MENGELWERK. Burgerlijke Stand. g-en er best zullen komen op den weg onier beginselen, en laten belde niet schelden. En daarom geen gewaagde politieke proe yen, maai* rustelooze propaganda Toor de sociale hervorming naar den eisch onzer be ginselen, ligt onze8 inziens op den weg van de mannon van Patrimonium"." „Juist wat we verwacht hadden, zegt De Standaard. „Patrimonium" gaat niet op sleeptouw achter het koggeschip met de roode vlag, maar blijft varen onder eigen wimpel, met geen andere drijfkracht dan die van zijn eigen beginselen." De Zutfensche Courant wyst er op, dat in de laatste dagen naar aanleiding van het aftreden van den minister van oorlog speciaal in Eet Volkhot orgaan van mr. Troelstra, eerst gezinspeeld, daarna met ronde woorden gewezen is op de mogelijkheid, dat de Minister by zijn weigering om den korten oefeningstyd te aan vaarden, gebukt heeft niet voor eigen over tuiging, noch voor de meening van hoofd officieren in ons leger, maar voor den wil van H. M. de Koningin. Het genoemde blad verzekerde nl. al spoe dig, dat de Minister sinds lang niet meervrij was, dat hij zich reeds geruimen tijd geleden tegenover aandrang van hooger hand verbon den had, den korten oefeningstyd niet te aanvaarden. De Zutfensche Courant acht dit gerucht onwaarschijnlijk, omdat het aan de eene zijde een inbreuk op onze constitutioneels gebruiken veronderstelt, die vrfi onaannemelijk is, en omdat het aan den anderen kant volkomen in strijd is met het karakter en de positie van een man als generaal Eland. „Er zyn" gaat het blad voort „in ons constitutioneel stelsel twee momenten, waarby do Kroon rechtstreeks in de wetgevingin grijpt. Het eerste is het oogenblik, waarop een wet door de Kroon by de Staten-Generaal wordt ingediend. Het tweede dat, waarop do door ile Staten-Generaal aangenomen wet aan de goedkeuring der Kroon wordt onderworpen. Het eerste moment, de indiening van het Jdoor den vorantwoordelyken minister ont worpen) wetsvoorstel aan de Staten Generaal hebben de Legerwetten dóórgemaakt. Men mag dus aannemen, dat hetgeen destyds in de wet stond, do goedkeuring der Kroon wegdroeg. Ware nu het voorstel Van Gilse er in opgenomen, en keurde de Koningin dat niet goed, dan zou, op het oogenblik, dat de wet Haar ter goedkeuring werd voorgelegd, het ©ogenblik gekomen zyn, om van Haar afkeuring te doen biyken, en wel door aan de wet Haar bewilliging te onthouden. Dan, maar dan ook alleen zou, na het gebeurde, volgens ons constitutioneel stelsel de Koningin Haar inzichten hebben kunnen doorzetten, eerder niet. Neemt men aan, dat de Koningin In het wetgevend raderwerk heeft ingegrepen, tas- schen deze beide oogenblikken in, en dat de minister, in stryd met zyn overtuiging, daar voor is gezwicht, dan zou daaruit logisch moeten volgen: lo. dat men de Koningin beschuldigt van een inconstitutioneels daad, die geheel in stryd zou zyn met de opvattingen, tot nog toe door H. M. gehuldigd. 2o. dat men den minister Eland voorstelt als iemand, dio zich op een gegeven oogen blik tegen de constitutie in, door de Kroon laat terzyde zetten, en zich laat bewegen tot een stap, dio een algeheele verloochening van overtuiging zou zyn. Dit alles ïykt ons niet te rymen, noch met het juiste begrip, dat de Koningin steeds fetoond heeft te hebben van de positie der Kroon in ons constitutioneel stolsel, nóch met het karakter, de gedragsiyn en de positie van den Minister. En de voorstelling van het gebeurde wordt volkomen onaannemelyk, als men nog bovendien zou moeten gelooven, -lat de geheele ministerraad deze houding van