kind?" voegde hfi er veelbeteekenend bfi. Zfi keek hem aan, terwfil het bloed haar langzaam naar het gelaat steeg; daarop boog zfi haar hoofd ten teeken van toestemming en or ontstond een pauze van eenige seconden. Hierop zeide hfi op een geheel anderen toon: „Nu, en wat is het nieuwste nieuws in dit gedeelte van hot land? Zfin er geen gebroken haizen of harten?" „Dat kan ik u werkelfik niet zeggen. Ik ben in den laatsten tfid niet veel uit geweest," antwoordde Rosamund. „Niet mogeifik. Dat zou immers iets geheel bfizondera zfin. Hoe kon de uitgaande wereld hier het zonder miss Balmaine stellen?" vroeg lord Airdrie verwonderd. „Ik vrees, dat de uitgaande wereld nu niet bfizonder op miss BalmaLne's gezelschap ge steld 18." „Waarom?" „U is pas onlangs teruggekeerd, lord Airdrie, anders zou u het mfi wellicht kunnen zeggen, want ik hoor het natuurlfik niet, wat ik daarbfi ook mag voelen." Zfi beet zich op de lippen, toen haar te binnen schoot, dat twee van haar bsete vriendinnen haar zoo juist met een ko«ken blik voorbfigegaan waren. „Wat betreft het dan eigenlfik?" „Ach, men kan zfin verleden niet uitwis- scheni" riep zfi eensklaps wanhopig uit. „Het mfine is weer opgediept en wandeit nu waar- schfinlfik in zevenmijlslaarzen door het land." „Maar wie heeft hot dan opgediept?" „Ik weet het niet. Is geen gerucht tot u doorgedrongen? Wanneer gfi naar de graaf schapsclub gaat, zult gfi het zeker te weteu komen." „Dat behoef ik niet te doen," zeide hfi ernstig, „want ik weet reeds alles van u." „Weet u reeds alles?" herhaalde zfi. „Wat wil u daarmee zeggen? Hoe kunt gfi het weten Hfi keek haar recht in het gelaat, terwfil hfi zonder de minste aarzeling antwoordde: „Hoe ik het heb gehoord, doet niets ter zake. ik weet echter alles van uw geliefde, den ingenieur, die u den hond gaf en hoe gfi ge woon waart op het moeras met hem samen te kpmen. Ik weet ook van uw huwelfik Zfi trad een schrede achteruit en haar hand zocht oen steunpunt op hot poortje. „Eveneens weet ik, dat gfi een kind kreegt en het - oogenblikkelfik aan een vrouw, een zekere moeder Nan, gaaft, een afschuwelijke kinderhandelaarster." „Neen," viol zfi hem bits in de rede, „dat is niet waar l Hfi stierf na drie dagen." „Zfit gfi daarvan geheel zeker?" „Volkomen zeker," antwoordde zfi, nu wit als eeu laken, maar zfin blik vastberaden volhoudend. „Zoo zeker, als lk hier sta. Ik vermoedde wel, dat er een of ander schan dalige geschiedenis over mfi in omloop is gebracht, maar ik had nooit ook maar kunnen droomen, dat het dit wasl Zelfs mfin eigen bloedverwanten hebben er tegen opgezien het my mee ie deeleo. Elfikbaar is bet u, ©en vreemde, toen gfi thuis kwaamt, ter oore ge komen en nu haast gfi u hierheen te komen, om mfi te verzekeren, dat gfi alles weet." „Miss Balmaine, ik heb naar geen klets praatjes geluisterd; ik ben de eenige persoon, die weet, wat ik u zoo juist gezegd heb, u moet ra(J toestaan to spreken," ging hfi op dringenden toon voort. „Neen, u heeft reeds te veel gezegd; ik zal u niet toestaan te spreken. Integendeel, ik verbied u, ooit weer met mfi te spreken l" antwoordde zfi hartstochtelijk. „Ik kan wel begrfipen, dat gfi mfin privaat aangelegenheden met andere mannen behandelt; maar waarom gfi dit thema tegenover mfi te berde brengt, is mfi hoogst onbegrfipelfik. Hoe durft gfi het wagen?" En vóór hot hom duidelfik werd, dat zfi ging, had zfi haastig het poortje, dat toegang tot de Balmainscho bezitting gaf, goopend, was er door gegaan, sloot het achter zich af en liet haar metgezel sprakeloos staan. Hfi keek haar na, terwfil zfi op hst smalle pad haastig voortliep, keek haar na, totdat zfi door een groep boomen aan zfin blik werd ont trokken. Daarop nam hfi zfin hoed af, wischte zich het voorhoofd met zfin zakdoek af en riep „Nu begint het toch eindelfik een weinig licht te worden I Het geval geleek ook niets op haar. Ik durf er op zweren, dat mon haar gezegd heeft, dat het kind dood was. Maar wat zal ik nu doen? Hoo breng lk mfizelven het best uit het nauw? Die advocaton hebben altfid wel gezegd, dat ik mfizelven in een leelfik parket zou brengen, on zfi hadden ge lfik. Natuurlfik zal ik nu dadelfik mfin aan spraken laten gelden l Schrfiven geeft niets, de geschiedenis is nu op een punt gekomen, dat een persoonlfik© ontmoeting volstrekt noodzakelfik is. Zfi gaat morgen zeker ook op de jacht en dan wil ik een gesprek onder vier oogen met haar zion te krfigon." XXXI. Lord Airdrie bevond zich plotseling in een zeer onaangename positie on wist volstrekt niet wat hfi doen moest. Hoe moor hfi de zaak van alle kanten bekeek, des te radeloozer werd hfi. Rosamund had onbewust zichzelve vrijge sproken, maar hem tevens gesmeekt nooit weer tegen hem te spreken, en zfi had er uitgezien, alsof het haar daarmee bittere ernst was. Ho© moest hfi haar dus naderen en baar alles uit leggen? Aan wien zou hfi het zeggen? Aan overste Brice? Aan mrs. Brice? Die was waar- schfinlfik de schuld van alles; zfi had zeker het van nature lichtgeloovige en schuchtere meisje bewerkt en haar hart verhard, door haar het kind te ontnemen. Welk eeu straf moest een vrouw treffen, die het mot haar geweten overeen kon brengen, om den goeden naam van baar dochter op het spel te zetten, haar allo hoop te benemen en haar hart t© breken Deze gedachten drongen zich aan lord Airdri© op, terwfil hfi zich, op een mooi jachtpaard gezeten, naar de verzamelplaats van het jacht gezelschap begaf. Onder de schare van Loo- stroomende jagers herkende hfi dadelfik een slanke vrouwengestalte op een bruine merrie, welke door een corpulenten heer werd ver gezeld. Hfi trof haar op een smal pad tusschen twee hagen aan, waar de bondon en hot ge heele gezelschap langs moesten, orp in d© buurt van een vossenhol te komen. \W*rdt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5