MENGELWERK.
Burgerlijke Stand.
g-en er best zullen komen op den weg onier
beginselen, en laten belde niet schelden.
En daarom geen gewaagde politieke proe
yen, maai* rustelooze propaganda Toor de
sociale hervorming naar den eisch onzer be
ginselen, ligt onze8 inziens op den weg van
de mannon van Patrimonium"."
„Juist wat we verwacht hadden, zegt De
Standaard.
„Patrimonium" gaat niet op sleeptouw
achter het koggeschip met de roode vlag,
maar blijft varen onder eigen wimpel, met
geen andere drijfkracht dan die van zijn eigen
beginselen."
De Zutfensche Courant wyst er op, dat in
de laatste dagen naar aanleiding van het
aftreden van den minister van
oorlog speciaal in Eet Volkhot orgaan
van mr. Troelstra, eerst gezinspeeld,
daarna met ronde woorden gewezen is
op de mogelijkheid, dat de Minister by zijn
weigering om den korten oefeningstyd te aan
vaarden, gebukt heeft niet voor eigen over
tuiging, noch voor de meening van hoofd
officieren in ons leger, maar voor den wil
van H. M. de Koningin.
Het genoemde blad verzekerde nl. al spoe
dig, dat de Minister sinds lang niet meervrij
was, dat hij zich reeds geruimen tijd geleden
tegenover aandrang van hooger hand verbon
den had, den korten oefeningstyd niet te
aanvaarden.
De Zutfensche Courant acht dit gerucht
onwaarschijnlijk, omdat het aan de eene zijde
een inbreuk op onze constitutioneels gebruiken
veronderstelt, die vrfi onaannemelijk is, en
omdat het aan den anderen kant volkomen in
strijd is met het karakter en de positie van
een man als generaal Eland.
„Er zyn" gaat het blad voort „in ons
constitutioneel stelsel twee momenten, waarby
do Kroon rechtstreeks in de wetgevingin grijpt.
Het eerste is het oogenblik, waarop een wet
door de Kroon by de Staten-Generaal wordt
ingediend. Het tweede dat, waarop do door
ile Staten-Generaal aangenomen wet aan de
goedkeuring der Kroon wordt onderworpen.
Het eerste moment, de indiening van het
Jdoor den vorantwoordelyken minister ont
worpen) wetsvoorstel aan de Staten Generaal
hebben de Legerwetten dóórgemaakt. Men mag
dus aannemen, dat hetgeen destyds in de wet
stond, do goedkeuring der Kroon wegdroeg.
Ware nu het voorstel Van Gilse er in
opgenomen, en keurde de Koningin dat niet
goed, dan zou, op het oogenblik, dat de wet
Haar ter goedkeuring werd voorgelegd, het
©ogenblik gekomen zyn, om van Haar afkeuring
te doen biyken, en wel door aan de wet
Haar bewilliging te onthouden.
Dan, maar dan ook alleen zou, na het
gebeurde, volgens ons constitutioneel stelsel
de Koningin Haar inzichten hebben kunnen
doorzetten, eerder niet.
Neemt men aan, dat de Koningin In het
wetgevend raderwerk heeft ingegrepen, tas-
schen deze beide oogenblikken in, en dat de
minister, in stryd met zyn overtuiging, daar
voor is gezwicht, dan zou daaruit logisch
moeten volgen:
lo. dat men de Koningin beschuldigt van
een inconstitutioneels daad, die geheel in
stryd zou zyn met de opvattingen, tot nog
toe door H. M. gehuldigd.
2o. dat men den minister Eland voorstelt
als iemand, dio zich op een gegeven oogen
blik tegen de constitutie in, door de Kroon
laat terzyde zetten, en zich laat bewegen tot
een stap, dio een algeheele verloochening van
overtuiging zou zyn.
Dit alles ïykt ons niet te rymen, noch met
het juiste begrip, dat de Koningin steeds
fetoond heeft te hebben van de positie der
Kroon in ons constitutioneel stolsel, nóch
met het karakter, de gedragsiyn en de positie
van den Minister. En de voorstelling van het
gebeurde wordt volkomen onaannemelyk, als
men nog bovendien zou moeten gelooven,
-lat de geheele ministerraad deze houding
van oen Minister Eland zou bobben goed
gekeurd.
De heer Troelstra, die in zyn blad de
beschuldiging heeft uitgesproken, zal, dit
ÏDag men van hom verwachten, de eerste
gelegenheid de beste aangrypen, om in de
Kamer op de zaak terug te komen en de
Regeering de gelegenheid te bieden, ten op
zich te van dit punt den „klaren wyn" te
schenken, dien hy van haar verlangt.