oen Minister Eland zou bobben goed gekeurd. De heer Troelstra, die in zyn blad de beschuldiging heeft uitgesproken, zal, dit ÏDag men van hom verwachten, de eerste gelegenheid de beste aangrypen, om in de Kamer op de zaak terug te komen en de Regeering de gelegenheid te bieden, ten op zich te van dit punt den „klaren wyn" te schenken, dien hy van haar verlangt. Men spreekt een dergeiyko beschuldiging hiet uit, zonder zich verantwoordelyk te stellen voor de waarheid. De heer Troelstra kan dit op geen betere wyze doen, dan door de Regee ring tot een verklaring uit te lokken, Iets, waartoe hy als volksvertegenwoordiger in de gelegenheid en als beschuldigende party ver plicht Is." In het jongste nummer zyner Chronica be handelt dr. Schaeprnan de derde reeks Nieuwe Staalkundige Brieven van mr. Yan Houten. Na een aanhef betoogt dr. Schaeprnan aldus „Kort 1b de eerste brief zeker; practisch ook? Dat Is oen andere vraag. Maar hiermede wensch ik my niet bezig te houden. De prac- tl8che wenken van den heer Van Houten hebben voor my alleen belang als teekenen ter waarschuwing en ter leering. Voor myn ouden vriend-vyand doet het my echter leed, dat deze derde reeks ln den toon Van de tweede voortgaat. De tweede reeks was een voortdurende akte van beschuldiging tegen de heeren Pierson en Goeman Borgesius. Hoewel Van Houten zelf het schitterendst en welsprekendst bewys heeft gegeven van de uitspraak: „un Jacobin ministro n'ost pasun ministro Jacobin", hy sloeg op de beide ge noemden los als gold de regel: voor ééns en voor eeuwig. Scherp, viymend scherp, by tend, toornig bytend was zyn beschuldiging. Het was eigen- Jyk geen beschuldiging, het was, om heteigen- lyke woord te bezigen: een uitvegery. De te robust© vorm deed afbreuk aan den Inhoud. In het eerste nummer dezer derde reeks vervalt hy in dezelfde fout. Het Is een gebrek aan tact, dat hy, Van Houten, spreekt over zyn tegencandidaten: Drucker en Marchant. Ik weet, dat Van Houten zich om een Kamer zetel niet bekommert, maar zoo olympisch ls hy niet, of ook voor hem is een nederlaag een nederlaag. Zelfs een gevallen Titan voelt by zyn val iets aan zyn ruggestreng. De heer Van Houten vergeet drie dingen. Het eerste ls zyn vaderschap. De man van God, eigendom en familie is de vader van socialisten, radicalen en vrijzinnig-demo craten. Al zou hy honderd malen, met eenige wyziging, den regel van De Geneetet herhalen „Hoe, drommel, kom ik, wyze, aan zulke [dwaze spruitjes?" zyn spruitjes biyven zy, yoI en echt. Hy, de man van „de kroon ornament' is de vader der ontwikkeling „van onzen con stitutioneel-parlementairen regoeringsvorm in democratischen zin". Hy heeft wel gemeend, dat zyn min of meer nihilistische wereldbe schouwing ln den kring der intellectueelen zou blyven; hy wi6t wel, dat een volk van ongeloovigen een volk van barbaren is en hy was wel vast besloten de barbaren barbaren te laten, maar hy vergat, dat de gouden wol ken, waarop de hoogoren zetelen, toch wolken zyn en dat alios doorsypelt, doorsypelt, door sypelt tot het eindelyk, heet en drassig, valt in de geesten en do harten der barbaren en dat by dezen barbaarsch wordt wat boven in zoo Helleenschen glans had gepraald. Hy vergat een tweede: de wet dersiyting. Hoe krachtig men ook blyve in eigen schat ting, in zelfgevoel, hoe weinig rancuneus en podragreus men ook worde, voor anderen sly t men toch. Die anderen zien scherper dan wy zei ven. Ik zal my wei wachten to zeggen, dat de tyd voor Van Houten voorby is, maar voor zyn tolgen is hy een man van voorheen. Het zonderlingste tot besluit. Wat