LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 MAART. - DERDE BLAD.
SPIRITISTEN.
No. 12602
Anno 1901.
Ofllol&ele HennlsgeyliigoiL
KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
Oproeping in activiteit van Zeemilicien-
verlofgangers der lichting van 1899
De Burgemeester van Leiden,
Gezien de circulaire van den Commissaris der
Koningin in de provincie Zuid-Holland, dd. 23
Januari 11. (Provinciaal blad No. 11);
Brengt ter kennis van den in deze gemeente
gevestigden zeemilicien-verlofganger der lichting
van 1899,
ALBERT VAN DE BERG,
dat hjj, ingevolge Koninklijk besluit van A
Januari 1901, No. 5, aan de herhalingsoefeningen
in dit jaar moet deelnemen om gedurende den
tijd van vijf weken te worden geoefend, en
roept hem mitsdien op om zich op Woensdag
3 April aanst. aan te melden bij den Com
mandant van Hr. Ms. „Isala" te Hellevoetsluis,
gekleed in de bij zijn vertrek met groot veilof
medegenomen militaire kleedingstukken en voor
zien van zijn kooigoederen, zoomede van zijn
zakboekje.
De bedoelde verlofganger wordt voorts ver
wittigd, dat hij zich op den dag voor zyn opkomst
bepaald, voor zooveel dit mogelijk is, des middags
te 12 uren aan boord van het schip moet be
vinden, en wijders, dat hij zich don dag vóór
dien van zijn vertrek naar genoemden bodem,
des voormiddags tusschen 10 en 12 uren, voorzien
van zijn zakboekje, ter Gemeente-Secretarie (Afd.
Militie en Schutterij, kamer No. 9) alhier behoort
te vervoegen, tot net ontvangen van een ver-
voerbewijs, alsmede, desverlangd, van het hem
toekomend daggeld; en dat hij, bjjaldien ziekte
hem mocht verhiuderen aan deze oproeping te
voldoeD, verplicht is daarvan tydig ter Secretarie
voormeld keunis te geven, onder overlegging van
een schriftelijke verklaring van een geueeskundige,
zullende hij zich echter na zjjn herstel onverwijld
naar de plaats van bestemming behooren te be
geven en zich alsdan moeten vervoegen by den
Commandant van het Wachtschip aldaar.
Leiden, De Burgemeester voornoemd,
21 Maart 1901. F. WAS.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
gezien art. 8, 1ste alinea, der Hinderwet;
rengen ter algomeone keunis, dat door hen
vergunning is verleend aan de Maatschappij van
verduurzaamde levensmiddelen „DeSter" voorheen
N. WOUTERLOOD P.Jzn., on rechtverkrijgenden
tot het uilbreiden van haar fabriek aan hot
Levendaal, Sectie D Nos. 1127, 1199 en 1437.
Burgemeester en Wethouders voornoornd,
Leiden, F. WAS, Burgemeester.
22 Maart 1901. VAN HKYST, Secretaris.
Bepalingen omtrent minimum-loon en maximum-
arbeidsduur in bestekken van gemcenie-werken.
Volgens het ontwerp van 1895 wordt den
aannemer de verplichting opgelegd aan zyne
werklieden, dio by de uitvoering van de in
het bestek beschreven werken werkzaam zyn,
geen lager loon te betalen, dan
aan een ambachtsman. 18 ets. p. u.
opperman of sjouwer 15
Volgens het thans door B. on Ws. ingediende
voorstel:
aaan een steenhouwer 21 ets. p. u.
b) B timmorman, metselaar
of stukadoor 20
c) 9 verver, loodg. of smid 18 t
d) 9 behanger, witter of
grondwerker 17
e) m w opperman of sjouwer 15
B. en Ws. geven hierby de volgende toe
lichting:
Tegen de vroeger hier voorgestelde verdee
ling tusschen ambachtslieden eenerzyds, en
opperlieden of sjouwers anderzyds, heeft zich
in de practyk het bezwaar voorgedaan, dat
men daarby goen rekening hield met de feitelijk
bestaande verschillen in de loonen tusschen
de onderscheiden categorieën van ambachts
lieden, als ten gevolge van verschil in leertyd,
in gedwongen verzuim by slecht weor, in
vereischte bekwaamheid, enz. Vandaar, dat
thans verschillende loonminima voor verschil
lende vakken zyn voorgestold. Ten einde hier
mede echter ook weer niet verder te gaan,
dan B. en "Ws. bepaald noodzakelyk scheen,
hebben zy zich tot een vyftal loongroepen
bepaald.
