LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 6 APRIL. - DERDE BLAD. PAASCHMORGEN. F'euilleton. SPIRITISTEN. No. 12613 Anno 1901. schynt wel, alsof wy er mede zouden beginnen, zoodra anderen ons hierin zyn voorgegaan. Op die wyze wordt de groote hervorming, welken noodzakelijkheid by ons allen vaststaat, vertraagdniemand leent er zich toe, de eerste te zyn. Of, zoo al, dan toonen de volgelingen weinig lust, zioh te overhaasten. En zoo komt het, dat er een tekort is. By elk Paaschfeest komen wy by een, eenvoudig om het te constateeren. Ontrouwe rentmeesters die we zyn, hebben we de ons toevertrouwde schatten weggeborgen of verloren laten gaan, in plaats van ze productief te maken. Daaraan is nog het ontzagiyk nadeel ver bonden, dat zy die den schyn van het christen dom voor het wezen houden, het zyn machte loosheid verwyten. Zy vergeiyken de maat- schappy geiyk zy is met de voorstelling van wat zy wezen kon, en roepen dan schande over de uitwerking eenerchristeiyke beschaving na een arbeid van zooveel eeuwen I Ook dat nog hebben we op ons geweten, dat het voortreffelykste wat er in de wereld is en wat ooit aan de menschen werd ge schonken, wordt geminacht en belasterd 1 Als wy op den Paaschmorgen, dien wy te gemoet gaan, weer eens ernstig naden ken over dien onbevredigendon toestand en zonder zelfverschooning trachten te bepalen in hoeverre wyzelf daaraan mede schuldig zyn, dan kan er voor ons iets blyvends uit ontstaan. De maatschappy als geheel her vormen, laten we daar maar niet te veel naar haken, want dat schynt niet gemakkeiyk te zyn. Doch we kunnen beginnen met de deelen waaruit zy is samengesteld, het eerst met dat hetwelk onzen naam draagt. Zullen we dat eens beproeven? Leiden, 6 April. De heer J. A. van Dyk alhier, directeur van de Kweekschool ter opleiding van onder- wyzers en onderwyzeressen en hoofd van de daaraan verbonden Leerschool voor jongens en meisjes 2de kl., heeft tegen 1 Sept. uit de gemelde betrekkingen eervol ontslag aange vraagd. Voor het examen nuttige handwerken zyn geslaagd de dames M. A. Horróe, J. Vallentgoed en C. J. de Nie, allen van Leiden en leerlingen van mej. P. C. van Borselen. By koninkiyk besluit is de medaille wegens verdiensten ten opzichte van 'sRyks verzamelingen van wetenschap en kunst, in zilver, toegekend aan sir George Newnes, Bart, te Londen, ter zake van zyn, aan 's Ryks Museum van Natuuriyke Historie te Leiden gedane schenking, bestaande uit twee fraaie huiden van groote robben, Lobodon Carcino- phaga en Leptonychotes Weddelli, resultaten van „Southern Cross expedition". (Sfs.-Ct.) In de kiesvereenigiDg „Nederland en Oranje", te Oudshoorn, is een drietal gefor meerd om ter centrale kiesvereeniging van het district Katwyk te worden voorgedragen als candidaten voor de Tweede Kamer, t. w. de heeren baron S. van Heemstra, ds. R. J. W. Rudolph en mr. H. W. Hovy. De lste luitenant-kwartiermeester P. J. Ruygrok, van het 8ate recr. inf. te Doesburg, wordt 1 Mei overgeplaatst by het 4de reg. inf. te Leiden. Door den intendant werd ten behoeve der garnizoonsbakkery te Amsterdam aan besteed de levering van 40,000 K.G. harde en 40,000 K.G. zachte tarwe. Minste inschryvers waren de heeren: H. H. vaü Waveren, te Hillegom, harde ƒ9.19; T. E. Haan, te Groningen, zachte tarwe f 8.41. Ten gevolge van het aftreden van mr. S. Yening Meinesz als burgemeester, en de uitstedigheid van den oudsten wethouder, mr. J. N. van Hall, is de heer C. Y. Gerritsen waarnemend burgemeester van Amsterdam. De aanhef der Pauseiyko breve, waarby