LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 30 MAART. - TWEEDE BLAD.
Anno 1901.
PERSOVERZICHT.
feuilleton.
SPIRITISTEN.
Ko. 12608
Het Volk wijt den val van Henri Polak
by de herstemming in district III te
Amsterdam aan Van Houten's Kieswet
Hot blad zegt, dat de herstemming, zooals
hogrypeiyk is, een groote ontstomming heeft
teweeggebracht onder de Amsterdamsche
arbeiders, die eindelijk dachten een vertegen
woordiger hunner klasse, een der hunnen, af
te vaardigen naar 's lands Staten-Generaal en
daarmede te treden in de ry van bijna alle
hoofdsteden der moderne landen, die meestal
althans ten deele sociaal democratisch ver
tegenwoordigd zijn.
Parijs, Borlijn, Weenon, Brussel, Kopen
hagen en met doze «en lange reeks van andere
heel groote steden zijn in de diverse parle
menten door sociaal democraten vertegen
woordigd. In ons land beschouwen de burger
partijen juist de groote steden nog als voor
tien gereserveerd torrein, de arbeiders zien
iiog weinig kans om voor zich op dat terrein
■©en vertegenwoordiging machtig te worden.
Lag dat alleen aan den te weinigen aanhang,
„dien het socialisme hier nog maar heeft ge
wonden, lag het alleen in de nog te geringe
propaganda, die voor onze beginselen is ge
maakt, dan voorzeker zou zich geen de minste
ontstemming van de onzen hebben meester
'gemaakt. Elke nederlaag prikkelt ons, elke
'tegenstand doet onzen ijver vergrooten, onze
kracht groeit gestadig aan. Die strijders-
eigenschappen, die niemand ons zal ontzeggen,
zouden met eiken hinderpaal spotten.
1 Maar de oorzaak onzer jongste nederlaag
.ligt daarin niet. Ze ligt uitsluitend en alleen
in het product van Neerlands meest be
noemden knoeipoliticus„de Kieswet"!
Amsterdam III is een arbeidersdistrict. By
iulgèmoen kiesrecht zouden de gezamenlijke
^bourgeois partijen met een paar draaien om de
'©oren er uit vliegen, dat het een aard had.
Maar de arbeiders hebben het kiesrecht niet.
Dit district telt ruim 80,000 inwoners en
daarvan zijn een goede 6000 kiezers. Dat is
^7.5 pCt. van de bevolking, die het kiesrecht
iheoft. Terwijl in Duitschland 21 pCt., in
Zwitserland en Frankrijk 25 pCt. der bevol
king kiezer is. En zelfs in ons land zijn dis
tricten, waar het kiezerstal veel meer nog
ilan het dubbele bedraagt. Zoo bijv. in Enk-
'huizen, waar 17.25 pCt. van de bevolking
fciezer is.
Het proletariaat der groote steden echter
is uitgesloten van zijn eerste recht. Bijna
'het geheele proletariaat.
Wil men eenigo cijfers?
Van de kiezers voor de Kamer van Arbeid
voor voedings- en genotmiddelen wonen 476
in district III. Let wel, al deze kiezers voor
;de Kamers van Arbeid zijn min of meer ge
zeten arbeiders, menschen met vast werk,
us onder de arbeiders nog een uitgezochte
chaar. Welnu, van 476, die in district III
svonen, zijn er 127 kiezer voor de Tweede
f Kam or.
Van de 244 kiezers voor de Kamer van
Arbeid in het haven- en dokbedrijf zjjn slechts
i'6ö kiezer voor de Tweede Kamer.
Van de 639 kiezers in de metaal- en hout
bewerking, die in III wonen, zijn 152 kiezers
jvoor de Tweede Kamer.
Van do in dit district wonende 289 arbeiders,
die kiezer z\jn voor de Kamer van Arbeid der
'bouwvakkon, zijn slechts 74 Kamer-kiezers.
Van deze ólite van arbeiders is dus in don
regel ongeveer '/4 kiezer voor de Tweede
j Kamer. Voor den gemeenteraad vallen van
dezon nog weer eens een deel af.
