LEIDSÓH DAGBLAD, ZATERDAG 18 MEI. - TWEEDE BLAD. PERSOVERZICHT. Jfeuiiieton. De Roos van Horton. No, 12647 Anno 1901. Al ligt ook de beslissing van het ver kiezingsdrama in het laatste bedryf, d. i. by de herstemmingen, aldus Schrijft De Noordbrabanterde beslissende slag voor de rechterzijde moet geslagen worden bij het eerste treffen op den dag dor verkiezingen. Ziet zij in het meerendeel der districten zich voor een herstemming geplaatst, dan is haar spél verloren en werkt al wat anti-clericaal is samen om de rechterzijde in de minderheid te houden. Een onbeduidende party op zichzelf als de christelijk historische besliste in 1897 geheel het lot ten voordeeie der linkorzyde. Anti papisme en anti Kuyporia- nisme waren toen zulke machtige verkiezings- factoren, dat z\j stembus verrassin gen brachten, als nog nimmer in ons goed vaderland aan gebouwd waren geworden. Radicalen van de meest geprononceerde kleur hadden de preferentie boven geloofs- genooten by hen, die zich christeiyk durfden noemen, nog wel met den bytitel van histo- risoh nota bene. En dat men in den aanstaanden zomer weer een herhaling van dit schandeiyk ver- kiezingsspel zal aanschouwen, wie is er onder ons, die met grond iets anders zou durven verwachten? De schaapkeojS van dominee Bronsveld zyn wel zoo bang van een cieri- callsme, dat Rome 'en Dordt in bondgenoot schap te zamen brengt, dat zy de voorkeur aan een Troelstra zouden geven boven dr. Kuyper, als de overwinning van den laatste de zegepraal van het zoogenaamd clericalisme ten gevolge moest hebben. En wie verwacht iets anders van de nieuwe party, die zich heeft aangediend als do vooruit strevend Domocratische? Zjj zal menig liberalen zetel by do verkiezing doen wankelen, maar by de herstemming den doorslag geven aan de geestverwanten, met welke zy vroeger in „Unie" vereenigd was, terwyi een socialist van het genre Troelstra haar niet onwelge vallig zyn zal, omdat zy met dezen haar ideaal „Grondwetsherziening om te komen tot alge meen stemrecht" der verwezeniyking naby brengt. Op de herstemmingen behoeft de rechter zyde dus niet veel hoop te vestigen. Dr. G. Schlegel hield onlangs in een weten- schappelykon kring een lezing over: „Do oorsprong van den vreemdelingenhaat in Chin a". Dr. Schlegel, aldus Het Nederlandsclie Dag blad, is hoogleeraar in het Chineesch; dus zyn woord maakte indruk. De Vaderlander zag het verslag van die iezing en werd daardoor uitgelokt er tegen over te stellen, wat het blad elders vond. Eerst schetste dr. Schlegel den loop der Chi- lieesche verwikkelingen, waarvan hot einde wel zal zyn afstand van grondgebied en het betalen van schadeloosstelling door China. Verder besprak dr. Schlegel de oorzaken der ellende. Hy vroeg welk recht de Europeanen hebben om in China op te treden, en het antwoord was: geen enkel; on verder, waar <loor de Europeanen de achting in China ver loren hebben. „Niet zonder reden wordt in do eerste plaats wel de opi u m genoemd, die door Engeland met geweld daar is ingevoerd. Alle maat regelen, door de Chineesche rogeering hier tegen genomen, bleven machteloos, en toen een moedig -Chineesch diplomaat den moed had, bevel te geven, al den opium uit China te verwyderen, was een oorlog met Engeland er hot gevolg van. Chiöa verloor, betaalde het gelag en Engeland kreeg zyn zin. Naast den opium noemde prof. S. in de tweede plaats den Zendeling, „den grootsten vy^nd der Chineezen". Wy vonden deze woorden