dr. Schaepman benoemd werd tot huisprelaat, luidt, naar „Het Centrum" mededeelt, uit het Latyn vertaald, aldus: „Uw hooggeprezen geleerdheid, de yver en werkkracht, waarmede gy als volksvertegen woordiger en lid der wetgevende macht in Nederland, opkomt voor de echten zoo van den Apostolischen Stoel als van den gods dienst, door een zeggingskracht, die uw geestdrift evenaart, zyn de redenen, waarom wy u een by zonder biyk onzer welwillendheid waardig keuren." Behalve door den Commissaris der Koningin en zyn echtgenoote werden Donder dagmiddag ook nog door anderen o. a. door het dageiyksch bestuur der gemeente Utrecht afscheidsbezoeken aan president Kruger in zyn hotel aldaar gebracht. De burgemeester, die zyn herstellende echtgenoote naar Wies- baden begeleidde, kon da&rby niet aanwezig zyn, doch mr. Ragay, de wethouder van onderwys, heeft om deze beleefdheid te kunnen bewyzen, zyn tegenwoordigheid by het over handigen van het huldebiyk der onderwyzers aan den schoolopziener, den heer De Groot, aanmerkeiyk moeten bekorten. To Davos-Platz is op 89-jarigen leeftyd overleden de heer G. L. KolfF, oud lid der firma Kolff en Co., te Batavia. Zyn talryke vrienden in Indië en in Nederland zullen zeker met diep leedwezen deze tyding ver nemen. Uit do „Staatscourant". Kon. besluiten. Benoemd tot ontvanger der registratie en domeinen te Weert, L. RuyssenaerB, thans ontvanger te Gennep; te Teasel, J. T. Roessingh, surnumerair; te Gennep, F. D. H. Bijl, surnumerair. De Staatscommissie voor het onderzoek betref fende den waterweg van Dordrecht naar Zee is ontbonden, onder dankbetuiging voor den door haar verrichten arbeid. Benoemd tot adjunct-secretaris by den raad van toezicht od de spoorwegdiensten mr. W. H. M. Werker, adjunct-commies by dien raad. Aan Th. J. Sohrader, laatstelijk ODderwyzer in de strafgevangenis te Alkmaar, met intrekking van het hem toegekende wachtgeld, een pensioen verleend ten laste van den Staat van f QöY'sjaars^ Gemengd Nieuws. Men sohryft ons: De bloementyd is daar. De krokus siert met zyn verrassende kleuren veld en akker, en wanneer de lieflyke voorjaar8zonne nog eenige dagen haar invloed- ryke kracht doet gelden zal ook de hyacint en daarna de tulp ons wederom die tinten te aanschouwen geven, die de duizenden bezoekers van Lisse en omstreken gedurende den Paaschtyd vol onvergeteiyke verbazing vervullen. Was het weder in den laatsten tyd byzonder winterachtig, toch heeft het niet dien schadeiyken invloed op de bloembollen uitgeoefend, dien menigeen zich zal voor stellen. Juist de voortdurende koude van den winter was oorzaak, dat deze planten zich slechts zeer strekzaam hebben ontwikkeld, zoodat, toen de tyd daar was om ze aan de vrye lucht bloot te stellen, zy zich als krachtige planton aan de oppervlakte vertoonden. Ry wielen uit het vet. Aan „De Fiets" zyn de volgende practische raad gevingen ontleend Ry wielen, die zorgvuldig in een hoekje zyn gezet, niet te warm en niet te koud, goed ingevet en ingepakt in flanel, moeten thans uit hun winterslaap gewekt, te voorschyn gehaald en gereedgemaakt voor een nieuw seizoen. Zeer waareohyniyk zullen de meoste wielrydera dit in orde maken en hier en daar iets repareeren overlaten aan den rywiel- reparateur. Er zya echter wielryders, die er plezier in hebben, dit zelf to doen en genoeg op de hoogte zijn van het monteeren van hun rywiel om hiermede geen fouten te maken. Voor deze laatsten geven wy hierby eenige wenken, die zy zich ten nutte kunnen maken. Mon begint natuuriyk met het gehool uit olkaar