de heer Van Houten voornamelyk ver geet, is de leus, onder welke de radicalen en de vryzinnig domocraten gekozen zyn. Die leus was: anti-clericalism e en vry handel. Maar wie, wie hief die leuze aan? De practischo brieven van Van Houten zullen zeer waarschynlyk den triumf verzekeren zyner verschillende tegenstanders. Daarom betreur ik ze juist niet. Maar my doert des mans." (Met dit nummer der Chronica is de eerste reeks voleindigd. Dr. Schaeprnan deelt medo, dat hy voornemens is, een tweede serie te beginnen, welke „binnen zekere gronzen" ook aan den verkiezingsstryd zal gewyd zyn.) De gisteren verschenen Brief van mr. Van Houten is gewyd aan den Zondag te Utrecht geboren Vry zinnig-Domo- crati8chen Bond. De oud minister meent, dat voor de toekomstige practische politiek het program van den Bond eigenlyk niets levert. „Wy weten, dat de groep politici, die onder deze vlag vaart, hot kiesrecht voor Ryk en Provincie ook wil verleenen aan hon, die geenerlei kenteeken van geschiktheid en wel stand kunnen aantoonen en de beschikking over de gemeentekas ook willen brongen in handen van hen, die geen cent tot die kas bydragen, ja zelfs van hen, die er uit trekken. Met dit plannetje loopen zy natuuriyk met het hoofd tegen den muur, ook al mochten do vrouwen, die kiesrecht begeeren, hen steunen, omdat zy denken, slechts achter de armen te kunnen binnensluipen. De vryzinnig- democraten voorzien zóó stellig reeds nu hun j nederlaag, dat het program reeds by voorbaat regelt, wat zy, nadat zy hun vruchtelooze attaque gemaakt hebben, zullen trachten te doen." Een vyftal punten van het program gaat de heer Van Houten na. Hy acht verzekering tegen invaliditeit, enz,, regeling van het arbeidscontract, herziening der armenwet, verbetering van den rechtstoestand der vrouw te behooren op elk gewoon liberaal program. Het punt: naasting van despoorwegbedryven door den Staat qualiflcoert hy als de „ladder van mr. Troub naar het ministerie van waterstaat". En aan het slot komt de verzuchting: „Zóó lichtvaardig wordt verdeeldheid ge zaaid onder de kiezers van liberale denkwyze een land, waar meer dan veertig op de honderd zetels vast door niet-liberalon bezet worden en met de uiterste inspanning en de grootste onderlinge welwillendheid, gelyk by de herstemming van 1897, do kleinst mogo- lyke meerderheid voor een liberale regeering te verwerven is. En waar het grooto actueele gevaar dreigt, dat dr. Knyper c, s. door het omslaan van de meerderheid in de Provinciale Staton van Zuid Holland en Friesland ook de zetels in de Eerste Kamer voor die provinciën en daar mede de meerderheid in de Eerste Kamer verwerven." De Papegaai. te Er leefde eens een papegaai, die zóó knap was, dat hy de talen van alle dieren des wouds kon spreken. Als ze vergadering bielden, moest de papegaai er noodzakeiyk by wezen, om dienst te doen als tolk, en omdat hy by die gelegenheden gewooniyk het langst aan het woord was, meende hy eindelyk, dat niemand iets ver standigs kon zeggen dan hy. Hy dacht, dat men niets kon doen zonder hem en noemde zyn waanwysheid de dieren ondankbaar, omdat ze niet altyd zyn zin wilden doen. Eindeiyk besloot hy er stilletjes van door gaan en zich onder do menschen te be geven, want hy had dikwyis gehoord, dat die verstandig waren. Hy moeet echter eerst hun taal leeren, maar dit zou nogal gomakkeiyk wezen, dacht hy, want hy wist zelf te goed, dat hy een vlug verstand had. Op weg naar de stad zag de papegaai, dat een boertje, met een koe aan oen touw, een kennis ontmoette. Misschien kan ik wel wat van hon leeren, dacht