Dat is do oorzaak van onze jongste neder
laag on hot is waarlijk geen wonder, dat de
^bourgeoisie zich vastklemt aan Van Houten's
'knoeiproduct, het is zoo'n goede barricado op
'den weg, dien de arbeidende klasse te mar-
;cheeron heeft tegen haar klasse overheersching.
Daar zijn bijkomende zaakjes: de liberalen
Bloten met de anti revolutionairen en ultra-
jinontanon een nieuw monsterverbond om don
sociaaldemocraat te weren, onder do door het
Handelsblad aangehoven leuze: „Vóór het
kapitalistisch eigendomsrecht!" Wy hebben
'tegen het verheffen dier leuze niets, noch
'tegen der Heeren verbond. Zy behooren by
j elkander te staan tegenover ons. De arbeidende
'klasse houdt van klaarheid in den strijd en
tegenover dio leuze van het Handelsblad
stollen wy die van„Weg met het kapitalisme
Vooruit naar de socialistische gemeonschap
ii)
Terwijl Anna aldus meer en meer ten prooi
(ireigdo te vallen aan de verlokkingen van
het spiritisme, betreurde doctor Normannzyn
driftigheid, waardoor hy haar gekrenkt had.
Van haar liefde overtuigd, hoopte hy echter
haar weer to verzoenen, en by de eerstvol
gende ontmoeting haar vergiffenis te erlangen.
Daar zyn tyd evenwel door een gewichtige
zitting der rechtbank in beslag genomen werd,
zag hy zich genoodzaakt zyn bezoek tot den
afloop dor verhandelingen, die verscheidene
'dagon duurden, uit te stellen. Hoe onaange
naam deze lastige vertraging hem ook was,
vond hy toch daarvoor een meer dan bevre-
jdigende schadeloosstelling in de kwaiyk zoo
snel te verwachten benoeming tot officier van
'justitie, die kort daarop volgde, als belooning
voor z|jn uitstekende diensten in deze hoogst
moeilyke en ingewikkelde aangelegenheid.
In de grootste blydschap haastte Normann
,zich thans zyn geliefde Anna hethemweder-
varen goluk mede te deelen, dat volgens zyn
.meaning alle hinderpalen, die hun verbintenis
ibelet hadden, ineens uit den weg scheen te
ruimen. Dos te onaangenamer moest hem
daarom de in 't oog lcopende koelheid on
onverschilligheid opvallen en bevreemden,
•waarmee zy hem ontving en zyn zoo gun
stige tyding opnam, ofschoon zy zich met
hem alleen bevond.
„Myn Hemel," sprak hy ontsteld, „verheugt
gjj i dan t gefceel niet erer m0n «ui-
De vryzinnig-democraten lieten ons ten deele
in den steok. Wy zullen er niet over napleiten.
Voor zoover wy weten, deden de leiders
geheel hun plicht, doch zyn de kiezers hoogstens
voor de helft gevolgd en het Handelsblad
jubelt de veronderstelling uit, dat een deel
van de vryzinnig-democraten op Den Hertog
hoeft gesterad.
Doch dat alles zyn futiliteiten, kleinigheden,
vergeleken by de groote oorzaak, die ons van
het bezit van een bekwaam en welsprekend
stryder méér in het parlement heeft gespeend
dat is het missen van het kiesrecht door de
arbeiders.
En daarom kan de aansporing tot nieuwe
en vermeerderde krachtsinspanning, die de
arbeidersparty moet putten uit deze neder
laag, slechts leiden tot één dooltot krachtiger
actie, tot feller propaganda, tot energieker
stryd voor het algemeen kiesrecht!
Iedere tegenstander van het algemeen kies
recht, dien wy by de aanstaande verkiezing
in handen krygen, valle. Door het ontwikkelen
van groote energie zullen wy over groote
minderheden beschikken in alle districten.
Menige tegenstander zal van ons afhangen,
en menigeen zal door ons in het zand byten.
Wat district III betreft, dat kunnen we
winnen in Juni.
De bourgeois-partyen zyn er in geslaagd
met alle krachtsinspanning een kleine 300
stemmen meerderheid te halen. Er zullen
echter op de nieuwe kiezersiyst honderden
kiezers meer staan dan op die, welke thans
geldt.
