-o. l^ois
L^IDSCH DAC3LAD, ZATERDAG 13 APRIL. - DERDE BLAD.
F*e uilieton,
Wachten en werken.
Anno 1901.
Do prolestluieeliug 1© Amsterdam»
Op deze in „Fraecati" gehouden meeting
eprak na de pauze (zie ona vorig nommer)
de heer O. Coetzee, een geboren Transvaler,
in de Afrikaansche taal (waarvoor hy excuus
vroeg) met geroerd gemoed en bewogen hart
■woorden van hulde en dank voor de sympathie,
die men in Nederland steeds voor de zaak in
Zuid Afrika had getoond en voor de moeite,
die voor het bijeenbrengen van deze meeting
is gegeven. HU hoopt, dat dit de hoeksteen
zal wezen voor een algemeen protest, dat
aan de vrouwen en kinderen de vrijheid zal
hergeven. Hl) en zijn vrienden hebben zich
vereenigd om in Europa de ellende der vrouwen
en kinderen bekend te maken. Hl) heeft duizen
den verdreven vrouwen gezien, op elkaar ge
pakt in steenkolenwagens; kinderen zóó op
elkaar gepakt, dat hl) zich heeft afgevraagd:
hoo is het mogelijk, dat zy levend van Johan
nesburg en Pretoria zijn gekomen, en toch
zeiden die vrouwen nog: „Mannen, bekommert
jelui je niet om ons, doch strijdt voor jelui
vrijheid." Onder den naam van beschavingen
onder het „God behoede de Koningin 1" werden
de vrouwen mishandeld.
In zijn teekcnachtige taal hing spr. een
schrikkelijk tafereel op van de gruweldaden,
door de Engelechen gepleegd, en die hl) met
eigen oogen heeft aanschouwd.
H(J verhaalde, hoe hl) het verbranden van
woningen heeft aanschouwd; hoe de vrouwen
den Engelschen smeekten iets van haar hoeve
te sparen, maar dat aan die smeekingen geen
gehoor werd verleend. Hij heeft de mishande
lingen gezien, waaraan vrouwen waren bloot
gesteld. Hij zag een vrouw en spreker's
stem werd luider en heesch van hartstocht,
toen hl) met zijn beschrijving voortging met
krabben in haar gezicht; die vrouw zeide:
dat heeft een Engelsche basterd gedaan, toen
ik mijn dochter wilde verlossen uit de handen
van de Engelschen, toen haar geweld werd
aangedaan. (Stemmen uit de zaal: „Weg met
de ellendelingen, dood aan de Engelschen 1")
De voorzitter, mr. Verkouteren, hamert en
zegt, dat men binnen de grenzen-, binnen de
parlementaire vormon moet blijven om waardig
te prote8teeren.
Er ontstaat een oogenblik een weinig
rumoer achter in de zaal, waar het protest
voortduurt.
In steeds hartstochtelijker taal vertelt de
heer Coetzee, hoe by gezien heeft, dat een
vrouw met een stervend kind uit haar huis
werd gedreven en toen haar woning aan do
vlammen werd prijsgegeven. By kan niet
alles beschrijven, wat in Zuid-Afrika tegen
vrouwen en kinderen geschiedt.
De Transvaalsche generaal waarschuwde by
het begin van den oorlog: „Wee dengenenl die
de hand slaan aan vrouwen en kinderen of
aan privaten eigendom". De Engelechen han
delen geheel anders.
De Boeren meenden oorlog te zullen voeren
tegen een beschaafde natiespr. dacht dat de
Engelsghen waren een beschaafde natie, maar
als dat beschaving is, dan wil spr. liefst tot
de onbeschaafden gerekend worden.
De behandeling in Zuid-Afrika door de
tngelschen gepleegd ia zóó wreed, dat men
het zich bijkans niet kan voorstellen; niet
als monschen doch als duivels hebben de
Engelschen gehandeld en spr. hoopt dat de
geheole wereki zal protesteeren tegen die
wreedheden. En al worden wy dan niet ge
holpen," roept spr., „dat dan toch onze
vrouwen en kinderen worden verlost."
Honderden en duizenden van onze vrouwen
en kinderen zijn weg, van ml) geloof ik, ook
al verscheiden. En die wy terugvinden zijn
onherkenbaar vanwege de ellende, waaraan
zij zyn blootgesteld.
