LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 4 MEI. - DERDE BLAD.
^©u-iiieton.
De Hoos van Horton.
No. 12636
Anno 1901.
Mathesis Scientiaruin Gonltrix»
De gisteravond in de bovenzaal dor Slads-
E&al gehouden 116de algemeene vergadering
van dit Genootschap werd voorgezeten door
den heer W. Kok en bijgewoond door den
burgemeester.
"Wat betreft de rekening en verantwoording
over het afgeloopen jaar, werd door dr. D.
O. Hosseling namens de daartoe benoemde
commissie van onderzoek rapport uitgebracht.
Zy bracht hulde aan het uitstekend beheer
en adviseerde de rekening met dankbetuiging
goed te keuren, hetgeen geschiedde. Deze be
draagt in ontvangsten en uitgaven: a voor
algemeene vakken f 12,446.29'/,b voor olec-
triciteitsleer en electrotochniek ƒ3008.11.
Tot bestuursleden in do vacaturen dor heeren
"W. Kok, J. Korevaar PAz., die aan de beurt
van aftreding en niet herkiesbaar waren,
C. Bos, aftredend en wol herkiesbaar, doch niet
meer in aanmerking wenschende te komen, en
K. Do Boer Hz., wiens vacature sedert de
vorige vergadoring voortduurde wegens het
bedanken door hem en ook door andere per
sonen, die op de vorige vergadering stemmen
hadden verkregen, werden gekozen de heeren
Joh. Roem, H. Paul, J. P. Trap en prof. dr.
F. A. H. Schreinemakers, wien van hun be
noeming zal worden kennisgegeven.
Nadat de heer S. B. Yos in overweging had
gegeven in hot vervolg den personen, die op de
voordracht geplaatst werden, te vragen of zy
een eventueele benoeming zouden willen aan
nemen, ten einde alzoo te voorkomen, dat een
vacature, zooals nu was gebeurd, een geheel
jaar voortduurt, welke wenk door het bestuur
zou worden in overweging genomen, werd
de ledenvergadering gesloten en konden de
leerlingen van het Genootschap binnenkomen,
ter by woning van de plechtige uitreiking dor
diploma's en medailles.
Na een woord van dank tot de afgetreden
bestuursleden voor hetgeen zy in het belang
van „Mathesis" gedaan hadden, en tot den
burgemeester voor diens belangstelling, wees
de voorzitter er in zyn toespraak op, dat het
Genootschap een belangryk en zeer gevoelig
verlies staat te wachten door het aanstaand
vertrek van den heer J. A. van Dyk, die
sedert 1864 als bestuurslid de school zulke
gewichtige diensten heeft bewezen.
Door prof. Van Bommelen werd in 1890
als voorzitter reeds herdacht, dat de heer
Van Dyk 25 jaar aan de school verbonden
was, zoodat hy nu byna 37 jaar de belangen
van het Genootschap heeft bevorderd. Spr.
zeide niet beter te kunnen doen, dan aan te
halen wat prof. Van Bemmelon op zoo wel
sprekende wyze in 1890 in de 105de algemoeno
vergadering hoeft getuigd:
,Sind3 1870 was de heer Van Dyk de
bestendige voorzitter der Schoolcommissie.
"Wat hy voor het onderwys in de stad Leiden
geweest is, behoef ik u hier niet te schetsen.
Maar wel mag ik het een voorrecht voor het
Genootschap achten, dat hy zulk een lange
reeks van jaren, met name als voorzitter van
de Schoolcommissie, den lust en de kracht
heeft gehad om een deel van xyn zoo bezetten
tyd aan „M. S. G." te wyden. Hy heeft steeds
medegewerkt om het onderwijs in goede banen
te leiden en te houden; hy heeft aan dat
onderwys vastheid gegeven; hy is een
krachtige steun gewoeat voor den directeur,
©en Invloedrijk lid van het bestuur, viermalen
deszelfs voorzitter in 1875, 1885, 1886 en
1888. Toen het Genootschap honderd jaren
had bestaan, is zijn naam als feestredenaar
onverbreekbaar aan de geschiedenis van „M.
