MENGELWERK.
Brief van een vriend.
de baas in het land te worden, en het mate
rieel egoïsme op den troon te verheffen,
Het is daarom zoo te betreuren, dat de
Kamers van Arbeid, die op den weg naar
een arbeidersorganisatie hadden kunnen helpen,
met alle arbeiders als kiezers daarvoor, zoo
jammerlijk schipbreuk leden.
Nu pas weer heeft de Kamer van Arbeid
jVoor de bouwbedrijven te Amsterdam zich
'ongevraagd een oordeel aangematigd in een
geschil tusschen patroons en arbeiders, dat
blijkbaar eer tegen die Kamers inneemt, dan
sympathie voor haar wekt.
Naar aanleiding van de mededeeling van
den Duitschen staatssecretaris von Richthofer,
onlangs in den Rijksdag gedaan, dat door de
Duitsche en de Engelsche regeeringen op
aandringen van de eerste maatregelen zijn
genomen om Duitsche onderdanen, uitge
zette ambtenaren der Ned. Z.-Afrik.
S. - M., schadeloos te stellen, schrijft De Nieuwe
Courant:
Hoe staat het met de gelyksoortige pogingen,
door de Nederlandsche Regeermg by de
Engelsche aangewend, om schadevergoeding
voor de veel talrijker Nederlandsche uitge-
zetten te verkrijgen?
Op een vraag, door den heer Fransen van
de Putte in de vergadering der Eerste Kamer
van 20 September jl. gedaan, antwoordde de
minister van buitenlandsche zaken in hoofd
zaak: dat tegen het feit van uitzetting niet
kon worden opgekomen; dat echter, indien
daarbij onnoodige schade werd toegebracht
aan personen, de betrokken Regeering ver
plicht was om voor haar landgenooten een
schadeloosstelling te vragen. Dat de klachten
der uitgezetten het voorwerp van een nauw
keurig onderzoek door den Minister uitmaakten
en dat dit onderzoek een werk van grooten
omvang was. Daarna ging de Minister voort
„Ik ben thans van plan, binnen weinige
dagen aan de Engelsche Regeering een nota
te zenden, waarin reeds voorloopig voor een
aantal personen, op grond van verschillende
gegevens, schadeloosstelling wordt gevraagd.
Later zullen waarschijnlijk nog moer verzoeken
aan de Engelsche regeering worden gericht
en in elk geval zal het voeren der onder
handelingen een werk zijn, dat zeer veel tijd
kan vorderen. Ook komen nog dagelijks nieuwe
reclames in."
Voor zoover wij ons kunnen herinneren,
ls niet openbaar gemaakt, wolk antwoord de
Britsche regeering op de in bovenstaande
woorden vermelde nota heeft gegeven. Mocht
dat antwoord bevredigend zijn, zou er dan
zoo is ons bescheiden verzoek bezwaar
tegen bestaan het thans te publiceeren en zou
een der Kamerleden de Regeering daartoe
door een vraag in staat willen stollen? De
Kamer is nu iederen dag bijeen en de beant
woording zal niet veel tijd kosten.
Men mag aannemen, dat de Engelsche
regeering, gelijk tegenover de Duitsche, zoo
ook tegenover de onze zich in beginsel bereid
verklaard heeft do geleden schade te ver
goeden. Dit zeker te weten, zou aan een
aantal gewezen ambtenaren, die zich van do
rechtvaardigheid hunner eischen ten volle
bewust zijn, een heele gerustheid geven. En
die gerustheid zou nog toenemen, indien de
minister van buitenlandsche zaken daaraan
de verklaring kon toevoegen, dat ook de
vaststelling der schade door Nederlanders ge
leden, aan een commissie was opgedragen,
met toevoeging van een bijzonderen Neder-
hndschen regeeringscommissaris.