Dat thans geen loon-minimum is aange
geven voor de in bovenstaande groepen niet
genoemde werklieden, schynt B. en Ws. geen
bezwaar, daar die werklieden by de werken,
welke in deze gemeente zullen worden uitge
voerd, slechts by uitzondering zullen voor
komen bf wel regeling van minimum-loon ook
voor hen B. en Wa. ongowenscht schynt.
En wat nu de bepaling van het minimum
loon in iedere groep betreft, het uitgangspunt
H tl B
van B. en Wa. daarby la dit geweest, dat
het niet de bedoeling dezer bepalingen is om
het weekloon der werklieden op te dry ven,
maar om onedele concurrentie te weren, m. a. w.
te voorkomen, dat de gemeente die aannemers
bevoordeelt, die aan hun werklieden een lager
loon uitbetalen, dan het in de gemeente
geldend loon. En by deze bepaling moet niet
het minimam-uurloon den doorslag geven,
maar het minimum weekloon, d. w. z., by
vermindering van den arbeidsduur moet de
werkman in het minder aantal werkuren ten
minste evenveel per week verdienen, als
vroeger by een grooter aantal werkuren. B.
en Ws. hebben daarom de loonminima per
uur zoo gesteld, dat gewone bekwame werk
lieden by een maximalen arbeidstijd van 11
uren per dag een even hoog weekloon zullen
verdienen, als thans by de goede arbeidgevers
in deze gemeente door hen wordt verdiend.
De aan B. en Ws. door de Kamer van
Arbeid voor de Bouwbedryven verstrekte
opgaven van de thans hier geldende loonen
is daarby hun leiddraad geweest.
Volgens het ontwerp van 1895 luidde art. 2
De werkhedon beneden den leeftyd van
23 jaren mogen voor niet meer dan 20 pCt.
deel uitmaken van de werkkrachten, terwyi
geen werklieden beneden 14 jaren worden
toegelaten.
De aannemer zal aan dio werklieden geen
lager loon uitbetalen dan aan een ambachtsman,
opperman of sjouwer
tusschen 14 en 16 jaar 4 ets. per uur.
16 b 18 7
18 20 10
20 23 13
Ook voor werklieden in vasten dienst bij
den aannemer en voor hen, die wegens invali
diteit of hoogen leettyd niet als volle werk
krachten kunnen worden beschouwd, kan op
aanvrage van den aannemer door de Directie
afwyking van de miuima worden toegestaan.
Volgens het huidige voorstel luidt art. 2:
Voor werklieden boneden den loeftyd van
22 jaar en voor hen, die wegens invaliditeit
of hoogen leeftyd niet als volle werkkrachten
kunnen worden beschouwd, kan op schrifteiyke
aanvrage van den aannemer door de Directie
afwyking van hot minimum-loon worden
toegestaan.
Echter mogen niet moor dan 20 pCt. der
werklieden Ingevolge het bepaalde by de
vorige alinea beneden de in art. 1 gestelde
loon-minima bezoldigd worden.
Werklieden beneden 14 jaren worden op
het werk niet toegelaten.
De toelichting van B. en Ws. luidt
hierop aldus:
Do thans voorgedragen redactie wykt In
zooverre van de vroeger voorgestelde af, dat
thans niet alleen do werklieden beneden 22
jaar (vroeger 23) niet meer dan '/5 van liet
totaal aantal werklieden mogen uitmaken,
maar dat het gezamenlyk aantal van alle
werklieden, die oui welke reden dan ook
beneden het minimum bezoldigd worden, de
20 pCt. niet mag overschryden. Dit ter voor
koming, dat een te -groot percentage uit
minderwaardige werkkrachten zou bestaan.