Zyn verhaal voortzettend, zegt spr. dat hy
niet weet waar zijn moeder, waar zijn vrouw
©n kinderen zijn. Hy bad te sterven of te
Delagoabaai te biy ven, maar als by een uitweg
ziet, dan keert hy onmiddeliyk terug. Kan hy
vandaag teruggaan, hy zal niet wachten tot
morgen, om den stryd opnieuw te beginnen
tegen Engelands dwingelandy (Stormachtig
langdurig applaus).
De volgende spreker, de heer H. C. D.
van der Ven, gep. kapitein-intendant van bet
O.-L leger, legde er den nadruk op, dat niet
alleen volksprotesten kunnen baten, doch dat
ook de Staat zich moet doen gelden en zich
kan doen gelden.
De heer Van der Ven betoogde, dat Enge
land niet alleen de schuld aan de tegenwoor-
8)
„Maar, wat drommel, ik wil zeggen, wat
in vredesnaam, lieve kind, heeft uw moeder
my dit ding te sturen?"
„Wel," zy zeide tegen my: „Vraag hem
maar eens of hy het nog herkent.""
„Herkennen? Herkennen? Wat moot ik
hei kennen?"
Opnieuw bekeek hy het portret. Toen ging
hem eensklaps een licht op, een licht, dat
gezegd kon worden uit te stralen van die
crinoline.
„Lieve hemel 1" riep hy lachende. „Ik ge
loof waariyk, dat het Camilla isI"
„Zóó is de voornaam van myn moeder,"
sprak het meisje. „"Zal ik haar zeggen, dat
u zich haar herinnert?"
Hemelsche goedheid 1" riep de heer Sttange,
„zy zeide toen, dat zy op my wachten zoui
Wacht zy temet nu nog?"
Daar verscheen Camilla zelve, om op die
vraag het antwoord te geven. Zy had zich in
haar Zondagsch best gestoken, dat wil zeggen,
haar zwart stoffen huisjaponnetje had zjj
verwisseld met het deftige zyden kleedje,
waarin zy de avondpreek placht te bezoeken.
Voorts had zy haar vlaskleurige front weder
recht geschoven, haar handen gewasschen,
een kanten doekje om haar schouders en een
gouden ketting eenmaal het eigendom van
haar man om haar hals geslagen. Kortom,
zy had de „kamerverhuurster" geüeel afgelegd
en geljjk zy tot haar kinderen placht te
zeggen wanneer het badseizoen voorby
dige gebeurtenissen draagt. Ook wy hebben
daaraan scbuld door onze flauwmoedigheid.
Wat helpen den Boeren onze toejuichin
gen? vraagt hy; als wy geen vinger uitsteken
om hen te helpen?
De Boeren vragen geen hulde, maar wen-
schen de toejuichingen ook eens in daden
omgezet te zien. Maar vraagt, wat kuünen wy
doen, wy zyn maar een klein volk.
Een stem uit de zaal: Maar rein.
Eén daad, vervolgt spreker, heeft Neder
land verricht, een grootsche daad, en hier her
innert by aan het zenden van „De Gelder
land" om Kruger af te halen, maar die daad
staat op zichzelf en werd spoedig weer ver
kleind, want in de „Köln. Ztg." werd te
kennen gegeven, dat Kruger slechts officieus
werd ontvangen. Maar Frankryk deed het toch
olficieeL
Spreker's conclusie is, dat wy beter voor
onze nationale eer moeten opkomen. Boven
dien eigenbelang zelf, zucht tot zelfbehoud
moet ons er toe dry ven onze stamgenooten
in Zuid-Afrika te helpen, om te voorkomen,
dat zy ten onder worden gebracht. Zien wy
met lijdzaamheid hun ondergang aan, dan zal
Engeland'8 hebzucht nog moer opgewekt wor
den en het zal zyn klauwen ook naar onze
bezittingen, naar onze eigen onafhankeiykheid
uitslaan.
