STOOMTRAM GOUDEN W. v. R0SSUM DU CHATTEL, Preanger Mie f Ö.5212 de 5 ons. i De beste. Java-Mie f 0.40 de 5 ons. BS CllBlSLuu n uot) C. W. TEEUWEII1ZEE, Hopwotll 132. Anno 1901. 4 PERSOVERZIOHT. LEIDEN—De VinkVoorschotenVeur (Leidschen- dam)WijkerhrugVoorburg's-Gravenhage. Vertrek van Leiden naar De Vink en Voorschoten Kaar Veur (Lcidscliendaiu), IVijkerbrug, Voorburg en 's-Gravenhage: Bij mooi weder open Tramrijtuigen. Verkrijgbaar in alle buurten der stad. 3183 23 EEVENSEIEEEN PINCE-NEZ, BRILLEN en POTLOODEN in de nieuwste modellen voorhanden. Haarlemmerstr. 114. Telephoonn. 92. .Anker". W. G. IDEE. Firma VINCENT VAN SPAENDONCK, Tilburg. No. 12655 Mr. S. van Houten deelt lnden29sten van zyn Staatkundige Brieven mede, dat hy ala candldaat voor de Tweede Kamer een circulaire van het Hoofdbestuurder „Neder- landache Vereeniging tot afschaffing van alcoholhoudende dranken" ontving, met ver zoek, om op eenige vraagpunten, betreffende drankwet en drankbestrijding, te antwoorden. De heer Van Houton verklaart, geen roeping te hebben gevoeld, de hem toe gedachte rol bij dit interrogator te aanvaarden. Aanspraak op inlichting als candidaat kan bij alleen toekennen aan de kiezers, die over wegen of zy hem al dan niet hun vertrouwen sullen schenken. „Evenwel goeft de circulaire my gereede aanleiding", schrfift mr. Van Houten, „aan haar onderwerp nog een nummer te wyden. Zy is op zichzelve een symptoom en een verontrustend symptoom van don drang, dien een niet onbelangrijke groep medeburgers en burgeressen op de wetgevende macht wenscht uit te oefenen om de vryheid van hen, die hot niet mot hen cons zyn ton aanzien van den voor zich wenschelyksten leefregel, van overheidswege aan banden te leggen". Een hunner vragen byv. luidt, of de candi daat zich zou kunnen vereenigen met het verleenen van de bevoegdheid aan de gemeente raden of aan de meerderjarige ingezetenen van elke gemeente, om by meerderheid van stemmen te bepalen, dat in hun gemeente gedurende een by de wet bepaalden tyd, geen sterke dranken of geen alcoholhoudende dran ken in het klein uitgenomen als vergif door de apothekers zullen mogen worden verkocht. 't Is fraai, inderdaad, zegt mr. v. Houten. „De wetgever in kleineren of grooteren kring zal voor allen beslissen, dat elke alcohol houdende drank vergif isden plaatselykon handel in deze artikelen vernietigen, de uit Amerika bekende apotheek-comedie invoeren, en de minderheid dwingen op alle openbare plaatsen, waar men gewoon ik iets te gebrui ken, niet-alcoholische dranken te koopen. Ik ben op theoretische en practische gronden, in leer en leven beide, tegenstander van de afschaffing; ik houd, met in-acht-neming van ieders gestel, wat de mate en den tyd van gebruik betreft, wyn voor gezondik betreur, dat hy zoo duur is en zou den accyns wel zoo willen regelen, dat alleen dure soorten zwaar belast werden. Andere zuivere alcoho lische dranken houd ik onder gelyke reserve voor onschadeiyk. Maar al dacht ik er anders over, ik zou my toch wel wachten my, behalve door raadgoving in eigen kring, te bemoeien met wat mfin medeburger wil drinken en hem in hot koopen en verkoopen er van te be lemmeren op den enkelen grond, dat ik anders oordeel over de hygiënische waarde van het geen hy drinkt. Waar blyft het gezond begrip van vryheid, wanneer men niet alieon zich met andermans idrinken bemoeien, maar zelfs het dwingend gezag inroept, om met verbod en straf hem een andoren leefregel op te dringen, dan hy voor zich den besten acht? Geeft men eens aan zulke bemoeizucht toe, komen dan alleen alcoholische dranken in aawmerking? Niet byv. thee, waarvan zooveel misbruik wordt geraaak t Niet het rooken? En wat al niet meer. Van aan den drank verslaafden