S. G." verbonden."
Dit getuigenis werd nu elf jaren geloden
afgelegd en aldus vervolgde spr., wy onder-
schryven dit nog van ganscher harte.—
Alleen het slot dier welmeenonde uiting
„H\j biyve nog velo jaren een kracht van het
Genootschap" kunnen wy niet doenwy zouden
onbiliyk zyn om nog meer van hom te vor
deren, Van Dyk heeft meer dan genoeg voor
het heil van „M. S. G." gedaanwy danken
hem daarvoor van hoeier harte; hadden wy
nog hoogere gradon dan Lid van verdiensten,
waartoe hy reeds lang geleden werd benoemd,
voorzeker nu by deze goledenheid zou die
verheffing stellig plaats vinden; het zou
©venwel onnoodig zyn, wy allen zyn ten volle
overtuigd, dat het Genootschap „M. S. G."
zelf voor hem een eerezuil is.
„Hooggeachte Heer Van Dykl Aanvaard
onze beste wenschen voor de u nog gegunde
levensdagen, die, wy hopen het, nog vele
zullen zyn; geniet met de Uwen met volle
teugen van de welverdiende rust en dat gy
steeds aan „M. S. G." zult blUven denken,
behoef ik niet te vragen, want Van Dyk en
„M. S. G." zyn niet te scheiden.
Een luid applaus volgde op deze woordeD.
Verder werd medegedeeld, dat het Genoot
schap thans telt: 5 loden van verdiensten,
4 eereleden, 32 buitengewone en 230 gewone
leden.
Een vermeerdering dus met het vorige jaar
van drie leden.
Eon opwekking tot het trachten naar ver
sterking van inkomsten en daarom vermeer
dering van nieuwe leden achtte do voorzitter
op haar plaats.
Aangenaam was het hem te kunnen moe-
deelen, dat door verhooging der subsidie uit de
gemeentekas meer evenwicht kon gebracht
worden in de immer stygende uitgaven ten
behoeve der pas gevormde parallelklassen.
De wintercursus ving aan met 290, deze
zomercursus met 288 leerlingen getallen, die
te voren nooit werden bereikt.
In de maand September werden voor den
wintercursus 48 on in Maart voor den nieuwen
zomercursus 80 leerlingen ingeschreven.
Hot aantal afgewezenen, 30 a 40 pCt., biyft
hoog, ja te hoog. Dat de groote toevloed van
leerlingen moerdero ruimte aan lokalen voor
onderwys doet gevoelen kon vanzelf niet
uitbiyven. Het was dus een gelukkig besluit
van B. en Ws., dat de kamer naast die van
den directeur, tot heden aan de H. B.-S. af
gestaan, thans weer in het volle bezit van „M.
S. G." werd gesteld.
Tot het gemeentebestuur zal weldra het
verzoek door het bestuur van „M. S. G."
worden gedaan ter vorkryglng van meerdere
ruimte, waaraan voor het bouwkundig onder
wys en dat in machineteekenen do grootste
behoefte bestaat.
In het personeel der leeraren hadden eenige
veranderingen plaats.
Aan de leeraren dr. Klobbie en dr. Schreine
makers werd door hun benoeming tot leeraren
aan de Hoogere Burgerscholen respectieveiyk
te Nymegon en to Rotterdam op de meest
eervolle wyzo en met dankzegging voor hun
uitstekend gegeven onderwys ontslag vorleond.
Sedert zyu heengaan ia dr. Schreinemakers
benoemd tot opvolger van dr. Van Bemmelen
als hoogleeraar aan de Leidsche Academie.
In de plaats der afgetreden leeraren werden
benoemd de heeren dr. P. A. Meerburg Hz.
in de werktuigkunde, docts. C. H. Ketner in
de scheikunde en technologie, en docts. B.
Meilink in perspectief en beschryvende meet
kunde, terwyi de hoeren D. C. Schuyt on A.
J. J. Verbrugge met 1 October 1900 aan de
school werden verbonden, wegens uitbreiding
der parajlel-klassen.
Vervolgens deelde de voorzitter oen en
ander mode over het onderwys, ontleend aan
de rapporten der verschillende leeraren.
In September des vorigen jaars herdachten
de leeraren A. van der Heyden, G. vanDriel,
C. L. van den Berge, A. M. Biegman en P.
J. Niesten, hun 25-jarig feest als leeraar aan
hot Genootschap.