Het is onwaardig dat wy ter wille van
onzen handel, van onze rustige rust, alles
wat aan onrecht geschiedt, slechts ljjdeiyk
aanzien. Al kuiinen wy niet daadwerkeiyk
optreden, toch kunnen wy handelen; moeten
wy bondgenooten zien te vinden om te pro
testeeren. Wy zyn bang; wy dulden het dat
by de Vredesconferentie Transvaal en OraDje-
Vrystaat werden buitengesloten. Wist men
toen reeds dat hun lot beslist was? Reeds
maandon zucht een Nederlandsche ambulance
in gevangenschap; in de zaak Pott stelden
wy ons tevreden met een verklaring, die bulten
de quaestie stond. Stemt de meerderheid der
natie er mede in, dat Nederland zich zoo
lydeiyk by dit alles neerlegt? Er zit nog pit
in onze jongens van Jan de Witt, dat is in
Zuid-Afrika getoond, doch de Jan de Witt
laat zich wachten. Het Nederlandsche volk
kan toonen de Regeering, die zoo handelt,
niet te wenscben, zy kan dit bovenal toonen,
nu de verkiezingen voor de deur staan. Men
zal spreken van partybelangen? Doch spr
die als burger zyn land hel heeft, zegt, dat
de eer van ons land verre staat boven alle
partybelangen. De Regeering gaf thans zeker
weinig blyk de eer van het land hoog te
willen houden. In 'elands vergaderzaal zyn
mannen noodig, die de eer des lands hoog
willen houden. Den aanstaanden candidaten
voor de Kamer dient men te vragen of zy
deze lydelyke houding willen doen voortduren.
Spr. heelt nog vertrouwen In zyn land, mits
men zich by de keuze der candidaten maar
niet eenvoudig biyve bepalen tot het gewone
enge kriDgetje.
De geschikte mannen zyn dan wel te vinden.
Liefde voor land en volk dry ft hem tot deze
woorden. Hy vraagt, of het fiere devies onzer
Koningin („Ik zal handhaven") ook die van
zyn hoorders is. Zoo ja, dan moeten zy met
alleen protesteeren tegen Engeland, maar ook
tegen onze eigen laksche houding (Applaus).
De laaisto der sprekers, de heer J. H.
Rovers, wees er op, dat volgens de Engelsche
ministers thans de oorlog uit is, maar nu
mogen de olficieren en soldaten niet olficieel,
doch slechts olficieus gedood of gekwetst
worden (Gelach).
De Boeren, zegt men in Engeland, zyn nu
uitgeroeid, doch het schynt alsof de Boeren
nu eerst den smaak voor het vechten krygen.
Onder veel gelach der vergadering deed
spreker mededeeling van een verhaal van
een Afrikaner aan een Engelschman, dat de
Afrikaners geen regimenten hadden, maai dat
zy in drie aldeehngen stredon: de Burgers,
de Boeren en do Takharen; als de eersten
het niet af kunnen beginnen de Boeren, en
als die het niet kunnen winnen de Takharen,
die meer van vechten houden dan van eten,
de Geuzen uit onze vaderlandsche geschiedenis,
de echte afstammelingen dor voortrekkers,
aldus genoemd omdat zy den kam als een
voorwerp van overbodige weelde beschouwden.
Voor en na hebben de Alrikaanders, die
de wapenen reeds neerlegden, die weder
opgenomen, zoodat de oorlog thans met nog
grooter verbittering gevoerd wordt. De corres
pondent van de „New-York World", die reeds
sedert 1896 in Zuid-Afrika de gebeurtenissen
was nu weer geheel „de dame" aangetrok
ken. Zoo stond zjj daar zoeteiyk glimlachend
op den drempel, volmaakt in haar ouden
trant, met haar hoofd op zyde, alsof zy
innerlyk vol was van aller dingen schoonheid
en poözie, en zy stak haar beide handen uit
met een zedig opslaan en een nog zediger neder-
slaan van baar oogen; een manoeuvre van
zoo onverbeterlyke jonkvrouwelykheid, dat de
beer Strange bjjna had kunnen meenen opeens
weer twintig jaar vroeger te leven.
„Harryl" sprak zy. „Eindeljjkl O, Harry,
is het mogelyk?"
Hy raakte heel even een van de hem
toegestoken handen aan.
„JufFrouw Estill," zeide hy koeltjes, zonder
vraagteeken of uitroèoingsteeken.