Maar we hebben recht op meer. Het is een
schande voor de Amsterdamsche arbeiders
bevolking, dat er afgevaardigden uit de arbei
dersbuurten hunner stad naar de Kamer gaan,
die gekozen zyn onder de louzo: „Vóór het
kapitalistisch eigendom I"
En daarom roepen wy haar toeAmsterdam
vooruitl „Op voor het algemeen kiesrechtI.
Weg met de voorrechten der bourgeoisie l"
De Standaard geeft in een asterisk „Mr.
Troelstra als Kamerlid" het volgende
te lezen:
Het Volk, hoofdredacteur mr. Troelstra,
dreigt.
„Het kon", zegt het blad, „in Juni zoo
loopen, dat de rechterzy onder de 50 bleef,
maar tocb, gesteund door de sociaal-demo
craten, regeeringsparty zou kunnen worden."
Casus non dabilisT
Doch dat gelaten voor wat hot is, merkt
het blad op, dat als de anti revolutionairen
meedoen om de sociaal-democraten te weren,
hun Kamerleden later wel eens oppositie
quand raömo konden gaan maken. Iets,
waarmede hot blad bedoelt, dat ze inkomendo
wetsvoorstellen niet naar hun inhoud zouden
beoordeelen, maar, wat ze ook inhielden,
zouden afstemmen.
Lees slechts:
„Als zy met hun ergsto vyanden vrede
maken om ons er onder te houden, dwingon
zy ons, na te gaan, of ook wy niet uit zelf
behoud verplicht zyn, hen op dezelfde wyze
te bekampen.
Als na de verkiezingen van 1901 de „christo-
lyken" een paar zetels meer mochten winnen
dan de liberalen en radicalen, doch minder
dan 50, zal het de vraag zyn, aan welk deel
der Kamer de Regeering toekomt: aan de
liberalen, gesteund door de sociaal-democraten,
of aan de „rechterzyde," door de soc.-dem.
gesteund.
En als eenmaal de rechterzyde onder die
omstandigheden regoert, heeft zy er groot
belang by, dat de soc.-dem. Kamergroep, dan
misschien wat sterker dan thans, te haren
opzichte hetzelfde doet, wat zy tot heden
deed: elk regeeringsvoorstel alleen naar zyn
inhoud booordeelen geen oppositie quand
m m e, doch zuiver zakeiyko politiek."
Deze ontboezeming heeft als bedreiging
geen belang, want zich in te beelden, dat de
anti-revolutionairen ooit do opdracht van
kabinetsformatie zouden aanvaarden, als ze
steunen moesten op de sociaal-democraten,
is te dwaas om alleen te loopen.
Maar wol heeft deze ontboezeming beteekenis
voor de opvatting, die blykbaar onder sociaal
democraten bestaat, over de verplichting, die
het kamerlidmaatschap oplegt.
Er biykt toch uit, hoe deze opvatting toe
laat, dat men niet slechts een begrooting,
maar alle wetsontwerpen afstemt om rede
nen er buiten gelegen.
stelling en de my ten deel gevallen onder
scheiding?"
„Zeker", antwoordde zy verlegen. „Ik
wensch u van ganscher harte geluk".
„En mag ik hopen", ging hy opgewonden
voort, terwyi hy haar hand greep en trachtte
vast te houden, „dat gy thans niot langer
zult aarzelen myn vurigsten wensch te ver
vullen? Al kan ik u ook geen schitterend
levenslot aanbieden, ons inkomen is toereikend
om aan onze bescheiden eischen te voldoen.
Zoo gy het met my eens zyt, zal ik heden
nog mot uw vader spreken en hem verzoeken,
de verloving, die toch slechts oen bloote
formaliteit is, publiek te maken".
Tegen zyn verwachting echter scheen Anna
geenszins zyn wensch te deelen, terwyi zy,
door de tegenstrydigste gevoelens bestormd,
hem haar bevende hand onttrok en zich
zwy'gend afwendde, om haar pynlyke verlogon-
hoid voor hem te verbergen.