In gezelschap van den lsten secretaris was
spr. getuige van do goede, onderlinge ver
standhouding dier heeren by hun jubileum,
in de bestuurskamer nam hy toon de gelegen
heid to baat om hun veel gelukwenschen
namens het bestuur aan te bieden, nogmaals
riep hy hun thans in broederen knug toe:
„biyft nog langen tyd gespaard in het belang
van M. S. G. en dat het U nog vele - velo
jaren gegund zy, met jeugdigen yver aan
uw veelomvattende taak te kunnen wyden."
(Applaus).
Geachte Directeur en Leeraars I Dank voor
alles, wat gy in den afgeloopen leercursus voor
het Genootschap hebt gedaan, en ik wil de
woorden van myn voorganger, het vorige jaar
tot don Directour gesproken, hier herhalen:
„Onze Dikehoorn", en ik voeg er by, onze
Leeraars levon en waken voor het heil der
School. (Applaus.)
Daarna ging spr. over tot het glanspunt
van den avond: de uitreiking der diploma's
en medailles op bekroonde prysvragen:
Do vy f j a ar1yksche prysvraag:
Het maken van een ontwerp van een Raad
huis voor een gemeente van 20,000 zielen,
uitgeschreven door het bestuur van het
Genootschap „M. S. G." voor oud-leerlingen,
die van 1 Maart 1896 tot 1 Maart 1901 de
school hebben bezocht. Uitgeloofd was als
1ste prys: Groote zilveren medaille en 200
gulden; als 2de prysGroote zilveren medaille.
Bekroond is de oud-leerling Ph. van der
Heyden met een gedeelteiyken prys van 150
zonder medaille.
De 2de prys werd niet toegekend.
Van de verdere bouwkundige prysvragen
was de uitslag:
dat voor „hot teekenen van een gedeelte
gevel", waarvoor als 1ste prys de kleine
zilveren, en als 2de prys de groote bronzen
medaille was uitgeloofd, alleen aan G. Vos
de groote bronzen medaille kon worden toe
gekend;
dat voor „het teekenen van een onderdeel
van een gevel" kon niet alleen aan A. Ver
sloot als lste prys, de groote bronzen medaille,
en aan H. V. Onstenk, als 2de prys maar
ook aan W. Moote, als 3de prys, de kleine
bronzen medaille, kon worden gegeven;
voor „het opmeten en in teekening
brengen van een gedeelte wandbetimmering
uit de leeszaal van het Raadhuis te Leiden",
werden de uitgeloofde pryzen, aan A. Nieuwen-
burg, de lste prys, de groote bronzen modaille,
en aan P. J. van Hoeken, de 2de prys, de
kleine bronzen medaille, toegekend.
Voor „het maken van een voordeur van
Amerikaansch grenenhout" werd ais eenig
ingekomen antwoord, de lste prys, de groote
bronzen medaille, door H. Wytenburg, behaald.
Voor „het maken van een voetstuk voor
het vaandel van M. S. G." werd de lste prys,
de kleine bronzen medaille, door W. F. Fontein
en als 2de prys, het uitgeloofde boekgeschenk
door A. Bik verworven. Hieromtrent zy ver
meld, dat dit voetstuk voor het Genootschap
is aangekoèht en, zooals de aanwezigen in de
zaal konden zien, reeds in gebruik gesteld.
Voor „het opmeten en in teekening brengen
van een stoomvoedingspomp" behaalde B. van
Driel, de lste prys, de groote bronzen medaille,
en de 2de prys, de kleine bronzen medaille,
C. van der Steen.
Voor „het nateekenen van een Gothische
driehoekvulling" werd de lste prys, de groote
bronzen medaille, aan P. van der Worm en
de 2do prys, de kleine bronzen medaille, aan
J. van Zwieten toegekend.
Aan het Theor. Monteurs-examen namen
2 leerlingen deel, die beidon als zoodanig
werden toegelaten. Het diploma werd naar
volgorde toegekend aan: J. W, Simonis en
W. de Wit.
Aan het Theor. Leerling-Monteurs-examen
namen deel 4 leorlingen, waarvan 2 slaagden,
namoiyk: W. P. Hoogeveen en L. Erades.
