LEIDSÓH DAGBLAD, ZATERDAG 18 MEI. - TWEEDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
Jfeuiiieton.
De Roos van Horton.
No, 12647
Anno 1901.
Al ligt ook de beslissing van het ver
kiezingsdrama in het laatste bedryf,
d. i. by de herstemmingen, aldus
Schrijft De Noordbrabanterde beslissende
slag voor de rechterzijde moet geslagen
worden bij het eerste treffen op den dag dor
verkiezingen. Ziet zij in het meerendeel der
districten zich voor een herstemming geplaatst,
dan is haar spél verloren en werkt al wat
anti-clericaal is samen om de rechterzijde in
de minderheid te houden. Een onbeduidende
party op zichzelf als de christelijk historische
besliste in 1897 geheel het lot ten voordeeie
der linkorzyde. Anti papisme en anti Kuyporia-
nisme waren toen zulke machtige verkiezings-
factoren, dat z\j stembus verrassin gen brachten,
als nog nimmer in ons goed vaderland aan
gebouwd waren geworden.
Radicalen van de meest geprononceerde
kleur hadden de preferentie boven geloofs-
genooten by hen, die zich christeiyk durfden
noemen, nog wel met den bytitel van histo-
risoh nota bene.
En dat men in den aanstaanden zomer
weer een herhaling van dit schandeiyk ver-
kiezingsspel zal aanschouwen, wie is er onder
ons, die met grond iets anders zou durven
verwachten? De schaapkeojS van dominee
Bronsveld zyn wel zoo bang van een cieri-
callsme, dat Rome 'en Dordt in bondgenoot
schap te zamen brengt, dat zy de voorkeur
aan een Troelstra zouden geven boven dr.
Kuyper, als de overwinning van den laatste
de zegepraal van het zoogenaamd clericalisme
ten gevolge moest hebben.
En wie verwacht iets anders van de nieuwe
party, die zich heeft aangediend als do vooruit
strevend Domocratische? Zjj zal menig liberalen
zetel by do verkiezing doen wankelen, maar
by de herstemming den doorslag geven aan
de geestverwanten, met welke zy vroeger in
„Unie" vereenigd was, terwyi een socialist
van het genre Troelstra haar niet onwelge
vallig zyn zal, omdat zy met dezen haar ideaal
„Grondwetsherziening om te komen tot alge
meen stemrecht" der verwezeniyking naby
brengt.
Op de herstemmingen behoeft de rechter
zyde dus niet veel hoop te vestigen.
Dr. G. Schlegel hield onlangs in een weten-
schappelykon kring een lezing over: „Do
oorsprong van den vreemdelingenhaat
in Chin a".
Dr. Schlegel, aldus Het Nederlandsclie Dag
blad, is hoogleeraar in het Chineesch; dus
zyn woord maakte indruk.
De Vaderlander zag het verslag van die
iezing en werd daardoor uitgelokt er tegen
over te stellen, wat het blad elders vond.
Eerst schetste dr. Schlegel den loop der Chi-
lieesche verwikkelingen, waarvan hot einde
wel zal zyn afstand van grondgebied en het
betalen van schadeloosstelling door China.
Verder besprak dr. Schlegel de oorzaken der
ellende. Hy vroeg welk recht de Europeanen
hebben om in China op te treden, en het
antwoord was: geen enkel; on verder, waar
<loor de Europeanen de achting in China ver
loren hebben.
„Niet zonder reden wordt in do eerste plaats
wel de opi u m genoemd, die door Engeland
met geweld daar is ingevoerd. Alle maat
regelen, door de Chineesche rogeering hier
tegen genomen, bleven machteloos, en toen
een moedig -Chineesch diplomaat den moed
had, bevel te geven, al den opium uit China
te verwyderen, was een oorlog met Engeland
er hot gevolg van. Chiöa verloor, betaalde
het gelag en Engeland kreeg zyn zin.