„O, na zooveel jaren," waarom niet Camilla,
zooals vroeger?"
„Na zooveel jaren," antwoordde hy yskoud,
„noemt men elkander in den regel niet meer
zoo vertrouwelyk by den vóórnaam."
„Ach, ge vindt zeker, dat ik erg veranderd
ben. Ja, misschien nog meer dan gyi Van
achttien tot acht en dertig is een groote
sprong I"
Hier herinnerde hy zich, dat zy tenzy
haar berekening eertyds geheel mis was ge
weest op dit oogenblik minstens twee jaar
ouder wezen moest.
„Inderdaad, een groote sprong," stemde
hy toe.
„Maar," zuchtte zy my'merend, „hot hart
eener vrouw weet van geen jaren. Wy leven
en sterven voor datgene, wat wy liefhebben I"
Zy vouwde haar handen ineen en liet in den
ouden sentimenteelen trant het hoofd op de
borst vallen. „Het is hard, het is wreed,
maar wie zou het anders wenschen? Gy,
Harry, zyt op uw acht-en-dertigste jaar nog
volgt, heeft nog onlangs geschreven, dat de
oorlog nog in geen drie jaren uit-zal zyn en
de. Engelschen daar zeker een 100,000 mannen
ten grave zullen zien gaan. Spr. is overtuigd,
dat de Transvaalsche en Vrystaatache Boeren
volkomen in staat zyn den Britschen leeuw
te verjagen. Daarvoor is alleen noodig, dat de
Boeren in den stryd volharden. En zy zullen
volharden gelyk hun geniale veldheeren Botha
en De Wet zeiden. Zy zullen volharden vooral
omdat de vrouwen hen steeds krachtig tot
den stryd bleven aansporen en altyd toonden
een diepe verachting te hebben voor de lafaards.
De heer Rovers betoogde, dat de groote
wet van het zelfbehoud de Kapenaars en de
Boeren van Natal er toe zal brengen hun
stamverwanten en bloedverwanten In Transvaal
en den Vrystaat te helpen; het verleenen
van dien steun zal bespoedigd worden als zy
zien, dat de Boeren met volharding den stryd
voortzetten. Wie de Boeren kennen, getuigen,
dat zy zyn een hardnekkig en fier volk, uit
hetzelfde hout gesneden als de oude Hol
landers, die de Spanjaarden uit ons land dreven
(Applaus).
In den stryd om het bestaan la de toe
komst niet aan de volken, het grootst in zielen
tal, maar aan hen, die het volhardendst zjjn.
Ook hier zal het bloed der martelaren bet
zaad der vryheid worden en eens zal het voor
Albion gelden: „Gewogen, maar te licht be
vonden." En gelyk eens de Vereenigde Pro
vinciën de bewondering der wereld afdwongen,
zoo zullen eens de Vereenigde Staten van
Zuid-Afrika van Kaapstad tot Zambezi ook
die bewondering afdwingen.
De geschiedenis zal het uitwyzen, dit is
zyn conclusie, dat Afrika is aan de Afrl-
kaandera, en op ons rust de plicht hen in
dien rechtvaardigen stryd zooveel mogelyk te
steunen (Applaus).
De Voorzitter stelde daarna namens het
comité, dat de meeting belegde, de navolgende
motie:
„De vergadering, overtuigd, dat Engeland
zonder eeDigen grond van recht den oorlog
ln Zuid-Afrika aan de Boeren heeft opge
drongen, verontwaardigd over de wyze, waarop
van Engelsche zyde de oorlog wordt gevoerd
„overtuigd, dat al dat onrecht tcrch niet
tot het beoogde deel kan leiden
„protesteert met de meest mogeiyke kracht
tegen het mishandelen en uithongeren van
vrouwen en kinderen; het onthouden van
geneeskundige hulp aan de Boerenhet depor-
teeren van krygagevangenen; hot vernielen
en rooven van private eigendommenhet
verwoesten van Dullstroom en andereplaatsen;
het weigeren van kwartier; het wapenen van
naturellen, en tegen de vele andere stelsel
matige schendingen van het oorlogsrecht,
waaraan Engeland zich heeft schuldig gemaakt."
