LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 23 MAART. - DERDE BLAD. SPIRITISTEN. No. 12602 Anno 1901. Ofllol&ele HennlsgeyliigoiL KENNISGEVING. NATIONALE MILITIE. Oproeping in activiteit van Zeemilicien- verlofgangers der lichting van 1899 De Burgemeester van Leiden, Gezien de circulaire van den Commissaris der Koningin in de provincie Zuid-Holland, dd. 23 Januari 11. (Provinciaal blad No. 11); Brengt ter kennis van den in deze gemeente gevestigden zeemilicien-verlofganger der lichting van 1899, ALBERT VAN DE BERG, dat hjj, ingevolge Koninklijk besluit van A Januari 1901, No. 5, aan de herhalingsoefeningen in dit jaar moet deelnemen om gedurende den tijd van vijf weken te worden geoefend, en roept hem mitsdien op om zich op Woensdag 3 April aanst. aan te melden bij den Com mandant van Hr. Ms. „Isala" te Hellevoetsluis, gekleed in de bij zijn vertrek met groot veilof medegenomen militaire kleedingstukken en voor zien van zijn kooigoederen, zoomede van zijn zakboekje. De bedoelde verlofganger wordt voorts ver wittigd, dat hij zich op den dag voor zyn opkomst bepaald, voor zooveel dit mogelijk is, des middags te 12 uren aan boord van het schip moet be vinden, en wijders, dat hij zich don dag vóór dien van zijn vertrek naar genoemden bodem, des voormiddags tusschen 10 en 12 uren, voorzien van zijn zakboekje, ter Gemeente-Secretarie (Afd. Militie en Schutterij, kamer No. 9) alhier behoort te vervoegen, tot net ontvangen van een ver- voerbewijs, alsmede, desverlangd, van het hem toekomend daggeld; en dat hij, bjjaldien ziekte hem mocht verhiuderen aan deze oproeping te voldoeD, verplicht is daarvan tydig ter Secretarie voormeld keunis te geven, onder overlegging van een schriftelijke verklaring van een geueeskundige, zullende hij zich echter na zjjn herstel onverwijld naar de plaats van bestemming behooren te be geven en zich alsdan moeten vervoegen by den Commandant van het Wachtschip aldaar. Leiden, De Burgemeester voornoemd, 21 Maart 1901. F. WAS. Burgemeester en Wethouders van Leiden; gezien art. 8, 1ste alinea, der Hinderwet; rengen ter algomeone keunis, dat door hen vergunning is verleend aan de Maatschappij van verduurzaamde levensmiddelen „DeSter" voorheen N. WOUTERLOOD P.Jzn., on rechtverkrijgenden tot het uilbreiden van haar fabriek aan hot Levendaal, Sectie D Nos. 1127, 1199 en 1437. Burgemeester en Wethouders voornoornd, Leiden, F. WAS, Burgemeester. 22 Maart 1901. VAN HKYST, Secretaris. Bepalingen omtrent minimum-loon en maximum- arbeidsduur in bestekken van gemcenie-werken. Volgens het ontwerp van 1895 wordt den aannemer de verplichting opgelegd aan zyne werklieden, dio by de uitvoering van de in het bestek beschreven werken werkzaam zyn, geen lager loon te betalen, dan aan een ambachtsman. 18 ets. p. u. opperman of sjouwer 15 Volgens het thans door B. on Ws. ingediende voorstel: aaan een steenhouwer 21 ets. p. u. b) B timmorman, metselaar of stukadoor 20 c) 9 verver, loodg. of smid 18 t d) 9 behanger, witter of grondwerker 17 e) m w opperman of sjouwer 15 B. en Ws. geven hierby de volgende toe lichting: Tegen de vroeger hier voorgestelde verdee ling tusschen ambachtslieden eenerzyds, en opperlieden of sjouwers anderzyds, heeft zich in de practyk het bezwaar voorgedaan, dat men daarby goen rekening hield met de feitelijk bestaande verschillen in de loonen tusschen de onderscheiden categorieën van ambachts lieden, als ten gevolge van verschil in leertyd, in gedwongen