De leeftijdsgrens wan 22 jaar is het gevolg
van een transactie. Eenerzyds toch wenschte
men de vroeger voorgedragen leeftydsgrons
van 23 jaar te handhaven, anderzyds meende
men, dat deze op 21 jaar, als te Amsterdam,
behoorde te worden bepaald.
Voorts hejft d j gedetailleerde bepaling van
het minimumloon yoor minderjarige arbeids
krachten plaats gemaakt voor de meer alge
meen©, dat de aannemer, mits onder goed
keuring der directie, een lager loon kan uit
betalen.
In Amsterdam toch heeft do ervaring geleerd,
dat de vroegere regeling niet voldoet, omdat
zy geen rekening houdt met het verschil in
de vakken, terwyi toch in het eene vak
de jeugdige werklieden spoediger bruikbaar
worden, dan in het andere. Zulk een regeling
kan dus alleen dan goed zyn, wanneer zy
zeer uitvoerig en ingewikkeld is.
De woorden in vasten dienst bij den aan
nemer hebben B. en Ws. laten vervallen zoowel
om het weinig vaststaande van het begrip
„in vasten dienst", als omdat de bepaling te
Amsterdam ten aanzien van dio werklieden
zoo goed als geheel buiten toepassing is
gebleven.
Art. 3 luidde vroeger: De uitbetaling van
het loon zal aan de werklieden persooniyk
moeten geschieden vóór of op Vrydag van
iedere week, hetzy op het werk zelf, hetzy
aan den winkel, waar zy in den regel werk
zaam zyn.
Volgens het nieuwe voorstel luidt genoemd
artikel: De uitbetaling van het loon zal aan
de werklieden persooniyk, in gepast geld
moeten geschieden, vóór of op Vrydag van
Iedere week, hetzy op het werk zelf, hetzy
op de werkplaats, waar zy in den regel werk
zaam zyn.
Voor zooveel de werklieden in stukwerk
arbeiden, geldt het bovenstaande alleen voor
het loon, dat in verband met den werktyd,
het op hun aanstelling vermelde loon en de
hier gestelde regelen zou verdiend zyn.
Zoowel in het oude als in het nieuwe
artikel luidde het verder: De opzichter der
gemeente moet by de uitbetaling worden tos
gelaten.
Indien de werkman niet in staat is zyn
loon op een der genoemde plaatsen in ont
vangst te nemen, kan door de Directie een
afwyking van den gestelden regel worden
toegestaan.
Als nieuwe bepaling is er aan toegevoegd:
Betaling van hetgeen by stukwerk meer is
verdiend, dan het loon, bedoeld in de 2do
alinea van dit artikel, mag niet geschieden
op plaatsen, waar sterke drank in het klein
verkocht wordt. De aannemer ia aansprakelyk
voor elke overtreding van dit verbod, ook al
wordt zy door derden gepleegd.
ToelichtingZooals het artikel thans is aan
gevuld, blykt duideiyk, dat de regeling ook
geldt voor werklieden, die in stukwerk arbei
den, maar dan ook alleen voor zoover dit
mogeiyk is.
De laatste alinea strekt ter voorkoming, dat
het by arbeid in stukwerk verdiende overgeld
in kroegen zou worden uitbetaald.
Volgens het huidige voorstel luidt art. 4:
Onder „het werk" als plaatsaanduiding worden
tevens begrepen al die werkplaatsen, welke
speciaal ten dienste van het werk zyn op* of
ingericht.
Toelichting: Opneming dezer bepaling schynt
gewenscht ter voorkoming van geschillen by
de toepassing dier artikelen, waarin van „het
werk" als plaatsaanduiding gesproken wordt.
Leiden, 23 Maart.
Den gemeenteraad deelen B. en Ws. mede,
dat er by hen tegen de inwilliging van het
verzoek van het Bestuur der Gymnastiek- en
SchermvereenigiDg „de Charette", om het ge
bruik van een lokaal der school aan de Van-
der-Werfstraat, voor het houden van oefeningen,
geen bezwaar bestaat, mits aan de vergunning
de gewone voorwaarden worden verbonden.