De leerlingen van het vyfde jaar, aan wie
by het einde van den Wintercursus 1900/1901
voor Wis- en Natuurkunde een Diploma werd
toegekend, waren naar volgorde: F. J. de
Koning, J. G. M. van Ryn, H. J. W. Mons,
J. Tyssen, R. C. W. ELsses, J. Kunnen, B.
0. Couwenhoven, W. Hartevelt, O. J. M. van
Oerle, O. H. Segaar, A. G.' H. Kuiper, H.
Woud, C. Pannevis, H. C. A. van Someren,
A. Versloot, P. M. Wevels, J. Latorveer, H.
W. Wolf, H. Filippo en E. W. de Jong.
Aan het schrifteiyk Wia- en Natuurkundig
Eindexamen hadden 24 leerlingen deelgenomen,
waarvan 8 wegens onvoldoend werk niet tot
hot mondeling gedeelto konden worden toe
gelaten.
Na het mondeling examen werd er nog 1
afgewezen.
Acht leerlingen van het 6de jaar namen
deel aan het eindexamen in Beschryvende
Meetkunde en Perspectief, die allen slaagden.
De toegelatenen waren naar volgorde: H.
Langhout, J. Yan Zwieten, W. van Diest, J.
1G. Kooy, A. Hartevelt, Ch. van der Steen,
|A. P. Gebhardt en P. van Dam.
Eervolle Vermeldingen.
lste klasse: H. P. Biogman, J. J. W. van
Beek, P. van Bergen en Henegouwen, W. F.
van Biemen, W. H. Gans, R. Groenendyk,
J. van der Hoeven, J. N. van dor Heyden,
G. de Jongh, J. Kruit, J. B. Karroman, G.
Klinkenberg, H. J. van der Laaken, J. J.
Lenoble, J. L. Oostveen, 0. van Putten, Jao.
Smit, N. Stikvoort, A. W. H. Teeuwen, D.
van Velzen, A. J. Verstraaten, P. Visser, 0.
van Venetiën, G. J. van der Waals, J. Wasse
naar, D. Waasdorp, N. van Weizen en A. J.
van der Zeeuw.
2de klasseF. van den Berg, H. Barreveld,
W. J. A. Beyer, H. J. Boom, J. van dor Bjjl,
C. J. Eggink, A. Groenendyk, J. E. van der
Heyden, J. W. Hofkes, C. W. van Heel, P. A.
de Jong, P. Kalkhoven, W. F. J. Koster,
J. Laterveer, H. de Leef, N. Mastenbroek,
A. Post, F. H. Prausen, J. Randoe, F. W.
de Rooy, O. J. M. Simonis, P. Smittenaar,
G. Taverne, J. Varkevisser, P. J. de Wolf,
J. J. van Weeren en J. van der Zanden.
3de klasse: J. J. Alting, W. A. van Borke-
Bteyn, H. G. Engeltjes, J. 't Hart, M. JoDgbloed,
D. Kerpel, M. J. Kriens, O. A. Kruit, W. J.
Koolloos, 0. J. Lughthart, W. H. Marks, J.
H. van OsnabruggeD, M. H. Rozier, 0. J. van
Ryn, J. D. B. Styger, M. H. Teeuwen en
S. Verbeek.
4de klasse: L. de Best, H. Benea, J. J.
Beun, P. Coesee, D. W. Gesink, J. W. Harting,
P. J. Van Hoeken, A. J. 0. Ingeneegor, J.
H. A. M. Looisen, A. Nieuwenburg, P. J.
van Putten, W. F. de Rooy, C. H. Stuivenberg,
A. H. van der Steur, W. P. Volberg, P. H.
Westdyk en W. Zimmermann.
5de klasse: B. C. Couwenhoven, R. C.
Eisses, C. J. Eggink, J. Kunnen, F. J. de
Koning, J. Laterveer, H. J. W. Mens, C. J.
M. van Oerle, B. Reiss, J. G. M. Van Ryn,
C. H. Segaar, H. C. A. van Someren, J.
Tyssen, C. van Venetiën, A. Versloot en P.
M. Wevels.
6de klasse: P. van Dam, A. P. Gebhardt,
J. G. Kooy, D. Woudenberg en J. van Zwieten.
Voortgezette klasse: P. J. Boot, B. van
Driel, Q. A. D. Emmen, N. Evers, J. Koudys,
W. Moote, P. Smit, J. W. Simonis en G. Vos.
De bekroonde en eervol vermelde leerlingen
werden door den voorzitter in harteiyke be
woordingen toegesproken, waarna hy leden
en verdere belangstellenden ultnoodigde tot
het bezichtigen der tentoonstelling van teeke-
ningen en werkstukken in de groote beneden
zaal, waarvan dadeiyk en gaarne gebruik werd
gemaakt.