De Nederlandervermeldende het stuk van
den heer Staalman rakende de eedsafleg-
ing te Den Helder (we deelden het oordeel
daaromtrent van het Handelsblad en Hei
Vaderland in ons vorig Overzicht mee), geeft
nis haar meening te konnen, dat inderdaad
do wijze van aflegging van den eed geheel
ongeregeld is. Art. 30 van het souverein
besluit van 11 Dec. 1813, „houdende bepa
lingen ten aanzien van de lijfstraffelijke rechts
pleging in de Vereemgde Nederlanden" Staats
blad 1813 No. 10), bepaalde, „dat de vanouds
gebruikelijke formulieren zouden worden ge
bezigd", terwijl bi) Kon. besl., afgekondigd in
de Kon. courant van 24 Sept. 1808, bepaald
was, bij art. 6, dat „alle de Israëlieten of
Joden in het Koningrijk Holland, voortaan
hetzelfde formulier van eed hebben, als onze
overige onderdanen, maar dezelve zullen dien
Jud met gedekte hoofde afleggen".
De „vanouds gebruikelijke formulieren"
hielden, zegt het blad verder, zekerlijk ook
het opsteken van de voorste twee vingersin,
hoewel dit gebruik niet aan den Bijbel ont
leend is, maar vermoedelijk een zeer oud
Germaansch gebruik is. De wijze van eeds
aflegging is bij alle volken en in alle tyden
zeer verschillend. Het souverein besluit van
1813 is afgeschaft, helzy in 1829, hetzij in
1854. Alzoo hangt de geheele zaak in de
lucht, en schijnt alles te moeten worden over
gelaten aan den ambtenaar, die don eed af
neemt. Naar onze meening behoort deze zich
houden aan de gebruiken, en maakt by zich
aan plichtsverzuim schuldig, indien hy den
eedsaflegger toelaat den eed op niet-gebruike-
Hjke wijze af te leggen; maar wij gelooven
met, dat de handeling zelve rechtens als
nietig kan worden beschouwd.
Al,en cluire Japon.
Lady Fretsby, Isabella's moeder, zit veilig
In haar stil boudoir te tellen, en niet alleen
te tellen, maai- ook woorden te mompelen
als: „De schildpadden snuifdoos, met goud
ingelegd, de saffieren en hm hm haar
witte hoed en de twee blouses ja, vyf
pond, en de nieuwe stofmantel, twee pond.
Jal Ze heeft bepaald een nieuwe gekleede
japon noodigl"
Een pauze en zy zit na te denken en zucht
^n murmelt weer:
„De twee broches, de gouden met tur
kooizen van tante Gray, en de kleine dia
manten I O, ja, die zou ik graag gehouden
hebben maar wat zag zy er bekoorlijk
uit in haar gebrocheerd, wit zfiden, met
paarlen geborduurd japonnetje. Arme Isabella 1"
Lady Fretsby glimlacht teedor. Zij is een
kleine vrouw in een zwarte japon, en dat is
al wat er van lady Fretsby te zeggen valt,
aangaande haar uiterlijk i een kleine vrouw
in een zwarte japon; verder is er niets aan
haar, dat opvalt, behalve misschien de buiten
gewone eenvoud van de japon en de buiten
gewone bleekheid van haar tint.
Het boudoir is een vrooiyke, kleine kamer,
met verkleurde gele gordijnen en opgevuld
met een menigte bloemen.
De Fretsby's zfin arm, heel arm, maar
hun zilver was prachtig. Was, zeg ik, omdat
er de laatste tweo jaar geen zilver meer te
zien was; in de serres prijken echter nog
rijen mooie bloemen, niet alleen mooie, maar
ook zeldzame; vooral zijn er óón of twee
orchideeën, waarnaar lady Fretsby soms gaat
kijken en die zfi beschouwt met een eenigszins
droeven blik.
Twee jaar geleden begon Isabella uit te
gaan. Isabella houdt zooveel van bloemen.
Zilveren schotels zfin voor haar een over
tollige weelde en zy zou in het geheel geen
eetlust hebben, als zy in de korte tusschen-
poozen van hun eenigszins schraal diner geen
rozen had om naai- te kijken of geurige
bloesems om den reuk te streelen.
Lady Fretsby zit nu heel stil, maar haar
hersenen z\jn nog bezig en vermoedelijk haar
hart ook, want dat heeft weer die kleine
kramptrekkingen, waaraan zy iederen dag meer
gewoon raakt.
Isabella komt binnen; zy is lang en slank.
Het is in Juli en zij vindt, dat zij dan de
dunste, de lichtste en de kostbaarste stoffen
dragen moot.