nemen van alle deelen. Alles wordt nu goed echoongemaakt met petroleum, het lakwerk met wat spmtuslak voorzichtig by- ge werkt, het nikkel werk met kryt of met poetspommade gepoetst. Natuuriyk moet men ondertu88chen uitzien naar een spaak, die los zit, een cup, die is ingeloopen of gebarsten, een cone, die gesleten is, enz. Do banden moeten van de velgen worden afgenomen en goed nagezien. Rotte plekjes in hat linnen van den buitenband met een stukje canvas beplakt, gaten in het rubber van den buitenband dicht gemaakt. Ook de binnenbanden goed onder water geprobeerd, en nagezien of soms oude pleisters loslaten. Natuuriyk de ventilslangen vernieuwd. Indien de velgen aan de binnen- zyde geroest zyn, moet deze roest worden verwyderd en de kale plekken opnieuw gelakt. De ketting moet goed worden schoongemaakt in petroleum en daarna een bad gegeven in smeerolie of wat nog beter is in gosmolten talk. Iödien men echter het ollebad aanwendt, mag men niet vergeten, den ketting goed te laten uitlekken en van buiten geheel droog te maken. Het in elkaar zetten moet met zeer veel zorg geschieden en men kan niet te voor- Nog weinige uren, en weder noodlgen de klokken ten feestgang. Overal waar menschen wonen, die zich noemen naar den Voorganger cp godsdienstig en zedeiyk gebied, ontsluiten lich de deuren der bedehuizen, waar ieder hoopt te ontvangen de geesteiyke opwekking, die harmonisch samenstemt met zyn denken en gevoelen, met zyn geloof en zyn hoop. Het is een uitverkoren dag, een dag van bijzondere wyding. En al die menschen nemen in het maat- echappeiyk geheel een aangewezen plaats in. JBy allerlei verschil in uitwendigen toestand, in verstandelyke ontwikkeling, in geestes richting, hebben zjj toch iets gemeenschappe- lyks, waarvan ook hun opgaan ter Paasch- viering getuigt. Wy zouden het kunnen noemen het gevoel van onvoldaanheid in zyn onderscheiden vormen. Geen denkend wezon is tevreden; er is niemand, die zich niet de bereikbaarheid voor stelt van iets beters en iets hoogers dan door hem is verkregen. En wy mogen er wel zeer dankbaar voor zyn, dat die begeerte woont in ieder monschenhart; dat zy is een onaf scheidbaar element van ons bestaan. Want in haar vinden wy den prikkel tot werkzaam heid, den spoorslag tot voorwaarts stroven; zy schenkt een inhoud aan het leven, men sou kunnen zeggen dat zy het leven zelf is. De mensch teekent zich door den aard zyner wenschen, of, in ruimeren zin opgevat, zyner idealen. By velen komen de eerste niet verder dan tot de bevrediging Van stoffelyke begeerten, en dan kunnen zy wel een aandrang zyn tot sterke krachtsinspanning, tot ontwikkeling van vaardigheid en van denkvermogen, en komen de vruchten dier verhoogde werkzaam heid ook de maatschappy ten goede, maar wanneer dat het eenige is en het alles be- heerschende, dan dreigt ook een groot gevaar. Dan komt slechts een deel van hetgeen des menschen is tot zyn recht, en geenszins het beste deel. Dan neemt het natuuriyk streven naar versterking van individualiteit het karak ter aan van zelfzucht. Dan wordt op de spits gedreven wat de menschen scheidt, namelyk de zucht om eigen plaats zoo ruim mogelyk te maken, en treden op den voorgrond al de verschrikkingen van den stryd om het bestaan, met onbeperkt gebruik van alle soort van wapenen. Dien stryd zeiven opheffen, er is niemand die er aan denkt, en men behoeft niet op te houden idealist te zyn, om van dien stryd het goed recht te erkennen. Maar by al het geen ons dwingt, met yver te behartigen al wat bevordeiyk is aan onze