spreek ik niet. Ten aanzien van de zoodanigen kunnen gepaste vryheidsbeperkingen gemaakt worden. Ook voor verkoopers. Niemand mag misbruik maken van de onbeteugelde hartstochten van ongelukkigen. Evenmin spreek ik van kinde ren; over hun leefregel hebben niet zyzelven, maar hun verzorgers te beslissen. Ook niet van dronkenschap op de openbare straat. Al wat de openbare straat betreft, behoort tot het terrein der politiewetgeving, al acht ik ©nnoodig zóóvele duizenden wegens dronken schap met de gevangenis in kennis te brengen, als thans plaats vindt. -Gaarne zou ik voorts de vraag opnieuw in debat zien gebracht, of de wet, geiyk thans het geval is, een vrouw behoort te noodzaken, als echtgenoote samen 'te leven met eon man, die zich aan misbruik van drank schuldig maakt. Tal van vragen doet de Vereeniging omtrent do aanhangige drankwet. Niet de meest .urgente vraag; de vraag, die het uitgangs punt van alle andere moet uitmaken, als wy, wat wel onvermydelyk zal zyn, op den weg |moeten blyven, om van overheidswege in elke gemeente het maximum-aantal plaatsen, waar sterke drank verkocht wordt, te bepalen, n.l. doze: „Ia het voor elke gemeente in artikel 2 der drankwet bepaalde aantal vergunningen terecht uitsluitend geregeld naar het bevol- kingscyfer der gemeente?" Ik zeg _neen," vervolgt mr. Van Houten. „Andere omstandigheden behooren hier ln aanmerking te komen, byv. hoe de bevolking over het territoir der gemeente verdeeld is; in welke mate er markt- of ander vreemde lingenverkeer is en hoe zich dit verkeer over verschillende onderdeelen der gemeente ver deelt. Het gaat ook niet aan, waar het maxi mum in de oude gedeelten overschreden is, geen vergunningen te geven in nieuwe stads kwartieren en landelyko buurtschappen. De Regeering gaat by haar ontwerpen uit van een zeker fetichisme voor den arithme- tischen regel van artikel twee; by dien fetlsch stam eerbied voor recht en vryheid achter. moet elke nieuwe Drankwet beginnen i a.. -»n nieuwe regeling van het wetteiyk nia. um; zy moet het nu bestaande aantal vergunningen tot uitgangspunt nemen en het maximum ietwat plooibaarder maken, zoodat het met de ontwikkeling des levens rekening houdt. De wetgever mag niet het werkelyk leven A tort et k travers persen in het keurs- lyf van een ondoordacht bureaucratisch ge wrocht. De mate van beperking van het aantal vergunningen heeft, geloof ik, weinig invloed op het drankverbruik, zoodat ik ook weinig bezwaar zou zien in eenige verruiming. Een belangryko verbetering, onverschillig welk getal vergunningen men toelate, zou zyn de Invoering van het recht der overheid, om voor korten tyd schorsing der vergunning uit te spreken voor localiteiten, waar zich, zonder dat de vergunninghouder ze tegenging, dronkemansruzies hebben voorgedaan, waar aan reeds dronken lieden drank is geschonken of bepalingen ten aanzien van kinderen zyn overtreden. Een korte schorsing is ook een gevoelige straf, daar zy gevaar van verloop van de nering medebrengt. En door onafge broken politietoezicht kan zy gehandhaafd worden. De Regeering wil niet alleen het op geen enkelen redolyken grond steunend wettelyk maximum van art. 2 der drankwet aan de maatschappy opdringen, maar ook den uit ondoeltreffende beperking van het getal ver gunningen ontstanen clandestienen verkoop door paardemiddelen uitroeien. Houders van allerlei localiteiten, waar iets gebruikt wordt, zullen genoodzaakt worden, door aanneming van een „beroepsbrief", zich een strop om den hals te leggen, die op inquisitoriaal proces opgehaald wordt, zoodra de drankwet over treden wordt. Dit getuigt by de Rogeoring van onmatigheid in drankvervolgingszucht. De Vereeniging wenscht biykbaar ook by de te kiezen Kamer