„Lees dit eens, Isabella", zegt haar moeder,
en Isabella begint langzaam te lezen.
„Ja", zegt zy zacht; „de bals bfi de Langley's
zijn altfjd prettig. Ik zal bleek mauve dragen
met zacht geel en een bouquet."
„Bleek mauve, zacht geel?" vraagt haar
moeder, een beetje angstig.
„Ja", zegt Isabella, „ik ga dadelijk aan
madame Pierre schrijven en modeplaten laten
komen." En zy keert zich om en legt haar
wang tegen een donkerroode roos.
„Dat moet dan maar gebeuren", fluistert
lady Fretsby met een zucht en kijkt een
oogenblik naar buiten in den rozenhof. Dan
gaat zij de kamer uit en naar boven, naar
haar eigen vertrek.
„Mauve-satijn, zeker." Er komt een gedachte
bfi haar op en zy ziet er byna hoopvol uit.
„Misschien", zegt ze half fluisterend, en weer
naar beneden gaande, opent zy de deur van
het boudoir.
„Moet het mauve-satyn zyn, Isabella?"
vraagt zy zacht.
„Ja", zegt Isabella achteloos, „ja, zeker."
Lady Fretsby gaat langzaam weer naar
boven, alsof zy opeens heel moe is geworden.
„Het zal op zyn minst vyftig guinjes kosten
met de schoontjes, de zyden kousen en alle
kleinigheden", zegt zy hardop, terwyi zy haar
juweolenkistje oponsluit en er de laatjes uit
haalt.
Deze zijn gevoerd met rooskleurig fluweel,
nu verkleurd, maar nog goed genoeg, want
het behoeft alleen als achtergrond te dienen
voor een paar oude, doffe armbanden, een
gouden potloodhouder, een zegelring en een
camée.
Yan onder de laatjes haalt lady Fretsby
een leeren étui te voorschyn. Zy opent dien
en er ligt een hartvormig, diamanten medaillon
in, een vroinig oudorvretocü wat den vorm
en het zetten der steenen aangaat, maar de
steenen zelf zyn goed, terwyi in het midden
een zeer fraaie robyn gloeit.
Een oogenblik kykt zy naar het sieraad,
dat in haar hand ligt. „Prachtig, prachtig is
het toch", fluistert zy. „Arme, arme...."
Maar of liet arme, arme lady Fretsby was,
of arme Isabella, of arme Reginald, lady
Fretsby's overleden echtgenoot, dat kan ik
niet zeggen. Het juweelenkistje wordt weer ge
sloten met zyn nuttelooze schatten, de camée
met den zwaren rand en al de ouderwetscho
sieraden, en lady Fretsby gaat weer naar be
neden en zet zich neer in het boudoir, met
het diamanten medaillon in haar zak. Zy
schry'ft een korten brief en zet op het couvert
„Aangeteekond" en dan gaat zy op de canapé
liggen en kykt den ouden postbode lang na,
die wegsukkelt door de velden, terwyi de pyn
aan haar hart erger wordt; maar Isabella
ziet er allerliofst uit in een zachten, witten
rok en blouse.
Het is byna drie uren 's morgens en lady
Fretsby ligt klaar wakker. Isabella is op het
bal onder de vleugelen van de oude lady
Crofton, want byna op het laatste oogenblik
kon haar moeder niet met haar meegaan; in
plaats daarvan moest zy naar bed. Maar toen
zy gekleed was, was Isabella in haar kamer
gekomen en haar moeder was dadelyk over
eind gaan zitten om naar haar tekyken. Het
meisje stond daar, terwyi de zachte plooien
van het mauvesatynon kleed om haar heen
vielen en een wazige, lichtgele fichu op haar
slanke schouders lag. Lady Fretsby nam
nauwkeurig alles op, de japon, den prachtigen
bouquet, de mooie schoentjes en de kousen.
Toen leunde zy glimlachend tegen het kussen
en spoedig daarna reod Isabella weg.
Dien ganschen nacht lag haar moeder met
open oogen, vol onderdrukte opwinding; nu
en dan drukte zy de handen tegen haar zydon
en haalde moeiiyk adem.