hy, en daarom zette hy zich in een boom, waaronder zy elkaar voorby giDgen. „Waar heb je die gekocht?" vroeg de een. „Op de markt In de stad", was het antwoord. „Wat kost zy?" „Tweehonderd gulden". „Goede reiel" „Wél thuis 1" Toen ging de papegaai verder en zag wederom dat twee mannen elkaar ontmoetten. De een haalde een zakje met geld uit den zak en hield het in de hoogte. „Eeriyk verdiend?" vroeg de ander, harteiyk lachend. „Gestolen, natuuriyk 1" zei de kameraad. „Waar „By den manufacturier op den hoek". „Waar zullen we het verbolgen?" „In don schoorsteen hangen". Spoedig daarna werd de papegaai echter door een vogelaar gevangen en in een kooi gesloten. De man trad de dorpsherberg binnen om een glas bier te gebruiken. Toen hy binnenkwam, zag hy eenige bezoekers ln druk gesprek. Onder hen had de dorpsveld wachter het hoogste woord. Hy praatte met den kastelein en deze zeide: „Hoe groot ia de gestolen som?" „Dat weet ik niet", zei de veldwachter. Plotseling riep de papegaai: „Tweehonderd gulden 1" De gasten, die den vogel niet eens hadden opgomerkt, keken elkaar verbaasd aan. Einde- lyk werd het gesprek hervat en de veld wachter zeide: „Ik wilde wol, dat ik wist, waar ik den dief kon vinden." „Op de markt in de stadl" riep de papegaai, Toen ontdekte een der aanwezigen wie het was, die zich zoo ongevraagd in het gesprek mengde, en allen begonnen harteiyk te lachen Do veldwachter dacht echter: Men kan nooit weten hoe een dubbeltje rollen kanen daarom wilde hy dadeiyk naar de markt gaan. Hy greep zyn stok en groette de aanwezigen. „Goede reisl" zei de papegaai en was zeer verheugd, dat het eerste gesprek, dat. hy onder de menschen voerde, aller verbazing en be wondering had gewekt. Hy dacht, dat hy de geheele menschen taal al machtig was en waande zich reeds een geleerde. De veldwachter vond werkelyk den dief op de markt, waar hy bezig was de geldbeurzen der boeren te rollen. Verheugd over zyn vangst, vertelde hy het geval aan den commissaris van politie, toen hy den dief in arrest bracht. Toen de aanwezigen in de herberg dezen hadden verzekerd, dat de veldwachter niets te veel had gezegd van den waarzegger, wenschte do man van het gerecht vurig, den vogel in zyn bezit te krygen, want dan zou hy de grootste misdadigers kunnen vangen en oen heel belangryk persoon in het land worden. Tegen een ongehoord groote som werd hy eindeiyk eigenaar van het beest en nu was niemand blyder dan hy. Den volgenden dag werd de dief in verhoor genomen en omdat de man der wet eens wilde beproeven of de wondorvogel hem van dienst kon zyn, nam hy hem mede naar het bureel van politie. Toen de dief geboeid was binnen- geloid, vroeg de commissaris: Hoe kwaamt ge aan het geld, dat men by u heeft bevonden?" Gestolen, natuuriyk 1" riep de papegaai, vóór nog de man antwoord had gegeven. Do dief keek ontsteld naar den vogel en bekende, dat het geld gestolen was. „Waar?" werd er gevraagd. „By don manufacturier op den hoek 1" riep de babbelaar. Nu was de dief zeer onthutst on verlegen en meendo, dat de vogel toch wel alles zou weten. Daarom bekende hy volkomen en werd daarna weggevoerd, om later zyn vonnis te vernemen. Terwyi do rechters vergaderdon, was do vogel tegenwoordig, en toen een hunner vroeg: „Welke straf moet de misdadiger ondergaan?" schreeuwde hy harder dan ooit: „In den schoorsteen hangen 1" Ofschoon de zaak ernstig genoeg was, konden de deftige, witgedaste heoren hun lachen niet bedwingen, maar daar men het minder geschikt dacht den dief tot rook- vleosch te maken, veroordeelde men hem tot de galg. Toen de