Er is op die tentoonstelling weer veel moois
te zien. Ze is nog kosteloos geopend heden
avond van 6 10 en morgenmiddag, Zondag,
van 12—4 uren.
TWEEDE KAMER.
By de voortzetting van het debat over de
wyziglng van de Onderwyswet stelde de heer
I)e Waal Malefijt een amendement voor, om
te laten vervallen de bevoegdheid van het
centraal gezag, om in de hoogste instantie
de regeling van onderwyzers-jaarwedden vast
te stellen.
De Minister bleef volhouden, dat zyn ont
werp voordeeliger Is on op sommige punten
hot onderwys er beter door gebaat zal wor
den dan door de amendementen, en hy bere
kent, dat door het ontwerp in de kleinste
gemeente oen schoolhoofd n& 20 jaren dienst
een minimum-salaris kan hebben van f 1150,
daaronder bogropen f 150 voor woninghuur
en f 50 als extra-verdienste voor herhalings-
onderwys.
Werden de amendementen, die zoo vér
strekkende financieels gevolgen hebben, aan
genomen, dan zou de Regeering moeten over
wegen, de invooring van de wet tot nader
vast te stellen datum uit te stellen.
Ook het amendement-Malefijt bestreed de
Minister.
De heer Drucker verklaarde namens de
commissie, dat de meerderheid voor de amen
dementen is, de minderheid tegen, met het
oog op verzwaring van lasten voor het byzou-
der onderwys.
De heer Ketelaar vroeg, welke amendemen
ten de Minister nadeelig achtte.
De Minister achtte het onmogeiyk dit te ver
klaren. Het antwoord bevreemdde den heer
Ketelaar, die 't onbegrypeiyk achtte van dezen
minister, die een optelsom maakte zonder
lederen post afzonderiyk te kennen.
Om het tot-stand-komen van de wet niet
in gevaar te breDgen, waarmede de Minister
had gedreigd, trok de heer Ketelaar de twee
duurste amendementen in, nl. dat, om in
plaats van 4 vyfjaariyksche verhoogingen,
de salarissen 4-maal om de 3 jaren met f 50
te verhoogen en dat om de minima-salaris
sen te verhoogen met f 100 in plaats van f 50.
Het amendoment-Tydeman (3 vyfjaariyksche
verhoogiogen van f 75) werd verworpen met
56 tegen 34 stemmen.
De overige amendementen-Den Hertog,
Ketelaar c. s. werden verworpen met onge
veer gelyk aantal stemmen, behalve het amen
dement, toekennende f 50 extra aan gehuwde
onderwyzers boven 28 jaar.
Dinsdag elf uren voortzetting.
Gemengd Nieuws.
Een jongeman van 21 jaar, a r-
beider aan de waterleiding te Rotterdam, en
een meisje van 26 jaar, die verkeering hebben,
gingen gisteren naar ©en bruiloft om feest
te vieren. Van die bruiloft bracht de jonge
man tegen elven zyn tante naar huis en in
plaats van toen naar zyn meisje terug te
keeren, is hy in een café gaan biljarten. Dit
kwam het meisje ter oore, zy ging hem halon
en daarover kregen zy woorden op den Oost-
zeedyk. Van daar op weg huiswaarts duurde
de twist voort ©n ten laatste gaf zy hem te
kennen, omdat hy ook nu weder to veel ge
dronken had, dat zy van hem niets rneor
wilde weten. De jongeman greep toon zyn
knipmes, pakte haar, vlak naby de ouderiyke
woning van zyn beminde ia de Elisabsthdwars-
straat gekomen, beet, wierp haar op den grond,
ging boven op haar zitten en stak haar tot
tweemalen toe dit mes in den hals. In deze
positie trof een agent van politie, die op het
moordgeroep van het meisje kwam aangeloopen,
hem aan. Het ernstig, doch niet levensgevaar-
ïyk verwonde meisje werd binnen de ouder
iyke woning gedragen on ia daar verbonden.