Men spreekt een dergeiyko beschuldiging
hiet uit, zonder zich verantwoordelyk te stellen
voor de waarheid. De heer Troelstra kan dit
op geen betere wyze doen, dan door de Regee
ring tot een verklaring uit te lokken, Iets,
waartoe hy als volksvertegenwoordiger in de
gelegenheid en als beschuldigende party ver
plicht Is."
In het jongste nummer zyner Chronica be
handelt dr. Schaeprnan de derde reeks
Nieuwe Staalkundige Brieven van mr. Yan
Houten.
Na een aanhef betoogt dr. Schaeprnan aldus
„Kort 1b de eerste brief zeker; practisch
ook? Dat Is oen andere vraag. Maar hiermede
wensch ik my niet bezig te houden. De prac-
tl8che wenken van den heer Van Houten
hebben voor my alleen belang als teekenen
ter waarschuwing en ter leering.
Voor myn ouden vriend-vyand doet het my
echter leed, dat deze derde reeks ln den toon
Van de tweede voortgaat. De tweede reeks
was een voortdurende akte van beschuldiging
tegen de heeren Pierson en Goeman Borgesius.
Hoewel Van Houten zelf het schitterendst en
welsprekendst bewys heeft gegeven van de
uitspraak: „un Jacobin ministro n'ost pasun
ministro Jacobin", hy sloeg op de beide ge
noemden los als gold de regel: voor ééns en
voor eeuwig.
Scherp, viymend scherp, by tend, toornig
bytend was zyn beschuldiging. Het was eigen-
Jyk geen beschuldiging, het was, om heteigen-
lyke woord te bezigen: een uitvegery. De te
robust© vorm deed afbreuk aan den Inhoud.
In het eerste nummer dezer derde reeks
vervalt hy in dezelfde fout. Het Is een gebrek
aan tact, dat hy, Van Houten, spreekt over
zyn tegencandidaten: Drucker en Marchant.
Ik weet, dat Van Houten zich om een Kamer
zetel niet bekommert, maar zoo olympisch
ls hy niet, of ook voor hem is een nederlaag
een nederlaag. Zelfs een gevallen Titan voelt
by zyn val iets aan zyn ruggestreng.
De heer Van Houten vergeet drie dingen.
Het eerste ls zyn vaderschap. De man van
God, eigendom en familie is de vader
van socialisten, radicalen en vrijzinnig-demo
craten. Al zou hy honderd malen, met eenige
wyziging, den regel van De Geneetet herhalen
„Hoe, drommel, kom ik, wyze, aan zulke
[dwaze spruitjes?"
zyn spruitjes biyven zy, yoI en echt.
Hy, de man van „de kroon ornament'
is de vader der ontwikkeling „van onzen con
stitutioneel-parlementairen regoeringsvorm in
democratischen zin". Hy heeft wel gemeend,
dat zyn min of meer nihilistische wereldbe
schouwing ln den kring der intellectueelen
zou blyven; hy wi6t wel, dat een volk van
ongeloovigen een volk van barbaren is en hy
was wel vast besloten de barbaren barbaren
te laten, maar hy vergat, dat de gouden wol
ken, waarop de hoogoren zetelen, toch wolken
zyn en dat alios doorsypelt, doorsypelt, door
sypelt tot het eindelyk, heet en drassig, valt
in de geesten en do harten der barbaren en
dat by dezen barbaarsch wordt wat boven in
zoo Helleenschen glans had gepraald.
Hy vergat een tweede: de wet dersiyting.
Hoe krachtig men ook blyve in eigen schat
ting, in zelfgevoel, hoe weinig rancuneus en
podragreus men ook worde, voor anderen sly t
men toch. Die anderen zien scherper dan wy
zei ven.
Ik zal my wei wachten to zeggen, dat de
tyd voor Van Houten voorby is, maar voor
zyn tolgen is hy een man van voorheen.
Het zonderlingste tot besluit.
Wat de heer Van Houten voornamelyk ver
geet, is de leus, onder welke de radicalen en
de vryzinnig domocraten gekozen zyn. Die leus
was: anti-clericalism e en vry handel.
Maar wie, wie hief die leuze aan?
De practischo brieven van Van Houten zullen
zeer waarschynlyk den triumf verzekeren zyner
verschillende tegenstanders. Daarom betreur ik
ze juist niet. Maar my doert des mans."
(Met dit nummer der Chronica is de eerste
reeks voleindigd. Dr. Schaeprnan deelt medo,
dat hy voornemens is, een tweede serie te
beginnen, welke „binnen zekere gronzen" ook
aan den verkiezingsstryd zal gewyd zyn.)