verzuim by slecht weor, in vereischte bekwaamheid, enz. Vandaar, dat thans verschillende loonminima voor verschil lende vakken zyn voorgestold. Ten einde hier mede echter ook weer niet verder te gaan, dan B. en "Ws. bepaald noodzakelyk scheen, hebben zy zich tot een vyftal loongroepen bepaald. Dat thans geen loon-minimum is aange geven voor de in bovenstaande groepen niet genoemde werklieden, schynt B. en Ws. geen bezwaar, daar die werklieden by de werken, welke in deze gemeente zullen worden uitge voerd, slechts by uitzondering zullen voor komen bf wel regeling van minimum-loon ook voor hen B. en Wa. ongowenscht schynt. En wat nu de bepaling van het minimum loon in iedere groep betreft, het uitgangspunt H tl B van B. en Wa. daarby la dit geweest, dat het niet de bedoeling dezer bepalingen is om het weekloon der werklieden op te dry ven, maar om onedele concurrentie te weren, m. a. w. te voorkomen, dat de gemeente die aannemers bevoordeelt, die aan hun werklieden een lager loon uitbetalen, dan het in de gemeente geldend loon. En by deze bepaling moet niet het minimam-uurloon den doorslag geven, maar het minimum weekloon, d. w. z., by vermindering van den arbeidsduur moet de werkman in het minder aantal werkuren ten minste evenveel per week verdienen, als vroeger by een grooter aantal werkuren. B. en Ws. hebben daarom de loonminima per uur zoo gesteld, dat gewone bekwame werk lieden by een maximalen arbeidstijd van 11 uren per dag een even hoog weekloon zullen verdienen, als thans by de goede arbeidgevers in deze gemeente door hen wordt verdiend. De aan B. en Ws. door de Kamer van Arbeid voor de Bouwbedryven verstrekte opgaven van de thans hier geldende loonen is daarby hun leiddraad geweest. Volgens het ontwerp van 1895 luidde art. 2 De werkhedon beneden den leeftyd van 23 jaren mogen voor niet meer dan 20 pCt. deel uitmaken van de werkkrachten, terwyi geen werklieden beneden 14 jaren worden toegelaten. De aannemer zal aan dio werklieden geen lager loon uitbetalen dan aan een ambachtsman, opperman of sjouwer tusschen 14 en 16 jaar 4 ets. per uur. 16 b 18 7 18 20 10 20 23 13 Ook voor werklieden in vasten dienst bij den aannemer en voor hen, die wegens invali diteit of hoogen leettyd niet als volle werk krachten kunnen worden beschouwd, kan op aanvrage van den aannemer door de Directie afwyking van de miuima worden toegestaan. Volgens het huidige voorstel luidt art. 2: Voor werklieden boneden den loeftyd van 22 jaar en voor hen, die wegens invaliditeit of hoogen leeftyd niet als volle werkkrachten kunnen worden beschouwd, kan op schrifteiyke aanvrage van den aannemer door de Directie afwyking van hot minimum-loon worden toegestaan. Echter mogen niet moor dan 20 pCt. der werklieden Ingevolge het bepaalde by de vorige alinea beneden de in art. 1 gestelde loon-minima bezoldigd worden. Werklieden beneden 14 jaren worden op het werk niet toegelaten. De toelichting van B. en Ws. luidt hierop aldus: Do thans voorgedragen redactie wykt In zooverre van de vroeger voorgestelde af, dat thans niet alleen do werklieden beneden 22 jaar (vroeger 23) niet meer dan '/5 van liet totaal aantal werklieden mogen uitmaken, maar dat het gezamenlyk aantal van alle werklieden, die oui welke reden dan ook beneden het minimum bezoldigd worden, de 20 pCt. niet mag overschryden. Dit ter voor koming, dat een te -groot percentage uit minderwaardige werkkrachten zou bestaan. De leeftijdsgrens wan 22 jaar is het