Zy geven derhalve in overweging aan ge
noemde vereeniging tot wederopzeggens toe
vergunning te verleenen om het Gymnastiek
lokaal der School 3de klasse no. 2 to gebrui
ken voor het houden van oefeningen op Zater
dagavond van 8 tot 10 uren, onder voorwaarde
dat de kosten van verwarming, verlichting,
bediening en van herstel der aan het gebouw
of het meubilair eventueel toegebrachte schade
door de Vereeniging worden vergoed, dat een
bedrag van f 0.20 por ocibnmgsavond door
haar worde betaald voor het schoonmaken
van het lokaal en dat alle ter zake van het
gebruik door B. en Ws. te geven voorschriften
door haar worden nagekomen.
Den gemeenteraad deelen B. on Ws.
mede, dat, zy evenals de Commissie, bedoeld
by ait. 1 der Verordening op de onbewoon
baarverklaring, van oordeel zyn, dat de per-
ceelen Krakeelpoort nummers 1, 2, 3, 4, 5 en
6, Uiterstegracht nummer 136, Korte Lange-
straat nummer 6 en Sanderspoort nummers
1 en 2, als echadeiyk voor de openbare ge
zondheid, niet ter bewoning geschikt zyn,
noch door verbetering daarvoor geschikt ge
maakt kunnen worden.
Zy goven daarom in overweging een Com
missie uit den Raad te benoemen, ten einde
de zaak te onderzoeken, omtrent haar bovin-
dingen een met redenen omkleed verslag uit
te brengen en haar conclusie in een concept-
raadsbesluit te formuleeren.
Het door eerstbedoelde Commissie uitge
brachte proces-verbaal en het daartegen door
een der eigenaren ingediend bezwaarschrift
is in de leeskamer ter inzage van de leden
van den Raad nedergelegd.
Naar aanleiding van een desbetreffend
adres van mr. D. van Riessen, notaris te
Katwyk, houdende verzoek om terugbetaling
van schoolgeld, Middelbaar Onderwys, deelen
B. en Ws. den gemeenteraad alhier mede, dat
de zoon van adressant, na gepleegd overleg
met den directeur der Hoogere Burgerschool
voor Jongens, die inrichting sedert 1 Febr. jl.
niet meer heeft bezocht, om aan een andere,
voor hem meer geschikte, inrichting het onder
wys te volgen.
Zy geven daarom in overweging aan adres
sant terugbetaling van schoolgeld te verleenen
over de laatste twee kwartalen van den loopen
den cursus.
Onder overlegging van een geiyk verzoek
van den heer A. Chr. van den Berg, geven
zy in overweging aan adressant terugbetaling
van schoolgeld te verleenen voor een kind,
leerling dor Leerschool, on twee kinderen, leer
lingen van de Jongensschool 2de klasse, over
de maand Maart, ten bedrage van f 3.50,
aangezien deze wegens vertrek uit de gemeente
na Februari van dit jaar geen onderwys alhier
meer hebben genoten.
Wat betreft een zelfde adres van den heer
G. C. A. Gyzen, houdende verzoek om terug
betaling van schoolheld, lager onderwys,
deelen B. en Ws. mede, dat adressant zich
den lsten Maart van dit jaar in deze gemeente
heeft gevestigd en dac een zyner kkinderen op
dien datum is geplaatst als leerling op de
school 2de klasse voor jongeos en meisjes
en twee op de Jongensschool 2de klasse,
zoodat die in de maanden Januari en Februari
van dit jaar alhier geen onderwys hebben
genoten.
Zy geven derhalve in overwoging aan adres
sant terugbetaling van schoolgeld te verleenen
over de maanden Januari en Februari, tot
een gezamenlyk bedrag van f 6.
De Commissie van Financiën heeft tegen
den in haar handen gestelden staat van af-
en overschrijving op de begrooting van de
Stadsbank van Leening, dienst 1900, geen
bezwaar en adviseert dus tot goedkeuring van
dien staat te besluiten.
De Kamer van Arbeid voor de Bouw
bedryven, alhier, ontving dezer dagen een
verzoek van de Afdeeling Leiden van den
Nederlandsohen Behangers- en Stoffeerderobond
om haar invloed aan te wenden by heeron
patroons in dat vak, alhier, ton einde een
minimum-loon voor volwassen behangers van
gewone bekwaamheid V3st te stellen.