Naast den opium noemde prof. S. in de
tweede plaats den Zendeling, „den
grootsten vy^nd der Chineezen". Wy vonden
deze woorden letteriyk in het verslag, hoewel
zy ons haast onaannemelijk voorkomen. Aldus
luidde hun toelichting:
De Chineezen zyn door het optreden der
Westerlingen en van de zendelingen in den
waan gebracht, dat de Christeiyke leer de
vernietiging van de tradities en do leer van
Confucius beoogt. Maar de Chineezen, die
het „Eert uwen vader en uwe moeder" steeds
hoog gehouden hebben en steeds diepen eer
bied voor hun vaderen en hun tradities
hebben gehad, zullen evenmin als de Joden
tot het Christendom overgaan. Prof. S. sprak
do beweringen der zendelingen over de be-
keoringen onder de Chineezen tegen.
Spreker meent, dat het geloof niet moet
worden opgedrongen, maar alle schyn van
dwang moet worden vermeden. Wy moeten
door ons voorbeeld toonen, dat ons geloof
beter is dan het hunne.
De Chinees is van nature geen vreemde
lingenhater; hy is dat geworden na het
gewelddadig optreden der Westerlingen.
Geen van de Nederlandsche tolken is ooit
n China gemolesteerd, omdat de Chineezen
gehoord hebben, dat wy hun taal leerden.
Spreker deelde nu een en ander van zyn per-
eooniyke ervaringen mede; hoe hy overal vry
kon passeeren, zoodra zy vernamen, dat hy
in het belang der wetenschap daar werkzaam
was. Hy krenkte nooit de godsdienstige
gevoelens der Chineezen en sliep dikwyis
zonder gesloten deuren.
Maar nu is er de vreemdelingenhaat go-
bracht. Wel zal de vrede spoedig gesloten
worden, maar het eenige, dat de mogend
heden hebben bereikt, is, dat zy een grenzen-
loozen haat by de Chineezen hebben opge
wekt. China zal zwichten voor de overmacht,
maar na den storm zal het zich weer op
richten en met zyn 400 millioen inwoners zal
het lator weer gaan opstaan tegen de Euro-
peesche overheersching."
Dan zegt De Vaderlander:
„Tegenover de woorden van den Leidschon
prcfossor aangenomen, dat hot verslag
juist is, waarvan wy geen verbetering of
weerlegging zagen willen wy thans dè
woorden van een anderen hoogloeraar stellen,
wel niet onderwys gevende in het Chineesch,
maar een kenner van de Zending, van landen
en volken over de geheele aarde als weinigen,
prof. dr. G. Warneck, te Halle, die meer
dan 25 jaren lang juist van de Zending zyn
studie maakte. Hy deed in de tweede helft
van hot vorlgo jaar oen vlugschrift over dit
onderwerp verschynen te Berlyn, dat in vier
weken elf oplagen beleefde, een geschrift
vooral gericht tegen de Duitsche pers, voor-
namelyk tegen haar z g. liberaal, neutraal,
cosmopolitisch deel, dat ook in dit verband
de Zending aangevallen had. Aan de Chinee
sche troebelen is vooral de Zonding schuldig,
in het byzonder de Protestantsche, zoo schreef
daar de een den ander na, onder voorgang
van den gewezen Duitschen gezant von Brandt.
En veel van prof. Schlegel's voordracht doet
aan de uitingen der Duitsche pers denken."
En dan haalt het blad eenige voorboelden
aan uit Duitsche bladen, waaruit biyken kan,
dat die nog feller tegen de Zending gekant
waren.
„üe pers, tegen welke dr. Warneck zich
keerde, heeft zyn vlugschrift vrywel doodge
zwegen, een bekend wapen in de hand van
machtige stryders. De schr. zegt: „dat is
een niet nieuwe, maar droevige ervaring, die
bewyst, dat voor de betrokkenen het „hoor
ook de andere zyde" niet bestaat. By deze
ervaring is de verzoeking niet gering, om
een scherp woord te zeggen; ik onderdruk
het echter en vergenoeg my om het feit te
laten spreken, dat de meorderhoid onzer pers
de aangevallen Zending niet zooveel recht laat
wedervaren als iedere behoorlyke rechtbank,
die zolfs den moordenaar een verdediger toe
voegt".