gevolg van een transactie. Eenerzyds toch wenschte men de vroeger voorgedragen leeftydsgrons van 23 jaar te handhaven, anderzyds meende men, dat deze op 21 jaar, als te Amsterdam, behoorde te worden bepaald. Voorts hejft d j gedetailleerde bepaling van het minimumloon yoor minderjarige arbeids krachten plaats gemaakt voor de meer alge meen©, dat de aannemer, mits onder goed keuring der directie, een lager loon kan uit betalen. In Amsterdam toch heeft do ervaring geleerd, dat de vroegere regeling niet voldoet, omdat zy geen rekening houdt met het verschil in de vakken, terwyi toch in het eene vak de jeugdige werklieden spoediger bruikbaar worden, dan in het andere. Zulk een regeling kan dus alleen dan goed zyn, wanneer zy zeer uitvoerig en ingewikkeld is. De woorden in vasten dienst bij den aan nemer hebben B. en Ws. laten vervallen zoowel om het weinig vaststaande van het begrip „in vasten dienst", als omdat de bepaling te Amsterdam ten aanzien van dio werklieden zoo goed als geheel buiten toepassing is gebleven. Art. 3 luidde vroeger: De uitbetaling van het loon zal aan de werklieden persooniyk moeten geschieden vóór of op Vrydag van iedere week, hetzy op het werk zelf, hetzy aan den winkel, waar zy in den regel werk zaam zyn. Volgens het nieuwe voorstel luidt genoemd artikel: De uitbetaling van het loon zal aan de werklieden persooniyk, in gepast geld moeten geschieden, vóór of op Vrydag van Iedere week, hetzy op het werk zelf, hetzy op de werkplaats, waar zy in den regel werk zaam zyn. Voor zooveel de werklieden in stukwerk arbeiden, geldt het bovenstaande alleen voor het loon, dat in verband met den werktyd, het op hun aanstelling vermelde loon en de hier gestelde regelen zou verdiend zyn. Zoowel in het oude als in het nieuwe artikel luidde het verder: De opzichter der gemeente moet by de uitbetaling worden tos gelaten. Indien de werkman niet in staat is zyn loon op een der genoemde plaatsen in ont vangst te nemen, kan door de Directie een afwyking van den gestelden regel worden toegestaan. Als nieuwe bepaling is er aan toegevoegd: Betaling van hetgeen by stukwerk meer is verdiend, dan het loon, bedoeld in de 2do alinea van dit artikel, mag niet geschieden op plaatsen, waar sterke drank in het klein verkocht wordt. De aannemer ia aansprakelyk voor elke overtreding van dit verbod, ook al wordt zy door derden gepleegd. ToelichtingZooals het artikel thans is aan gevuld, blykt duideiyk, dat de regeling ook geldt voor werklieden, die in stukwerk arbei den, maar dan ook alleen voor zoover dit mogeiyk is. De laatste alinea strekt ter voorkoming, dat het by arbeid in stukwerk verdiende overgeld in kroegen zou worden uitbetaald. Volgens het huidige voorstel luidt art. 4: Onder „het werk" als plaatsaanduiding worden tevens begrepen al die werkplaatsen, welke speciaal ten dienste van het werk zyn op* of ingericht. Toelichting: Opneming dezer bepaling schynt gewenscht ter voorkoming van geschillen by de toepassing dier artikelen, waarin van „het werk" als plaatsaanduiding gesproken wordt. Leiden, 23 Maart. Den gemeenteraad deelen B. en Ws. mede, dat er by hen tegen de inwilliging van het verzoek van het Bestuur der Gymnastiek- en SchermvereenigiDg „de Charette", om het ge bruik van een lokaal der school aan de Van- der-Werfstraat, voor het houden van oefeningen, geen bezwaar bestaat, mits aan de vergunning de gewone voorwaarden worden verbonden. Zy geven derhalve in overweging aan ge noemde