Toen begon zy te murmelen: „Reginald, het
moet lukken, zy ziet er allerliefst uit. Ik heb
haar nu alios gegeven wat ik te geven had
en nu hangt het van haar af. Het medaillon
had ik graag gehouden. Maar het mauve-
satyn, de licht-gele fichu, de o, al die
kleinigheden. Wees er niet boos om, Reginald,
ik had ze graag gehouden. En, o ja, Reginald,
de kleine gouden slang met de oogen van
smaragd, die heb ik ook moeten verkoopen.
Ik weet, dat ze eens aan je moeder toebe
hoorde, maar, maar Isabella had geen waaier,
en o, Reginald, we hadden nooit gedacht, dat
het zoo.ver komen zou, nietwaar? Myn hart
doet me zoo'n pyn; ik wou, dat je me helpen
kondet om ze te dragen. Je bent toch met
boos, Reginald, nietwaar?"
En nu gaat lady Fretsby recht overeind
zitten en by het kille licht der morgensche
mering kykt zy ernstig naar de oude photo
graphic van een jongen man, met melancho
lieke oogen en een gestalte even slank als
die van Isabella.
„Ik denk, dat Eduard Langley haar vanavond
zal vragen on dan zullen we geen verdriet
meer hebben over het medaillon of do kleine
gouden adder of die andere kleinigheden. Lieve
Isabella, hoe gelukkig zal ze dan zfinl Soms
lykt ze zooveel op jou, Reginald, alleen maar.
En met een diepen zucht valt lady Fretsby
weer op het kussen.
Er verloopen vyf minuten; dan beweegt zy
zich weer.
„Isabella; ik hoor het rytuig", fluistert zy.
Een pauze, dan verneemt mon duideiyk de
hoeven der paaiden, het openen van het
portier, onduidelyke woorden van dank aan
lady Crofton, het zware sluiten der voordeur
en daner verloopt eenige tyd en lady
Fretsby ligt stil te wachten, maar haar oogen,
fonkelend en schitterend, zyn op de deur
gericht.
Deze gaat open en Isabella komt binnen;
haar moeder glimlacht even, maar zegt niets.
Isabella kykt haar kalm aan.
„Word wakker, mamal" Dan kykt ze door
het raam, want het gordyn is opgehaald, in
den tuin, waar alles kil en mistig is. Zy
huivert een weinig.
„Myn bloemen hebben zich niet goed ge
houden", zegt zy. „Ik moet aan Forster
zeggen, dat hy ze niet goed op de yzerdraad-
jes heeft gebonden".
Een kleine pauze. Isabella heeft zich half
omgekeerd om heen te gaan; dan gaat zy
voort:
„Eduard Langley is geëngageerd met zyn
nichtje, miss Warner; vanavond werd het
publiek."
Toen ging zy heen; zachtjes ruischt haar
japon over den drempel; maar haar moeder
roept haar terug.
„Denk er aan," zegt zy zacht, zorgvuldig
elk woord uitsprekend, als gold het een be-
langryk onderwerp, „denk er toch vooral aan,
dat je het Forster morgen zegt. Hy moest nu
eigenlyk wel weten hoe hy bloemen op yzer-
draad moet binden."
„Ja," zegt Isabella peinzend, en dan wordt
de deur gesloten.
Lady Fretsby is alleen; haar oogen zyn ge
sloten en zy ligt stil. Dan gaat zy plotseling
weer overeind zitten. „Reginald, Reginald 1"
Hoe klaagiyk klinkt haar steml „Gy....
ik.ik had die kleine broche en het diaman
ten hart, dat je me gegeven hebt, evengoed
kunnen houden. Had ik maar geweten, dat
het alles tevergeefs zou zfineigenlyk
kan het me niet zooveel schelen, dat hy
nietmaar dat ik alles heb moeten weg
geven, al jouw
Een oogenblik laat lady Fretsby het hoofd
op de handen zinken, dan kykt zy snikkend
weer naar het portret.
„Niets van jou heb ik meer overl Al die
kleine dingen weg.... allemaal..., ik wou....
ik wou Reginald 1"
De man op het portret met de melancho
lieke oogen, de man met het slanke figuur,
zooals dat van Isabella, kykt nog vol droef
heid neer op het bed, waar lady Fretsby nu
ligt, zwygend voor altyd, met de tranen nog
op haar magere wangen.