Was de motie aangenomen, zeide de heer
Verkouteren, dan ried hy aan, kalm en rustig
naar huis te gaan, opdat de vergadering een
waardig einde zou hebben.
De motie werd by acclamatie aangenomen.
Daarna ging de vergadering uiteen.
Toen de meeting was afgeloopon, werd aan
den uitgang der zaal een schaal collecte ten
behoeve der Boeren gehouden. Do voorzitter
had medegedeeld, dat de kosten der zaal van
de opbrengst daarvan niet bestreden zouden
worden.
Militair© rechtspraak»
De commissie van voorbereiding, belast mot
het Militair strafrecht en de wet opdekrygs-
tucht, is er nu toch een beetje mee bozwaard
geraakt, dat dit werk eindeloos blyft liggen.
Zy publiceert het verslag, ofschoon het niet
af is, als een baken in zee, daarby de droeve
geschiedenis meedeelend. Zy stolde n.l. haar
verslag 6 Mei 1899 in handen der Regeering.
Den 13den September 1900 werd hierop ge
antwoord. Den löden Januari 1901 werd den
Ministers van Justitie, van Oorlog en van
Marine verzocht omtrent eenigo door de com
missie opgegeven punten mondeling met haar
van gedachten te willen wisselen. Doch die
Ministers verklaarden eerst acht dagen na
afloop dor behandeling van de legerwetten
aan dit verzoek te kunnen voldoen, weinig
vermoedende, dat voor dien tyd een hunner
het leven zou hebben gelaten op het parle
mentaire slagveld.
Nu komt er natuuriyk vooreerst niets van.
Mondeling overleg met de genoemde drie
min. heeft dus niet kunnen plaats hebben. De
jong, maar ik ben oudl Neen, zeg niet, dat
lk het niet ben!" (Hier hief zjj haar handen
eveneens in den ouden trant op.) „Zeg dat
niet, Harryl "Want ik weet, ik weet, dat ik
het ben. Het hart moge jong en frisch ge
bleven zyn, maar wanneer iemand er oud
uitziet
Z(j zweeg plotseling, om zich te laten ver
zekeren, dat zy er niet oud uitzag.
Haar huurder beantwoordde echter niet aan
dezo haar verwachting. Hy vergenoegde zich
met een stroeve buiging, terwyihy zichzelven
met verbazing en ergernis afvroeg, hoe ter
wereld hy ooit dit fletse, verlepte schepseltje
mooi had kunnen vinden. Haar kunstjes in
spreken en houding waren dezelfde gebleven
zy had geen enkelen harer oude handgrepen
verleerd; maar deze waren nu zoo oud en
zoo duf en zoo belachelyk geworden 1 Hy
herinnerde zich dan ook nu weder volkomen
de Camilla, die hy twintig jaren lang glad
vergeten had. Hy herinnerde zich ook, later
eens gehoord te hebben hoe zy rond zes en
twintig was ten tyde van zyn vryage, en
hoe al de leerlingen in haars vaders huis door
haar onder de verplichting werden gesteld
van op haar te verheven. Al deze heugenissen
doken in hem op, terwyi het vrouwtje daar
smoezelend vóór hem stond en haar arme,
vorlepte, ouderwetsche bekoringskunstjes voor
hem opspeelde.
Ik weet niet recht wat zjj al zoo tot hem
zeide; maar toen zy gedaan had, boog hy
opnieuw en antwoordde niets, omdat hy niets
had gehoord, daar zyn geest onwillekeurig
was teruggedwaald tot twintig jaar geleden.
Zij kleurde en zweeg een korte poos, uit het
veld geslagen door zyn overgroote koelheid.
Daarna begon zy opnieuw, en nu nog
opgewekter dan te voren:
commissie bepaalt zich derhalve tot mededee
ling van de opmerkingen en beschouwingen,
waartoe de behandeling der beide ontwerpen
in de afdeelingen der Kamer en in den boezem
der commissie aanleiding heeft gegeven en
van het daarop gevolgde regeermgsantwoord.
Tot overlegging van het advies van den Raad
van 8tate met machtiging van H. M. de
Koningin, wensoht de Regeering niet over te
gaan, omdat het uit zyn aard een vertrouwe-
ïyk karakter heeft.