ongelukkige zyn vonnis was voorgelezen, riep de papegaai: „Eeriyk ver diend 1" en toen de rechters scheidden en elk zyns weegs ging, besloot hy meteen: „Goede reisl Wél thuisl" Nu verbreidde de mare van den alwetonden vogel zich door hot ganscho ryk en kwam ter oore aan den koning, die weldra voor twoe duizend gouden tientjes eigenaar van het beest was. De koningsdochter was een zeer ydel meisje, dat van niets móór hield dan van mooie kleeren. Eens zat zy met haar ouders een vriendin op de thee te wachten. Zy had een nieuwe, prachtige japon aan en toen de vriendin kwam, was byna het eerste, wat deze zeide: „Wat hebt ge daar een prachtige japon aan I Waar hebt ge die doen koopen?" „By den manufacturier op den hoekl" babbelde onze papegaai en daar hot werkelyk het geval was, lachten ze allen harteiyk om dat gepaste antwoord, en toon de vriendin de heel natuurlyko vraag deed: „Wat kost zy?" en de vogel antwoordde: „Tweehonderd gulden 1" hield de koning zyn buik vast, want werkelyk was dit de prys van het kloedingatuk. Tot dusver ging alios goed. Eens echter werd er een groot bal aan het hof gegeven, waarop natuuriyk alle voorname dames en heeren uit het ryk worden gevraagd. Onze papegaal was in de danszaal opge hangen, deels omdat de koning verwachtte, dat hy de genoodigden op de oen of -andere aardigheid zou verrassen, deels omdat hy de lieveling van al zyn huisgenooten was ge- wordon en overal tegenwoordig moest zyn. Bovendien hielden de koning en de koningin en al de onderdanen de gezegden van den papegaai voor waarheid en ze meenden, dat hy alwetond was. De koningin droeg by het feest een snoer echte parelen en de koning een zwaren gouden ring, met een prachtig fonkelenden diamant. De gasten vonden het parelsnoer en den ring zóó kostbaar, dat ze over byna niets anders spraken dan over de kleinoodiön, en ze waren benieuwd, hoe duur die wel geweest zouden zyn en waar men die kon koopen. Menigeen vond ze zoo begeeriyk, dat hy zich in stilte beloofde zich ook zoo iets fraais aan te schaffen, zoodra zyn middelen het hem zouden vgjoorloven. Een van 'skonings trouwste vrienden be sloot de stoute schoenen aan te trekken en den koning eens inlichtingen te vragen. Hy ging daarom naar den koning, maakte een fraaie buiging en solde j „Uwe Majosteit duide bet my niet euvel, als ik als de vertolker der gevoelens van alle aanwezigen, die steeds de grootste be langstelling toonon in alles, wat ln betrek king staat met Uwer Majesteits doorluchtig huls, haai- ons compliment maak over de verblindende pracht der kostbaarheden, die het Uwe Majesteit en Uwer Majesteits door luchtige Gemalin hedenavond heoft behaagd onder de oogen te brengen van U wer Majesteits onderdanigen dienaar." Het vor8teiyk echtpaar glimlachte vrionde- lyk en was zeer gestreeld door de hoffelyke taal van den edelman. Nu ging deze verder en sprak: „Vergun my, Uwe Majesteit in bescheiden heid een vraag te doen." De koning gaf gaarne die vergunning. Toen vroeg de hoveling: „Waar heeft Uwe Majesteit die kostbaar heden gekocht?" Daar klonk het opeens: „Gestolen natuuriyk 1' Ontsteld keken do gasten elkaar aan en de koning en zyn gemalin werdon beurtelings bleek en rood van schrik. De vogel had echter niet geheel gelogen, want de ring en het parelsnoer waren oen deel van den buit, op een vyandolyk vorst veroverd. Alleen had hy een fatsoenlykor woord moeten gebruiken, want hy, die alles wist,moe6t ten minste ook weten, dat koningen niet stelen. Do koning kwam spoedig weer wat by zyn stukken, maar de koningin was geheel van streek en riep in haar zenuwachtige