vereeniging tot wederopzeggens toe vergunning te verleenen om het Gymnastiek lokaal der School 3de klasse no. 2 to gebrui ken voor het houden van oefeningen op Zater dagavond van 8 tot 10 uren, onder voorwaarde dat de kosten van verwarming, verlichting, bediening en van herstel der aan het gebouw of het meubilair eventueel toegebrachte schade door de Vereeniging worden vergoed, dat een bedrag van f 0.20 por ocibnmgsavond door haar worde betaald voor het schoonmaken van het lokaal en dat alle ter zake van het gebruik door B. en Ws. te geven voorschriften door haar worden nagekomen. Den gemeenteraad deelen B. on Ws. mede, dat, zy evenals de Commissie, bedoeld by ait. 1 der Verordening op de onbewoon baarverklaring, van oordeel zyn, dat de per- ceelen Krakeelpoort nummers 1, 2, 3, 4, 5 en 6, Uiterstegracht nummer 136, Korte Lange- straat nummer 6 en Sanderspoort nummers 1 en 2, als echadeiyk voor de openbare ge zondheid, niet ter bewoning geschikt zyn, noch door verbetering daarvoor geschikt ge maakt kunnen worden. Zy goven daarom in overweging een Com missie uit den Raad te benoemen, ten einde de zaak te onderzoeken, omtrent haar bovin- dingen een met redenen omkleed verslag uit te brengen en haar conclusie in een concept- raadsbesluit te formuleeren. Het door eerstbedoelde Commissie uitge brachte proces-verbaal en het daartegen door een der eigenaren ingediend bezwaarschrift is in de leeskamer ter inzage van de leden van den Raad nedergelegd. Naar aanleiding van een desbetreffend adres van mr. D. van Riessen, notaris te Katwyk, houdende verzoek om terugbetaling van schoolgeld, Middelbaar Onderwys, deelen B. en Ws. den gemeenteraad alhier mede, dat de zoon van adressant, na gepleegd overleg met den directeur der Hoogere Burgerschool voor Jongens, die inrichting sedert 1 Febr. jl. niet meer heeft bezocht, om aan een andere, voor hem meer geschikte, inrichting het onder wys te volgen. Zy geven daarom in overweging aan adres sant terugbetaling van schoolgeld te verleenen over de laatste twee kwartalen van den loopen den cursus. Onder overlegging van een geiyk verzoek van den heer A. Chr. van den Berg, geven zy in overweging aan adressant terugbetaling van schoolgeld te verleenen voor een kind, leerling dor Leerschool, on twee kinderen, leer lingen van de Jongensschool 2de klasse, over de maand Maart, ten bedrage van f 3.50, aangezien deze wegens vertrek uit de gemeente na Februari van dit jaar geen onderwys alhier meer hebben genoten. Wat betreft een zelfde adres van den heer G. C. A. Gyzen, houdende verzoek om terug betaling van schoolheld, lager onderwys, deelen B. en Ws. mede, dat adressant zich den lsten Maart van dit jaar in deze gemeente heeft gevestigd en dac een zyner kkinderen op dien datum is geplaatst als leerling op de school 2de klasse voor jongeos en meisjes en twee op de Jongensschool 2de klasse, zoodat die in de maanden Januari en Februari van dit jaar alhier geen onderwys hebben genoten. Zy geven derhalve in overwoging aan adres sant terugbetaling van schoolgeld te verleenen over de maanden Januari en Februari, tot een gezamenlyk bedrag van f 6. De Commissie van Financiën heeft tegen den in haar handen gestelden staat van af- en overschrijving op de begrooting van de Stadsbank van Leening, dienst 1900, geen bezwaar en adviseert dus tot goedkeuring van dien staat te besluiten. De Kamer van Arbeid voor de Bouw bedryven, alhier, ontving dezer dagen een verzoek van de