De gisteren verschenen Brief van mr.
Van Houten is gewyd aan den Zondag
te Utrecht geboren Vry zinnig-Domo-
crati8chen Bond. De oud minister meent,
dat voor de toekomstige practische politiek
het program van den Bond eigenlyk niets
levert.
„Wy weten, dat de groep politici, die onder
deze vlag vaart, hot kiesrecht voor Ryk en
Provincie ook wil verleenen aan hon, die
geenerlei kenteeken van geschiktheid en wel
stand kunnen aantoonen en de beschikking
over de gemeentekas ook willen brongen in
handen van hen, die geen cent tot die kas
bydragen, ja zelfs van hen, die er uit trekken.
Met dit plannetje loopen zy natuuriyk met
het hoofd tegen den muur, ook al mochten
do vrouwen, die kiesrecht begeeren, hen
steunen, omdat zy denken, slechts achter de
armen te kunnen binnensluipen. De vryzinnig-
democraten voorzien zóó stellig reeds nu hun j
nederlaag, dat het program reeds by voorbaat
regelt, wat zy, nadat zy hun vruchtelooze
attaque gemaakt hebben, zullen trachten
te doen."
Een vyftal punten van het program gaat
de heer Van Houten na. Hy acht verzekering
tegen invaliditeit, enz,, regeling van het
arbeidscontract, herziening der armenwet,
verbetering van den rechtstoestand der vrouw
te behooren op elk gewoon liberaal program.
Het punt: naasting van despoorwegbedryven
door den Staat qualiflcoert hy als de „ladder
van mr. Troub naar het ministerie van
waterstaat".
En aan het slot komt de verzuchting:
„Zóó lichtvaardig wordt verdeeldheid ge
zaaid onder de kiezers van liberale denkwyze
een land, waar meer dan veertig op de
honderd zetels vast door niet-liberalon bezet
worden en met de uiterste inspanning en de
grootste onderlinge welwillendheid, gelyk by
de herstemming van 1897, do kleinst mogo-
lyke meerderheid voor een liberale regeering
te verwerven is.
En waar het grooto actueele gevaar dreigt,
dat dr. Knyper c, s. door het omslaan van de
meerderheid in de Provinciale Staton van
Zuid Holland en Friesland ook de zetels in
de Eerste Kamer voor die provinciën en daar
mede de meerderheid in de Eerste Kamer
verwerven."
De Papegaai.
te
Er leefde eens een papegaai, die zóó knap
was, dat hy de talen van alle dieren des
wouds kon spreken.
Als ze vergadering bielden, moest de papegaai
er noodzakeiyk by wezen, om dienst te doen
als tolk, en omdat hy by die gelegenheden
gewooniyk het langst aan het woord was,
meende hy eindelyk, dat niemand iets ver
standigs kon zeggen dan hy. Hy dacht, dat
men niets kon doen zonder hem en noemde
zyn waanwysheid de dieren ondankbaar,
omdat ze niet altyd zyn zin wilden doen.
Eindeiyk besloot hy er stilletjes van door
gaan en zich onder do menschen te be
geven, want hy had dikwyis gehoord, dat die
verstandig waren. Hy moeet echter eerst hun
taal leeren, maar dit zou nogal gomakkeiyk
wezen, dacht hy, want hy wist zelf te goed,
dat hy een vlug verstand had.
Op weg naar de stad zag de papegaai, dat
een boertje, met een koe aan oen touw, een
kennis ontmoette. Misschien kan ik wel wat
van hon leeren, dacht hy, en daarom zette
hy zich in een boom, waaronder zy elkaar
voorby giDgen.
„Waar heb je die gekocht?" vroeg de een.
„Op de markt In de stad", was het antwoord.
„Wat kost zy?"
„Tweehonderd gulden".
„Goede reiel"
„Wél thuis 1"
Toen ging de papegaai verder en zag wederom
dat twee mannen elkaar ontmoetten.
De een haalde een zakje met geld uit den
zak en hield het in de hoogte.
„Eeriyk verdiend?" vroeg de ander, harteiyk
lachend.
„Gestolen, natuuriyk 1" zei de kameraad.
„Waar
„By den manufacturier op den hoek".
„Waar zullen we het verbolgen?"
„In don schoorsteen hangen".