Isabella trekt het mauve-satynen kleed uit
en legt het op de canapé, terwyl haar vingers
het zachtjes gladstrijken.
Behandel het met teederheid, Isabella 1
Schud er de kroufeols uit er» vouw de licht
gele fichu op I Het kost nog meer dan vyftien
guinjes. Het is het kostbaarste kleed, dat git
ooit dragen zult. Niemand van haar, die daar
gisteravond waren, zelfs miss Warner niet,
bezit een japon, die zóóveel gekost heeft.
INGEZONDEN.
Geachte Heer BedacteurI
Beleefd verzoek ik UEd. om een plaatsje
voor het volgende.
Volgens berekening van de Ed.Achtbare
voorstanders van het abattoir flees Gemeente-
teraadsverslag van jl. Zaterdag) zullen de
vleeschpryzen met 1 cent per pond verhoogd
worden, by slachting op het abattoir. Dit is
een onjuistheid, welke een slager zich niet
mag laten welgevallen; ziehier.
By slachting op het abattoir wordt geheven
f 1.80 elachtloon, doch dat biyft daar niet
by, want een slager ontvangt op Maandag
3 varkens, voorraad voor een week. Nu
kosten deze varkens aan stalgelden 20 cents
per dag, dus Maandag 60 cents; het eerste
wordt geslacht, op Dinsdag voor de 2 varkens
40 cents, op Woensdag weer 40 cents, het
tweede wordt geslacht, op Donderdag 20 cents
en Vrydag nog eens 20 cents, daarna de
derdo slachting, dus^by de f 1.80 slachtgeld
komt nog voor de drie varkens 60 -j- 40 -j-
40 2020 cents of ƒ1.SO, dus per varkon
60 cents, wordt te zamen 2.40, daarby voor
de laatste varkens het „voergeld", dus heel
zuinig genomen, kost dat 2.50 per varken,
als men het zelf gaat slachten.
Als men nu neemt een varken van 260
pond, gemiddeld gewicht, dan is dit oogen-
schyniyk 1 cent per pond, maar nu vraag
ik als slager, geachte ingezetenon, wat bestelt
u aan uw slager, zooveel of zooveel pond
varken of vleesch? Als nu een varken van
250 vuil (vuil wil zoggen levend) geslacht is,
weegt datzelfde varken 210 a 215 pond, en
als dat varkon nu erg vloezig is, kan men
daar hoogBtons 60 pond mager vleesch van
afsnyden, en juist op deze 50 mager vleesch
moeten de onkosten worden gevonden, dus
de 2.50 komen niet noor op 250, maar op
50 pond, dus zonder overdryving wordt dit
6 cents per pond.
Nu zal UEd. vragen: maar de overige
ponden van dat varken, waar biyven die
dan? Ja juist, hier hebben wy de misreke
ning, want, waar bestaat het overige uit?
Uit spek, vet, kop, pooten, beenen, zwoord
en vette snippers. Nu wil ik gaarne bekennen,
dat wat kop, beenen on pooton betreft, dit
des winters tameiyk geld opbrengt, doch in
geen geval den inkoopsprys, maar des zomers
worden deze artikelen voor elk bod van de
hand gedaan. Yet wordt zelden tegen eigen
waarde verkocht; de meeste menschen
rillen van vet, dus, wie het koopt, wil er
een koopje aan hebben, en het spek is een
artikel, dat geheel op zichzelf staat. Op heden
bfiv. ls de prys der varkens 24 a 26 cents
per pond, en de spekprys is op heden in den
handel 27 a 28 cents, dus by ieder pond moet
geld by.
Nu vraag ik: wie my nu het kunstje eens
wil leeren, om op deze laatste artikelen de
abattoir-kosten te verhalendie zou niet alleen
my, maar alle spekslagers aan zich verplichten.
Maar de tyd zal dit wel leeren. Ik wil dit
alleen maar schrfiven, om, als de slagers eens
verplicht worden op het abattoir te gaan of
laten slachten (het is nog wel zoover niet)
en men leest dan in het „Leidsch Dagblad",
dat de vleeschpryzen met 10 cents of meor
per kilo zyn verhoogd, men zich dan niet
moet beroepen op de 1-cents-rekening, want
deze is zeer onjuist, hetgeen nu een ieder
wel duideiyk zal wezen.