opgewondenheid: „Waar zal ik my verbergen?" „In den schoorsteen hangenI" riep de papegaai. Toen had menigeen der gasten moeite zich te bedwingen en zou stellig hebben gelachen, als de woede van den koning dien lach niet had bedwongen. „Wacht maar, snoodaard 1" schreeuwde de machtige vorst, „ik zal jo loon naar werken geven." „Tweehonderd gulden 1" riep de vogel. Nu kon geen der aanwezigen het langer uithouden en allen lachten, dat het een aard had. Alleen de koning lachte niet, keek zyn hovelingen met een paar verschrikkelyke oogen aan en bulderde een hunner toe: „Zeg den beul, dat by hier komel" Hy ging en spoedig was do man der verschrikking ver schenen. Toon beval de vorst: „Zorg, dat morgen vroeg het schavot is opgericht 1" „Waar?" vroeg de beul. „Op de markt in de stad 1" riep de geleerde aan den zolder, on de koning zeide: „Gyhebt het gehoord, gal" Daarna kwamen er soldaten van 's konings ïyfwacht en dezen namen alle aanwezigen gevangen en voerden hen naar den kelder. De papegaai wenschte hun een: „Goede reis. Wel thuisl" en toen sommigen hem met dreigende blikken aankeken, schreeuwde hy: „Eeriyk verdiend!" De volgende dag zou voor vele voornamen het land de laatste geweest zyn, als het een paar verstandigen heeren niet gelukt ware, den koning het verschrikkelyke van de straf onder het oog to brengen, en hem voor do ongelukkigen vergiffenis te vragen. Eindeiyk schonk de koning genade, maar de hoofdschuldige, de papegaai, zou worden onthoofd. Dat geschiedde, maar met den papegaai ging niet alle zotteklap uit de wereld. NOORD WIJK. Geboren: Neeltje, D. van C. d. Wiel en D. Hazenoot. Jacoba, D. van P. van Beveren en F. van der Lurjt. Chriatianus, Z. van P. H. v. d. Voort en E. Vertegaal. Geertraida Maria, D. van L. Hoogeveen en J. M. v. d. Poel. Dirk, Z. van J. v. <L Niet en D. Zwemmer. Pieter Hendrik, Z. van C. Lindhout en J. v. d. Loo. Ondertrouwd: Aris Ham 24 j. en Catbarina Hoekstra 26 j. Overleden: Johannes Petrus Heemskerk 7 Adriana Francisca van Winsen 3Va ni- Petrus Cornelia Steenvoorden Gz. 5 m. Neeltje Paaachier Kld. 21 j. Jan Passcbier 66 j., gehuwd met J. Plug. Cornelia Johannes van Abswoude Jacz. 10 j. NIEUWKOOP. Bevallen: C. v. d. Voort geb. Van Vliet Z. P. Oudaboorn geb. De Jong Z. C. v. d. Voorn geb. v. d. Wegden D. E. S. Nieuwenbuizen geb. v. d. Gun Z. E. Maurits geb. Janmaat D. H. v. Wijngaarden {eb. Zadelhof Z. M. Verlooy geb. Verlooy evenl. D. J. Helder geb. v. d. Voorn D. Overleden: L. M. Oudahoorn Z. 7 d. A. Barenda, echtg. van R. de Jong 61 j. G. Voorn 2. 1 m. A. Hoek Z. 14 m. OUDSHOORN. Overleden: C. Snel Z. 10 C. Janszeu D. 1 j. C. Verwey, huiavr. van J. Hommels 79 j. Gehuwd: C. van Leeuwen en D. Vonk. G. Roest en W. Sijpsma. Bevallen: N. Op den Brouw geb. Splinter D. G. M. Bruijnes geb. v. Rijn Z. M. Kamper ;eb. Baane Z. C. B. Lub geb. Rousch Z. Al. Hoogeveen geb. Stapper Z. RKEUWIJK. Bevallen: J. M. Bont geh. Bonefaas Z. E. L. Mourits geb. De Jong D. K. de Jager geb. v. Herk L>. Overleden: J. C. Koster 9 d. C. van Triet 7 j. T. van Triet 6 j. A. 0. van Kata w. K. C. de Groot 2 m. Gehuwd: L. do Boom 23 j. en A. Grooten- dorst 21 j. RU NZ AT ER W OUDE. B e v a 11 e n: G. Eikelen boom g«b. v. Ommeren Z. H. C. Veldhuizen geb. Van der Loo Z. O. A. Hogenboom geb. Van Begeren Z. Overleden: G. Goedemans, wednr. van A, Aartman, 55 j. TER-AAR. Bevallen: M. Sassen geb. Hooger- vorst D. G. Keyzer gob. Herjna Z. B. Vork geb. Van der Sluis Z. M. Hofstede geb. Van Veen Z. J. A. Baaa geb. Vuijk Z. M. Nieuwenkuijzen geb. Veerhuis Z. Overleden: VV. van Tel D. 18 