Na hierover met het Bestuur dier Afdeeling
te hebben onderhandeld en de bezwaren daar
van voor dit vak te hebben overwogen, zyn
alle behangers- en stoifeerdorapatroons uitge-
noodigd om deze zaak nader te bespreken.
In een vergadering, gehouden 21 Maart 11.,
is thans mot algamcone stemmen der aan
wezige patroons besloten om het minimum-loon
voor een volwassen werkman van gewone
bekwaamheid op 17 cents per uur vast te
stelen.
In het begin van het volgende jaar zal
hot 25 jaren geleden zyn, dat de Rykskweek-
echool voor onderwijzers te Deventer werd
opgericht. In dien tyd heeft zy ongeveer 400
onderwyzors afgeleverd. Een commissie die zich
gevormd heeft uit leeraren en oud-kweoko-
lingen, ontwerpt plannon om dien dag, doch
in den zomer, fesateiyk te vieren.
De Graaf van Mount-Edgcambre zal, met
eenigo andere leden der Missie, na Paschen
aan H. M. do Koningin de troonsbestyging
van koning Eduard Vil van Engeland komen
bekend maken. E>;rst was daaitoe aangewezen
de Hertog van Abercorn, doch deze is door
ongesteldheid verhinderd.
Dr. A. J. Kronenburg, conrector aan het
gymnasium te Deventer, was tegen heden ten
paleize op Het Loo ontboden om met Prins
Hendrik een onderhoud te hebben, in verband
met de opdracht, die hem door prof. Kr&rner
uit Utrecht namens den Prins is gedaan om
Z. K. H. onderricht te geven in de grammatica
dor Nederlandsche taal.
Voorschoten. By het heden gehouden toe
latingsexamen voor de Ryksnoi maallessen te
Voorschoten slaagden van de 9 candidaten voor
de lste klasse or 7, to weten (alphabeiisch)Piet
van Dyk, van Voorschoten; Marie van der
Helm, van Wassenaar; Josephine Klomp, van
Wassenaar; Ryk van Kooy, van Voorschoten;
Anna Mensing, van Leiden; Theodorus Rem
merswaal, van Wassenaar en Cornells Stout,
van Voorschoten.
(Niet van onzen go wonen correspondent). De
Christ. Zangvereemging „Do Lofstem" gaf
wederom een uitvoering. Niettegenstaande het
gure en koude weor hadden toch velen zich
opgemaakt naar de Christeiyke school, om te
profiteeren van datgene, wat door de leden
der „Lofstem" ten beste zou worden gegeven.
En zy zullen er geen spyt van hebben gehad,
want de uitvoering, dis door gebed van den
voorzitter en het zingen van een Psalmvers
door alle aanwezigen werd geopend, mag in
alle opzichten gunstig geslaagd heeten. Het
programma werd keurig afgewerkt, terwyi
de solisten zich uitstekend van hun taak
kweteD.
Wy brengen hun dan ook gaarne onzen
dank, alsmede aan den organist, den heer
Verdouw, die biyken gaf het spel volkomen
meester te zyn. Toch zy terloops opgemerkt,
dat het ons voorkwam, dat het koor niet
sterk genoeg was voor het zware orgelgeluid.
Den directeur, den heer G. Torenbeek, een
woord van lof voor de uitmuntende leiding,
wat ongetwyfeld veel tot het succes heeft
bygedragen. Een ieder zal dan ook wel genoten
hebben, en wy vereenigen ons daarom gaarne
met den wensch van ds. Alting, die met
dankzegging eindigde, wanneer wy „De Lof-
stem, toewenachen" dat zy nog vele malen
voor haar begunstigers en belangstellenden
moge optreden, en in blooi toenemon, opdat
velen nog dikwerf van zulk oen waariyk
aangenamen en genotvollen avond kunnen
genieten.
Warmond. Donderdag vergaderde deN.-H.
Kiesvereeniging te Warmond.