Bovendien zyn er in de geschiedenis van
deze aangelegenheid voorstellen en rapporten,
waarvan sommige van nog grooteren invloed
waren en welker publiceenng dan ook onmis
baar zoude zyn geweest. Met voldoening
vernam de Regeering, dat de wederindiening
der beide ontwerpen was toegejuicht, terwyi
zy constateert, dat de noodzakeiykhoid van
een afzonderiyk militair strafrecht blykbaar
meer verdediging dan bestryding heeft ge
vonden.
Yan reactie tegen de aan het algemeen
strafrecht ten grondslag liggende beginselen
van humanitoit, welke o. a. zou blyfeen uit het
opnemen van de doodstraf in het militaire
recht, kan in het geheel geen sprake zyn.
Voorloopige partieele herziening der militaire
proces-orde wordt niet wenscheiyk geacht. Zy
zou de hoog noodige definitieve herziening
allicht tegenhouden.
Wanneer eerst de inhoud van het Wetboek
van Militair Strafrecht vaststaat, zal een ont
werp tot regeling van de militaire rechtsmacht
kunnen worden ingediend. Omtrent een aantal
vragen.is verder in de afdeelingen van ge
dachten gewisseld. O. a. waren enkele leden
tegen opneming der doodstraf, doch vry
algemeen was men van oordeel, dat het behoud
der doodstraf als noodrecht op goede gronden
is verdedigd. Er waren leden, die de opneming
niet consequent achtten, daar het motief, dat
daartoe leidde, dan ook voor het gewone
strafrecht zou gelden. De nu voorgedragen
regeling der doodstraf vond by verschillende
leden bedenking, terwjjl anderen haar goed
keurden.
Do commissie van voorbereiding acht het
behoud der doodstraf noodzakelyk. De Regee
ring eerbiedigt, maar deelt niet het gevoelen
van hen, die van de onmisbaarheid der dood
straf in het militaire recht niet overtuigd zyn,
en zy wyst er op, dat overal, waar de doodstraf
in het gemeene recht werd afgeschaft, zy in
het militaire recht behouden is.
De commissie van voorbereiding heeft by
bet uitvoerig verslag gevoegd een reeks
van punten, waaromtrent zy overleg met de
regeering had gewenscht en waaromtrent zy
voorstellen had wenschen te doen. O. a. zou
de meerderheid der commissie naast de ge
vangenisstraf wenschen te behouden de mili
taire detentie als zachteren vorm.
Dit verslag ia niet volledig. Wanneer de
Kamer een commissie van voorbereiding be
noemd heeft, bezit deze een ruimer bevoegd
heid dan oen gewone commissie van rappor
teurs, welke zich in hoofdzaak bepaalt tot
het weergeven van de opmerkingen, die in de
afdeelingen zjjn gemaakt. De commissie van
voorbereiding heeft bovendien tot taak, met
de Regeering, na achrifteiyk antwoord van
deze te hebben ontvangen, in mondeling over
leg te trodon en aldus de regelmatige behan
deling van het ontwerp in openbare zitting
te bevorderen. Een wyze van werken, welke
o. a. by de Woningwet tot goede uitkomsten
heeft geleid en welker nalaten by de leger
wetten niet weinig heeft medegewerkt om
deze te doen vastraken.
Ook by do nieuwe regeling van het mili
tair strafrecht, dat reeds zoo lang aan de orde
is, heeft men de goede methode willen volgen,
maar is in het midden blyven stoken.
By hot verslag is, behalve gewyzigde ont
werpen, ook een opgaaf gevoegd van de
punten, waaromtrent de commissie gaarne met
de Regeering in overleg zou zyn getreden.
Aan afdoening valt in deze zitting natuur
iyk niet meer te denken. Mochten, gelyk te
hopen is, de legerwetten nog haar beslag
krygen, dan zal de Dleuwe minister van oorlog,
vermoedeiyk met een commissie, door de nieuw
gekozen Tweede Kamer te benoemen, zeker
gaarne ln mondeling overleg treden, nadat
Z.Ex. wellicht zelf nog, in overleg met zyn
ambtgenooten, in de ontwerpen wyzigingen
zal hebben gebracht. Altyd in de onderstelling,
dat de nieuwe Kamer niet ook een nieuw
Ministerie brengt, op welke dan de taak van
verdere voorbereiding zal rusten.