die onmatigheid te bevor deren." Mr. Van Houten wenscht van die onmatig- hoid de nieuwe Kamer juist vry te houden, omdat zy over een nieuwe drankwet te oordoelen heeft en er sterke reden is te ver moeden, dat onze politieke lyders aan drank vervolgingszucht na de verkiezingen don slag willen slaan, waartoe zy in het gezicht dei- stembus den moed misten. Do Nieuwe Rotterdanische Courant komt op tegen de smalende wyze, waarop door eenige verkiezingscandidaten is opgemerkt, dat de wetsvoordracht betreffende het arbeids contract op een tydstip komt, waarop ze toch niet meer behandeld kan worden. Ware de indiening van het wetsontwerp eon half jaar eerder geschied, voor de afdoening zou dit heel weinig of liever geheel geen wezen- lyk verschil hebben gemaakt. De Nieuwe Rotterdamsche Courant acht hot veel beter, dat de nieuwe Kamer de behandeling nog niet gepraejudicieerd vindt door een Voorloo- pig Verslag van haar voorgangster, gesteld, dat het by oen iets vroegere indiening reeds daartoe had kunnen komen. De N. li. Ct. oordeelt, dat het ook een voordeel mag genoemd worden, dat over het avant-projet van rar. Drucker nu de deskun dige critiek gehoord kon worden. Bovendien werd aan een avant-projet slechts de eisch gesteld wetsartikelen voor oen regeling van de arbeidsovereenkomst voor te stellen. Maar in een wetsvoorstel moesten ook, zegt de N. R. Ct., met deze stof samenhangende wyzigingen van andere deelen der wetgeving mede worden opgenomen. Mr. Drucker schreef zelf in zyn Memorie van Toelichting: „Het ontwerp is gedacht als een afzonderiyke Titel van het Burgeriyk Wetboek. Of het in dat Wetboek ingeiyfd of als zelfstandige wet in werking gebracht behoort te worden, kan wor den overwogen by gelegenheid der Invoerings wet, wolke om andere redenen buitendien noodig zal zyn." En dan werd verwezen naar onderscheiden andere bepalingen in hetzelfde Burgeriyk Wetboek en in andere deelen van onze wetgeving, waarin wyzigingen zy het ook niet van ingrypende beteokenis moes ten worden aangebracht. De opsteller van het Regeeringsontwerp nu heeft al ,die andere deelen der wetgeving nage gaan. Dit ontwerp is ingediend als een nieuw stuk van het Burgeriyk Wetboek, vervangend de tegenwoordige afdoeling „van huur van dienstboden en werklieden"en waarin tevens alle andere daarmede samenhangende wyzigin gen zyn opgenomen. Een Invoeringswet zal derhalve overbodig zyn. Een laatste artikel laat dan ook de bepaling van het tydstip voor het in working-troden niet ovor aan een nadere wet, maar aan den Koning. Dit geeft dus aan den anderen kant weer een bospoe- diging voor de invoering. En een andere weg kon ook niet worden gevolgd, omdat, speciaal wegens het verband tusschen de arbeidsover eenkomst en aanneming van werk of andere contracten van dienstbetoon, reeds van den aanvang af bepalingen, die andere onderwerpen rakende, niet konden worden gemist. De hoofdinhoud van het wetsontwerp betreft de overeenkomst, die zuiver arbeidsovereen komst is, schryft de N. li. Ct. verder. In de omschryving daarvan ligt dus aller eerst het zwaartepunt. Nu is het wol opmerkelyk, dat by het geven van die omschryving het Regeoringontwerp van het avant-projet Drucker afwykt. Mr. Drucker had deze definitie: „Arbeids overeenkomst is de overeenkomst tusschen een arbeider en een werkgever, waarby de arbeider tegen loon zyn arbeidskracht, geheel of voor een gedeelte, voor zekeren tyd ter beschikking stelt van den werkgever." Het Regeeringsontwerp geeft in de plaats daarvan deze lezing: „Arbeidersovereenkomst is een overeenkomst, waarby de eene party, de arbeider, zich verbindt in dienst van do andere party, den werkgever, en tegen toe zegging door deze van loon, gedurende een "bepaalden