Nu was in Uw blad van gisteravond te
lezen, dat een abattoir te Leiden noch den
ingezetenen noch den slagers iets kost. Grooter
onjuistheid kan ik my niet vooratellen. Ik
zal my zelf by den kop nemen.
Ik heb nu even twee jaar geleden een
kapitaal geld moeten verbouwon, om een aan
alle eischen voldoende slagery te bekomen.
Wat kost my nu het slachten van een
varken thuis? Aan brandstoffen, water, ge
bruik gereedschappen, en In zeer zeldzaam
geval, ook aan licht? Als ik het ruim neem,
25 cents, en by slachting in een abattoir 2.50
en een paar uur tydverlies en uithuizigheid.
Dit laatste mag zeker niet licht geschat wor
den voor oen winkelier: maar, zal U zeggen,
nu kan U de slachtplaats opruimen, waarvan
U dan de huur ten goede komt. Neen, toch
met, alleen myn varkenshok; zonder meer,
want ik moet toch kunnen werken;.ik kan
toch, al behoef ik thuis niet meer te slachten,
myn werk, zooals worst maken, rooken en
kokon, een kluifje koken enz., onz., niet in
myn huiskamer verrichten. Dus voor dat
kwartje, dat Ik uitspaar, moet ik f 2.50 en
myn tyd offeren. Nu vraag ik een ieder: is
het niet allertreurigst, een flinke frissche ge
legenheid te bezitten, en gedwongen te wor
den op een abattoir te moeten slachten? En
dan noemt men het nog een geluk voor
Leiden I Neen, duizendmaal neen 1 Het is geen
geluk, het is oen ramp, een zware ramp,
welke onze gemeente te wachten staat.
Als mon nu nog het verschil van slachten
rekent: als ik tehuis slacht, blyft het var
ken na do slachting rustig op myn frische
plaats hangen, iets wat by zomerdag van het
grootste belang is; doch slacht ik op een
abattoir, dan moet ik myn varken warm naar
huis vervoeren. Nu behoef ik niemand te
zeggen wat het beste is voor het vleesch.
Maar, zal u zoggen, hot zoo hoog geschatte
koelhuial Och, dat is voor Leiden niets, dat
is goed voor grossiers. De tyd zal het wel
leeren, al is er een hooge dunk van, en ik
wil eindigen met een ieder, die er belang in
stelt, uit te noodigen, myn slagery te komon
bezichtigen, om zich tevens op de hoogte te
stellen, of dit niet de zuivere waarheid is,
en dan zullen do mannen want mannen zyn
het eerst gewaardeerd worden, die niet
alleen onze, maar de belangen der geheele
Leidsche burgery zoo heldhaftig hebben ver
dedigd. Beter was het, als vóór het te laat
ls den voorstanders van het Abattoir, de
oogen gingen 1
UEd. harteiyk dankende voor de opname,
verbiyf ik
UEd. D. Dienaar
Leiden, W. Bergers,
6 Maart 1901. Spekslager.
[Koor aaiUoiuing van oovenstaand echryven
zfin we op inlichtingen uitgegaan, en volgens
deze, kwamen we tot de gevolgtrekking, dat
de berekeningen van den inzender ons onjuist
lyken. Wanneer Maandag 3 varkens aan het
slachthuis gebracht worden, begmt eerst
Dinsdag de betaling van stalgeld. Dien dag
dus voor 2 varkens. Woensdag voor 2 of 1
varken, afhangende van het uur der slachting
op Donderdag en Vrydag nog eens 20 cents.
Te zamen dus hoogstens 0.40 f 0.40 -f-
2 X 0.20 1.20, dus per varken 40 cents.
De inzender vergeet echter, dat hy door
gebruik te maken van het koelhuis even
gemakkelyk alle drie varkens op Dinsdag kan
slachten. Dan betaalt hy dus geen stalgeld.