letteriyk in het verslag, hoewel zy ons haast onaannemelijk voorkomen. Aldus luidde hun toelichting: De Chineezen zyn door het optreden der Westerlingen en van de zendelingen in den waan gebracht, dat de Christeiyke leer de vernietiging van de tradities en do leer van Confucius beoogt. Maar de Chineezen, die het „Eert uwen vader en uwe moeder" steeds hoog gehouden hebben en steeds diepen eer bied voor hun vaderen en hun tradities hebben gehad, zullen evenmin als de Joden tot het Christendom overgaan. Prof. S. sprak do beweringen der zendelingen over de be- keoringen onder de Chineezen tegen. Spreker meent, dat het geloof niet moet worden opgedrongen, maar alle schyn van dwang moet worden vermeden. Wy moeten door ons voorbeeld toonen, dat ons geloof beter is dan het hunne. De Chinees is van nature geen vreemde lingenhater; hy is dat geworden na het gewelddadig optreden der Westerlingen. Geen van de Nederlandsche tolken is ooit n China gemolesteerd, omdat de Chineezen gehoord hebben, dat wy hun taal leerden. Spreker deelde nu een en ander van zyn per- eooniyke ervaringen mede; hoe hy overal vry kon passeeren, zoodra zy vernamen, dat hy in het belang der wetenschap daar werkzaam was. Hy krenkte nooit de godsdienstige gevoelens der Chineezen en sliep dikwyis zonder gesloten deuren. Maar nu is er de vreemdelingenhaat go- bracht. Wel zal de vrede spoedig gesloten worden, maar het eenige, dat de mogend heden hebben bereikt, is, dat zy een grenzen- loozen haat by de Chineezen hebben opge wekt. China zal zwichten voor de overmacht, maar na den storm zal het zich weer op richten en met zyn 400 millioen inwoners zal het lator weer gaan opstaan tegen de Euro- peesche overheersching." Dan zegt De Vaderlander: „Tegenover de woorden van den Leidschon prcfossor aangenomen, dat hot verslag juist is, waarvan wy geen verbetering of weerlegging zagen willen wy thans dè woorden van een anderen hoogloeraar stellen, wel niet onderwys gevende in het Chineesch, maar een kenner van de Zending, van landen en volken over de geheele aarde als weinigen, prof. dr. G. Warneck, te Halle, die meer dan 25 jaren lang juist van de Zending zyn studie maakte. Hy deed in de tweede helft van hot vorlgo jaar oen vlugschrift over dit onderwerp verschynen te Berlyn, dat in vier weken elf oplagen beleefde, een geschrift vooral gericht tegen de Duitsche pers, voor- namelyk tegen haar z g. liberaal, neutraal, cosmopolitisch deel, dat ook in dit verband de Zending aangevallen had. Aan de Chinee sche troebelen is vooral de Zonding schuldig, in het byzonder de Protestantsche, zoo schreef daar de een den ander na, onder voorgang van den gewezen Duitschen gezant von Brandt. En veel van prof. Schlegel's voordracht doet aan de uitingen der Duitsche pers denken." En dan haalt het blad eenige voorboelden aan uit Duitsche bladen, waaruit biyken kan, dat die nog feller tegen de Zending gekant waren. „üe pers, tegen welke dr. Warneck zich keerde, heeft zyn vlugschrift vrywel doodge zwegen, een bekend wapen in de hand van machtige stryders. De schr. zegt: „dat is een niet nieuwe, maar droevige ervaring, die bewyst, dat voor de betrokkenen het „hoor ook de andere zyde" niet bestaat. By deze ervaring is de verzoeking niet gering, om een scherp woord te zeggen; ik onderdruk het echter en vergenoeg my om het feit te laten spreken, dat de meorderhoid onzer pers de aangevallen Zending niet zooveel recht laat wedervaren als iedere