of onbepaalden tyd arbeid te ver richten." De bedoeling van beide omschryvingen is dezelfde. Het specifiek karakter der arbeids overeenkomst ligt hierin, dat de arbeider zich niet verbindt om een bepaald werk tot stand te brongen, maar om te verrichten eenroeks van werkzaamheden, vallende binnen een zekeren door het speciale contract aangewezen kring een acteur vervult tooneelrollen, een timmerman verricht timmerwerk op karwei of in den winkel, een bakkersknecht bakt brooden naar de aanwijzingen* onder leiding en toezicht van den werkgever; de duur van die verbintenis wordt daarby bepaald, niet door het afleveren van oen bepaald werkstuk, maar door het verloop van zekeren tyd, uit- drukkelyk aangewezen, stilzwfigend aange wezen of onbepaald, totdat, naar de regelen van contract of wet, oen van beiden de ver houding opzegt. Mr. Drucker meende te mooten spreken vanhet ter beschikking stellen van arbeids kracht voor zekeren tyd. En zyn omschryving munt inderdaad uit door een aantrekkelyke kortheid. Uit dit oogpunt zagen wy dan ook liever zyn „voor zekeren tyd" dat in verband met de latere bepalingen omtrent de wyze van tydsbepallng volkomen duideiyk is be houden; de omzetting in het langere „gedu rende een bepaalden of onbepaalden tyd" scl ij it ons onnoodig. De uitdrukking „ter beschikking stellen van arbeidskracht" ontmoette by den Minister twee bedenkingen. Do „arbeidskracht", zegt de M. v. T., „hetzy spierkracht, hetzy denk vermogen, is niet anders dan de macht om arbeid te verrichten. Alleen de arbeider heeft over die macht te beschikken. Evenmin als b. v. zyn oogen, kan de arbeider zyn arbeids kracht van het lichaam afzonderen en daar over een ander de beschikking geven", 't Is misschien waar, dat de uitdrukking wat theo retisch klinkt. Mr. Drucker ontleende haar aan het gebruik by verschillende schry vers en men weet, dat bepaaldeiyk by economisten, waar zy de verhouding van den loonarbeider ontleden, juist door het „ter beschikkingstel len van de arbeldskraoht" scherp wordt teruggegeven wat economisch geschiedt. Maar streng taalkundig is deze uitdrukking inder daad overdrachteiyk en is het doodgewone „arbeid verrichten" in een wet misschien beter op zyn plaats. Mits maar want dat is het karakteristieke goed uitkomt, dat de arbeid verricht moet worden onder gezag en leiding van den werkgever. Dit gaf het woord „beschikbaar stellen" wel goed terug. De M. v. T. vindt, dat dit woord te veel een denkbeeld van onderworpenheid bevat, dat met de tegenwoordige rechtsbeschou- wingen niet wel is overeen te brengen. Zy acht hot „verrichten van arbeid in dienst" even bruikbaar en daarom beter. Men kan hiertegen aanvoeren: vooreerst, dat logisch hot beschikbaar stellen van arbeidskracht mee brengt, dat men in dienst komt en niet omge keerd; en dan, dat in het dageiyksch leven het „in dienst zyn" meer in het byzonder van huisbedienden gebruikt wordt. Intusschen is het waar, dat reeds de Faillissement» wet in het algemeen spreekt van „een bezoldigd persoon in dienst van den gefailleerde". Daarmee schynt ons de quaestie uitgemaakt en achten wy het dus gewenscht, met de mogeiyke bekorting, die wy aangaven, de mimsterieele redactie te behouden. Het pakkende stuk „Op Hoop van Zegen", met zyn krasse beschuldiging tegen reeders van onzeewaardige schepen, doet de ronde; een stem er tegen verdient even zeer gehoord te worden. Ze is van den heer T. A. O. de Ridder, voorzitter van de „Vereeniging tot bevordering van de Nederlandsche Visschery", die zich over dit punt in Het Nieuwsblad voor Nederland aldus uitspreekt: „In het stuk „Op Hoop van Zegen" wordt het aanmonsteren van scheepsvolk op een schip, dat niet zeewaardig is sterker nog, dat bekend staat