Na opening besprak de Voorzitter het pro
gram van beginselen, om daarmede in verband
te laten komen het program van actie. Als
gevolg daarvan werd aangenomen, aan de
Deputaton-vergadering voor te stellen in haar
program op te nemen „Wyziging der Leer
plichtwet."
Voor die vergadering werden benoomd twee
afgevaardigden en een plaatsvervanger.
Als candidaat voor de Tweede Kamer zal
aan ons kiesdistrict worden voorgedragen de
heer J. J. van Hoeken, en voor de Provin
ciale Staten de heeren S. baron Van Heemstra
on Jhr. Mr. J. H. Quarles van Ufford.
Niets meer aan de orde zijnde, werd de
vergadering door den Voorzitter gesloten.
TWEEDE UAIULEU.
Woningwet.
Tegen art. 12, bepalende, dat drie of meer
meerderjarige ingezetenen een bezwaarschrift
kunnen indienen betreffende woningen, die,
blykons persooniyk onderzook, wegens niot-
inachtneming van de voorschriften dezer wet
of uit anderen hoofde ongeschikt ter bewoning
zyn, opperdo de neer Van Karnebeek bezwaren.
Hy vreesde van deze bepaling grooten over
last voor de burgery van een heirleger van
jeugdige, wellicht le yverige vry willige inspec
teurs. Daarom stelde hy per amendement
voor, terug te keeren tot de oorspronkeiyke
redactie van net artikel en dus voor deze z.g.
contrólo alleen bovoegd te verklaren meerder
jarige ingezetenen, die hoofden van gezinnen
zyn, of alleenlevende personen, terwyi de heer
Van Karnebeek tevens voorstelde, dat de in
de bezwaarschriften aangeduide vorbetermgon
moeten zyn in het belang van gezondheid,
veiligheid ot zedelykheid.
De heer Kerdijk was togen deze beperking,
omdat daardoor veel geschikte personen van
het indienen van bezwaarschnfion zouden
worden uitgesloten, maar de hoor Lohman
was het geheel eens met den heer Van
Karnebeek.
Na bestryding door den heer Drucker en den
Ministerdie nog te kennen gaf, dar alle onder
teekenaren van hot bezwaarschnlt een per
sooniyk onderzoek moeten hebbon ingesteld,
werd het door den heer Van Karnebeek ge
dane voorstel verworpen en het artikel 12
goedgekeurd met 41 tegen 22 stommen.
Art. 14, bopalende, dat voor het aanbrengen
van noodzakeiyko verbsteringun de eigenaar
der woning of degene, die voor het onderhoud
aansprakelyk is, door B. en Ws. jfdt aan
geschreven, is aangohouden, tot ümsdag a.s.,
nadat de heer Lohman een amondmnent had
voorgesteld, om uit het artikel to nemen het
woord „eigenaar", en alleen te bepalen, dat voor
het aanbrengen van verbeteringen wordt aan
geschreven degene, die voor het onderhoud
aansprakelyk is.
De heer Van Raalte stelde by amendement
voor, de oorspronkeiyke redactie le horstellen
en te bepalen, dat de eigenaar, vruchtgebruiker
of beheerder der woning wordt aangeschreven.
Dinsdag halftwee voortzetting.
I« '©ixilleton.
o
„Dat is niet mogelyk. Gy schertst."
„Geenszins 1" antwoordde hy bedaard. „Ik
ben heel zeker van myn zaak: gy spraakt
over myn geringe persoonlykheid en ver-
langdet van mij opheldering over den aard
van het spiritisme."
„Inderdaad," mompelde mevrouw von
SLrahlen ontsteld. „Gy hebt het geraden."
„Niet geraden, doch ik wist het."
„Ongeloofiyk 1" riep de majoor.
„Inderdaad wonderbaar, hoogst wonder
baar," fluisterde de kamerheer. „Myn ver
stand staat stil."
Terwyi alle aanwezigen op hun verbaasde
gelaatstrekken de hoogste verrassing toonden,
stond de zonderlinge gast koud en onbo-
weegiyk in hun midden, alsof er niets byzon-
ders was voorgevallen. Slechts om zyn smalle
lippen speelde een half spottend, half triom-
fanteiyk glimlachje.