Afdeeling Leiden van den Nederlandsohen Behangers- en Stoffeerderobond om haar invloed aan te wenden by heeron patroons in dat vak, alhier, ton einde een minimum-loon voor volwassen behangers van gewone bekwaamheid V3st te stellen. Na hierover met het Bestuur dier Afdeeling te hebben onderhandeld en de bezwaren daar van voor dit vak te hebben overwogen, zyn alle behangers- en stoifeerdorapatroons uitge- noodigd om deze zaak nader te bespreken. In een vergadering, gehouden 21 Maart 11., is thans mot algamcone stemmen der aan wezige patroons besloten om het minimum-loon voor een volwassen werkman van gewone bekwaamheid op 17 cents per uur vast te stelen. In het begin van het volgende jaar zal hot 25 jaren geleden zyn, dat de Rykskweek- echool voor onderwijzers te Deventer werd opgericht. In dien tyd heeft zy ongeveer 400 onderwyzors afgeleverd. Een commissie die zich gevormd heeft uit leeraren en oud-kweoko- lingen, ontwerpt plannon om dien dag, doch in den zomer, fesateiyk te vieren. De Graaf van Mount-Edgcambre zal, met eenigo andere leden der Missie, na Paschen aan H. M. do Koningin de troonsbestyging van koning Eduard Vil van Engeland komen bekend maken. E>;rst was daaitoe aangewezen de Hertog van Abercorn, doch deze is door ongesteldheid verhinderd. Dr. A. J. Kronenburg, conrector aan het gymnasium te Deventer, was tegen heden ten paleize op Het Loo ontboden om met Prins Hendrik een onderhoud te hebben, in verband met de opdracht, die hem door prof. Kr&rner uit Utrecht namens den Prins is gedaan om Z. K. H. onderricht te geven in de grammatica dor Nederlandsche taal. Voorschoten. By het heden gehouden toe latingsexamen voor de Ryksnoi maallessen te Voorschoten slaagden van de 9 candidaten voor de lste klasse or 7, to weten (alphabeiisch)Piet van Dyk, van Voorschoten; Marie van der Helm, van Wassenaar; Josephine Klomp, van Wassenaar; Ryk van Kooy, van Voorschoten; Anna Mensing, van Leiden; Theodorus Rem merswaal, van Wassenaar en Cornells Stout, van Voorschoten. (Niet van onzen go wonen correspondent). De Christ. Zangvereemging „Do Lofstem" gaf wederom een uitvoering. Niettegenstaande het gure en koude weor hadden toch velen zich opgemaakt naar de Christeiyke school, om te profiteeren van datgene, wat door de leden der „Lofstem" ten beste zou worden gegeven. En zy zullen er geen spyt van hebben gehad, want de uitvoering, dis door gebed van den voorzitter en het zingen van een Psalmvers door alle aanwezigen werd geopend, mag in alle opzichten gunstig geslaagd heeten. Het programma werd keurig afgewerkt, terwyi de solisten zich uitstekend van hun taak kweteD. Wy brengen hun dan ook gaarne onzen dank, alsmede aan den organist, den heer Verdouw, die biyken gaf het spel volkomen meester te zyn. Toch zy terloops opgemerkt, dat het ons voorkwam, dat het koor niet sterk genoeg was voor het zware orgelgeluid. Den directeur, den heer G. Torenbeek, een woord van lof voor de uitmuntende leiding, wat ongetwyfeld veel tot het succes heeft bygedragen. Een ieder zal dan ook wel genoten hebben, en wy vereenigen ons daarom gaarne met den wensch van ds. Alting, die met dankzegging eindigde, wanneer wy „De Lof- stem, toewenachen" dat zy nog vele malen voor haar begunstigers en belangstellenden moge optreden, en in blooi toenemon, opdat velen nog dikwerf van zulk oen waariyk aangenamen en genotvollen avond kunnen genieten. Warmond. Donderdag vergaderde deN.