persoonlijke be langen, hebben wy met nog iets andorB te rekenen, dat de dwingelandy van het egoïsme in bedwang houdt. In ons leven en in ons groeien de begrippen eener zedelijke wereld orde, waarvan liefde den grondtoon vormt; in ons ontwikkelt zich, en plant zich voort van geslacht tot geslacht, het bewustzyn dat geen menschenkind zichzelven genoeg isdat ,de menschheid vormt, en vormen moet, een onafgebroken keten van handen die elkander drukken, van harten die elkander verstaan. En dan ook gevoelen wy, dat er een tekort is, verlangen my naar meer warmte en meer licht. Het is ons te moede, alsof de kilheid des winters ons gekluisterd houdtwy smach ten naar de lente, die sluimerende krachten zal doen ontwaken. Dos menschen verwant schap met het goddelijke doet hem zoeken 'naar de gemeenschap met Hem, wiens naam de uitdrukking is der oneindige liefde, gelijk de plant zich wringt en zich opheft naar do lichtbron; vervult zyn ziel met de groote begeerte, die bevrediging vindt in daden van liefde, in toewyding aan het geluk van anderen. Het is niet een onbestemd gevoel, hetwelk ons zegt dat wy in die richting hebben te zoeken om te vinden wat wy in de eerste plaats behoeven; onder den invloed van op voeding en omgeving, door de werking van eigen levenservaringen zyn wy gekomen tot de kennis van hetgeen aan ons bestaan zyn hooge waarde verleent. Maar bovenal hebben wy het geleend van Hem, die de juiste uit drukking heeft gegeven aan het innigste, dat in het menschenhart leeft; die tot klaarheid bracht, wat wysgooren en profeten slechts in flauwe schemering hadden gezien en door geen wetenschappoiyk onderzoek ooit zal worden weersproken. Zyn woord en zyn leven SO) Met deze meening was echter de arme patiënt het volstrekt niet eens, en wei des te minder, daar hy by lang en ingespannen nadenken tot de overtuiging kwam, dat zyn dubbelganger niemand anders zyn kon dan zyn voormalige vriend, die zoogenaamde myn heer von Montpelas, mot wien hy uitsluitend had omgegaan, en die met alle omstandig heden zoo nauwkeurig bekend en vertrouwd was, dat hy oen dergeiyk bedrog kon wagen en zich voor den vermoedelyk overledene kon uitgeven. Allengs herinnerde de ongelukkige zich alle vergeten byzoDderheden, die hem in zyn argwaan versterkten. Geen mensch buiten 'zyn kameraad en tentgenoot wist, waar hy zijn geld en zyn belangrykste papieren be waarde; niemand was zoo goed met zyn familiebetrekkingen en do geheimste gebeurte nissen zyns levens op de hoogte als die valsche vriendniemand kon zoo gemakkeiyk als dezo in het bezit van allo hem ten dienste staande middelen geraken en met hoop op een goeden uitslag een zoo gevaarlyke rol spelen. Bovendien was die mynheer von Montpelas eon man, van wien men een dergelyke daad verwachten kon. Ondanks zyn beminnelykheid genoot hy niet de beste reputatie in zyn regiment en ging hy voor een dubbelzinnig, onvertrouwbaar karakter door, weshalve de Amerikaansche officieren zich van hem terug trokken. Slechts de algeheele onbekendheid ontstaken het licht voor alle tyden en alle volken; riepen tot ontwaken wat sluimerde ln de diepte, deed uit den dood verryzenwat voor eeuwig scheen te zyn weggelegd in de donkere groeve. Toch wordt Paschen, die al deze dingen onder de aandacht brengt, niet op de rechte wyze gevierd, als zy ons niet voert tot een stemming van heilige ontevredenheid. Want ziet eens, wat zyn wy eigeniyk toch nog arml Hoe karig zyn de hoogste goederen ons nog toebedeeld 1 Dat ligt zeker niet aan do Gever, die te meer geeft naarmate wy meer