„Om 's Hemels wil 1" riep hy verschrikt.
„Waarom antwoordt gy me niet? Wat
scheelt u?"
„Niets, nietsI" stamelde zy, zonder hem
aan te zien.
„Zeg my slechts, of ge nog boos op my zyt?"
„Dat zal u toch wel onverschillig zyn".
„Hoe kunt gy dat geloovenl Ik betreur
van ganscher harte myn driftigheid en bid
u my te willen vergeven, zoo ik u ge
krenkt hebl"
„Ik zou u gaarne vergiffenis schenkon,
doch gy hebt niet alleen my, maar ook de
gasten van myn vader, myn beste vrienden,
zwaar beleedigd."
„Indien gy daarmee," antwoordde hy som
ber, „mevrouw von Strahlen en den heer
von Tück bedoelt, dan moet ik tot myn
leedwezen zeggen, dat ik geen woord, dat ik
Metterdaad een nieuwe staatsrechteiyke
theorie!
De Vaderlander besprak onder het opschrift
„De Roomsche Staatsparty" het
Roomsch-Katholiek program.
„We leven tegenwoordig te midden van
programs, altemaal seinen van een in het
gezicht komende stembus.
Zoo hebben ook de Roomsch-Katholioke
leden der Staten-Generaal hun program, het
Roomsche program, openbaar gemaakt.
Zwaren arbeid bood de samenstelling van
dit program niet, want aanstonds vorklaren
de hoeren opstellers:
„Zy handhaven het op 20 Oct. 1896 te
Utrecht vastgesteld „Program der Katholieke
leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal" en zyn toelichting".
Deze toelichting was toenmaals een breed
stuk, waarin vooral een groote aanhaling van
de Encycliek „Immortale Dei" voorop
geplaatst werd, waarin allereerst de plicht
word verkondigd de Kerk als echte zonen
lief te hebben en die liefde te toonen door
wat daarmede niet overeenkomt zonder aar
zelen te verwerpen; de staatsinstellingen,
zooveel doeniyk, te bezigen tot bescherming
van waarheid en recht; te waken, dat de
vryheid van handelen de door de natuurwet
en Gods wet gestelde maat niet overschryde
er naar te streven, dat iedere staat naar den
geest van het Christendom worde ingericht.
Moeiiyk is het hier vaste regels te stellen
wegens het verschil van plaats en tyd. Toch
moet men waken voor de eensgezindheid en
trachten naar eenheid van handeling".
Na gezegd te hebben, dat, volgens die toe
lichting, üoze beide dingen het best zullen
verkregen worden, indien alien eneeniegeiyk
de voorschriften van den Paus houden als de
wet van hun loven en zich richten naar de
bisschoppen, en dat voorts onverblddeiyk ge
vorderd wordt eenheid van zin by allen In
de beiydenis der door de (Roomsche) Kerk
overgeleverde leer, en dat b(j allen moet vast
staan, dat de volle belydenis der Katholieke
leer niet bestaanbaar is met meeningen, die
ook maar naderen tot het naturalisme of
rationalisme, wier kort begrip hierin bestaat:
het met don wortel uitroeien van alle Ohriste-
lijko beginselen en in de maatschappy de
heerschappy vestigen van den mensch met
ter-zyde stelling van God, opdat de eenheid
der geesten niet door vermetel getwist worde
gestoord, gaat De Vaderlander voort:
„Ons dunkt, wie dit alles onderschryven,
hebben een vry sterken waarborg voor een
heid van beoordeeling en handeling. Wy
merken dit op met het oog op de critiek,
die het nieuwe Roomsche program reeds
getroffen heeft."
By hun oud program, dat zy met deze
toelichting handhaven, zyn nog de volgende
punten gevoegd:
1. De verzekering van workliedon tegen
ziekte, ouderdom en invaliditeit behoort in het
volgend wetgevend tydperk een voornaam
punt van wetgeving Uit te maken.
Voor zoover het betreft medodinging met
het buitonland, behoort gestreefd te worden
naar een herziening der tarieven van in- en
uitvoer, waardoor de voorwaarden van voort
brenging binnen eigen grenzen zooveel moge-
lyk geiyk gemaakt worden met die van hot
buitenland.
