De financiële zijde van het openhaar slachthuis.
De teerltng is geworpen! Het abattoir zal
worden opgericht. Er wordt ten minste niet
aan getwijfeld of de Minister zal ditmaal
werkelijk met bekwamen spoed de wet doen
veranderen en de gemeentebesturen in staat
stellen een abattoir te bouwen, waar dan ook
geslacht moot worden I Moge, wanneer ooit
voor de nijverheid of voor de bescherming
van den eon of anderen tak daarvan een
aanvull in gewet noodig is, met evenveel spoed
een verandering worden iDgediend en goed
gekeurd 1
Hot abattoir heeft veel gemoederen en
pennen in beweging gebracht; uit tal van
ingezonden stukken, die in dit blad zijn voor
gekomen, bleek de algemeene belangstelling
in de zaak. Toch waren er daarbij niet veel van
voorstanders. .Integendeel. Een groot deel der
ingezetenen verklaarde zich, ook in gesprek
ken, tegen de oprichting van het abattoir en
men scheen over het algemeen niet overtuigd
van het groot nut eener dergelijke inrichting
te Leiden, ook niet van de noodzakelijkheid
daarvan, gedachtig aan de uitnemende vleesch-
keuring hier ter stede.
De voordooien, die de gemeente zou ge
nieten; de voordeelen, voor de kleine slagers
aan een abattoir verbondon; de hygiënische
zijde van de zaak, dit alles kon bij velen niet
veel indruk maken. Men dacht meer aan de
flnancieele zijde er van dat namelijk het
abattoir jaarlijks veel geld zou kosten en
dan raken andere argumenten wel eens op
den achtergrond.
Nu ia het flnancieele dan ook werkelijk
hier de hoofdzaak; de voordeelen en
nadeelen der slagers worden wel wat te breed
uitgemeten. Elke verandering brengt moeite
en last mede, maar op den duur zullen die
wel te overkomen zijn. Het koolhuis zal bflv.
reeds velen met het abattoir verzoenen. Maar
er zijn or, die zeggen: „Leiden gaat achteruit,
wij betalen toch al zooveel belasting 1 Waarom
die 6 ton nu weer uitgegeven? Eerst een
brug over den Witten Singel, die zoo kost
baar niet had behoeven te zijnnu dit weer I"
Daarom achten wfl het noodig, nu eenmaal
het besluit tot oprichting is genomen, te
herinneren aan hetgeen de burgemeester in den
gemeenteraad van 27 September hoeft gezegd
en in welke rede ZEAchtb. er op heeft ge
wezen, dat het abattoir wel geld kost,
maar ook, dat de kosten door het abattoir
zelf volkomen worden gedekt.
Nu het besluit toch eenmaal genomen is,
zal men goed doon de zaak maar van de
beste zijde te beschouwen.
ZEAchtb. zeide volgens de officieele Han
delingen van den Gemeenteraad het volgende:
„Hoewel men beter weet, gaat men voort
roet van de daken te verkondigen, dat hot
abattoir aan de burgerij of aan de slagers
41,000 por jaar zal kosten. Dat moet de
boeman zijn, die de ingezetenen aanhitst om
zich te verzetten tegen dit voorstel, dat door
de hygiëne wordt geboden.
Nu zal ik aantoonen waarom die voorstel
ling onjuist is. Wat moet er van die f 41,000
$f? Niemand zal kunnen tegenspreken, dat
dit in de eerste plaats Is het bedrag, dat op
flo begrootiDg voor de vee- en vleeschkoaring
wordt uitgetrokken; dus moot de f 41,000
In de eerste plaats met ruim f 7000 worden
verminderd. De salarissen voor de ambtenaren,
Alles in één woord, wat de vee- en vloesch-
keuring kost en waarmede nu de gewone
gemoontebegrooting bela9t is, gaat drukken
op do exploitatiekosten van het abattoir,
en is dus reods in dio f 41,000 begrepen.