behoorlyke rechtbank, die zolfs den moordenaar een verdediger toe voegt". Toch heeft -dr. Warneck de voldoening ge had te mogen constateereo, dat de beschul diging, die voornamelyk tegen de Protestant sche Zending zich richtte, na zyn schryven verstomd is. In Nederland echter nog niet. En ook, ver gissen wy ons niet, scbynt prof. Schlegel vooral de laatste op het oog te hebben. Do zendelingen zyn vyandig aan de Chineesche tradities. IJdel is hun opgeven van bekeer lingen uit de Chineezen. Slechts hebben zjj den godsdiensthaat opgewekt, dien de Chinees te voren niet kende." Ten slotte merkt liet blad op: „In de Rolsteinsche Courier vertelde eon Deensch koopman, dat hy 34 jaar ongehin derd in Peking gewoond heeft. Vry kon hy zich bewegen. Maar al die 34 jaren hebben ook de Protestantsche zendelingen ongehin derd in Peking gewoond en konden zich vry bewegen. Indien zy de schuld van den gods diensthaat dragen, waarom heeft de woede zich dan niet veel eerder togen hen gekeerd Waarom tegen de andero Europeanen, de ge zanten inzonderheid? Zyn die soms do hoofd schuldigen I" Een asterisk „Reclame" In De Statuiaard luidt Vermoedeiyk zal de stembus-reclame (zoo die althans by de publiekmaking van de Pensioen- en Zuiderzee-ontwerpen in het spel was), een tegenovergestelde uit werking hebben. Of wat zou men zeggen van een Kamer lid, dat in het laatst van April vlak vóór de stembus een wetsvoorstel by de Tweede Kamer indiende, om hetzy een districtsbelang, hetzy een gewilde klasse kiezers ter wille te zyn met geld uit 'sRyks kas? Formeel heeft ieder lid der Kamer hier het recht toeen als men toch vooruit weet, dat zyn voorstel vóór de stembus niet meer in de sectiën komt, hoeft men niet al te schuchter te zyn met wat men er in zet. Herkozen, trekt men het desnoods weer in. Toch zou de publieke opinie over zulk een reclame van een Kamerlid een streng en scheip oordeel vellen, en dusver is het onder ons nimmer vertoond. Nu geven we toe, dat de vergelyking van een Minister met een Kamerlid hier niet geheel opgaat. Een minister is meer dan een Kamerlid de geroepene om wetsvoorstellen te ontwerpen. Het kan zyn, dat hy achter stallig was met het nakomen van gedane toezegging. Zelfs is het denkbaar, dat een ontwerp, voor zooveel aan anderer medewer king hing, juist n u gereedkwam. Doch al ware dit zoo, iets wat we alleszins mogeiyk achten dan zou toch opzetteiyk uitstel van publicatie tot a de stembus, hooger besef van Kabinets waardigheid verraden. Reeds de stortvloed van tram-ontwerpen, die do laatste maanden naar de Kamer afkwam, heeft in dit opzicht in broederen kring bedenking gewekt. Doch met de nu ingekomen twee groote ontwerpen wint die vanzelf opkomende beden king in kracht. Het Kabinet wist vooruit, dat er van een behandeling van het Zuiderzee-voorstel in de sectiën geen sprake meer zou zyn. Vast stond alzoo, dat het van April tot October toch zou slapen. Waarom er dan nu reeds een ver moeide, wegstervende Kamer mee overstelpt? En wat het Pensioen-ontwerp aangaat, zoo is verzending er van naar de Kamers van Arbeid alleszins prysiyk; maar kan nu iemand gelooven, dat de spannende stem bus weken juist de meest geschikte zyn, om zulk een ontwerp kalm en rustig saam onder patroons en werklieden te bespreken? Twee maanden uitstel had hier niet ge schaad. Juist in den komkommertyd ware rustige studie van dit ontwerp als vanzelf aangewezen geweest, en dan ware elke schyn van reclame