Spoedig daarna werd de papegaai echter
door een vogelaar gevangen en in een kooi
gesloten. De man trad de dorpsherberg binnen
om een glas bier te gebruiken. Toen hy
binnenkwam, zag hy eenige bezoekers ln
druk gesprek. Onder hen had de dorpsveld
wachter het hoogste woord. Hy praatte met
den kastelein en deze zeide:
„Hoe groot ia de gestolen som?"
„Dat weet ik niet", zei de veldwachter.
Plotseling riep de papegaai:
„Tweehonderd gulden 1"
De gasten, die den vogel niet eens hadden
opgomerkt, keken elkaar verbaasd aan. Einde-
lyk werd het gesprek hervat en de veld
wachter zeide:
„Ik wilde wol, dat ik wist, waar ik den
dief kon vinden."
„Op de markt in de stadl" riep de papegaai,
Toen ontdekte een der aanwezigen wie het
was, die zich zoo ongevraagd in het gesprek
mengde, en allen begonnen harteiyk te lachen
Do veldwachter dacht echter: Men kan nooit
weten hoe een dubbeltje rollen kanen daarom
wilde hy dadeiyk naar de markt gaan. Hy
greep zyn stok en groette de aanwezigen.
„Goede reisl" zei de papegaai en was zeer
verheugd, dat het eerste gesprek, dat. hy onder
de menschen voerde, aller verbazing en be
wondering had gewekt.
Hy dacht, dat hy de geheele menschen
taal al machtig was en waande zich reeds
een geleerde.
De veldwachter vond werkelyk den dief op
de markt, waar hy bezig was de geldbeurzen
der boeren te rollen.
Verheugd over zyn vangst, vertelde hy het
geval aan den commissaris van politie, toen
hy den dief in arrest bracht.
Toen de aanwezigen in de herberg dezen
hadden verzekerd, dat de veldwachter niets
te veel had gezegd van den waarzegger,
wenschte do man van het gerecht vurig, den
vogel in zyn bezit te krygen, want dan zou
hy de grootste misdadigers kunnen vangen
en oen heel belangryk persoon in het land
worden.
Tegen een ongehoord groote som werd hy
eindeiyk eigenaar van het beest en nu was
niemand blyder dan hy.
Den volgenden dag werd de dief in verhoor
genomen en omdat de man der wet eens wilde
beproeven of de wondorvogel hem van dienst
kon zyn, nam hy hem mede naar het bureel
van politie. Toen de dief geboeid was binnen-
geloid, vroeg de commissaris:
Hoe kwaamt ge aan het geld, dat men
by u heeft bevonden?"
Gestolen, natuuriyk 1" riep de papegaai,
vóór nog de man antwoord had gegeven.
Do dief keek ontsteld naar den vogel en
bekende, dat het geld gestolen was.
„Waar?" werd er gevraagd.
„By don manufacturier op den hoek 1" riep
de babbelaar.
Nu was de dief zeer onthutst on verlegen en
meendo, dat de vogel toch wel alles zou weten.
Daarom bekende hy volkomen en werd
daarna weggevoerd, om later zyn vonnis te
vernemen.
Terwyi do rechters vergaderdon, was do
vogel tegenwoordig, en toen een hunner
vroeg: „Welke straf moet de misdadiger
ondergaan?" schreeuwde hy harder dan ooit:
„In den schoorsteen hangen 1"
Ofschoon de zaak ernstig genoeg was,
konden de deftige, witgedaste heoren hun
lachen niet bedwingen, maar daar men het
minder geschikt dacht den dief tot rook-
vleosch te maken, veroordeelde men hem tot
de galg.
Toen de ongelukkige zyn vonnis was
voorgelezen, riep de papegaai: „Eeriyk ver
diend 1" en toen de rechters scheidden en elk
zyns weegs ging, besloot hy meteen: „Goede
reisl Wél thuisl"
Nu verbreidde de mare van den alwetonden
vogel zich door hot ganscho ryk en kwam
ter oore aan den koning, die weldra voor
twoe duizend gouden tientjes eigenaar van
het beest was.
De koningsdochter was een zeer ydel meisje,
dat van niets móór hield dan van mooie
kleeren. Eens zat zy met haar ouders een
vriendin op de thee te wachten. Zy had een
nieuwe, prachtige japon aan en toen de
vriendin kwam, was byna het eerste, wat
deze zeide:
„Wat hebt ge daar een prachtige japon aan I
Waar hebt ge die doen koopen?"
„By den manufacturier op den hoekl"
babbelde onze papegaai en daar hot werkelyk
het geval was, lachten ze allen harteiyk om
dat gepaste antwoord, en toon de vriendin
de heel natuurlyko vraag deed: „Wat kost
zy?" en de vogel antwoordde: „Tweehonderd
gulden 1" hield de koning zyn buik vast,
want werkelyk was dit de prys van het
kloedingatuk.