-H. Kiesvereeniging te Warmond. Na opening besprak de Voorzitter het pro gram van beginselen, om daarmede in verband te laten komen het program van actie. Als gevolg daarvan werd aangenomen, aan de Deputaton-vergadering voor te stellen in haar program op te nemen „Wyziging der Leer plichtwet." Voor die vergadering werden benoomd twee afgevaardigden en een plaatsvervanger. Als candidaat voor de Tweede Kamer zal aan ons kiesdistrict worden voorgedragen de heer J. J. van Hoeken, en voor de Provin ciale Staten de heeren S. baron Van Heemstra on Jhr. Mr. J. H. Quarles van Ufford. Niets meer aan de orde zijnde, werd de vergadering door den Voorzitter gesloten. TWEEDE UAIULEU. Woningwet. Tegen art. 12, bepalende, dat drie of meer meerderjarige ingezetenen een bezwaarschrift kunnen indienen betreffende woningen, die, blykons persooniyk onderzook, wegens niot- inachtneming van de voorschriften dezer wet of uit anderen hoofde ongeschikt ter bewoning zyn, opperdo de neer Van Karnebeek bezwaren. Hy vreesde van deze bepaling grooten over last voor de burgery van een heirleger van jeugdige, wellicht le yverige vry willige inspec teurs. Daarom stelde hy per amendement voor, terug te keeren tot de oorspronkeiyke redactie van net artikel en dus voor deze z.g. contrólo alleen bovoegd te verklaren meerder jarige ingezetenen, die hoofden van gezinnen zyn, of alleenlevende personen, terwyi de heer Van Karnebeek tevens voorstelde, dat de in de bezwaarschriften aangeduide vorbetermgon moeten zyn in het belang van gezondheid, veiligheid ot zedelykheid. De heer Kerdijk was togen deze beperking, omdat daardoor veel geschikte personen van het indienen van bezwaarschnfion zouden worden uitgesloten, maar de hoor Lohman was het geheel eens met den heer Van Karnebeek. Na bestryding door den heer Drucker en den Ministerdie nog te kennen gaf, dar alle onder teekenaren van hot bezwaarschnlt een per sooniyk onderzoek moeten hebbon ingesteld, werd het door den heer Van Karnebeek ge dane voorstel verworpen en het artikel 12 goedgekeurd met 41 tegen 22 stommen. Art. 14, bopalende, dat voor het aanbrengen van noodzakeiyko verbsteringun de eigenaar der woning of degene, die voor het onderhoud aansprakelyk is, door B. en Ws. jfdt aan geschreven, is aangohouden, tot ümsdag a.s., nadat de heer Lohman een amondmnent had voorgesteld, om uit het artikel to nemen het woord „eigenaar", en alleen te bepalen, dat voor het aanbrengen van verbeteringen wordt aan geschreven degene, die voor het onderhoud aansprakelyk is. De heer Van Raalte stelde by amendement voor, de oorspronkeiyke redactie le horstellen en te bepalen, dat de eigenaar, vruchtgebruiker of beheerder der woning wordt aangeschreven. Dinsdag halftwee voortzetting. I« '©ixilleton. o „Dat is niet mogelyk. Gy schertst." „Geenszins 1" antwoordde hy bedaard. „Ik ben heel zeker van myn zaak: gy spraakt over myn geringe persoonlykheid en ver- langdet van mij opheldering over den aard van het spiritisme." „Inderdaad," mompelde mevrouw von SLrahlen ontsteld. „Gy hebt het geraden." „Niet geraden, doch ik wist het." „Ongeloofiyk 1" riep de majoor. „Inderdaad wonderbaar, hoogst wonder baar," fluisterde de kamerheer. „Myn ver stand staat stil." Terwyi alle aanwezigen op hun verbaasde gelaatstrekken de hoogste verrassing toonden, stond de zonderlinge gast koud en onbo- weegiyk in hun midden, alsof er niets byzon- ders was voorgevallen. Slechts om zyn smalle lippen speelde een half spottend, half triom- fanteiyk glimlachje. „Gy