vermeden. Zelfs ia het de vraag, of toezending van zulk een voor ontwerp om advies, niet uiter aard onder geheimhouding moest ge schieden. Hoe toch kan hét goed zyn, dat straks uit de wyziging van het concept vóór de indiening, wereldkundig worde welke fou ten het Kabinet had begaan, en hoever het week voor draug van de Kamers van Arbeid. Het kwik in den mmisterieelen barometer is door deze publicatie dan ook eer gedaald dan gestegen. Ook byaldlon door het Kabinet niet op de stembus gemikt is, en er alzoo van gewilde reclame geen sprake kan zyn, zoo spreekt er toch onmiskenbaar uit deze houding zeker gemis aan ministerieele prudentie. In zyn 28sten Staatkundigen Brief zet de oud-minister Van Houten naar aanleiding van de motieTroelstra nog eens uiteen, dat het kiesrecht van 1896 niet vyandig staat tegenover het beginsel van algemeen kiesrecht, en wyst er op, dat gaandeweg het aantal Kamerleden, dat zich in de kiesrechtquaestie onder leiding van mr. Troelstra stelt, af nemende is. Voorts schryft hy aan het adres der vry- zinnig-democraten „Het is geen verhoffend schouwspel de ge dragingen der leden van de vryzinnig-demo- cratische Kamerclub in het gezicht van de stembus te observeeren. Evenmin de flauw heid te zien van liberale kiesvereenigingen tegenover personen, die haar openiyk den rug hebben toegekeerd. Vooral als men bedenkt, dat in een land, waar geen referendum be staat, de liberale en meer byzonder ook demo cratische gedachto, dat het volk zelf zich zyn wetten geeft, alleendoor volkomen oprechtheid en beginselvastheid, van gekoLenen en kiezers beidon, eenigermate kan worden verwezenlykt." No. 1 der Tweede Reeks van dr. Schaep- man's Chronica bevat over de werklieden verzekering en een herziening der tarieven van in- en uitvoer, geiyk ze door het aangevulde Program in samenhang werden gebracht, de verklaring van dr. S.: „Ik acht de soort van blaam, die door de Hengeloosche en Enschedeesche moties op deze aanvulling is geworpen, onverdiend. Even onverdiend als het verwyt van „vryhande- laartje-8pelen" en „het aanhangen van de katheder-theorieën onzer advocaten en hoog leoraren", door De Tijd aan myn Enscho- deesche vrienden toegevoegd. Men doet toch dwaas met zulke woorden te bezigen naar aanleiding van een eerlyk, wettig en geoor loofd verschil van meening. Een verschil van meening, dat blijkbaar op oen misvatting be rustte. Immers nergens wordt gezegd, dat men, zonder herziening van tarief, een ver zekering voor werklieden ongewenscht acht. Men acht haar niet zeer uitvoerbaar wegens het ontbreken der noodige middelen. In het maandblad Katholiek-Democraat wordt gezegd: „Laten de arbeiders bedenken, dat dit ministerie, onder het uitgebreid kiesrecht van 1897 benoemd, meer in hun belang heeft gedaan dan in 10 b 20 jaren, daaraan vooraf gaande". De Nieuwe Botter dam^che CoiFrant, die dit releveert, zegt, dat uit het verband blykt, dat dit getuigenis neergeschreven ia zonder eenige opzettelyke bedoeling om een lofspraak te houden op hot ministerie. Het wordt daar zoo geheel terloops gezegd, in een vertoog ton gunste van algemeen kiesrecht." „Maar het heeft er te meer betookenis om, zegt de N. B. C.t „en waar het niet ontbreekt aan pogingen, om, met wel te doorgronden bedoelingen, de beteekenls der hervormingen, in deze laatste vier jaren tot stand gekomen of voorgedragen, te verkleinen, verdient het zeker de aandacht hoe hier uit de arbeiders kringen zeiven, immers in