niet zeewaardig te zyn als object voorgesteld. En dit oogmerk spreek ik togen, omdat zulk aanmonsteren eenvoudig niet voorkomt. Onze stoere visschers laten zich zóó niet om den tuin leiden en nog minder zóó be handelen I Elk "ïnatroos, ik zou haast zeggen van den jongen af, kent het vaartuig, waarop hy zich laat aanmonsteren, door en door. Nog sterker, ze woten u juist te zeggen, hoe het vaartuig is en ook de kracht der ankertouwen, enz. Luister slechts naar de gesprekken van onze visschers by het aan land zfin; overal, waar ze samen komen, worden de vaartuigen, het tuig, enz. besproken en ik verzeker u niet teerhartig ook. Neen, het omgekeerde is 7/aar: vaartuigen, die do scheepsbouwmeester nog goed acht, wel zeewaardig, worden vaak, niet sporadisch, maar vaak, buiten dienst gesteld, omdat geen visschers daarop zyn aan te monsteren. Het vaartuig is door do visschers niet meer zeewaardig verklaard, en nu mag do reeder doen wat hy wil en zich beroepen op do schoepsbouwmeesters zooveel hy kan hy krygt geen visschors." Naar De Nederlander meent, zullen do scholen, over het algemeen genomen, noch voor-, noch nadeel van de subsidiewet ondervinden. „Een nauwkeurig onderzoek, by de besturen der byzondere Protostantscho scholen ingesteld, heeft doen zien, dat op dit oogenblik verreweg de meeste scholen door do nieuwe regeling der bydrage zullen worden gebaat, en dat, van de 500 scholen, die bericht zonden, slechts een kleine 60 eenig nadeel zullen ondervinden. Men is daarby uitgegaan van de onderstelling, dat aan alle onderwyzers het thans voor de openbare onderwyzers wotteiyk vastgestelde minimum zal worden uitgekeerd. Op den duur zal de v^et, indien de school besturen zich aan dat minimum willen houden, deze in eenige moeiiykheid brengen. Menig bestuur zal niet zonder moeite in de verhoo gingen wegens 'diensttyd kunnen voorzien. Daar staat tegenover, dat groote scholen in groote steden by de wet proftteoren, weshalve de offervaardigheid van velen ten behoevo der kleinere scholen weer wat kan toenemen." Volgens het blad is het biykbaar ondoeniyk geweest to gemoet te komen aan het verlangen der byzondere onderwyzers, door ook te hunnen behoeve een minimum-traktement in de wet vast te leggen. Niet vanwege de practische; moeilykheden, die de Minister broed uitspon,' maar in welk opzicht De Nederlander "niet meegaat. Doch om de volgende reden: „Men kan slechts dan aan de byzondere scholen die verplichting tot uitkeering op-i leggen, wanneer hy, die de verplichting oplegt, dus het Ryk, ook zorgt, dgit het noodige geld aanwezig zy. Dit nu kan op dit oogenblik niet, zonder dat óf de gemeenten veel meer ont vangen, dan zy voor haar behoeften noodig hebben, óf de rechtsgeiykheid ten aanzien der Ryksbydragen tusschen de openbare en byzondere scholen worde verbrok*3» Intusschen acht De Nederland positi» ook der byzondere onderwyzers woj verbeterd, indien de schoolbesturen eeriyk handelen. De Standaard oppert de vraag of een can didaat voor zich mag laten adverteeren, biljetten rondzenden, agenten uitsturen, mee tings houden of doen houden, kortom of de zuiveringseed hem belet voor zyn eigen ver kiezing uitgaven te doen, en het blad komt tot de conclusie, dat dit alles met den zulve ringseed niets uitstaande heeft. „Immers die eed luidt: „Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid van do Tweede Kamer der Staten Generaal te worden benoemd, directelyk of indirectelyk, aan geen personen, hetzy in of buiten hei bestuur, onder wat naam of voorwendsel ook, eenige giften of gaven beloofd of gegeven heb, noch beloven of geven zal. „Ik zweer (beloof), dat ik, om iets hoege naamd in deze betrekking te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken aannemen zal, directelyk of in directelyk. „Zoo waariyk helpo my God almachtig 1" („Dat verklaar en beloof ik!") Dit ziet alzoo uitsluitend op het geven of beloven van geld of anderszins, waardoor ik iemand in ruil voor dat geld zic-h bl^n laat aan de conditie, dat hy zelf als kiezer zyn stem op my zal uitbrengen, terwijl anders zekerheid ontbrak, dat hy zyn stem op my zou hebben uitgebracht. Dat dit niet slaan k a n op vergoeding van gemaakte kosten voor publicatie, enz biykt bovendien overtuigend uit het feit, dat de wet zoo iets toch niet kan achterhalen." Het blad somt daarop eenige manieren op, waarop de candidaat de kosten kan vergoeden zonder in conflict te komen met het voor schrift, en die meestal gevolgd worden, en vraagt dan:- „Hoe ter wereld zou nu de zuiveringseed gekeerd kunnen zyn tegen een ondersteld kwaad, dat zoo op alle manier toch steeds bedreven is, en nog altoos bedreven kan worden, zonder dat iemand er iets in vin den kan? Op het standpunt, dat de zuiveringseed een candidaat verbood goldeiyk iets te geven of te beloven, waarvan gebruik was gemaakt om zfin candidatuur te bevorderen, zou eeD candidaat, in zyn woonplaats gesteld, zelfs de contributie' aan zfin Kiesvereeniging niet mogen voldoon. Ja, erger nog, hy zou geen lid van do Kiesvereeniging mogen zyn, want het lid maatschap is verbintenis tot het betalen van gelden. Zoo scherp als daarom alles wat naar omkooperlj ook maar zweemt tegengestaan en gestraft moet worden, oven beslist dient daartegenover te worden uitgesproken, dat do zuiveringseed niets hoegenaamd te maken heeft met het betalen, hetzy zelf, hetzy door oen ander, hetzy door middel van oen kies» vereeniging, van kosten, die gemaakt worden, om door adverteorlng, rondzending van biljet ten, verspreiding van couranten, uitzending van agenten of hot houdon van meetings zyu candidatuur te bevorderen." Id de Sted. Werkinr. xljn o|>gouo men i DA.TÖM. DAGEN. Volw pers. Kin deren. Totaal, 10 Mei. Zondag 43 18 61 20 Maandag 61 17 78 21 Dinsdag 65 13 78 22 Woensdag. 67 18 85 23 Donderdag 64 18 82 24 Vrjjdag 68 14 72 25 Zaterdag. 61 7 01 Men lette er op, dat de ECHTE Kinadruppcls van Dr. DE VRIJ f 1.— kosten, en de naam II. WAWUTING buiten op de roode doos staat. Goedkoope namaaksels zijn in omloop. 631 6 7.55, 9.-, 10.-, 11—, 12.-, 1—, 1.56, 3.-, 4.10, 5.—, 0.—, 7.-, 8.-, 9 - en 9.55. 7.55, 10.-, 12.-, 1.56, 4.10, 5—, 7.-, 9.- en 9.55. Amsterdamsclie Tijd. 4740 38 door I>r. BLUENTA vervaardigd. De grootste Hersteller van abnormalen Bloedsomloop, geneest Bloedarmoede, zenuwziekten, verlammingen, Heupjicht, Hoofd- pyn, Slapeloosheid, Vrouwenziekten, Bleekzucht, Bleeke kleur I door overspannen werkzaamheden, buitensporigheden of vroeg- tydige uitputting ontstaan, ziekten van maag, lever, nieren en ingewanden, vermagering en houdt de tering tegen. Prys por koker f' l.SO, per 6 kokers f 7'.50. Genlraal-Depot L. I. AKKER, Van Alkemadestraat II, Rotterdam. Verkrygbaar byJ. H. DIJKHUIS en REIJST KRAK, Leiden, P. BLOOT, Katwyk a/Zee, C. BROEKES, Hillegom, H. CASPERS, Noordwyk, J. VAN VLIET, Bodegraven, DE OUDE POST, Goud- scho Singel 81, Rotterdam, F. HAPPEL, Den Haag, 0. v. d. MEER, Roelof-Arendsveen, G. P. ROOS, Zegwaard. 1999 48 Aanbevelend: 4823 30 Hot nieuwste waschmiddel. Spaart arbeid en geld. Beter en goedkooper dan de meest gen ilde wasebzeepen. Het tUdroovendo snyden in schilfers afdoend opgelost. 10201 16 Gebr. Dobbel muitii, Nijmegen. Nuttige en Fraaio Handwerken. Opleiding voor Examen eu de Praciijk. HOOIGRACHT 10. 9813 10 TELEPHOONN. lid. ft Het DEPOT voor LEIDEN I» gevestigd DIJ *28 20 Opzending dor Goederen wekelijks, allevering binnen 10 dogea.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5