vragen; oorzaak is, dat do ware begeerte niet aanwezig is. En by eenig nadenken zullen wy toch moeten erkennen, dat de dingen waaraan onze ziel zich hecbt, geenszins waard zyn ons zoo geheel in beslag te nemen, dat voor hot meerdere geen belangstelling meer overbiyft. Het is zoo, er komen in het leven oogenblikken, dat deze gedachte krachtiger inons opryst; oogenblikken waarin wy iets gevoelen van het heerlykst ideaal; daarom zyn ook de christelyke feestdagen van zoo hoogo beteekenis, omdat zy er ons meer rechtstreeks toe leiden, deze stemming op te wekken. Doch die indruk gaat voorby, er biyft te weinig van voortbestaan. In den regel beschouwen wy den godsdienst, in welken naam alles is saam te vatten wat den mensch veredelt, als iets afzonderiyks, dat by zekere gelegenheden te pas komt, maar voor het overige buiten de werkelijkheid staat. Het is slechts nu en dan dat wy voelen, ons hierin te vergissen, en het inderdaad betreuren, geen ruimere opvatting te hebben; dat wy in waar heid beseffen, onze bestemming te miskennen en aan onze roeping niet te beantwoorden. Niet altyd is de gedachte aanwezig, dat elke levensopenbaring van dien geest des christen- doms moet zyn doortrokken; dat er geen oogenblik mag aanbreken waarin wy kunnen vergoten, christenen te zyn. Eigeniyk moest het alle dagen, en moest het elk uur van den dag Paschen voor ons zyn. En nu zyn wy oenstemming in de klacht, dat de godsdienst zoo geringe uitwerking heeft op de betrekkingen der menschen onderling. De volkomen gogrondheid dier klacht kan niet worden geloochend. Klein is de kring, binnen wolken wy ons égoïsme een weinig kunnen beteugelon, en als ons beter Ik eens daarbuiten treedt, dan is het nog maar met zwakke en aarzelende schreden. Zelfs de een voudigste vormen waarin een christelyke ge zindheid zich uitspreekt, zooals daar zyn vriendelykheid, welwillendheid, eerbiediging van de rechten van anderen, biliykheid m het oordeelen, hulpbetoon aan ongelukkigen, zy blijven nog zoo vaak achterwege als zy ons zouden dwingen tot een offer, aan eigen baat en ydelheid opgelegd. Toch zyn wy er ten sterkste van over tuigd, dat de maatschappy geheel anders zich zou vertoonen, als zy godsdienstig was. Zoodra de broedorlyko genegenheid, niet als een mooi woord, maar als een onvermengde reeks van daden in haar onverbreekbaar verband van oorzaak on gevolg, ons aller levens element is geworden, is het gedaan met de millioenen ongerechtigheden, welker voort bestaan ons geloof aan het wankelen brengt, onze hoop dreigt te vernietigen. Zoolang er menschen zyn die ook voor stoffelyke belangen hebben te zorgen, zullen er verschillen zyn aan welke men den naam van vraagstukken geeft, maatschappelyke zoowel als staatkundige. Het christendom biedt voor geen van deze de logische oplossing aanhet heeft geen stelsel van sociale regeling gebracht, geen van staatkundige organisatie, geen van internationale verhoudingen; voor de ontwikkeling dor denkbeelden daaromtrent ligt het terrein nog onbegrensd open. Maar het heeft den geest aangegeven, in welken do oplossing moet worden gezocht, do richting die daarby moet worden in het oog ge houden, het beginsel waarop de beëindiging van elk meening6verschil behoort te zyn ge grond. Het is gesteld tot de oorspronkelyke, zelfwerkende kracht, die geheel het rader werk van de zedelyke wereld in beweging brengt, evenals de stoom millioenen werk tuigen van den meest uiteenloopenden aard aan den arbeid zet; er is geen handeling, geen verhouding, geen geding, waarvoor het niet een