Zonder deze herziening moet in het byzonder
de verzekering van werklieden tegen ziekte,
ouderdom en invaliditeit onuitvoerbaar worden
geacht, te meer, daar verdere uitbreiding of
verhooging van 'sRyks directe belastingen
onaannemeiyk is.
2. Met aandrang vorderen zy voor erkende
Kerkgenootschappen en veroenigingen tot be
vordering van hooger onderwys, die rechts-
persooniykheid bezitten, de vryheid, om leer
stoelen aan de Ryks Universiteiten en aan do
Gemeentelyke Universiteit van Amsterdam te
vestigen.
3. Pensioenverzekering van onderwyzers
by het byzonder lager onderwys en van
weduwen en woezen van de onderwyzers by
het openbaar on het byzonder lager onderwys
behoort geregeld te worden.
4. Regeling van de administratieve recht
spraak achten zy, ook met het oog op de
sociale wetgeving, dringend noodig.
Het is er verre van daan, zegt De Vader
lander, dat dit program in Roomsche kringon
algemeen goedkeuring zou vinden, en haalt
over ben my heb laten ontvallen, kan terug
nomen."
„Ook niet, wanneer ik u verzoek u voor
hen te verontschuldigen en te bekennen, dat
gy ongoiyk hadt?"
„In geeD geval I Gy kunt niet van my ver
langen, dat ik de waarheid verloochen en
tegen myn overtuiging spreek en handel, daar
ik het spiritisme voor een gevaariyk bedrog
en don heer von Tuck voor een kwakzalver,
zoo niet voor iets orgers houd."
„Hoel" riep zy vertoornd. „Gy waagt het
een man le beschuldigen, dien myn vader
hoogacht, dien Otto bewondert, dien ik zelve
vereer en.
„Het doet my leed, dat gy allen zoo ver
blind z(jt en u door een behendigen gooche
laar laat misleiden, die uw vertrouwen en
uw lichtgeloovigheid op hoogst laakbare wyze
misbruikt en, naar ik vrees, in vereeniging
met mevrouw von Strahlen eon verderfeiyk
spel met u en uw familio dryft."
„Genoeg 1" hernam Anna opstuivend. „Ik
mag niet langer dulden, dat gy in myn tegen
woordigheid op dezen toon over myn vrien
den 8preokt. Daardoor bowyst gy my slechts,
hoe onvorschillig u myn liefde is, indien gy
zoo hardnekkig weigert my dit kleine offer
te brengen."
„Wat moet dit beteekenen?" vroeg hy,
verrast over haar zichtbare opgewondenheid.
„Ik begryp niet, wat onze liefde met het
spiritisme en de spiritisten te maken heeft."
„Meer dan gy denkt," hernam zy geprik
keld. „Ik kan onmogoiyk een man toe-
behooren, die myn beste vrienden voor
bedriegers houdt, myn heiligste gevoelens
belacheiyk maakt, en alles bespot, hoont en
veracht, wat my lief en dierbaar is."
„Anna!1' riep hy, verschrikt baar aaa-
het oordeel aan van Roomsche bladen, o.
van De Maasbode, die zich niet ingenomen
toont met de wyze van samenstelling en uit
vaardiging en vraagt waarom het stuk niet
is ondorteekend.
„Maar vooral berispt De Maasbodedat dit
program zoo van uit de hoogte neerdaalt. In
1896 hebben de Kamerleden een program
„vastgesteld en aanvaard". In den lande werd
gehoopt, dat „die fout nu zou worden ver-
modon." Thans „handhaven en verklaren onze
afgevaardigden. En onze kiesvereenigingen
mogen kennis nemen." Niemand kan aan de
Kamerolub het recht tot vaststellen van een
program ontzeggen: als dan maar begrepen
wordt, „dat dit een program der bestaande
dra demissionaire club is niet een program
der Kith, party."
Ook De Tijd vindt het program te vaag.