De arbeider aan de waterleiding, die door den
drank zeer opgewonden was, is onder be-
hooriyk geleide naar het politiebureau in do
Hoflaan gebracht, waar hy is opgo9loten. Het
bebloede mes is in beslag genomen. (xY. R. C.)
Dreigende bergstorting. Op
het oogenblik dreigt in Zwitserland een nieuwe
bergstorting, zoo groot als er in jaren niet
is voorgekomen. Wy hebben reeds meegedeeld,
dat er den 14den April van den bergrug
tus8chen Lammbach en Schwandenbach
Brienz een rotsgevaarte van een millioen kub.
meter is neergekomen, waardoor een beek
werd verstopt en het dal versperd. Kleinere
stortingen waren daar ter plaatso reeds meer
voorgekomen, maar dit allea zyn maar voor
boden van de reusachtige catastrophe, dio men
voorspelt. Op dien bergrug is een schoons
weidevlakte, met een aantal stallen: Aegertl
genoemd. Daar begon ongeveer 50 jaar ge
leden de grond te spiyten van het westen
naar het ooston. En het gedeelte van den
berg, aan den dalkant van deze rotskloof,
zakte heel langzaam met werken en stallen
zywaarts. Dit door de rotsspleet afgesneden
gebied is zestig hectaren groot De kloof was
eenige jaren geleden reeds 900 meter lang;
de uiterste kloofwand ligt een heel eind boven
die aan den dalkant. Een deel daarvan viel 14
April neer. Daardoor is do toestand veel ge-
vaariyker geworden. De spleet is in korten
tyd tot I K.M. lengte voortgezet en in de
week van 21 tot 28 April ia de kloof een
decimeter verbreed, dat is meer dan anders
in jaren.
Het zoo langzaam naar voren komende ge
vaarte, waarvan do val wel elk oogenblik.
mogeiyk is, heeft een inhoud van acht millioen
kub. meter. De hoogte van het oppervlak van
dit bergdeel tot het dal is 450 meter. Daar
onder ligt het dorp Schwanden-Unterdorp, dab
op het oogenblik ontruimd wordt, en verderop
ligt het evenzeer bedreigde dorp Kienl.olz,
dat in 1896 reeds ten deeie is verwoest.
Het is best mogeiyk, dat het gevaarte ook
nog den straatweg en den spoorweg bereikt.
Zeer waarschyniyk wordt de vaart gestuit
voor het Brienzermeeranders worden alle
dorpen aan den oever door een onoverzienbare
ramp bedreigd.
Nooit heeft men do voorbereiding van eon
bergstorting zoo nauwkeurig kunnen volgen.
En maatregelen zyn daartegen niet te nemen.
Het eonige is wachtposten en geregeld controle.
Roelof-Arendsveen. De publieke veiling
van bloembollen, op de verschillende velden
alhier, ten overstaan van notaris De Wit van
Oude-Wetering, behoort wederom tot bet
verledene. De opbrengst ia minder dan ten
vorigen jare, de handel trager, volgens
sommigen een gevolg van den oorlog.
Sassenheim. Het jaariyka te houden onder
zoek der verlofgangers der militie te land
voor de gemeenten Hillegom, Lisse, Sassen
heim, Voorhout en Warmond zal 14 Juni
a. s. des voormiddags te 9'/, uur op de
Nieuwe Losplaats te Sassenheim plaats hebben.
De pryzen, op de groene veilingen besteed
voor hyacinten en tulpen, zyn aanmerkoiyk
lager dan het vorige jaar en dalen nog.
17)
Maggs stelde haar geweten over deze onbe
schaamde leugen gerust, door zichzelve wys
te maken, dat dit een geoorloofde noodleugen
was, want Rosamund zou toch niet gerust
hebben vóór z\j het graf van haar kind ten
minste het zoogenaamde had gezien.