Tot dusver ging alios goed.
Eens echter werd er een groot bal aan het
hof gegeven, waarop natuuriyk alle voorname
dames en heeren uit het ryk worden gevraagd.
Onze papegaal was in de danszaal opge
hangen, deels omdat de koning verwachtte,
dat hy de genoodigden op de oen of -andere
aardigheid zou verrassen, deels omdat hy
de lieveling van al zyn huisgenooten was ge-
wordon en overal tegenwoordig moest zyn.
Bovendien hielden de koning en de koningin
en al de onderdanen de gezegden van den
papegaai voor waarheid en ze meenden, dat
hy alwetond was.
De koningin droeg by het feest een snoer
echte parelen en de koning een zwaren gouden
ring, met een prachtig fonkelenden diamant.
De gasten vonden het parelsnoer en den ring
zóó kostbaar, dat ze over byna niets anders
spraken dan over de kleinoodiön, en ze waren
benieuwd, hoe duur die wel geweest zouden
zyn en waar men die kon koopen.
Menigeen vond ze zoo begeeriyk, dat hy
zich in stilte beloofde zich ook zoo iets fraais
aan te schaffen, zoodra zyn middelen het hem
zouden vgjoorloven.
Een van 'skonings trouwste vrienden be
sloot de stoute schoenen aan te trekken en
den koning eens inlichtingen te vragen.
Hy ging daarom naar den koning, maakte
een fraaie buiging en solde j
„Uwe Majosteit duide bet my niet euvel,
als ik als de vertolker der gevoelens van
alle aanwezigen, die steeds de grootste be
langstelling toonon in alles, wat ln betrek
king staat met Uwer Majesteits doorluchtig
huls, haai- ons compliment maak over de
verblindende pracht der kostbaarheden, die
het Uwe Majesteit en Uwer Majesteits door
luchtige Gemalin hedenavond heoft behaagd
onder de oogen te brengen van U wer Majesteits
onderdanigen dienaar."
Het vor8teiyk echtpaar glimlachte vrionde-
lyk en was zeer gestreeld door de hoffelyke
taal van den edelman.
Nu ging deze verder en sprak:
„Vergun my, Uwe Majesteit in bescheiden
heid een vraag te doen."
De koning gaf gaarne die vergunning.
Toen vroeg de hoveling:
„Waar heeft Uwe Majesteit die kostbaar
heden gekocht?"
Daar klonk het opeens: „Gestolen natuuriyk 1'
Ontsteld keken do gasten elkaar aan en de
koning en zyn gemalin werdon beurtelings
bleek en rood van schrik.
De vogel had echter niet geheel gelogen,
want de ring en het parelsnoer waren oen
deel van den buit, op een vyandolyk vorst
veroverd. Alleen had hy een fatsoenlykor
woord moeten gebruiken, want hy, die alles
wist,moe6t ten minste ook weten, dat koningen
niet stelen.
Do koning kwam spoedig weer wat by
zyn stukken, maar de koningin was geheel
van streek en riep in haar zenuwachtige
opgewondenheid:
„Waar zal ik my verbergen?"
„In den schoorsteen hangenI" riep de
papegaai.
Toen had menigeen der gasten moeite zich
te bedwingen en zou stellig hebben gelachen,
als de woede van den koning dien lach niet
had bedwongen.
„Wacht maar, snoodaard 1" schreeuwde de
machtige vorst, „ik zal jo loon naar werken
geven."
„Tweehonderd gulden 1" riep de vogel.
Nu kon geen der aanwezigen het langer
uithouden en allen lachten, dat het een aard had.
Alleen de koning lachte niet, keek zyn
hovelingen met een paar verschrikkelyke
oogen aan en bulderde een hunner toe: „Zeg
den beul, dat by hier komel" Hy ging en
spoedig was do man der verschrikking ver
schenen. Toon beval de vorst:
„Zorg, dat morgen vroeg het schavot is
opgericht 1"
„Waar?" vroeg de beul.
„Op de markt in de stad 1" riep de geleerde
aan den zolder, on de koning zeide: „Gyhebt
het gehoord, gal"
Daarna kwamen er soldaten van 's konings
ïyfwacht en dezen namen alle aanwezigen
gevangen en voerden hen naar den kelder.
De papegaai wenschte hun een: „Goede
reis. Wel thuisl" en toen sommigen hem met
dreigende blikken aankeken, schreeuwde hy:
„Eeriyk verdiend!"