„Het Program van 20 October 1896",
zegt zy, „biyft gehandhaafd. Nu is in don
loop der jongste zittingsperiode herhaalde
malen geblekon, dat dit Program, doordien
(opzetteiyk of niet opzetteiyk) verschillende
belangryke punten, daarin genoemd, op zeer
vage w(jze waren omschreven, geenszins aan
spraak kan maken op de gewenschte duide-
ïykheid, en dat de onderteekening of aan
vaarding van dit Program volstrekt niet tot
waarborg kan strekken van de in de Katho
lieke party niet minder gewenschte oenheid".
Het 8chynt, dat de h.h. Kamerleden zich
dan niet trouw „gericht hebben naar de Bis
schoppen, aangesteld om de Kerk te bestieren".
Dan tocb, hoorden we, konden de eensge
zindheid en eenheid van handeling hot best
worden verkregen."
De Tijd vraagt hoe men staat tegenover
den eisch „Grondwetsherziening en uit
breiding van het kiesrecht?" Daarover wordt
geheel gezwegen. En verzekering van werk
lieden is niet te beroiken-zonder beschermende
rechten. Het nieuwe program wil slechts
fiscale rechten. Van waar wil men het gold
halen
„Welken waarborg heeft men, dat de op
brengst van dergeljjk fiscaalrecht voor het
beoogde doel ook maar eenigormate voldoende
zal zyn?"
Over het oordeel van Het Centrum en
De Residentiebode zegt De Vaderlander
„Het Centrum kent evenmin onvermengde
blydscliap. Het had gaarne evenredige ver
tegenwoordiging, voorwaarde!yke veroordoe-
ling en administratieve rechtspraak opge
nomen gozion. Gp hot voorlaatst genoemde
punt acht het aanvulling van het program
vooral gewenscht.
De Residentiebode is nog het meest tevreden.
Overtuigd van de dringende noodzakeiykheid
van de regeling der administratieve recht
spraak, zou zy nog by aanvulling de voor
keur geven aan zoo belangrijke quaesties
als het drankvraagstuk en de regeling van het
arbeidscontract. Een teleurstelling is voor haar,
dat er geheel gezwegen wordt van evenredige
vertegenwoordiging. Maar mot vreugde begroet
zy No. I van de nadere verklaringen, en lof-
zingt dan:
„Tegenover het program der vryzinnige
democraten: „Grondwetsherziening om te
komen tot algemeen kiesrecht" stellen zy
„tariefsherziening om to komen tot verzekering
tegen ziekte, ouderdom en invaliditeit." Ziet-
daar een ieuze, die haast een heel program
waard is."
Maar, zegt De Vaderlander, De Residentie
bode heeft verzuimd de vraag onder do oogen
te zien, zooals De Tijd deed, of het fiscale
recht het benoodigde geld in de schatkist zal
doen vloeien. En besluit dan:
„Men ziet intusschon, dat de ontevredenheid
vele tolken heeft.
Inderdaad moet ook erkend worden, dat
het een vreemde manier is om een staat
kundig party program in het licht te zenden,
dat eenige hoeren, weldra aftredende leden
der vertegenwoordiging, dat vaststellen en
aannemen. En niet minder vreemd is het
zeker, dat zulk oen program over de kiosrecht-
quaestie zwygt.
Toch geloovon we, dat dit alles aan de
uitkomst der Roomsche 6tombu8-campagne
niet veel zal toe- of afdoen."
In Dt{n) Standaard protesteert dr. Kuyper
nog eens togen het gezegde van prof. Van
Hamel, dat het Fransch óók de moedertaal
der Vlamingen was en dat hy zich beroepen
heeft op Kruger en zyn tolkschap by dozen
starend, alsof hy aan haar verstand twyfelde.
„Bedenk
„Neen, noen!" ging zy heftig voort. „Ik
heb lang genoog met myzolve gestreden,
tot ik inzag, dat het boter is een betrekking
af te breken, waaraan de grondvoorwaarde
van het ware geluk ontbreekt, de innerlijke
overeenstemming onzer zielen, de noodwendige
harmonie onzer gedachten en gewaarwor
dingen, het innige begrip
„01" steunde hy, pynlyk ineenkrimpend,
alsof een felle bliksemstraal hem getroffen
had. „Nu wordt my alles duideiyk. Gy
bemint
„Houd opl" viel zy, onwillekeurig blozend,
hem in do rede. „Gy dwaalt."