„Gy zoudt ons zeker een grooten dienst
bewyzen," zei mevrouw von Strahlen na een
korte pauze, „als gy ons uw meeningen
over het spiritisme wildet mededeelen. Met
uw ervaringen zouden wy bovendien ons
voordeel kunnen doen".
„Zeer gaarne", antwoordde de heer von
Tück buigend. „De zaak is geen geheim,
doch algemeen bekend, daar het spiritisme
alleen in Amerika, zooals gy weet, meer dan
een miliioen aanhangers, oenige duizenden
iogewyden en mediums en ongeveer vyftig
tijdschrift*© telt, die deer de aanzienlijkste
geleerden, door de meest achtenswaardige
mannen geredigeerd en geschreven worden,
wier naam en geloofwaardigheid niet in
twyfel kunnen worden getrokken."
„Toch," antwoordde de twyfelzuchtige
majoor, „zal geon verstandig mensch aan
het bestaan van geesten gelooven."
„Dat zie ik niet in. Waarom niet?"
„Omdat de ervaring en de wetenschap ons
loeren, dat de geost met de stof nauw ver
bonden is en beido met elkaar leven en
sterven."
„Zeker", hernam von Tück met onwankel-
baren ernst, „de ziel des menschen is ge
durende het leven met het lichaam verbonden,
juist als in het water de atomen zuurstof en
waterstof en in ons keukenzout chloor en
natrium. Maar een eenvoudig scheikundig
proces is voldoende, om dezo innige ver
eeniging to ontbinden en de samengesmolten
elementen to scheiden, zoodat deze stof de
vryheid krygt, voor zich alleen te bestaan of
een nieuw verbond to sluiten. Evenzoo gaat
het na den dood, die ook niets anders dan
een ontbindingsproces is, met den geest, dio,
van het lichaam bevryd, een nieuw leven
begint en een reeks der wonderbaarste ge
daanteverwisselingen doorloopt."
„Ahal" bromde do ongeloovige majoor
spottend. „De oude geschiedenis van de ziels
verhuizing!"
„De ouderdom eener loer spreekt slechts
voor haar waarheid. Wat Pythagoras en zyn
navolgers onduidelyk vermoed hebben, vindt
in het moderne spiritisme zyn bevestiging
door heldere, onweerlegbare feiten, met wier
op waarheid berustende mededeeling ik u niet
vermoeien wil. Wat echter eenmaal in de
wereld aanwezig is, kan niet meer verdwynen
en vergaan. De stof is onvergankeiyk en onze
ziel onsterflyk. Doze ondergaat slechts na
don dood een reeks incarnaties of nieuwe
belichamingen, tot zy zich krachtons do haar
aangeboren goddelykheid in steeds lioogore
sferen verheft, juist zooals volgens do theorie
van Darwin elk wezen van trap tot trap
opklimt en er steeds naar streeft zich hoo
langer hoe meer te volmaken."
„Dat is mü volkomen duidelyk", zei do
kamerheer mot oen goedkeurend knikje, „en
beantwoordt ook aan onze hoop op en ons geloof
aan een andere worold."
„Deze overgang," ging de heer von Tück
op denzolfden overtuigenden toon voort, „naar
eon betere en hoogere wereld geschiedt
evenwel niet ineens, doch langzamerhand,
in zekeren zin by stadiën en naar bepaalde
wetten."
„Evenals in den dienst," spotte do majoor
weer, „naar rangorde. De aap wordt een
mensch, de mensch mettertyd een engel, de
engel een aartsengel, en de geesten avanceeren
van de aardo naar de planeet Jupiter of Uranus,
steeds naar een beter garnizoen."