Toch heeft -dr. Warneck de voldoening ge
had te mogen constateereo, dat de beschul
diging, die voornamelyk tegen de Protestant
sche Zending zich richtte, na zyn schryven
verstomd is.
In Nederland echter nog niet. En ook, ver
gissen wy ons niet, scbynt prof. Schlegel
vooral de laatste op het oog te hebben. Do
zendelingen zyn vyandig aan de Chineesche
tradities. IJdel is hun opgeven van bekeer
lingen uit de Chineezen. Slechts hebben zjj
den godsdiensthaat opgewekt, dien de Chinees
te voren niet kende."
Ten slotte merkt liet blad op:
„In de Rolsteinsche Courier vertelde eon
Deensch koopman, dat hy 34 jaar ongehin
derd in Peking gewoond heeft. Vry kon hy
zich bewegen. Maar al die 34 jaren hebben
ook de Protestantsche zendelingen ongehin
derd in Peking gewoond en konden zich vry
bewegen. Indien zy de schuld van den gods
diensthaat dragen, waarom heeft de woede
zich dan niet veel eerder togen hen gekeerd
Waarom tegen de andero Europeanen, de ge
zanten inzonderheid? Zyn die soms do hoofd
schuldigen I"
Een asterisk „Reclame" In De Statuiaard
luidt
Vermoedeiyk zal de stembus-reclame (zoo
die althans by de publiekmaking van de
Pensioen- en Zuiderzee-ontwerpen
in het spel was), een tegenovergestelde uit
werking hebben.
Of wat zou men zeggen van een Kamer
lid, dat in het laatst van April vlak vóór de
stembus een wetsvoorstel by de Tweede Kamer
indiende, om hetzy een districtsbelang, hetzy
een gewilde klasse kiezers ter wille te zyn
met geld uit 'sRyks kas?
Formeel heeft ieder lid der Kamer hier het
recht toeen als men toch vooruit weet, dat
zyn voorstel vóór de stembus niet meer in de
sectiën komt, hoeft men niet al te schuchter
te zyn met wat men er in zet. Herkozen,
trekt men het desnoods weer in.
Toch zou de publieke opinie over zulk een
reclame van een Kamerlid een streng en
scheip oordeel vellen, en dusver is het onder
ons nimmer vertoond.
Nu geven we toe, dat de vergelyking van
een Minister met een Kamerlid hier niet
geheel opgaat. Een minister is meer dan
een Kamerlid de geroepene om wetsvoorstellen
te ontwerpen. Het kan zyn, dat hy achter
stallig was met het nakomen van gedane
toezegging. Zelfs is het denkbaar, dat een
ontwerp, voor zooveel aan anderer medewer
king hing, juist n u gereedkwam.
Doch al ware dit zoo, iets wat we
alleszins mogeiyk achten dan zou toch
opzetteiyk uitstel van publicatie tot
a de stembus, hooger besef van Kabinets
waardigheid verraden.
Reeds de stortvloed van tram-ontwerpen,
die do laatste maanden naar de Kamer
afkwam, heeft in dit opzicht in broederen
kring bedenking gewekt.
Doch met de nu ingekomen twee groote
ontwerpen wint die vanzelf opkomende beden
king in kracht.
Het Kabinet wist vooruit, dat er van een
behandeling van het Zuiderzee-voorstel in de
sectiën geen sprake meer zou zyn. Vast stond
alzoo, dat het van April tot October toch zou
slapen. Waarom er dan nu reeds een ver
moeide, wegstervende Kamer mee overstelpt?
En wat het Pensioen-ontwerp aangaat, zoo
is verzending er van naar de Kamers van
Arbeid alleszins prysiyk; maar kan nu iemand
gelooven, dat de spannende stem bus weken
juist de meest geschikte zyn, om zulk een
ontwerp kalm en rustig saam onder patroons
en werklieden te bespreken?
Twee maanden uitstel had hier niet ge
schaad. Juist in den komkommertyd ware
rustige studie van dit ontwerp als vanzelf
aangewezen geweest, en dan ware elke schyn
van reclame vermeden.