m. J. Hoogervorst, echtg. van 0. Kempera, 57 j. C. J. van den Akker, echtg. van P. de Knijff, 59 j. ZEVENHOVEN. Bevallen: C. Maarsseveen geb. De Ruiter D. J. Koeleman geb. v. d. Wejjden Z. P. J. v. d. Berg geb. Couprie D. I. Jansen geb. Den Brave D. (wonende te Koude kerk.) C. J. Slingerland geb. Voahart D. G. M. de Ryk geb. Vermey D. ZWAMMERDAM. B e v al 1 e n: P. Hoogendoorn geb. Fokker Z. P. van Es geb. Slappendel'D. L. Spoor geb. Van Noort Z. 8. Engelsman geb. Rubens D. Overleden: P. Lodder D. 16 i. J. van der Vliet, echtg. van W. Blom 71 3. J. van der Geest jd. 49 j. Gehuwd: A. P. Baelde jm. 22 j. en K. de Ruyter jd. 22 i. G. Oudyk jm. 23 j. en E. van Spongen jd. 23 j. UITLOTINGEN, Mil&anscho loten van I860 a fr. 10. Bolailbatir 15 Juni 1901. Getrokken orieën* 76 486 1394 1478 3071 3639 3992 4041 4212 4202 4666 4898 6069 6226 6369 6486 6633 6601 6128 6365 6384 6058 6001 6915 70G2. Premiën; aerio 3629 nu turner 85, 60,000 Le.26 n. 7, 1000 La.- p. 6915 38, 600 Lo a. 3071 u. 61, -. 8020 u! 76. 6. 4655 c. 84. e. 6128 u. 08 tik 100 L<?.; 1394 u. 4. e. 3071 n. 60, f. 3629 s. 07. e. 4655 n. 28. s. 4S98 n'. 83, 86, 5069 ua. 24, 63, 6305 u. 9i, 8. 6901 d. 97, h. 6015 d. iS. olk 50 L.e. 26 no. 43, 68, e. 1894 35, 06, e. 3992 n. 67, a. 4041 dü. 4, 43, h. 4212 n. 62, 5. 4262 ue. 7, 37, 63, s, 5069 na. 11, 28, e. 6359 db. 25, 97, a. 5430 ne. 12, 86, p. 6601 d. 18, 52, e. 6384 up. 10 49 e. 6653 ■na. 61, 69, e. 6916 r. 86, a. 7063 t. 80. .Ik 2ü Le. Alle overig© cumiuers, in boTcnetaaaUe eerieéu vervat, z-.n loabaar met Le. 10 elk. 5-pOte. Busp.soho lot n van 1860 Z.R. 100. i-'ooflprijzeD: e. 1930 v. 27 Rb. 200 000; a. 2371 n. 13 Rb. 76.000; e. 19600 c. i7 Rb. 40.000'; e. 1374 n. 50 Bb. 26,000 e. 14466 b. 44, f. 1920 n. 22, e. 10616 n. 29 elk Rb. 10,000; a. 16228 n. 33, p. 11387 n. 0. e. 1640 n. 16, e. 0205 r. 42, p. 4C26 n. 1, tik Bb. 8000; e. 14097 d. 18, a. 2026 d. 8 e. 10S28 d. 46, b. 6211 n. 10, a. 12734 d. 25, a. 16276 p. 60, a. 1184 r. 30, t. 4841 v. At, alk Rb. 6000; e. 7067 d. 81, a, 16433 n. 6. e. 6737 59, s. 10398 n. 44, e. 12055 n. 36, a. 1586 d. 4, 19669 o. 10, e. 11040 n. 1, 8. 9234 n. 40, a. 10561 n. 37, e. 17092 n. 35, 8 6862 e. 28 e. 4716 d. 30. a. 8224 d. 81. e. 5722 d. 22, a. 8407 n. 20. a. 15869 n. 15, e. 12533 n. 13, a. 14044 n. 36 a. 10384 u. 36, ou Rb. 1000. Voorts z|]'d no<; 260 oblig. met Rb. 500 Litgeloot. KOLONIËN. BATAVIA, 20-22 Febr. Het „Bat. Nbld." meldt: De resident van Ball en Lombok, de hoer F. A. Liefrinck, gaat met twee jaren verlof naar Europa, wogens ziekte. In Indië is in overweging genomen het denkbeeld om het door particulieren geëxploi teerde tolophoonwezon geleideiyk in hauden van het Gouvernement te brengen. In Indië ls afgezien van het tot-stand- brengen voor rekening van den Staat van een stoomtramiyn Cheribon Kadhipaten. Alvorens omtrent hetgeen ten aanzien van de werken in de Solo-vallei nu te doen zal staan een beslissing van den wetgever uit to lokken, heeft het opperbestuur de Indische Regeering in de gelegenheid gesteld om van haar gevoelen te doen blyken. A Ij oli. Onder dagteekoning van 23 Februari wordt uit Kotta-Radja aan de „Deli-Ct." geseind: Luit. Korndorffer heelt in het gebergte in Samalangau 2 benden overvallen, dio 7 dooden achterlieten, waarby Toekoe Loengkabene. Lombok. Men weet „uit goede bron" van Amponan aan „De Locomotief" mode to deelen, dat, al wordt ln het midden van dit jaar het kleine restantje militaire macht van het eiland weg genomen, toch voorloopig aan openstelling van Lombok voor de Europoeache nyverheid en landbouw niet behoeft te worden gedacht. De resident zou van oordeel zyn, dat neg verscheidene jaren moeten verloopen, eer de bevolking zich in voldoende mate zal hebbon hersteld van de ellende van den langdurigen burgerkryg, die aan onze inmenging in 1894 voorafging, en dat vóór de toestanden normaal zyn geworden, tot Europeoschen land- en mynbouw niet zal mogen worden overgegaan. Door den Gouverneur-Generaal van Ned.