„Ik vind uw ongeloof," hernam de heer
von Tück, „volkomen gerechtvaardigd en
vergeeflyk, daar er een tyd was, toen ik
evenals gy over deze dingen dacht en spotte,
tot myn ondervinding my tot betere kennis
bracht, al moet ik ook thans nog toegeven,
dat op dit gebied tallooze vergissingen en
dwalingen voorkomen, die het spiritisme doen
wantrouwen. Nochtans is het bestaan van
geesten geen fabel, doch een waarheid, die
op afdoende gronden berust. De eerste weten-
schappeiyke autoriteiten, beroemde philosofen,
natuurkenners en natuuronderzoekers, zyn
van het bestaan eener onzichtbare wereld
overtuigd, en enkele bevoorrechte personen,
de zoogenaamde mediums, staan in vriend-
schappelyk verkeer met de zielen der afge
storvenen en ontvangen van hen interes
santé openbaringen, gelyk ik aan myzelven
beleefd heb."
„Ha!" riep de schryfster uit, „dat moet
gy ons eens vertellen. Hebt gy werkelyk
een geest gezien?"
„Myn beste vriend in Amerika was oen
Duitsche componist, oen waariyk ideaal man,
eon hoogst talentvol musicus, die in het
spiritisme levendig belang stelde, on dien ik
meermalen door myn spotternyen kwetste.
Vooral deod het hem leed, dat ik aan de
onsterflykheid dor ziel twyfelde. Op zekeren
dag, toen wy elkander daarover haast boos
maakten, verliet hy me met de woorden„Zoo
ik eerder mocht stervën dan gy, zal ik u
verschynen, om u van myn voortbestaan na
myn dood te overtuigen." Kort daarop begaf
myn vriend zich op reis naar het zuiden,
waar hy een aantal concerten gaf. Ik had
ons gesprek reeds vergeten, toen ik op zekeren
nacht eensklaps uit den slaap ontwaakte en
in de donkere kamer een geheimzinnig, schit
terend, ja verblindend licht ontwaarde, waarin
ik duidelyk het gezicht van myn vriend
herkende. Hy kwam aan myn bed en greep
myn hand, terwyi hy op plechtigen toon
sprak: „Ik kom om je te zeggen, dat de
ziel onsterflyk ls."
„Waarschynlyk," merkte de majoor aan,
„hebt gy dat alles slechts gedroomd."
„Dat geloofde ik ook on stelde my daarmee
gerust, totdat ik uit de couranten vernam,
dat m(jn vriend op zyn reis door het vergaan
der stoomboot, waarop hy zich bevond, ver
ongelukt en verdronken was, en wel in
denzelfden nacht, toen hy my verscheen."
„Een bloot toeval, zooals die wel meer
voorkomen."
„Wat wy gewoonlyk too val noemen, is
slechts, gelUk de geestige generaal von
Radowitz zeide: het incognito der Voorzienig-
heid, een geheime openbaring, die zich aan
ons bekrompen verstand onttrekt on slechte
door hoogere naturen horkend wordt."
„Eu is uw overleden vriend er met weer
verschonen?" vroeg de weetgierige schryfster.
„Binds myn bekeering sta ik met zyn geest
in voortdurende, innige gemeenschap, hoewel
hy om my onbekende redenen zich niet meer
in zichtbare gedaante vertoont, doch slechts
door zekere teekens en geluiden met my
verkeert, zoo dikwyis ik levendig aan hem
denk of hem naar my toe wensch."
„Dan zou het voor u misschion oen kleinig
heid wezen," hernam de majoor op half
spottenden, half uitdagenden toon, „ons van
het bestaan dor geesten en de waarheid van
het spiritisme to overtuigen, als gy slechts
de goedheid wildet hebben een afgestorven
vriend op to roepen."
„Dat waro voorzeker oen doorslaand bewys,"
zei de kamerheer, „on zou allo spottors on
twijfelaars volkomen beschamen."
„Doe het eens," verzocht mevrouw von
Strahlen en met haar de meerderheid der
dames, „zoo het in uw macht staat."
„Ik zou zeker," antwoordde de heer von
Tück ernstig, „met het grootste genoegen uw
wenschen vervullen, indien dit alleen van
my afhing. Maar de geesten komen niet
altyd, wanneer wy ze roepen, on laten zich
niet dwingen; zy hebben hun sympathieën
en antipathieën, en ik vrees dus, dat myn
vriend, dio by zyn leven vóór alles van rust
en stilte hiold, weigeren zal in zoo'n groot,
hem vreemd gezelschap to vorschynen."
Wordt vervolgd^