Zelfs ia het de vraag, of toezending van
zulk een voor ontwerp om advies, niet uiter
aard onder geheimhouding moest ge
schieden. Hoe toch kan hét goed zyn, dat
straks uit de wyziging van het concept vóór
de indiening, wereldkundig worde welke fou
ten het Kabinet had begaan, en hoever het
week voor draug van de Kamers van Arbeid.
Het kwik in den mmisterieelen barometer
is door deze publicatie dan ook eer gedaald
dan gestegen.
Ook byaldlon door het Kabinet niet op de
stembus gemikt is, en er alzoo van gewilde
reclame geen sprake kan zyn, zoo spreekt er
toch onmiskenbaar uit deze houding zeker
gemis aan ministerieele prudentie.
In zyn 28sten Staatkundigen Brief zet de
oud-minister Van Houten naar aanleiding
van de motieTroelstra nog eens uiteen,
dat het kiesrecht van 1896 niet vyandig staat
tegenover het beginsel van algemeen kiesrecht,
en wyst er op, dat gaandeweg het aantal
Kamerleden, dat zich in de kiesrechtquaestie
onder leiding van mr. Troelstra stelt, af
nemende is.
Voorts schryft hy aan het adres der vry-
zinnig-democraten
„Het is geen verhoffend schouwspel de ge
dragingen der leden van de vryzinnig-demo-
cratische Kamerclub in het gezicht van de
stembus te observeeren. Evenmin de flauw
heid te zien van liberale kiesvereenigingen
tegenover personen, die haar openiyk den rug
hebben toegekeerd. Vooral als men bedenkt,
dat in een land, waar geen referendum be
staat, de liberale en meer byzonder ook demo
cratische gedachto, dat het volk zelf zich zyn
wetten geeft, alleendoor volkomen oprechtheid
en beginselvastheid, van gekoLenen en kiezers
beidon, eenigermate kan worden verwezenlykt."
No. 1 der Tweede Reeks van dr. Schaep-
man's Chronica bevat over de werklieden
verzekering en een herziening der
tarieven van in- en uitvoer, geiyk
ze door het aangevulde Program in samenhang
werden gebracht, de verklaring van dr. S.:
„Ik acht de soort van blaam, die door de
Hengeloosche en Enschedeesche moties op
deze aanvulling is geworpen, onverdiend. Even
onverdiend als het verwyt van „vryhande-
laartje-8pelen" en „het aanhangen van de
katheder-theorieën onzer advocaten en hoog
leoraren", door De Tijd aan myn Enscho-
deesche vrienden toegevoegd. Men doet toch
dwaas met zulke woorden te bezigen naar
aanleiding van een eerlyk, wettig en geoor
loofd verschil van meening. Een verschil van
meening, dat blijkbaar op oen misvatting be
rustte. Immers nergens wordt gezegd, dat
men, zonder herziening van tarief, een ver
zekering voor werklieden ongewenscht acht.
Men acht haar niet zeer uitvoerbaar wegens
het ontbreken der noodige middelen.
In het maandblad Katholiek-Democraat wordt
gezegd: „Laten de arbeiders bedenken, dat
dit ministerie, onder het uitgebreid kiesrecht
van 1897 benoemd, meer in hun belang heeft
gedaan dan in 10 b 20 jaren, daaraan vooraf
gaande". De Nieuwe Botter dam^che CoiFrant,
die dit releveert, zegt, dat uit het verband
blykt, dat dit getuigenis neergeschreven ia
zonder eenige opzettelyke bedoeling om een
lofspraak te houden op hot ministerie. Het
wordt daar zoo geheel terloops gezegd, in een
vertoog ton gunste van algemeen kiesrecht."
„Maar het heeft er te meer betookenis om,
zegt de N. B. C.t „en waar het niet ontbreekt
aan pogingen, om, met wel te doorgronden
bedoelingen, de beteekenls der hervormingen,
in deze laatste vier jaren tot stand gekomen
of voorgedragen, te verkleinen, verdient het
zeker de aandacht hoe hier uit de arbeiders
kringen zeiven, immers in een arbeiders-
orgaan, en een, dat aan do liberale party
vreemd is, geheel ongezocht erkend wordt,
dat wat dit ministerie gedaan heeft, werkoiyk
in het belang der arbeiders is geweest, en
dat in deze vierjarige periode méér voor hen
gedaan is dan in 10 a 20 jaren te voren.