een arbeiders- orgaan, en een, dat aan do liberale party vreemd is, geheel ongezocht erkend wordt, dat wat dit ministerie gedaan heeft, werkoiyk in het belang der arbeiders is geweest, en dat in deze vierjarige periode méér voor hen gedaan is dan in 10 a 20 jaren te voren. Dr. Kuyper moge dan beweren, dat er geen sprake van kan zyn, dat by de nu komende stembus het zittend Kabinet als inzet zou gelden, toch zal er onder dq kiezers onder de werklieden zeker menigeen zyn, die zich ernstig afvraagt, of het in het belang van den werkman kan zyn, dab het leven van deze Regeering wordt afgesneden." De Nederlander meent, dat do uitspraak der Katholiek Democraat meer geljjk is aan Delphische orakeltaal, waaruit ieder het zyne kan halen, dan met een duidelyke vinger- wyzing hoe te handelen by de komende stem bus. De verschillende partyen kunnen er, zegt zy, byr. volgenderwys commentaar op maken „Katholiek-democraat en vrijzinnig demo craat (o. a. mr. Yeegens in de Vragen des Tijde) Ge ziet wel, hoe uitbreiding van kiesrecht altyd uitstekend werkt; iaat ons dan nog vorder gaan in die goede richting, dit Kabinet omverwerpen, en een meerderheid voor alge meen kiesrecht in de Kamer brengen. Vooruitstrevend liberaal: Ge ziet wel, dat dit toch maar een Kabinet van het bovenste plankje is; verleen het dus steun, door ons, zyn vrienden, te herkiezen en flink versterkt in de Kamer terug te brengen. Mr. v. Houten: Ziet ge nu wol, dat myn kioswet ondanks alle bedilzucht de best denk bare was en zeer profljtoiyk voor het vader land; zóó is nu alles wat van my komt; aanvaard my dus als leider by de stembus en maak dat er straks een Kabinet-v. Houten kan komen (styi N. B. C.) De rechterzyde: Ziet go nu, dat het liberale ministerie niet van de rechterzyde onafhanke lijk behoeft te zyn, om iets in het landsbelang tot stand te kunnen brengen; deze vier jaren hing het nagenoeg zonder uitzondering en onafgebroken van de rechterzyde af; en zie, aldus roemt men do vruchtbaarheid van dit régime; maak dan de kiezers ook niet bang voor het geval dit in het nieuwo régime, wellicht nog eenigszins verscherpt, zoo mocht voortduren". En de laatste redeneering zou nog niet de gekste zyn, zegt De Nederlandervooral omdat naast de guantiteit ook de qualiteit in aanmerking komt. En 2>/jo zou deze geweest zyn zonder de iechlerr.:>!c? TWEEDE kiMü'lH. Militaire pensioenwet. Door de Commissie van Rapporteurs omL'ent de wetsontwerpen tot herziening der wettelijke bepalingen betreffende: lo. de bevordering, het ontslag en het op pensioen stellen der militaire officieren by zee- en landmacht en 2o. de militaire pensioenen by zee en land macht zyn eenige punten van overleg ter kennis gebracht van de ministers van marine en van oorlog, waaromtrent deze een Nota van Antwoord hebben ingezonden. Do Regeering blijft van meening, dat het niet gewenscht is aan de Kamer over te leg gen het in de ontwerpen bedoeld reglement zooals dit te zyner tyd aan den Raad van State om advies zal worden gezonden. De Regeering acht het bepaald noodig, dat de Raad in haar aan de Kroon ter zake uit te brengen advies geheel vry biyve, en evenzeer wenscht zyzelve vry te bljjven en zich niet gebonden te zien door verklaringen of u spraken, in of aan de Staten-Generaal gedaa* Intusschon deelt zy mede, dat bedoeld voor schrift zal bevatten de voorschriften omtrent de loting voor de aanwyzing van vaste en plaatsvervangende leden en hoe daarby in