Laten wy echter by zfin berekening biyven
en dus 0.40 per varkon aannemon en een
slachtloon van 1.80 (door B. en Ws. is
slechts 1.60 geraamd), dan komt men op
2.20 per varken. En nemen we verder aan,
dat een varken van 250 pond 30 pond afwerpt,
wat de gewone rekening is, dan komt op
220 pond een belasting van 2.20. Hier moet
echter opgemerkt worden, dat de te Leiden
geslachte varkens meer dan 260 pond vuil
gemiddeld wegen, en daardoor dus het aantal
ponden, dat belast wordt, grooter, ergo de
belasting relatief geringer is.
Wanneer nu de slagers deze belasting op
de consumenten willen verhalen, dan blyft dit
een 6tyging van 1 cent per pond van het
varkensvleesch, want de inzender redeneert
onjuist.
Ten eerste levert een varken van 220 pond
schoon, niet 50 pond vleesch, maar nagenoeg
het dubbele op volgens de meening van een
spekslager. Door dit feit krygt de berekening
reeds een ander aanzien. Maar ook op de
overige ponden spek, koppen en pooten en
reuzeis, zou deze belasting wel degelijk op
dezelfde wyze te verhalen zyn. Het is onjuist,
dat het spek daarbuiten zou vallen, want
spek is een artikel, dat te Loiden zelf grooten
afzet vindt, getuige het feit, dat jaariyks
zooveel wordt ingevoerd. En daar uit de
de ramingen van B. en Ws. biykt, dat men
hot ingevoerdo spek, ten behoeve van de
keuring, ongeveer even zwaar wil belasten
als het in Leiden geslachte, staat niets den
slagers in den weg, zoo noodig, ook het spek
mot 1 cent per pond to verhoogen, echter niet
mot meer.
De redenoering, door den inzender aangeval
len, is dus volkomen juist. De styging van 10
cents per pond is schromeiyk overdreven en
kweekt verkeerde inzichten.
Maar zelfs de 1 cent verhooging per pond
zal wel niet bereikt worden: lo. omdat door
lager-stellmg van het slachtloon dan 1.80
en door het zwaarder wegen der varkens dan
260 pond, dit niet noodig zal wezen; 2o.
omdat de ervaring geleerd heeft, dat slacht
huizen geen styging der vleeschpryzen mede
brengen, op den duur eerder prysverlaging,
en het laatste was een gevolg van de voor
dooien, die de slagers by nader inzien van het
abattoir ondervonden.
Aannemende, dat de inzender een vry goede
slachtplaats heeft, zal de inrichting toch wel
niet kunnen concurroeren met die van een
openbaar slachthuis. Maar wanneer de slacht
plaats hem werkeiyk voel geld gekost heoft,
dan is de rekening, dat het slachten van een
varken hem maar f 0.25 kost, toch zeker
onjuist. Laten wy aannemen, dat brandstoffen
en duinwater hem 0.25 per varfcer. k?«tea
Maar waarom wordt hier niet in rekening
gebracht de rente van het kapitaal in de
slachtplaats en in den stal gestoken? Indien
die werkelijk goed zyn, moeten zy veel geld
gekost hobbon, en wordt dat in rekening
gebracht, dan komt men op meer dan 0.25
per varken.
En is de slachtplaats niet goed, dan zou
by het niet stichten van een slachthuis, de
eigenaar die moeten verbeteren, ook al is op
die wyze niet de toestand als op oen open
baar slachthuis te verkrfigen, en die ver
beteringen zouden niet onbelangryk veel geld
kosten.
En wanneer de inzender zegt, dat hy door
het oprichten van een slachthuis toch al z(jn
lokalen moet blyven gebruiken, dan bowyst
dit, dat zyn lokalen vóór dien tyd onvoldoende
waren.
Men moet by het beoordeelen van derge-
ïyke zaken niet te veel het eigenbelang op
den voorgrond dringen. De hygiëne en het
belang der consumenten hebben ook hun
eischen; men moet dit niet vergeten.
De ervaringen, mot koelhuizen opgedaan,
bewyzen, dat ze overal hoogeiyk gewaardeord
worden, zelfs in ons land reeds in Groningen,
Nymegen en Roermond. Waarom dan in Leiden
niet? En zeker zullen ze toch in den zomer
voor het bewaren van vleesch, heel wat meer
waarde hebben dan de open plaats van den
inzender
Men moet de voordeelen der slachthuizen
willen zien. Wil men dat om een of andere
reden niet, dan zullen ze moeiiyk ingang vinden.