Dr. Kuyper moge dan beweren, dat er geen
sprake van kan zyn, dat by de nu komende
stembus het zittend Kabinet als inzet zou
gelden, toch zal er onder dq kiezers onder de
werklieden zeker menigeen zyn, die zich
ernstig afvraagt, of het in het belang van den
werkman kan zyn, dab het leven van deze
Regeering wordt afgesneden."
De Nederlander meent, dat do uitspraak
der Katholiek Democraat meer geljjk is aan
Delphische orakeltaal, waaruit ieder het zyne
kan halen, dan met een duidelyke vinger-
wyzing hoe te handelen by de komende stem
bus. De verschillende partyen kunnen er,
zegt zy, byr. volgenderwys commentaar op
maken
„Katholiek-democraat en vrijzinnig demo
craat (o. a. mr. Yeegens in de Vragen des Tijde)
Ge ziet wel, hoe uitbreiding van kiesrecht
altyd uitstekend werkt; iaat ons dan nog
vorder gaan in die goede richting, dit Kabinet
omverwerpen, en een meerderheid voor alge
meen kiesrecht in de Kamer brengen.
Vooruitstrevend liberaal: Ge ziet wel, dat
dit toch maar een Kabinet van het bovenste
plankje is; verleen het dus steun, door ons,
zyn vrienden, te herkiezen en flink versterkt
in de Kamer terug te brengen.
Mr. v. Houten: Ziet ge nu wol, dat myn
kioswet ondanks alle bedilzucht de best denk
bare was en zeer profljtoiyk voor het vader
land; zóó is nu alles wat van my komt;
aanvaard my dus als leider by de stembus
en maak dat er straks een Kabinet-v. Houten
kan komen (styi N. B. C.)
De rechterzyde: Ziet go nu, dat het liberale
ministerie niet van de rechterzyde onafhanke
lijk behoeft te zyn, om iets in het landsbelang
tot stand te kunnen brengen; deze vier jaren
hing het nagenoeg zonder uitzondering en
onafgebroken van de rechterzyde af; en zie,
aldus roemt men do vruchtbaarheid van dit
régime; maak dan de kiezers ook niet bang
voor het geval dit in het nieuwo régime,
wellicht nog eenigszins verscherpt, zoo mocht
voortduren".
En de laatste redeneering zou nog niet
de gekste zyn, zegt De Nederlandervooral
omdat naast de guantiteit ook de qualiteit in
aanmerking komt. En 2>/jo zou deze geweest
zyn zonder de iechlerr.:>!c?
TWEEDE kiMü'lH.
Militaire pensioenwet.
Door de Commissie van Rapporteurs omL'ent
de wetsontwerpen tot herziening der wettelijke
bepalingen betreffende: lo. de bevordering,
het ontslag en het op pensioen stellen der
militaire officieren by zee- en landmacht en
2o. de militaire pensioenen by zee en land
macht zyn eenige punten van overleg ter
kennis gebracht van de ministers van marine
en van oorlog, waaromtrent deze een Nota
van Antwoord hebben ingezonden.
Do Regeering blijft van meening, dat het
niet gewenscht is aan de Kamer over te leg
gen het in de ontwerpen bedoeld reglement
zooals dit te zyner tyd aan den Raad van
State om advies zal worden gezonden. De
Regeering acht het bepaald noodig, dat de
Raad in haar aan de Kroon ter zake uit te
brengen advies geheel vry biyve, en evenzeer
wenscht zyzelve vry te bljjven en zich niet
gebonden te zien door verklaringen of u
spraken, in of aan de Staten-Generaal gedaa*
Intusschon deelt zy mede, dat bedoeld voor
schrift zal bevatten de voorschriften omtrent
de loting voor de aanwyzing van vaste en
plaatsvervangende leden en hoe daarby in
verschillende voorkomende gevallen zal worden
gehandeld.