zoudt ons zeker een grooten dienst bewyzen," zei mevrouw von Strahlen na een korte pauze, „als gy ons uw meeningen over het spiritisme wildet mededeelen. Met uw ervaringen zouden wy bovendien ons voordeel kunnen doen". „Zeer gaarne", antwoordde de heer von Tück buigend. „De zaak is geen geheim, doch algemeen bekend, daar het spiritisme alleen in Amerika, zooals gy weet, meer dan een miliioen aanhangers, oenige duizenden iogewyden en mediums en ongeveer vyftig tijdschrift*© telt, die deer de aanzienlijkste geleerden, door de meest achtenswaardige mannen geredigeerd en geschreven worden, wier naam en geloofwaardigheid niet in twyfel kunnen worden getrokken." „Toch," antwoordde de twyfelzuchtige majoor, „zal geon verstandig mensch aan het bestaan van geesten gelooven." „Dat zie ik niet in. Waarom niet?" „Omdat de ervaring en de wetenschap ons loeren, dat de geost met de stof nauw ver bonden is en beido met elkaar leven en sterven." „Zeker", hernam von Tück met onwankel- baren ernst, „de ziel des menschen is ge durende het leven met het lichaam verbonden, juist als in het water de atomen zuurstof en waterstof en in ons keukenzout chloor en natrium. Maar een eenvoudig scheikundig proces is voldoende, om dezo innige ver eeniging to ontbinden en de samengesmolten elementen to scheiden, zoodat deze stof de vryheid krygt, voor zich alleen te bestaan of een nieuw verbond to sluiten. Evenzoo gaat het na den dood, die ook niets anders dan een ontbindingsproces is, met den geest, dio, van het lichaam bevryd, een nieuw leven begint en een reeks der wonderbaarste ge daanteverwisselingen doorloopt." „Ahal" bromde do ongeloovige majoor spottend. „De oude geschiedenis van de ziels verhuizing!" „De ouderdom eener loer spreekt slechts voor haar waarheid. Wat Pythagoras en zyn navolgers onduidelyk vermoed hebben, vindt in het moderne spiritisme zyn bevestiging door heldere, onweerlegbare feiten, met wier op waarheid berustende mededeeling ik u niet vermoeien wil. Wat echter eenmaal in de wereld aanwezig is, kan niet meer verdwynen en vergaan. De stof is onvergankeiyk en onze ziel onsterflyk. Doze ondergaat slechts na don dood een reeks incarnaties of nieuwe belichamingen, tot zy zich krachtons do haar aangeboren goddelykheid in steeds lioogore sferen verheft, juist zooals volgens do theorie van Darwin elk wezen van trap tot trap opklimt en er steeds naar streeft zich hoo langer hoe meer te volmaken." „Dat is mü volkomen duidelyk", zei do kamerheer mot oen goedkeurend knikje, „en beantwoordt ook aan onze hoop op en ons geloof aan een andere worold." „Deze overgang," ging de heer von Tück op denzolfden overtuigenden toon voort, „naar eon betere en hoogere wereld geschiedt evenwel niet ineens, doch langzamerhand, in zekeren zin by stadiën en naar bepaalde wetten." „Evenals in den dienst," spotte do majoor weer, „naar rangorde. De aap wordt een mensch, de mensch mettertyd een engel, de engel een aartsengel, en de geesten avanceeren van de aardo naar de planeet Jupiter of Uranus, steeds naar een beter garnizoen." „Ik vind uw ongeloof," hernam de heer von Tück, „volkomen gerechtvaardigd en vergeeflyk, daar er een tyd was, toen ik evenals gy over deze dingen dacht en spotte, tot myn ondervinding my tot betere kennis bracht, al moet ik ook thans nog toegeven, dat op dit gebied tallooze vergissingen en dwalingen voorkomen, die het spiritisme doen wantrouwen. Nochtans is het bestaan van geesten geen fabel, doch