„Gy bemint dien mynheer von Tück. Moge
het u nimmer berouwen 1"
Met deze woorden stond de doctor op en
nam zyn hoed, waarna hy met oen koele
buiging de kamer verliet. Anna wildo spreken,
hem terughouden, maar zy \oelde zich als
verlamd, met in staat een woord uit te
brengen of een beweging te maken, hetgeen
hy slechts voor oen bevestiging harer schuld
hield, torwyi zy hem om zyn eigenzinnigheid
van de grofste liefdeloosheid beschuldigde.
Zoo scheidden zy in bitteren wiok, beider
hart van onuitsprekelyko smart vorscheurd.
Eerst nadat Normann was heengegaan, verloor
Anna haar zelf belieerscliing en liet, over
weldigd van kommor en smart, haar tranen
den vrijen loop.
In deze stemming, die voor zijn plannen
maar al te gunstig was, vond haar de heer
von Tö"k, toen hy tegen den avond de villa
betrad, nadat mevrouw von Strahlen hem met
oen paar regelen van den uitslag lrarer
bemoeiingen onderricht had. Zyn onverwachte
aanblik op een zoo ongewoon uur deed nog
tijdens zyn reis door Frankryk, waarby de
President misnoegd zou zyn geweest, omdat
by de ontmoeting op de grenzen de man van
het Fransche comité niet aan het woord kon
komen, doordien de redenaar van het Vlaam-
scho comité een toespraak van een halfuur
hield.
Nu heeft prof. Van Hamel in De{n) Stand-
aard in een ingezonden stuk wel staande
gehouden, dat de inlichtingen van dr. Kuyper
onjuist waren en dat deze het „Bulletin van
de Vereeniging", waarin prof. Van Hamel
sprak, moot afwachten, maar dr. Kuyper
wacht op dat Bulletin niet, omdat ieder ge
voelt, dat noch de reis van prof. Van Hamel
met president Kruger, noch het misnoegen
van dezen laatste over dien langsprekonden
Vlaming iets te maken hebben met de vraag
of het Fransch volkstaal in Vlaanderen moet
biyven.
„Maar dit blyft, dat hier effect bedoeld
was. Kruger is den Vlamingen een man der
eere, en Krugers naam werd hier tot tweemaal
toe gebruikt, om te pleiten voor het Fransch
en togen de Vlaanische beweging.
Het doet dus ter zake niets af, dat prof.
Van Hamel mót ons president Kruger hooge-
lyk vereert. Daaraan is door niemand, aller
minst door ons, getwyfeld. Maar hierin stak
het ongeoorloofde, dat, terwyi in Zuid-Afrik.a
de ontzettende oorlog juist om het Hollaud-
sche element tegen het Engelsche gaat, prof.
Van Hamel, te Gent, in oen kring van vyanden
der Vlaamsche beweging, Krugers naam mis
bruikon dorst, om het Fransch tegenover do
Vlaamsche beweging te verdedigen".
Toch raakt, zegt dr. Kuyper, ook dit de
hoofdzaak niet.
Hoofdzaak is, dat een hoogleeraar van een
Nederlandsche hoogeschool, in het hart van
Vlaandoren aan de vrienden der Fransche
taal zyn steun tegen de Vlaamsche beweging
is komen bieden."
Prof. Van Hamel wist of had kunnen
weten, dat de Vereeniging, waarin hy 6prak,
het Fransch op de volksschool weer tot heer
schappy wil brengen en de hoogeschool to
Gent niet tot do Vlaamsche taal wil doen
overgaan, welko overgang door den vice-
president dier Vereeniging In tegenwoordig
heid van prof. Van Hamol en onder toejui
ching der aanwezigen belacheiyk genoemd
werd, evenals hy er op aandrong, dat de
burgemeester van Gent by het bezoek van
den Belgischen troonopvolger Fransch zou
spreken, opdat het Fransch weer den rang
inneme, dien het nooit had moeten verliezen,
daarby het voorbeeld volgende van Holland
en Zwitserland.