Wyders zullen daarin rogels worden gesteld
by mogoiyke vrystellingen wegens bloedver
wantschap of zwagerschap en geregeld worden
de wyze waarop zal worden gehandeld, indien
door den officier, wiens zaak zal worden
onderzocht, bezwaren tegen de aanwyzing van
sommige leden mochten worden kenbaar ge
maakt. Verder deelt de Regeering mede welke
andero bepalingen voor den Raad zullen gelden.
De Regeering heeft een wyziging gebracht
in het beginsel omtrent het verleonen tydeiyk
van eervol ontslag aan officieren, dio met
Koninkiyko machtiging tydeiyk in vreemden
krygsdienst treden. Dientengevolge zal het niet
kunnen voorkomeh, dat een officier, aan wien
een tydeiyk ontslag is verleend, gedurende
den tyd, waarin hy feitelyk geheel los is van
leger of vloot, toch bevorderd wordt- In der-
geiyk geval biyven den officierou hun aan
spraken op bevordering en hun herstelling in
anciënniteit voorwaardeiyk gewaarborgd.
Do minister van oorlog deelt verder mede,
in afwyking van het oorspronkelyk voorstel,
hot gewenscht te achten den majoorerang te
behouden, en dus in dit opzicht in de be
staande toestanden geen verandering te brengen.
Verevening.
Een wetsontwerp is ingediend, houdende
machtiging op de Algemeene Rekenkamer tot
verevening van een vordering van de Hoofd
administratie van het korps marinier-:, wegons
by voorschot ten dienste van het departemerfc
van marine gedane betalingen tot een bedrag
van f 3175 ten laste van het dienstjaar 1901
KOLONIËN.
BATAVIA, 1718 April.
Over het aanstaande bezoek van den Koning
van 8iam vernam „De Loc.", dat de regeoring
bericht heeft ontvangen, dat het bezoek in
den loop van de maand Mei zou plaats hebben.
Het gevolg van den Koning bostaat, onge
rekend het bedienend personeel, uit vyftlg
personen. Reeds is de heer Luang Sunthorn
Kosa. op Java gekomen, om op de plaatsen,
waar de Koning denkt te vertoeven, logies
te bespreken; de regeering heeft den hoofden
van gewesteiyk bestuur aangeschreven, om
genoemden heer allen mogelyken bystand te
verleonen. De Koning ondorneemt de reis fn
het belang zyner gezondheid en reist Incognito.
De kapitein der Infanterie Okhuyzen,
aan wien tot herstel van gezondheid twee
maanden binnenlandsch verlof Is verleend,
zal, naar van Soerabaia geschreven wordt, üt
Juli a. s. zyn pensioen nemen en in Augustus
d. a. v. voorgoed repatrieeron.
De eerste luitenant der goeie R. R.'
Castena is opgetreden als afdeelingschef van
de A'jeh-stoomtram ln de afdeeliog Pidiö ter
standplaats Segli en de kapitein der genie
80)
Rosamund had zichzólve in een leeiyk parket
gebracht; zooveel wist miss Brico natuurlijk,
maar de byzonderheden had zy nooit gehoord.
Maar zeer zeker was het een geval, waarby
het heette: Cherchez 1'hommel Deze onschuld
van hot land moest nu maar bly zyn, wanneer
zy onopgemerkt bleef en zich schuil kon
houden. Dat was byzonder aangenaam voor
miss Brice, die nu in haar plaats alle voor-
deelen van een ryk meisje genoot, by voorbeeld
een eigen rytuig, een kamenier en een ge
spekte beurs en dat op alle deelnemende
vragen naar haar zuster verzekerde, dat deze
stiefzuster een zonderling wezen was, die een
afschuw van alle gezelligheid had. Mrs. Brice
zelve wist niet recht wat zy met haar dochter
moest beginnen. Zy was overtuigd, dat het
huwelyk werkeiyk had plaats gevonden, maar
in elk geval was lord Falkland niet de brui
degom geweest, want toen zy hom toevallig
in Zwitserland in oen hotel ontmoetten, had
mrs. Brico wel gezien, dat zy elkaar geheel
vreemd waren.