woord heeft. De zaak is maar dat wy, dit alles wetende, er ons nog zoo weinig naar gedragen; het met de daar heerschende toestanden verleidde den menschenschuwen vreemdeling zich by den gedienstigen, voorkomenden landgenoot aan te sluiten en in den oorlog, waarby men hot niet zoo precies neemt, met don geluk zoeker vriendschap aan te knoopen. Doch toon de naamlooze bewoner van het krankzinnigengesticht zyn overtuiging aan den directeur der inrichting mededeelde, werd hy door dezen eerst uitgelachen en toen hy zyn bewering herhaalde, afgesnauwd en met strenge straffen bedreigd, zoo hy het nog ééns durfde wagen zulke dwaze, onnoozele beschul digingen tegen oen zoo aanzieniyk en ver- diensteiyk ambtenaar als de heer von Tuck te uiten. Gehoond, bespot, afgewezen en mishandeld, verviel de ongelukkige tot de grootste wanhoop. De gedachte, dat een ander hem zyn naam ontstolen, hem van zyn persooniykheid be roofd, zich zyn positie aangematigd en hem in zjjn bestaan bedrogen had, bracht hem schier tot werkeiyke krankzinnigheid. Door de schuld van een ellendeling was hy uit het getal der levendon uitgewischt, verdwenen, vergeten, dood voor de wereld, by volle be wustzyn begraven in een gekkenhuis, redde loos verloren. „Verschrikkeiykl" riep Otto, den verhaler onderbrekend. „Ik zou my niet verwonderen, als de man daarby het verstand verloren had." „Slechts de wensch", vervolgde Normann, „den valschaard te ontmaskeren, den onbe- schaamden dief te ontdekkea en zich op hem te wreken, hield hem staande en bewaarde hem voor zelfmoord. In de eerste plaats zon hy er dag en nacht op, zyn bewakers te verschalken en het krankzinnigengesticht te ontvluchten. Na vele vergeefsche pogingen gelukte het hem eindeiyk, met behulp van een touwladder, die hy heimelijk van een stukgesneden beddelaken vervaardigde, uit zyn gevangenis te ontkomen en na wekenlang ronddolen by een medelydenden Duitschen farmer een onderkomen als knecht te vinden. Hier bleef hy zoolang, tot hy volkomen hersteld was en eenige dollars had overge spaard, waarmee hy zyn reis voortzette. Bovendien wist hy zich, op aanbeveling van zyn goedhartigen meester, van den dichtst- by wonenden schout een getuigschrift te ver schaffen, dat op naam van Godfried Richter gesteld was en hem voor alle vervolgingen vry waarde. Terwyi hy met stalen wilskracht zyn doel nastreefde, trok hy in het land rond en verwierf zich afwisselend als arbeider, koetsier, rondreizend schoolmoester of muzi kant en met de grootste volharding de be- noodigde som om zyn overtocht naar Europa te bekostigen, waar hy den valschen vriend hoopte te vinden. Daar hy vernomen had, dat zyn dubbel ganger als consul in Odessa woonde, maakte hy van do eerste do beste Russische stoom boot gebruik, die van Nieuw-York vertrok. Hy vond, helaas I don gezochte niet meer, daar deze inmiddels Rusland weer verlaten en om onbekende redenen zyn eervolle be trekking opgegeven had. Met het laatste over schot van zyn geld reisde de bedrogene den verdwenen consul na, tot hy schier zonder eenige middelen alhier aankwam en door eon gelukkig toeval den misdadiger ontdekte." „Inderdaad," merkte Otto aan, toen Normann zyn verhaal eindigde, „dat alles klinkt zoo onwaarschyniyk en avontuuriyk, dat men het den officier van justitie niet kwaiyk kan nemen als hy aan zulk een beschuldiging geen geloof schenkt." fEn toch waren al deze ongelooflyke ver klaringen, geiyk uit het later ingestelde onderzoek bleek, alleszins waar en in geen geval overdreven, zoodat de rechtbank de overtuiging kroeg, dat