Red.]
RECLAMES,
a 40 Cents per regel.
De heer 0. Wiggers, Graan- en Meelhandel,
te Lattrap (prov. Overysel) schryft ons het
volgende: Dezer dagen had Ik een onderhoud
met myn vriend, den heer C. Kuyers, land
bouwer, alhier, over het gedane gobruik der
Pink-Pillen van dr. Williams. „Niet genoeg",
zoo zegt hy, „kan ik U dankbaar zyn voor
den raad, dien U my gegeven hebt, nl. om
de echte Pink-Pillen te gebruiken. Van af
het eerste oogenblik, dat ik ze gebruikte,
werd myn ziekte gestuit. Jarenlang had ik geen
smaak meor van myn eten, geen lust meer voer
den arbeid, alles had ik aangewend, doch te
vergeefs, niets mocht baten, nergens mocht ik
genezing vinden voor myn slepende ziekte.
Als vader van nog jeugdige kindoren (zoo
gaat hy voort) ging ik met bange zorg de
toekomst te gemoet, want waren de Pink-
Pillen niet de dooder van myn ziekte geweest,
wat zoude er van my geworden zyn Scheiden
yan degenen, die my lief en dierbaar zynj
weggerukt van hen, die myn steun nog zoo
zeer noodig hebben. Doch. o. wondervolle
uitworkiug der reeds zoo beroemde rink-
Pillen, slechts na het gebruik van drie
doosjes ben ik radicaal genezen, zoodat Ik
thaus met graagte eet en met lust myn
gewone werkzaamheden verricht. Ziedaar wat
de Pink-Pillen van Dr. Williams by my
gedaan hebben. Maakt het bekend."
Andore ziekten, welke dezelfde oorzaak
hebben, zooals rheumatiek, huidziekten, alge
meens zwakte, beenziekte by het kind en
somtyds de tering, zyn door haar gebruik
genezen geworden. Door de maag het opnemen
van het voedsel te vergemakbeiyken en door
het bloed te zuiveren, genezen de Pink-Pillen
alle ziekten.
Prys ƒ1.76 de doos; 9.— per 6 doozen.
Yerkrygbaar by J. H. I. Snabilié, Steiger 27,
Rotterdam, hoofddepothouder voor Nederland,
en apotheken.
Franco toezending tegen postwissel.
Ook echt verkrygbaar voor Leiden en Om
streken by Reyst Krak, Drogeryen, Bees
tenmarkt Wyk 6 No. 41, en J. H. Dijkhuis,
Drogeryen, Hoogstraat No. 6.
Men geve acht, dat de echte Pink-Pillen van
Dr. Williams zich in een houten kokertje
bevinden, met rooskleurig papier omwikkeld,
waarop met blauwe letters gedrukt staat:
Pilules Pink pour Personnes Pales du Dr,
Williams. Verder moet zich op ieder uitwendig
omhulsel bevinden een wit strookje papier
over een lengte der étui geplakt, waarop
staat: Prjs: f 1.75 de doosf9.— per 6 doozen.
Eenig depothouder voor Nederland, Snabilé,
Steiger 21, Botterdam. Voor de gebruiks
wijze raadplege men de ingesloten Hollandsche
Circulaire. 2093 78
Katwyk aan den Ryn. De „Verseniging
tot stichting en instandhouding eoner Chris-
teiyke School" alhier hield gisteravond in
haar schoolgebouw de gewone jaariyksche
vergadering. Door een ongewoon talryke
opkomst haddon de leden van hun belang
stelling biyk gegeveD. De flnancieele toestand
der Vereeniglng bleek alleszins bevredigend
te zyn. Tot bestuurslid werd met overgroote
meerderheid herkozen Mr. D. van Riessen.
Het gestadig stygend getal leerlingen, die d«
school bezoeken, zal wellicht heel spoedig
vergrooting der school noodzakeiyk maken.
Na geanimeerde bespreking van meer huis-
houdeiyken aard werd de vergadering op df
gebruikeiyke wyze gesloten.