Maar wie was dan de ander? Mogeiyk, ja
waarschyniyk was hy dood, en de ervaring,
die Rosamund had opgedaan, zou haar nu
zeker deemoedig en onderworpen doen zyn,
totdat zy vyf en twintig jaar was, dacht mrs.
Brice. Intusschen kwam haar vermogen haar
bloedverwanten zeer te stade. Rosamund was
©en eigenaardig, terughoudend wezen, maar
Jienigmaal vertoonde zich een uitdrukking in
groote, donkere oogen, welke bear moeder
voor het oogenblik verontrustte, en om haar
lippen speelde af en toe een trek, welke mrs.
Brice onwillekeurig aan de overledene zeer
excentrieke mrs. Balmaine herinnerde.
Toen de familie Brice met Rosamund een
jaar in verschillende plaatsen van het buiten
land had doorgebracht, ontwaakten langzamer
hand de levensgeesten by miss Balmaine op
nieuw. Met twintig jaren heeft een jong meisje
toch nog zeer veel veerkracht en Rosamund
keerde nu, tot groote verbazing van haar
bloedverwanten, die haar het liefst geheel op
den achtergrond hadden gehouden, in hot boek
haara levens een nieuw blad om. Daar zy
zoowel liehameiyk als geesteiyk gebroken was,
toen Rosamund voor het eerst met haar familie
in aanraking kwam, had deze geen vermoeden
van haar werkeiyk karakter, tot plotseling een
aanval van Rosamund of liever gezegd een
onverwachte uitval uit haar verschansing deze
daaromtrent de oogen opende. Overste Brice
was op een avond met vrouw on dochter by
het Engelsche gezantschap te Rome en men
had de asschepoetster als gewooniyk thuis
gelaten. Deze asschepoetster wandelde echter
nu met de handen op den rug in het. salon
van de gehuurde woning op en neer en ver
werkte biykbaar geheel nieuwe gedachten in
haar hoofdje. Zy beredeneerde by zlchzelvo,
dat zy nu niet langer in zak en asch wilde
zitten, maar leven wilde zoo lang zy leefdo,
en het verleden wilde begraven. Maar om te
„leven" moest men uitgaan, zich mooi kieeden,
ryden, dansen en geld uitgeven. Zy mocht
zich dus niet langer door haar moeder en
Lizzie laten onderdrukken. Zy had veel ge
leden en met al de kwalen, die verlangen,
onzekerheid en geheimzinnig gedoe in hun
gevolg hebben, gewacht; maar Ronald had
niet geschreven en kwam niet weer l Zy wilde
nu nooit weer iemand vertrouwen. Zy had
den dood om verlossing gesmeekt, maar zelfs
de dood had den spot met haar gedreven. Zy
had een man en een kind gehad, doch reeds
de gedachte aan dezen joeg haar een blos van
schaamte naar de wangen. Nu wilde zy het
leven van voren af aan beginnen, zy kon hot
'wei niet genieten, maar zy wilde ten minste
huichelen alsof zy het deed. Misschien zou
dan de luchthartigheid haar tot een tweede
natuur worden en haar de gewenschte ver
getelheid brengen.
Den volgenden morgen, toen de drie dames
by elkaar zaten en Lizzie haar triomfen in
alle tonen bezong, zeide Rosamund: „Gy
scbynt een heorlyken avond doorgebracht te
hebben."
„Ja, natuuriyk", antwoordde miss Brice,
met een koelen blik. „Ik amuseer my altyd
ko8teiyk."
„Ik zou gaarne in 't vervolg ook meegaan,
moeder; wees zoo goed en neem voor my
van nu af ook uitnoodigingen aan."
Een oogenblik. heerschte er een onheil
spellende stilte in de kamer, doch daarop riep
mrs. Brice op scherpen toon: „Ik geloof, dat
gy niet weet, wat gy zegt, Rosamund 1"
„Toch wel, moeder, ik weet het heel goed,
ik ben dit," zy haperde „dit eentonige
leven moede. Ik zou gaarne een weinig af
wisseling hebben."