„Stel nu al, dat Prof. v. H., oer hy deuit-
noodiging aannam, niet precies geweten heeft,
dat deze Vereeniging zóó principieel tegen
de beweging voor het NoderlandBch overstond,
had hy dan toch niet, na dit alles gehoord
te hebben, moeten opstaan en zeggen: Ge
hebt u in my vergist, myne heeren, zulk een
bedoelen kan en mag ik als Nederlander
niet steunen, en wat go over Holland daar
gezegd hebt, is pure dwaasheid?
Doch dat deed Prof. v. H. niet.
Integendeel. Htj wees, na die speech, in
afie breedte en lengte op het feit, dat ook
in Holland het Fransch oen zeer gezochte
taal is; dat een beweging als in Gent tegen
het Fransch zich richt, by ons ondenkbaar
zou zyn; dat hot nationaal karakter niet aan
de taal hangt; en dat hot jammer zou ge
weest zyn, als zoo uitnemende Vlamingen als
Verharen en De Valère GlUes Nederlandsch,
en geen Fransch hadden geschreven.
En hiertegen nu sta nogmaals ..ns protest."
Wat or in ons land aan het F-ansch ge
daan wordt beteekent nog niot, dat alle kin
deren des lands Fransch leeren, en daarby
bestaat in ons land geen gevaar voor ver-
fransching, evenals in Vlaanderen, waar het
het nationaal karakter bedreigt. Het is een
6lag in het aangezicht van heel de Neder
landsche literatuur, om te zeggen, dat het
jammer is, dat een man van talent, wiens
moedertaal het Nederlandsch is, geen Fransch
schryft. Hot nationaal karakter hangt met do
volkstaal samon en het Vlaamsche element
komt nooit tot hooger ontwikkeling, tenzy
het ook universitair zich ontwikkelen kunne,
dat weet prof. Van Hamel zeer goed.
„Het Vlaamsch maken van de Hoogeschool
te Gent moet dus de bekroning zyn van
gehoel den stryd, dio voor het terugkeeren
tot de Nederlandsche taal in Vlaanderen nu
jarenlang gestreden is.
slechts haar verwarring toenemen en vervulde
haar mot een onverklaarbaren angst, alsof
haar een onbekend gevaar dreigde. Bleek en
stom zat zy tegenover hem, te bewogen om
te spreken. Ook do hoor von Tück zweeg;
slechts om zyn lippen speeldo het hem eigen,
triumfantelyk glimlachje, en zyn oogen gloeiden
als blauwe flikkerende vlammen.
In de kamer heerschte eon drukkende stilte,
oen onzeker schemerlicht, daar intusschen de
zon was ondergegaan on do avond zy'n komst
aankondigde. Anna stond op, ten eindo om
licht te schellen, doch hy voorkwam haar
door haar zacht op haar plaats neer le druk
ken, hetgeen zy willoos liet geschieden.
„Waarvoor licht?" vroeg hy glimlachend.
„Ik houd van dio gezellige schemering, waarin
de harten zich voor elkaar openon. Gy zyt
toch niot bang voor my?"
„Waarom zou ik bang wezon? Ik weet,
dat gy myn vriend zyt."
Toch klopto haar bait luid van opgewon
denheid, en haar blikken'estigden zich onwil
lekeurig op net tegenover haar hangendo
portret harer moeder, als wilde zy de over
ledene om bescherming en hulp togen den
duivelachtigon man smeeken.
„Ja," zei de heer von Tück zalvend, „ik
ben uw vriend, de vriend uwer ziel. Gy moogt
my vertrouwen en my openhartig zoggen,
wat u drukt. Gy ïydt
„Ik gevoel my slechts oen weinig over
spannen," antwoordde zy blozond. „Een voor-
tjjgaande zwakte
„Waarom wilt gy uw smart voor mij ver
borgen houden? Ik weet alles dat gy
zoooven een bittere teleurstelling ondervonden
en om my oen zwaar offer gebracht hebt."
Wordt vervolgd