De volgende dag zou voor vele voornamen
het land de laatste geweest zyn, als het
een paar verstandigen heeren niet gelukt ware,
den koning het verschrikkelyke van de straf
onder het oog to brengen, en hem voor do
ongelukkigen vergiffenis te vragen.
Eindeiyk schonk de koning genade, maar
de hoofdschuldige, de papegaai, zou worden
onthoofd.
Dat geschiedde, maar met den papegaai
ging niet alle zotteklap uit de wereld.
NOORD WIJK. Geboren: Neeltje, D. van C.
d. Wiel en D. Hazenoot. Jacoba, D. van P.
van Beveren en F. van der Lurjt. Chriatianus,
Z. van P. H. v. d. Voort en E. Vertegaal.
Geertraida Maria, D. van L. Hoogeveen en J. M.
v. d. Poel. Dirk, Z. van J. v. <L Niet en D.
Zwemmer. Pieter Hendrik, Z. van C. Lindhout
en J. v. d. Loo.
Ondertrouwd: Aris Ham 24 j. en Catbarina
Hoekstra 26 j.
Overleden: Johannes Petrus Heemskerk 7
Adriana Francisca van Winsen 3Va ni-
Petrus Cornelia Steenvoorden Gz. 5 m. Neeltje
Paaachier Kld. 21 j. Jan Passcbier 66 j.,
gehuwd met J. Plug. Cornelia Johannes van
Abswoude Jacz. 10 j.
NIEUWKOOP. Bevallen: C. v. d. Voort
geb. Van Vliet Z. P. Oudaboorn geb. De Jong
Z. C. v. d. Voorn geb. v. d. Wegden D.
E. S. Nieuwenbuizen geb. v. d. Gun Z. E.
Maurits geb. Janmaat D. H. v. Wijngaarden
{eb. Zadelhof Z. M. Verlooy geb. Verlooy
evenl. D. J. Helder geb. v. d. Voorn D.
Overleden: L. M. Oudahoorn Z. 7 d. A.
Barenda, echtg. van R. de Jong 61 j. G. Voorn
2. 1 m. A. Hoek Z. 14 m.
OUDSHOORN. Overleden: C. Snel Z. 10
C. Janszeu D. 1 j. C. Verwey, huiavr.
van J. Hommels 79 j.
Gehuwd: C. van Leeuwen en D. Vonk.
G. Roest en W. Sijpsma.
Bevallen: N. Op den Brouw geb. Splinter
D. G. M. Bruijnes geb. v. Rijn Z. M. Kamper
;eb. Baane Z. C. B. Lub geb. Rousch Z.
Al. Hoogeveen geb. Stapper Z.
RKEUWIJK. Bevallen: J. M. Bont geh.
Bonefaas Z. E. L. Mourits geb. De Jong D.
K. de Jager geb. v. Herk L>.
Overleden: J. C. Koster 9 d. C. van
Triet 7 j. T. van Triet 6 j. A. 0. van Kata
w. K. C. de Groot 2 m.
Gehuwd: L. do Boom 23 j. en A. Grooten-
dorst 21 j.
RU NZ AT ER W OUDE. B e v a 11 e n: G. Eikelen
boom g«b. v. Ommeren Z. H. C. Veldhuizen
geb. Van der Loo Z. O. A. Hogenboom geb.
Van Begeren Z.
Overleden: G. Goedemans, wednr. van A,
Aartman, 55 j.
TER-AAR. Bevallen: M. Sassen geb. Hooger-
vorst D. G. Keyzer gob. Herjna Z. B. Vork
geb. Van der Sluis Z. M. Hofstede geb. Van
Veen Z. J. A. Baaa geb. Vuijk Z. M.
Nieuwenkuijzen geb. Veerhuis Z.
Overleden: VV. van Tel D. 18 m. J.
Hoogervorst, echtg. van 0. Kempera, 57 j. C.
J. van den Akker, echtg. van P. de Knijff, 59 j.
ZEVENHOVEN. Bevallen: C. Maarsseveen
geb. De Ruiter D. J. Koeleman geb. v. d. Wejjden
Z. P. J. v. d. Berg geb. Couprie D. I.
Jansen geb. Den Brave D. (wonende te Koude
kerk.) C. J. Slingerland geb. Voahart D.
G. M. de Ryk geb. Vermey D.
ZWAMMERDAM. B e v al 1 e n: P. Hoogendoorn
geb. Fokker Z. P. van Es geb. Slappendel'D.
L. Spoor geb. Van Noort Z. 8. Engelsman geb.
Rubens D.
Overleden: P. Lodder D. 16 i. J. van
der Vliet, echtg. van W. Blom 71 3. J. van
der Geest jd. 49 j.