verschillende voorkomende gevallen zal worden gehandeld. Wyders zullen daarin rogels worden gesteld by mogoiyke vrystellingen wegens bloedver wantschap of zwagerschap en geregeld worden de wyze waarop zal worden gehandeld, indien door den officier, wiens zaak zal worden onderzocht, bezwaren tegen de aanwyzing van sommige leden mochten worden kenbaar ge maakt. Verder deelt de Regeering mede welke andero bepalingen voor den Raad zullen gelden. De Regeering heeft een wyziging gebracht in het beginsel omtrent het verleonen tydeiyk van eervol ontslag aan officieren, dio met Koninkiyko machtiging tydeiyk in vreemden krygsdienst treden. Dientengevolge zal het niet kunnen voorkomeh, dat een officier, aan wien een tydeiyk ontslag is verleend, gedurende den tyd, waarin hy feitelyk geheel los is van leger of vloot, toch bevorderd wordt- In der- geiyk geval biyven den officierou hun aan spraken op bevordering en hun herstelling in anciënniteit voorwaardeiyk gewaarborgd. Do minister van oorlog deelt verder mede, in afwyking van het oorspronkelyk voorstel, hot gewenscht te achten den majoorerang te behouden, en dus in dit opzicht in de be staande toestanden geen verandering te brengen. Verevening. Een wetsontwerp is ingediend, houdende machtiging op de Algemeene Rekenkamer tot verevening van een vordering van de Hoofd administratie van het korps marinier-:, wegons by voorschot ten dienste van het departemerfc van marine gedane betalingen tot een bedrag van f 3175 ten laste van het dienstjaar 1901 KOLONIËN. BATAVIA, 1718 April. Over het aanstaande bezoek van den Koning van 8iam vernam „De Loc.", dat de regeoring bericht heeft ontvangen, dat het bezoek in den loop van de maand Mei zou plaats hebben. Het gevolg van den Koning bostaat, onge rekend het bedienend personeel, uit vyftlg personen. Reeds is de heer Luang Sunthorn Kosa. op Java gekomen, om op de plaatsen, waar de Koning denkt te vertoeven, logies te bespreken; de regeering heeft den hoofden van gewesteiyk bestuur aangeschreven, om genoemden heer allen mogelyken bystand te verleonen. De Koning ondorneemt de reis fn het belang zyner gezondheid en reist Incognito. De kapitein der Infanterie Okhuyzen, aan wien tot herstel van gezondheid twee maanden binnenlandsch verlof Is verleend, zal, naar van Soerabaia geschreven wordt, üt Juli a. s. zyn pensioen nemen en in Augustus d. a. v. voorgoed repatrieeron. De eerste luitenant der goeie R. R.' Castena is opgetreden als afdeelingschef van de A'jeh-stoomtram ln de afdeeliog Pidiö ter standplaats Segli en de kapitein der genie 80) Rosamund had zichzólve in een leeiyk parket gebracht; zooveel wist miss Brico natuurlijk, maar de byzonderheden had zy nooit gehoord. Maar zeer zeker was het een geval, waarby het heette: Cherchez 1'hommel Deze onschuld van hot land moest nu maar bly zyn, wanneer zy onopgemerkt bleef en zich schuil kon houden. Dat was byzonder aangenaam voor miss Brice, die nu in haar plaats alle voor- deelen van een ryk meisje genoot, by voorbeeld een eigen rytuig, een kamenier en een ge spekte beurs en dat op alle deelnemende vragen naar haar zuster verzekerde, dat deze stiefzuster een zonderling wezen was, die een afschuw van alle gezelligheid had. Mrs. Brice zelve wist niet recht wat zy met haar dochter moest beginnen. Zy was overtuigd, dat het huwelyk werkeiyk had plaats gevonden, maar in elk geval was lord Falkland niet de brui degom geweest, want toen zy hom toevallig in