-lüdië zyn de volgende beschikkingen genomen: CIVIEL DEPARTEMENT. W erkzaam gesteld: Bij de in- en uitvoerrechten en accynzen: Als ontvanger der vijfde klasse A. B. H. Neijs. Overgeplaatst: Van Bantam naar Singkel [Sumatra s Westkust] de tijdelijke ontvanger N. J. F. J. Velden; van Anjer naar Bantam de ont vanger M. J. A. Verduijn Sonal; van Batavia naar Anjer, Bantam, de ontvanger Neijs. Met ingang van 5 Maart 1901. Benoemd: Tot ambtenaar op tweehonderd gulden 's maands G. A. Gallas, arabtooaar op non-activiteit, laatst verificateur der vierde klasse; wordende by werkzaamgesteld als verificateur der vierde klasse. Overgeplaatst: Van Belawan [Ooetkust van Sumatra] naar Ëatavin den verificateur der vyfde klasse J. H. Tielman. Geplaatst: Te BrJawen [Oostkust van Sumatra] do verificateur der vierde klasse G A. Gallas. DEPARTEMENT VAN OORLOG. Overga- ilaatst: By bet garnizoensbataljon van Palem- >ang, de kapitein bij het tweede bataljon P. A. H. Holten bij het tweede bataljon, de kapitein bij het gar nizoenebataljon van Palem bang te Labat, F. Kilian; bij aankomst geplaatst bij bet vyfde bataljon, de tweede luitenant uit Nederland verwacht wor dende, zynde bestemd voor den dienst bier te lande G. A. Scheffer; by het eerste reservebataljon, de tweede laite- nant uit Nederland verwacht wordende, zijnde be stemd voor den dienst hier te lande H. J. Schmidt; bij bet negende bataljon de tweede luitenant uit Nederland verwacht wordende, zijnde bestemd voor den dienst bier te lande Ch. L. 8tennekes. Geplaatst: Bij aankomst in Indiëte Banjoe Biroe, de militaire paardenarts der eerste klasse de Jongb, keerenae van verlof terug. O v e r g e p 1 a a t s t: Van Banjoe Biroe naar Kotta-Radja, de militaire paardenarts der derde klasse A. E. ton Broek e. Ingedeeld: Te Mr.-Cornelis als kwartier meester van bet elfde bataljon, de tweede-luitenant kwartiermeester J. A. Lnijmes, bestemd voor den dienst bier te lande. DEPARTEMENT VAN MARINE. O ver ge- laatst: Van de „Gelderland" op do „Fries- and" als eerste officier de luitenant ter 2ee eersto klasse J. M. W. Kuijl; van de „Java" op do „Gelderland" als com mandant do kapitein ter zee J. C. Cramer; van de „Koning der Nederlanden" op de „Java" als commandant de luit. ter zee eereto klasse E. T. T. Bik; van de „Gelderland" op do „Koning der Neder landen" do officier van gezondheid tweede klasse M. van Willigen; van de „Friesland" op de „Koning der Neder landen" op folio van luitenant ter zee tweede kb de adelborst eerste klasse A. Seret; van de „Koningin Wilbehnm» der Nederlanden", op de „Sumatra" de adelborst eerste klasse T. A. Buddingh; van de „Sumatra" op de „Gelderland", de Init. ter zee tweede klasse J. C. Jager; van de „Koningin NVil hei bum der Nederlanden op de „Sumatra", de adelborsten eerste klasse D. baron Mackay en O. F. Balsem; van de „Gelderland" op de „Makasser", de luik ter zee tweede klasse J. J. Ceaiiugs. Geplaatst: Op de „Sumatra", de luit. ter zee tweede klasse F. J. van dor Esch. Vergund: Om te repatrieeren wegen9 lang durig verblijf in deze gewesten, aan den officier van gezondfieid tweede klasse G- J. Colder*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 6