Gehuwd: A. P. Baelde jm. 22 j. en K. de
Ruyter jd. 22 i. G. Oudyk jm. 23 j. en E. van
Spongen jd. 23 j.
UITLOTINGEN, Mil&anscho loten van I860 a
fr. 10. Bolailbatir 15 Juni 1901. Getrokken orieën*
76 486 1394 1478 3071 3639 3992 4041 4212 4202
4666 4898 6069 6226 6369 6486 6633 6601 6128
6365 6384 6058 6001 6915 70G2. Premiën; aerio
3629 nu turner 85, 60,000 Le.26 n. 7, 1000 La.-
p. 6915 38, 600 Lo a. 3071 u. 61, -. 8020 u!
76. 6. 4655 c. 84. e. 6128 u. 08 tik 100 L<?.;
1394 u. 4. e. 3071 n. 60, f. 3629 s. 07. e. 4655 n.
28. s. 4S98 n'. 83, 86, 5069 ua. 24, 63, 6305
u. 9i, 8. 6901 d. 97, h. 6015 d. iS. olk 50 L.e. 26
no. 43, 68, e. 1894 35, 06, e. 3992 n. 67, a. 4041
dü. 4, 43, h. 4212 n. 62, 5. 4262 ue. 7, 37, 63, s,
5069 na. 11, 28, e. 6359 db. 25, 97, a. 5430 ne. 12,
86, p. 6601 d. 18, 52, e. 6384 up. 10 49 e. 6653
■na. 61, 69, e. 6916 r. 86, a. 7063 t. 80. .Ik 2ü Le.
Alle overig© cumiuers, in boTcnetaaaUe eerieéu vervat,
z-.n loabaar met Le. 10 elk.
5-pOte. Busp.soho lot n van 1860 Z.R. 100.
i-'ooflprijzeD: e. 1930 v. 27 Rb. 200 000; a. 2371
n. 13 Rb. 76.000; e. 19600 c. i7 Rb. 40.000'; e. 1374
n. 50 Bb. 26,000 e. 14466 b. 44, f. 1920 n. 22, e.
10616 n. 29 elk Rb. 10,000; a. 16228 n. 33, p. 11387
n. 0. e. 1640 n. 16, e. 0205 r. 42, p. 4C26 n. 1,
tik Bb. 8000; e. 14097 d. 18, a. 2026 d. 8 e. 10S28
d. 46, b. 6211 n. 10, a. 12734 d. 25, a. 16276 p. 60,
a. 1184 r. 30, t. 4841 v. At, alk Rb. 6000; e. 7067
d. 81, a, 16433 n. 6. e. 6737 59, s. 10398 n. 44,
e. 12055 n. 36, a. 1586 d. 4, 19669 o. 10, e. 11040
n. 1, 8. 9234 n. 40, a. 10561 n. 37, e. 17092 n. 35,
8 6862 e. 28 e. 4716 d. 30. a. 8224 d. 81. e. 5722
d. 22, a. 8407 n. 20. a. 15869 n. 15, e. 12533 n. 13,
a. 14044 n. 36 a. 10384 u. 36, ou Rb. 1000. Voorts
z|]'d no<; 260 oblig. met Rb. 500 Litgeloot.
KOLONIËN.
BATAVIA, 20-22 Febr.
Het „Bat. Nbld." meldt: De resident van
Ball en Lombok, de hoer F. A. Liefrinck, gaat
met twee jaren verlof naar Europa, wogens
ziekte.
In Indië is in overweging genomen het
denkbeeld om het door particulieren geëxploi
teerde tolophoonwezon geleideiyk in hauden
van het Gouvernement te brengen.
In Indië ls afgezien van het tot-stand-
brengen voor rekening van den Staat van een
stoomtramiyn Cheribon Kadhipaten.
Alvorens omtrent hetgeen ten aanzien
van de werken in de Solo-vallei nu te doen
zal staan een beslissing van den wetgever
uit to lokken, heeft het opperbestuur de
Indische Regeering in de gelegenheid gesteld
om van haar gevoelen te doen blyken.
A Ij oli.
Onder dagteekoning van 23 Februari wordt
uit Kotta-Radja aan de „Deli-Ct." geseind:
Luit. Korndorffer heelt in het gebergte in
Samalangau 2 benden overvallen, dio 7 dooden
achterlieten, waarby Toekoe Loengkabene.
Lombok.