de vreemdeling wer- keiyk de vermiste heer von Tück was en de Amerikaan hem van zyn naam en zyn papieren beroofd had, terwyi de andere als een dood gewaande bewusteloos op het slag veld lag." „Maar hoe was het mogelyk," vroeg Otto in spanning, „de waarheid in deze duisternis te ontdekken?" „Een wonderbare samenloop van gelukkige omstandigheden," antwoordde Normann, „zou ons op het juiste spoor brengen. Reeds was de officier van justitie geneigd, om de opge geven redenen den beschuldiger af to wjjzen en van alle onderzoek af te zien, toen op zekeren dag een aanzieniyk grondbezitter uit de provincie zich aanmeldde om in die inge wikkelde aangelegenheid getuigenis af te leg gen. By zyn gerochtelUk verhoor verklaarde de grondbezitter, een zekere heer von Bohl, dat hy, voor zaken in de stad zynde, een man ontmoet had, wiens geiykems met een verdwenen vriend uit zyn jeugd hem zoozeer in het oog viel, dat hy, ondanks het ver vallen uiteriyk van den vreemdeling, dezen op straat aansprak en naar zyn naam vroeg. Weinig woorden waren voldoende om zyn vermoeden te bevestigen, dat de vreemdeling niemand anders dan de hem bekende Robert von Tück was, met wien hy jaren geleden by hetzelfde regiment had gediend. Te geiyk vernam hy uit den mond van zyn armen vriend diens zonderlinge lotgevallen en vruch- telooze pogingen om den roover van zyn naam te ontmaskeren, weshalve de heer von Bohl zich gedrongen voelde als getuige voor de rechtbank te versehynen. zlchtig zyn by het stellen der wielen en het vastzetten van moeren en bouten. Wy zouden daarom ieder, die niet geheel zeker van zyn zaak ia, aanraden, de machine niet uit elkaar te nemen, vooral de bracket niet, want zoo licht wordt een cone beschadigd of een spie verkeerd behandeld. Wil men nog iets extra's doen om zyn machine mooi te doen glimmen, dan ia op- wryven met wryfwas aan te bevelen. De rechtbank te Rotterdam ver oordeelde den koopman in oudheden te Am sterdam, die terecht stond omdat hy verzuimd had goederen, uit Engeland meegebracht, voor de invoerrechten aan te geven, tot een dag gevangenisstraf, met verbeurdverklaring van het betreffende zilverwerk. Yeeleischend. In een der Haarlemsche bladen wordt gevraagd een meisje voor de morgenuren, soms lauger en dageiyks, -dat voldoen moet aan de volgende vereischten: nauwgezet, beschaafd, F. G., bekwaam in fijn kamer- en huisboudwerk, zorgzaam èn vlug. Voorts moet zy tact hebben om streng toezicht te houden op de bozig heden van een jong dienstmeisje, moet ze kunnen naaien on is kennis van koken ge- wenscht. Eindeiyk moet ze katoenen japon netjes (waschbare, eenvoudige kleeding) dragen, en wordt beslist vereischt, dat ze mondelinge „renseignementen" bezit. Jammer, dat er niet by staat wat men voor zulk een model-dienstbode geven will Donderda g-n amiddag speelde in de Marnixstraat to Amsterdam een vyfjarig jongetje, Willie Sterk, op de rails van de electrische tram, juist terwyi een tramwagen in aantocht was. Een werkman van de gemeentetram, K. H. Visser, zag het gevaar, waarin de knaap verkeerde, en wilde hem van de rails trekken, doch het was reeds te laat. De bestuurder van de tram kon den zwaren* wagen niet meer op tyd doen stil houden en Visser geraakte onder den wagen, terwyi ook het jongetje aangereden werd. De heer A. D. de Haas, arts, en de candi- daat-arts Giesberts waren spoedig ter plaatse en verleenden de eerste hulp. Beide gewonden werden per brancard naar het Gasthuis ge bracht. By aankomst aldaar bleek Visser over leden te zyn. De vyfjarlge Willie, die