„Afwisseling l voor een meisje van jou
zy aarzelde #op jjaar beurt, keek naar Lizzie
en voegde er daarop by: „onervarenheid. Ik
dacht, dat gy in byzonder gelukkige omstandig
heden verkeerdet, door liefhebbende bloed
verwanten omgeven
„Ik zou gaarne naar bals en comedies gaan,
mooie kleeren en een rypaard hebben."
„Lieve hemell" riep Lizzie. „Welk een
nonsens, daar gy niet ryden, noch dansen en
je evenmin ordenteiyk kleoden kuntl" En zy
verliet lachend de kamer.
Mrs. Brice was volstrekt niet van plan
haar eigen dochter in de wereld te brengen.
Ten eerste zou zy waarschyniyk Lizzie in de
schaduw stellen en haar vooruitzichten op
een goed huwelyk vernietigen en ten tweede
zou zy den leeftyd Yan haar moeder dadeiyk
aan 't licht brengen. AJs de moeder van een
ernstige, volwassen jongedame kon de vrooiyke,
kleine, blondharigo mrs. Brice'zich niet langer
voor acht en twintig uitgeven, niet meer
heele nachten door dansen, niet meer de bak-
visch rollen by de liefhebbery-comedies op zich
nemen en zich door haar vriqnden niet meer
mot: „Myn lief klndl" laten aanspreken. Het
was zeer hard voor de arme vrouw, die zich
zoo hardnekkig aan de jeugd vastklemde, een
volwassen dochter te hebben, die er als drie
en twintig uitzag. Volgens haar meening was
het dus over twee of drie jaren, als Lizzie
getrouwd was, voor Rosamund nog tyd ge
noeg om in de wereld gebracht te worden.
„Ik ben volstrekt met gek, moeder," zeide
Rosamund, „maar waarom mag ik dan ook
niet eenig voordeel van myn rykdom hebben?"
By deze onverwachte vraag werd mrs. Brice
eerst donkerrood en vervolgens doodsbleek.
„Wat wilt gy daarmede zeggen?" vroeg zy
verdrietig.
„Ik bedoel, wanneer het waar is, dat groot
mama my haar geheele vermogen heeft ver
maakt, dan zou ik toch ook gaarne iets daarvan
voor my zelve gebruiken. Op het oogenblik
heb Ik slechts twee scudl in myn beurs en
twee japonnen in myn kast en ik vind het
niet noodig krom te liggen, wanneer ik toch
in werkeiykheid ryk ben, want ik heb volstrekt
geen neiging tot do rol van asschepoetster."
„Lieve hemell Wat drukt gy je vreemd uit!
Gy schynt geheel te vergeten, dat gy vóór
je vyf en-twintigste jaar geen meesteres van
jo vermogen zyt Deze inval is werkeiyk te
dol. Tot zoolang behoort je geld my toe; gy
zyt nog niet meerderjarig."
„Dat weet ik zeer goed, en het is my uiterst
onaangenaam op deze wyze over geldaange-
legenheden met u te moeten spreken, moeder.
Houd my als 't u blieft niet voor hebzuchtig
ik geef u gaarne de helft van alles, wat ik
heb," zeide Rosamund op koelen, vastberaden
toon, „maar wanneer gy voortgaat my met
een halven shilling zakgeld in de week als een
schoolmeisje op te sluiten, dan verzot lk mj/
daartegen."
„Gy, jo verzetten?"
„Ja, en ik zal my tot myn voogden wenden.
Men kan ïhy niet dwingen by u te wonenen
ik zal wel iemand vinden, die de zaak van
myn gezichtspunt beschouwt. Wy beweren
beiden niet, dat wy zoo van elkaar houden,
als dat anders tusschen moeder en dochter
het geval is; hoe zou dat ook mogeiyk zyn?
Wy zyn achttien jaren lang vreemd voor elkaar
geweest en zullen dit ook wel verder biyven,
maar wy behoeven daarom niet in onvrede
te leven. Gy hebt my niet lief, want u kent
my niet, en denkt, dat ik een onnoozel,
onwetend meisje van hot land bon. Maar ik
ben niet meer, wat ik eens was. Ik ben twintig
jaar oud, en heb een school doorgemaakt,
waarin ik oneindig veel heb geleerd."
"V'M