„Maar vertel my toch eens, Harry, aan
welk gelukkig gesternte heb ik dit wederzien
to danken? O, als ik van je komst geweten
had, dan zou ik gezorgd hebben, dat myn
twee jongens thuis waren. Myn stiefdochter
Marianne hebt ge al gezien. Maar ik begryp
het wol, het moest een verrassing voor my
wezen 1 Zoo was Je immers vroeger óók,
altoos vol romantische invallen l Je hebt
natuuriyk gehoord, dat ik te Broadstairs
woonde; je bent gekomen, je hebt myn adres
gevraagd in het hotel, en nu ben je plotseling
by my met de deur in het huis gevallen om
my te verrassen l Je wildet my eens over
rompelen, ja, ja, om my eens geheel en al
onvoorbereid te vinden 1 Dat was hof van je,
Harryl Dat was kiesch bedacht, kiesch en
grootmoedigi"
„Integendeel," zeide hy; „myn komst was
niets dan louter toeval."
„Dan was het een beschikking van de
Voorzienigheid. Alles zooals ge weet, gy,
die in de leer zyt geweest by myn braven
vader alles is verordineerd. Wat my be
treft, Harry, ik heb gewacht, ge herinnert u
wat wy afspraken? Ik heb gewacht, zooals
ik u beloofde. Ik zeide tot myn kinderen:
„Kinderen," zeide ik, „hy is heengegaan om
voor my te werken
Harry begon een gevoel te krjjgen alsof de
wereld den verkeerden kant uit begon te
draaien. Was zy gehuwd? Was zy weduwe?
Hoe kon een getrouwde vrouw wachten op
een voormaligen vryer?
„01" hernam zy, met samengevouwen han
den, „voor my te werken, voor mjj to werken!
Ik begreep wel, dat het wezen zou op het
een of ander afgelegen eiland in den Oceaan.
Papa had my gezegd, dat ge naar het buiten
land vertrokken waart. „Ja, hy gaat voor my
MILITIEWET.
De Minister van Oorlog, de heer Kool, heeft
ook namens zyn ambtgenooten van Marine
en Binnenlandsche Zaken aan de Twoede
Kamer ingezonden eon vyfde nota van wyzi
gingen betrekkelyk de Militiewot.
Voor zoover dit uit het gewyzigde ontwerp,
dat niet vergezeld gaat van een nota van
toelichting, valt op te maken, heeft de nieuwe
minister van oorlog voornamelyk de volgende
wyzigingen noodig geacht:
lo. wenscht hy de aflevering van tot den
dienst aangewezen en in de lichting van hot
jaar begrepen lotelingen jaariyks te doen
geschieden: in Maart van hen, die ter volle
dige oefening moeten worden ingcl;'.fd; ia
Mei van hen, die ter korte oefenuig moeten
worden ingelyfd;
2o. handhaaft hy onveranderd art. 122 be
treffende den 8'/2 maandschen eersten oefe-
ningstyd;
3o. wordt nader geregeld hoo in do eischen
van den dienst van het leger met inbegrip
van de kadervorming wordt voorzien en over
welke manschappen wordt beschikt.
Voor zoover op de vorenbedoelde wyze 4
geen genoegzame manschappen te verkrijgen
zyn tot het verrichten van den daarin ver
melden dienst, kunnen tot aanvulling van het
ontbrekende, de ingeiyfden by de militie te
land, die laatstelijk den by art. 122 bepaalden
tyd onder de wapenen hebben doorgebracht,
onder de wapenen worden gehouden of ge
roepen, by de bereden korpsen voor niet langer
dan 6 maandenby de overige korpsen voor
niet langer dan 4 maanden, tot ten hoogste
7600 man. De landmiliciens, ingevolge art. 122
die zich met verlof bevinden, komen voor
herhalingsoefeningen in werkeiyken dienst:
by de onbereden korpsen in het geheel voor
twaalf weken, verdeeld over ten hoogste drie
perioden; by de bereden korpsen voor niet
langer dan acht weken (in het vorig ontwerp
bedroeg dit aantal 6 weken, verdeeld over
ten hoogste 2 perioden);
4o. wordt voorgesteld de manschappen der
zeemilitie tot eerste oefening eveneens to'"
eerste oefening 81/, maand in werkeiyken
dienst te houden, met bevoegdheid dion barsten
oefeningstyd tot ten hoogste 12 maanden te
verlengen voor hen, cie na S'/^-maandsche
eerste oefening biyken niet te voldoen aan
de eischen van practische en theoretische be
kwaamheid.