niet ernstig gewond is, werd in het gasthuis ter verpleging opgenomen. Een bewoonster der Nassaukade, mevrouw E., die by hot ongeluk tegenwoordig was, schrikte zóó hevig, dat zy ernstig ongesteld naar huis moest worden geleid en haar spraak tot nu toe kwyt is. (Tel.) Omstreeks kwartier over zevenen ontstond Donderdagavond te Amsterdam brand in een perceel op den hoek van de lste Van- Swinden- en de Dapperstraat, in welk perceel het magazyn „De Katoenbaai" is gevestigd van den heer P. J. Spoeldere, handelaar in manufacturen. De brand, ontstaande doordat winkelgoederen in aanraking kwamen met een gasvlam, en voedsel te over vindende in de voorhanden manufacturen, dekens, enz., sloeg weldra uit. De brandweer was spoedig ter plaatse en wist het vuur tot den winkel te beperken, die echter grootendeels uitbrandde. Aan de voorhanden zynde goederen werd begrypeiyker- wyze heelwat schade aangebracht. Een en ander was tegen brandschade verzekerd. Als byzonderheid deelt mon mede, dat de veehouder S. Brouwer, te Iipen- dam, een hond heeft, die de taak eener weer spannige moeder overnam. Een lam toch van een onwillig schaap heeft de hond tot zich genomen en zoogt het. Waar de hond loopt is ook het lam. En wordt de hond 's nachts wakker en mist hy zyn lam, dan huilt hy tot men de deur opent en hem in den stal laat. Nu heeft Brouwer den hond een tweede lam gegeven, en dat gaat ook weer goed. Tal van arbeiders, die uit Drente naar Dultschland waren getrokken, om daar werk te vinden, zyn onverrichter zake terug gekeerd. In de Rijnprovincie evenmin als in Oost-Friesland en Hannover kon men terecht. En zoo men al grondwerk kon verrichten, was het loon per daghuur van 60 tot 90 cents lager dan verleden jaar. Toch komen in de nieuwsbladen nog herhaaldeiyk advertenties voor, waarin tegen hoog loon melk- en akker knechten worden gevraagd. By Schiermonnikoog is gestrand het Zoutkamper viaschersvaartuig „Z. K. 14," schipper Bolt. Schip en inventaris zyn waar- schyniyk verloren. De equipage is gered. Ofschoon do officier van justitie," ging Normann na een korte pauze voort, „aan de geloofwaardigheid van den genoegzaam be kenden grondbezitter, die zyn verklaringen onder eede wilde bezweren, niet twyfoien kon, was hy in het eerst besluiteloos, of hy do beschuldiging van de hand zou wijzen, daar de misdaad in een vreemd land en door een Amerikaansch burger gepleegd was en der halve tot onaangename diplomatieke verwik kelingen leiden kon. Onder dezo omstandig heden gaf hy den bestolene den raad, zich tot den minister van buitenlandsche zaken te wenden en diens tusschenkomst in te roepen, hetgeen een geruimen tyd en breedvoerige onderhandelingen vereischte. Zoo stonden de zaken, waarvoor ik mjj, geiyk ge denken kunt, levendig Interesseerde, hoewel ik er niets mee te maken had, toen ik op zekeren dag van de politie bericht kreeg van een belangrijken, door middel van valsche sleutels bedreven diefstal in hot paleis van prins Leopold, waarby, behalve geld en kost bare voorwerpen, verschillende gewichtige papioren ontvreemd yaren geworden. Als vermoedelijke dader werd een dienaar des prinsen in hechtenis genomen, en het gelukte my niet zonder moeite hem tot bekentenis te brengen en van den diof de nadere byzonderhoden te vernemen, die tevens een onverwacht licht over hot leven en de handelingen van den veelbesproken Amerikaan verspreidden en hem in de hoogste mate als medeplichtige aan de gepleegde misdaad ver dacht maakten. {Worrit vervolgd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9