Zwitserland in oen hotel ontmoetten, had mrs. Brico wel gezien, dat zy elkaar geheel vreemd waren. Maar wie was dan de ander? Mogeiyk, ja waarschyniyk was hy dood, en de ervaring, die Rosamund had opgedaan, zou haar nu zeker deemoedig en onderworpen doen zyn, totdat zy vyf en twintig jaar was, dacht mrs. Brice. Intusschen kwam haar vermogen haar bloedverwanten zeer te stade. Rosamund was ©en eigenaardig, terughoudend wezen, maar Jienigmaal vertoonde zich een uitdrukking in groote, donkere oogen, welke bear moeder voor het oogenblik verontrustte, en om haar lippen speelde af en toe een trek, welke mrs. Brice onwillekeurig aan de overledene zeer excentrieke mrs. Balmaine herinnerde. Toen de familie Brice met Rosamund een jaar in verschillende plaatsen van het buiten land had doorgebracht, ontwaakten langzamer hand de levensgeesten by miss Balmaine op nieuw. Met twintig jaren heeft een jong meisje toch nog zeer veel veerkracht en Rosamund keerde nu, tot groote verbazing van haar bloedverwanten, die haar het liefst geheel op den achtergrond hadden gehouden, in hot boek haara levens een nieuw blad om. Daar zy zoowel liehameiyk als geesteiyk gebroken was, toen Rosamund voor het eerst met haar familie in aanraking kwam, had deze geen vermoeden van haar werkeiyk karakter, tot plotseling een aanval van Rosamund of liever gezegd een onverwachte uitval uit haar verschansing deze daaromtrent de oogen opende. Overste Brice was op een avond met vrouw on dochter by het Engelsche gezantschap te Rome en men had de asschepoetster als gewooniyk thuis gelaten. Deze asschepoetster wandelde echter nu met de handen op den rug in het. salon van de gehuurde woning op en neer en ver werkte biykbaar geheel nieuwe gedachten in haar hoofdje. Zy beredeneerde by zlchzelvo, dat zy nu niet langer in zak en asch wilde zitten, maar leven wilde zoo lang zy leefdo, en het verleden wilde begraven. Maar om te „leven" moest men uitgaan, zich mooi kieeden, ryden, dansen en geld uitgeven. Zy mocht zich dus niet langer door haar moeder en Lizzie laten onderdrukken. Zy had veel ge leden en met al de kwalen, die verlangen, onzekerheid en geheimzinnig gedoe in hun gevolg hebben, gewacht; maar Ronald had niet geschreven en kwam niet weer l Zy wilde nu nooit weer iemand vertrouwen. Zy had den dood om verlossing gesmeekt, maar zelfs de dood had den spot met haar gedreven. Zy had een man en een kind gehad, doch reeds de gedachte aan dezen joeg haar een blos van schaamte naar de wangen. Nu wilde zy het leven van voren af aan beginnen, zy kon hot 'wei niet genieten, maar zy wilde ten minste huichelen alsof zy het deed. Misschien zou dan de luchthartigheid haar tot een tweede natuur worden en haar de gewenschte ver getelheid brengen. Den volgenden morgen, toen de drie dames by elkaar zaten en Lizzie haar triomfen in alle tonen bezong, zeide Rosamund: „Gy scbynt een heorlyken avond doorgebracht te hebben." „Ja, natuuriyk", antwoordde miss Brice, met een koelen blik. „Ik amuseer my altyd ko8teiyk." „Ik zou gaarne in 't vervolg ook meegaan, moeder; wees zoo goed en neem voor my van nu af ook uitnoodigingen aan." Een oogenblik. heerschte er een onheil spellende stilte in de kamer, doch daarop riep mrs. Brice op scherpen toon: „Ik geloof, dat gy niet weet, wat gy zegt, Rosamund 1" „Toch wel, moeder, ik weet het heel goed, ik ben dit," zy haperde „dit eentonige leven moede. Ik zou gaarne een weinig af wisseling hebben." „Afwisseling