En Rosamund knielde by het graf neer,
kuste hot gras van den kleinen heuvel, waarin
een kind van een ander rustte, en schreide
bittere tranen. Nadat Rosamund echter het
kerkhof had bezocht, werd zy wat kalmer
en keurde het goed Horton te verlaten en
wel op de geheimzinnige wyzo, welke haar
moeder had bevolen. Zy had gehoopt in
Horton te mogen sterven, maar nu moest
zy haar last op zich nemen en weer in de
wereld terugkeeren; zy trad die ook met veel
betere vooruitzichten in dan vele anderen van
haar geslacht, wanneer zy het maar had
kunnen inzien. Zy wist nu, dat zy ryk was,
want zy had de opening van het testament
bygewoond en tot haar grenzenlooze verbazing
vernomen, dat zy, en niet haar moeder, de
erfgename der Balmainsche goedoren en van
het Balmainsche vermogen was.
Maar wat gaf haar dat nu? vroeg zy zich
zelve af.
Wat beteeken de voor haar rykdom?
Zy had immers geen toekomst voor zich,
filets dan een leven zonder doel en zonder
hoop, een lange, droevige, vreugdelooze toe
komst!
Na een kort verbljjf te Londen werd Rosa
mund door haar moeder mede naar Italié
genomen, eerst naar Florence, waar de winter
zou doorgebracht worden. Vóór haar vertrek
kreeg zy echter nog een bericht van de
agentuur der P.- en Q.-stoombootmaatschappy,
n.l. dat mr. Gordon, passagier op de Ooster-
scho boot, weibehouden te Melbourne en niet
te Colombo was geland; maar anders kon
men haar geenerlei opheldering omtrent hem
geven. Dit bericht verwekte een kleine vonk
van hoop in heur hart; het was de laatste
opflikkering vóór de vlam voorgoed uitging.
Toen Rosamund na haar lange afwezigheid
weer te Queen's Gate verscheen, werd zy door
mr. Ted en miss Brice uiterst koel en vol
strekt niet met open armen ontvangen. Of
schoon hun niets bepaald was gezegd, hadden
die beiden toch hun eigon meening over de
aangelegenheden der verloren dochter en zy
werd nu uit de hoogte behandeld en moest
zich öf bedillen óf afsnauwen laten, al naar
dat het deze beide jonge menschen, die ge
heel van het geld der erfgename leefden, goed
vonden. By overste Brice was intusschen een
nieuwe en prachtige gedachte opgekomen,
namelfe deze: wanneer de tyd, waarin hy
en zyd vrouw om zoo te zeggen het vrucht
gebruik van Rosamunds vermogen hadden,
om was, dan zou hot wel voor alle partyen
het beste zyn, als Ted met haar trouwde; op
die manier zou het geld in de familie blyven.
Ted had geen bepaald beroep; maar welk be
roep is zoo gemakkeiyk en zoo winstgevend
als dat van een ryke vrouw te hebben?
Alle aanbidders, die zich in den tusschentyd
mochten voordoen, moesten dus zoo spoedig
mogeiyk afgeschrikt worden I
Rosamund was natuuriyk stil en ter neer
gedrukt en leefde in deze onvriendelyke
atmosfeer zooveel mogelyk voor zichzelve. Zy
was grooter en bleeker geworden en had meer
gevoel van eigenwaarde gekregen, ook was
zy nu nog eens zoo mooi als vóór dien tyd;
smart en verdriet van allerlei aard, verlangen,
hoop en vertwyfeling hadden aan haar vroeger
wel lief, maar toch kinderiyk gezichtje oen
nieuwe, meer ideale uitdrukking verleend.
Waar zy ook verscheen, of zy met het spoor
reisde, of in de openbare parken wandelde,
of in Florence op het corso in haar rytuig
reed, overal baarde zy een zeker opzien. Zy
zag er zoo „verschrikkelyk gedistingeerd" uit,
zooals haar moeder gewoon was te zeggen,
en die dame overreedde haar ook niet in het
minst, haar naar bals, concerten, enz. te ver
gezellen, want zy wenschte volstrekt niet,
dat zy trouwde; daarentegen deed zy al het
mogeiyko om Lizzie aan den man te brengen.
Rosamund was biy, wanneer men haar thuis
en met rust liet; zy had geen vermoeden van
de werkelyke reden harer afzondering en wist
niet, dat de menschen elkaar vol nieuwsgie-
righoid afvroegen, waarom de mooie mis3
Balmaine niet uitging. Of een ongelukkige
liefde haar melancholiek had gemaakt? Of zy
niet goed by het hoofd was, of wat er anders
aan haperde?
XI.