een waarheid, die op afdoende gronden berust. De eerste weten- schappeiyke autoriteiten, beroemde philosofen, natuurkenners en natuuronderzoekers, zyn van het bestaan eener onzichtbare wereld overtuigd, en enkele bevoorrechte personen, de zoogenaamde mediums, staan in vriend- schappelyk verkeer met de zielen der afge storvenen en ontvangen van hen interes santé openbaringen, gelyk ik aan myzelven beleefd heb." „Ha!" riep de schryfster uit, „dat moet gy ons eens vertellen. Hebt gy werkelyk een geest gezien?" „Myn beste vriend in Amerika was oen Duitsche componist, oen waariyk ideaal man, eon hoogst talentvol musicus, die in het spiritisme levendig belang stelde, on dien ik meermalen door myn spotternyen kwetste. Vooral deod het hem leed, dat ik aan de onsterflykheid dor ziel twyfelde. Op zekeren dag, toen wy elkander daarover haast boos maakten, verliet hy me met de woorden„Zoo ik eerder mocht stervën dan gy, zal ik u verschynen, om u van myn voortbestaan na myn dood te overtuigen." Kort daarop begaf myn vriend zich op reis naar het zuiden, waar hy een aantal concerten gaf. Ik had ons gesprek reeds vergeten, toen ik op zekeren nacht eensklaps uit den slaap ontwaakte en in de donkere kamer een geheimzinnig, schit terend, ja verblindend licht ontwaarde, waarin ik duidelyk het gezicht van myn vriend herkende. Hy kwam aan myn bed en greep myn hand, terwyi hy op plechtigen toon sprak: „Ik kom om je te zeggen, dat de ziel onsterflyk ls." „Waarschynlyk," merkte de majoor aan, „hebt gy dat alles slechts gedroomd." „Dat geloofde ik ook on stelde my daarmee gerust, totdat ik uit de couranten vernam, dat m(jn vriend op zyn reis door het vergaan der stoomboot, waarop hy zich bevond, ver ongelukt en verdronken was, en wel in denzelfden nacht, toen hy my verscheen." „Een bloot toeval, zooals die wel meer voorkomen." „Wat wy gewoonlyk too val noemen, is slechts, gelUk de geestige generaal von Radowitz zeide: het incognito der Voorzienig- heid, een geheime openbaring, die zich aan ons bekrompen verstand onttrekt on slechte door hoogere naturen horkend wordt." „Eu is uw overleden vriend er met weer verschonen?" vroeg de weetgierige schryfster. „Binds myn bekeering sta ik met zyn geest in voortdurende, innige gemeenschap, hoewel hy om my onbekende redenen zich niet meer in zichtbare gedaante vertoont, doch slechts door zekere teekens en geluiden met my verkeert, zoo dikwyis ik levendig aan hem denk of hem naar my toe wensch." „Dan zou het voor u misschion oen kleinig heid wezen," hernam de majoor op half spottenden, half uitdagenden toon, „ons van het bestaan dor geesten en de waarheid van het spiritisme to overtuigen, als gy slechts de goedheid wildet hebben een afgestorven vriend op to roepen." „Dat waro voorzeker oen doorslaand bewys," zei de kamerheer, „on zou allo spottors on twijfelaars volkomen beschamen." „Doe het eens," verzocht mevrouw von Strahlen en met haar de meerderheid der dames, „zoo het in uw macht staat." „Ik zou zeker," antwoordde de heer von Tück ernstig, „met het grootste genoegen uw wenschen vervullen, indien dit alleen van my afhing. Maar de geesten komen niet altyd, wanneer wy ze roepen, on laten zich niet dwingen; zy hebben hun sympathieën en antipathieën, en ik vrees dus, dat myn vriend, dio by zyn leven vóór alles van rust en stilte hiold, weigeren zal in zoo'n groot, hem vreemd gezelschap to vorschynen." Wordt vervolgd^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9