5o. wordt een geheel nieuw artikel voor
gesteld, luidende:
„"Wanneer het ter handhaving of tot herstel
van de openbare rust en orde, tot uitvoering
van wotteiyke voorschriften of om andere
overwegende redenen noodig is, kan dooi Ona
worden bevolen, dat de ingeiyfden by de
militie te land, die overeenkomstig artt. 122,
123 of 124 onder de wapenen zyn of laatstelyk
geweest zjjn, onder de wapenen worden ge
houden of geroepen. Hierby geldt de tweede
zinsnede van art 124.
In de gevallen, in de vorige zinsnede ge
noemd, wordt, zoodra bovenbedoelde ingeiyfden
zes weken onder de wapenen hebben door
gebracht, onverwyid oen voorstel van wet
aan de Staten-Generaal gedaan, om het onder
do wapenen blyven van die ingeiyfden, zoo
veel noodig, te bepalen."
Transvaal ©n Orauj©-Vrijstaat»
Naar aanleiding van een verzoek om in
lichtingen van den heer H. van Engelen
burg, lid van het plaateeiyk Zuidafrik. Hulp
comité te Lissabon, betreffende de daar
thans aanwezige belangryke party goederen
(levens- en geneesmiddelen, bedfournituren,
enz.) van hot Ned. Roode Kruis, door dr.
Van Engelen daarheen overgebracht met
het Boerentransport, zyn deze goederen in
overeenstemming met het advie3 van dr.
Van Engelen ter beschikking gestold van ge',
noemd hulpcomitió ten bate van de Trans
vaalsche uitgowekenon en bannoliugon. v.
Aan zyn verzoek om aanwijzing ter op-
zending van een pak goederen aan zuster E.
J. Walland, Waterval-Onder Hospitaal Z. A.
S. M., kon door het Hoofdcoraité van het
Roode Kruis niet worden voldaan.
By de commissie van informatie te Amster
dam is bericht Ingekomen, dat de hoeren
Q. Molenbroek en W. Slikkerveer als krygs-
gevangenen te Kaapstad zjjn aangebracht.
werken 1" zeide ik daarop. Papa is dood. Hy
had na u nog slechts één leerling in huis.
Ik geloof, dat hy tobde over uw vertrek.
„Hy werkt voor my, hy werkt voor my l"
heb ik altoos tot myn kinderen gezegd l"
„Wol," zeide Harry, „in aanmerking ge
nomen
Het vrouwtje liet hem niet verder spreken,
maar rees met groote waardigheid van baar
stoel.
„Wy wisBolden een plechtige belofte," zoide
zy. „Ik verbond my om op u te wachten, en
ik heb op u gewacht. Gy van uw kant ver-
bondt u om voor my te werken. Is dat niet
waar, mynheer Strange? Ia dat niet waar,
Harry?" Zy liet haar stem dalen en legde
haar hand op zyn arm. „O, Harry, Harry,
ben je het dan vergeten?"
„Vergeten? Neen. Ik herinner my indor-
daad, dat er een dergelyke malligheid tusschen
ons heeft plaats gehad."
„Dan is het dus waart Dan is hot du»
waar! O, Harry, zeg toch, dat het waar Isl"
„Zeker is het waar Als u daérop komen
wil
„En dus, Harryl O, myn Harryl"
Zy vlyde zich tegen zyn schouder, ofschoon
zy daartoe op haar teenen moest gaan staan,
omdat hy zooveel langer was dan zy. Doch
dit weerhield baar niet; zóó groot was haar
vastberadenheid. Vervolgens barstte zy los in
den voor deze gelegenheid passenden tranen
vloed, en huilde: „O, o, ol Eindeiyk behoor
ik je dan toel Eindeiyk ben je dan dt
myne
„Maar, zeg eens, ik bid u, mevrouw, wat
moet dit betoekenen?"
(Wordt vervolgd.)