Maar nu moeten wy naar de antipoden
reizen en trachten uit te vinden, wat er van
Ronald Gordon geworden is en hoe het kwam,
dat hy na zyn aankomst te Melbourne als
het ware van den aardbodem was verdwenen
en waarom Rosamund nooit meer een regel
schrift van hem kreeg.
Zeker, zoo hy eenig vermoeden had gehad
van de pynlyke spanning, waarmee Rosamund
van den eenen postdag naar den anderen var-
langde; van het onstuimig kloppen van haar
hart, waarmee zy naar den voetstap van den
brievenbesteller luisterde; van de gejaagdheid,
welke zich van haar meester maakte, wanneer
er brieven werden verdeelden van de steeds
toenemende wanhoop, als or goen in haar half
uitgestoken hand werd gelegd; van do nachten,
waarin zy in de kamer op en neer wandelde
van haar woifolen tusschen hoop on vroes,
liefde en haat, ja, dan zou hy goschreven
hebben, zelfs vaker dan zy verwachtte, zoo
hy niet mot de bemanning en de passagiers
van de „Carmina", welke van Melbourne naar
Nieuw-Zeeland voer, schipbreuk had geleden
en op een eenzaam, onvruchtbaar eiland was
terechtgekomen, op oen van die eilanden,
welke onder den naam „de twaalf Apostels"
bekend zyn. En dat ging op de volgende wyze
in zyn werk. Toen Ronald in Melbourne aan
kwam, vernam hy, dat er dienzelfden namiddag
nog een boot naar Auckland vertrok, en dus
was er geen tyd te verliezen. Hy liet onver-
wyid zyn bagago van hot eene schip naar
het andere brengen, terwyi hy by zichzelven
beredeneerde: „Hoe eer ik met myn werk
begin, des te spoediger ben ik daarmee klaar
en des to gauwer heb ik geld, om Rosamunds
reis hierheen te betalen en haar een aange
naam tehuis te verschaften." Hy had niet
eens tyd, haar van uit Melbourne nog te
schryven; maar hy gaf zyn dagboek aan een
eleganten, jongen man, met verzoek, dat op
de post te doen, terwyl hy hem eenige shillings
voor zyn moeite in de hand drukte. En de
elegante jonge heer stak het geld voor den
postzegel met de andere shillings op en wierp
het pakje in het vuur, waar het hem niet
meer kon verraden.
De „Carmina", een Australische stoomboot,
welke geregeld tusschen Melbourne en Auck
land op en neer ging, was reeds denzelfden
avond van Ronalds aankomst in zee. Do
eerste vier en twintig uur was de zee sp.ogel-
glad. Maar deze aangenamo toestand duurde
niet lang, hy was slechts de spreekwoorde-
ïyke stilte voor den storm. Een storm, dio
van achteren kwam, brak met allo kracht
los en er verhief zich een ontzettend onweer,
dat hen geheel uit de richting dreef en den
eersten dag reeds twee booten meesleurde.
In den nacht werd het roer uiteengerukt on
de stuurman over boord geslingerd en toen
vervolgens de eene hooge golf na de andere
over het dek sloeg en het Kompashuisje, een
deel van de commandobrug en een reddings
boot wegzwom, werden de luiken boven do
in doodsangst verkeerende passagiers dicht
geslagen. Drie dagen lang waren de onge
lukkige menschen, die elk oogenblik hun
einde verwachtten, in de by na stikdonkere
ruimten opgesloten en zoo dikwyis zich een
byzonder zware goif op het schip wierp,
braken de vrouwen in een hartverscheurend
gegil los, terwijl do „Carmina" kraak to on
steunde en hun angst scheen te deolen.
Drie dagen lang had de storm gewoed,
drie dagen lang was de lucht pikzwart ge
weest, de golven als bergen zoo hoog, do
wind een razende orkaan, die zóó huildo, dat
men in het salon en de daaraan grenzende
hutten zyn eigen woorden niet kon verstaan.
De passagiers waren byna waanzinnig van
agitatie, vooral de vrouwen, en een van hen
had herhaaldelijk vol vertwyfeling Ronald
toegeroepen: „Wanneer het maar kwam en
voorbij was", zy bedoelde den dood „dat
zou een weldaad voor allen zyn, want deze
onzekerheid is erger dan de dood zelf."
(Wordt vervolgd^