Men weet „uit goede bron" van Amponan
aan „De Locomotief" mode to deelen, dat, al
wordt ln het midden van dit jaar het kleine
restantje militaire macht van het eiland weg
genomen, toch voorloopig aan openstelling
van Lombok voor de Europoeache nyverheid
en landbouw niet behoeft te worden gedacht.
De resident zou van oordeel zyn, dat neg
verscheidene jaren moeten verloopen, eer de
bevolking zich in voldoende mate zal hebbon
hersteld van de ellende van den langdurigen
burgerkryg, die aan onze inmenging in 1894
voorafging, en dat vóór de toestanden normaal
zyn geworden, tot Europeoschen land- en
mynbouw niet zal mogen worden overgegaan.
Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-lüdië
zyn de volgende beschikkingen genomen:
CIVIEL DEPARTEMENT. W erkzaam
gesteld: Bij de in- en uitvoerrechten en
accynzen: Als ontvanger der vijfde klasse A. B.
H. Neijs.
Overgeplaatst: Van Bantam naar Singkel
[Sumatra s Westkust] de tijdelijke ontvanger N.
J. F. J. Velden; van Anjer naar Bantam de ont
vanger M. J. A. Verduijn Sonal; van Batavia naar
Anjer, Bantam, de ontvanger Neijs.
Met ingang van 5 Maart 1901.
Benoemd: Tot ambtenaar op tweehonderd
gulden 's maands G. A. Gallas, arabtooaar op
non-activiteit, laatst verificateur der vierde klasse;
wordende by werkzaamgesteld als verificateur der
vierde klasse.
Overgeplaatst: Van Belawan [Ooetkust
van Sumatra] naar Ëatavin den verificateur der
vyfde klasse J. H. Tielman.
Geplaatst: Te BrJawen [Oostkust van
Sumatra] do verificateur der vierde klasse G A.
Gallas.
DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overga-
ilaatst: By bet garnizoensbataljon van Palem-
>ang, de kapitein bij het tweede bataljon P. A.
H. Holten
bij het tweede bataljon, de kapitein bij het gar
nizoenebataljon van Palem bang te Labat, F. Kilian;
bij aankomst geplaatst bij bet vyfde bataljon,
de tweede luitenant uit Nederland verwacht wor
dende, zynde bestemd voor den dienst bier te
lande G. A. Scheffer;
by het eerste reservebataljon, de tweede laite-
nant uit Nederland verwacht wordende, zijnde be
stemd voor den dienst hier te lande H. J. Schmidt;
bij bet negende bataljon de tweede luitenant
uit Nederland verwacht wordende, zijnde bestemd
voor den dienst bier te lande Ch. L. 8tennekes.
Geplaatst: Bij aankomst in Indiëte Banjoe
Biroe, de militaire paardenarts der eerste klasse
de Jongb, keerenae van verlof terug.
O v e r g e p 1 a a t s t: Van Banjoe Biroe naar
Kotta-Radja, de militaire paardenarts der derde
klasse A. E. ton Broek e.
Ingedeeld: Te Mr.-Cornelis als kwartier
meester van bet elfde bataljon, de tweede-luitenant
kwartiermeester J. A. Lnijmes, bestemd voor den
dienst bier te lande.
DEPARTEMENT VAN MARINE. O ver ge-
laatst: Van de „Gelderland" op do „Fries-
and" als eerste officier de luitenant ter 2ee eersto
klasse J. M. W. Kuijl;
van de „Java" op do „Gelderland" als com
mandant do kapitein ter zee J. C. Cramer;
van de „Koning der Nederlanden" op de „Java"
als commandant de luit. ter zee eereto klasse E.
T. T. Bik;
van de „Gelderland" op do „Koning der Neder
landen" do officier van gezondheid tweede klasse
M. van Willigen;
van de „Friesland" op de „Koning der Neder
landen" op folio van luitenant ter zee tweede kb
de adelborst eerste klasse A. Seret;
van de „Koningin Wilbehnm» der Nederlanden",
op de „Sumatra" de adelborst eerste klasse T. A.
Buddingh;
van de „Sumatra" op de „Gelderland", de Init.
ter zee tweede klasse J. C. Jager;
van de „Koningin NVil hei bum der Nederlanden
op de „Sumatra", de adelborsten eerste klasse
D. baron Mackay en O. F. Balsem;
van de „Gelderland" op de „Makasser", de luik
ter zee tweede klasse J. J. Ceaiiugs.
Geplaatst: Op de „Sumatra", de luit. ter zee
tweede klasse F. J. van dor Esch.
Vergund: Om te repatrieeren wegen9 lang
durig verblijf in deze gewesten, aan den officier
van gezondfieid tweede klasse G- J. Colder*