l voor een meisje van jou zy aarzelde #op jjaar beurt, keek naar Lizzie en voegde er daarop by: „onervarenheid. Ik dacht, dat gy in byzonder gelukkige omstandig heden verkeerdet, door liefhebbende bloed verwanten omgeven „Ik zou gaarne naar bals en comedies gaan, mooie kleeren en een rypaard hebben." „Lieve hemell" riep Lizzie. „Welk een nonsens, daar gy niet ryden, noch dansen en je evenmin ordenteiyk kleoden kuntl" En zy verliet lachend de kamer. Mrs. Brice was volstrekt niet van plan haar eigen dochter in de wereld te brengen. Ten eerste zou zy waarschyniyk Lizzie in de schaduw stellen en haar vooruitzichten op een goed huwelyk vernietigen en ten tweede zou zy den leeftyd Yan haar moeder dadeiyk aan 't licht brengen. AJs de moeder van een ernstige, volwassen jongedame kon de vrooiyke, kleine, blondharigo mrs. Brice'zich niet langer voor acht en twintig uitgeven, niet meer heele nachten door dansen, niet meer de bak- visch rollen by de liefhebbery-comedies op zich nemen en zich door haar vriqnden niet meer mot: „Myn lief klndl" laten aanspreken. Het was zeer hard voor de arme vrouw, die zich zoo hardnekkig aan de jeugd vastklemde, een volwassen dochter te hebben, die er als drie en twintig uitzag. Volgens haar meening was het dus over twee of drie jaren, als Lizzie getrouwd was, voor Rosamund nog tyd ge noeg om in de wereld gebracht te worden. „Ik ben volstrekt met gek, moeder," zeide Rosamund, „maar waarom mag ik dan ook niet eenig voordeel van myn rykdom hebben?" By deze onverwachte vraag werd mrs. Brice eerst donkerrood en vervolgens doodsbleek. „Wat wilt gy daarmede zeggen?" vroeg zy verdrietig. „Ik bedoel, wanneer het waar is, dat groot mama my haar geheele vermogen heeft ver maakt, dan zou ik toch ook gaarne iets daarvan voor my zelve gebruiken. Op het oogenblik heb Ik slechts twee scudl in myn beurs en twee japonnen in myn kast en ik vind het niet noodig krom te liggen, wanneer ik toch in werkeiykheid ryk ben, want ik heb volstrekt geen neiging tot do rol van asschepoetster." „Lieve hemell Wat drukt gy je vreemd uit! Gy schynt geheel te vergeten, dat gy vóór je vyf en-twintigste jaar geen meesteres van jo vermogen zyt Deze inval is werkeiyk te dol. Tot zoolang behoort je geld my toe; gy zyt nog niet meerderjarig." „Dat weet ik zeer goed, en het is my uiterst onaangenaam op deze wyze over geldaange- legenheden met u te moeten spreken, moeder. Houd my als 't u blieft niet voor hebzuchtig ik geef u gaarne de helft van alles, wat ik heb," zeide Rosamund op koelen, vastberaden toon, „maar wanneer gy voortgaat my met een halven shilling zakgeld in de week als een schoolmeisje op te sluiten, dan verzot lk mj/ daartegen." „Gy, jo verzetten?" „Ja, en ik zal my tot myn voogden wenden. Men kan ïhy niet dwingen by u te wonenen ik zal wel iemand vinden, die de zaak van myn gezichtspunt beschouwt. Wy beweren beiden niet, dat wy zoo van elkaar houden, als dat anders tusschen moeder en dochter het geval is; hoe zou dat ook mogeiyk zyn? Wy zyn achttien jaren lang vreemd voor elkaar geweest en zullen dit ook wel verder biyven, maar wy behoeven daarom niet in onvrede te leven. Gy hebt my niet lief, want u kent my niet, en denkt, dat ik een onnoozel, onwetend meisje van hot land bon. Maar ik ben niet meer, wat ik eens was. Ik ben twintig jaar oud, en heb een school doorgemaakt, waarin ik oneindig veel heb geleerd." "V'M

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5