Maar dan moet dat ook niet nog eens elders
in aanmerking komen, andere maakt men
zich schuldig aan double emploi. Die/" 41,000
is dus oen legende.
Wat gaat er nog meer af? Al de kosten,
die de slagers op dit oogenblik hebben te
betalen voor hun slachtplaatsen en veestallen.
Nu zegt men wel, dat die slachtplaatsen open
komen en daarmede niets meer is te doen,
maar ieder weet wol beter; de slagers zyn
niet zoo onnoozel, of zij zullen daaraan wel
een andere bestemming given.
Er gaan dus nog af: de onkosten, die de
slagers hebben; wanneer zjj eigenaar zijn, de
rente van het kapitaal, dat zy daarin hebben
gestoken, en de kosten van onderhoud; en
wanneer zjj een slachtplaats huren, de huur,
die van een slachtplaats en een veestal altyd
vrfl hoog ie. Verder de onkosten voor warm
en koud water, licht, onderhoudskosten en
alle kleine gemakkon, die zij dan alleen tegen
betaling van slachtloon zullen kannen bekomen,
en v/elke kosten zy nu ook botalen moeten.
Nu geloof ik, en dat is mijn innige overtui
ging, wanneer wy die kosten van al de
slagers stollen op f 60,000 per jaar, zoodra
aan do hoogo eischen tot verbetering zal
moeten worden voldaan, dat dat niet te hoog
is; en die zullen zij niet behoeven te betalen,
wanneer zy in het abattoir gaan slachten. Ik
geloof dus, dat financieel do slagera er eor
op vooruit gaan dan achteruit. Dat weten de
menschen niet. Die onkundige monschen wor
den wol kundig gemaakt in hun oppositie,
door maar altyd hun de bezwaren overdreven
voor te stellen. Maar later, wanneer het
abattoir in gebruik is, zullen zy de voordooien
wel Inzien, vooral wanneer dat koelhuis ei is,
waarmede de Nymeegsche slagers zoo zyn
ingenomen, en ook de Groningsche, die nu
reeds 73 van de 100 bestaande cellen in ge
bruik hebben, hoewel het koelhuis pas een
hall jaar in exploitatie is. Dat zal hier ook
gebeuren. Maar natuuriyk is er een overgangs
tijd en alle verandering is moeilijk. Men kan
niet zeggen dus, dat die 41,000, die gebleken
zyn geen f 41,000 te zyn, de som is, die door
de slagers moot worden betaald. Want hetgeen
daarvan moet worden afgetrokken voor kosten,
die zy nu moeten betalen voor wat aan het
Abattoir togen betaling van slachtloon wordt
verkregen, is niet geringvooral niet, wanneer
de hoogoro eischen, welke overeenkomstig de
Hinderwet door Burg. en Weths., niet door
den Raad, dien ik er echter wel in zou willen
kennen, worden opgelegd, er by komen. Die
eischen zullen zeor kostbaar zjn. Ik geloof
dus, dat van die f 41,000 nog al heelwat af
gaat, zoo er al iets van overbiyft,
Nu kom ik tot de slachtloonen.
Het zou kuunen zyn, dat, als de bereke
ningen van de tegenstanders juist waren, die
•chter, zooals Ik heb aangetoond, niet juist
zjjn, de slagers een groot deel van die loonen
verhalen zouden op de vleoschverbruikers.
Wat zullen de olagors dan meer kunnen
eischen voor een pond vleesch? De berekening
is in bet rapport van den heer De Jong zóó
duideiyk gemaakt, dat ik my niet kan be
grijpen, hoe men daaraan nog kan twyfelen.
Er zal worden berekend /2.90 per rund,
1.50 per varken. Nu heeft oen koe gemid
deld, laat ons aannemen, 450 pond slachtge-
wicht. Nemen wy nu aan, dat niet 2.90,
maar f 4.50 aan slachtloon werd gevorderd,
hoeveel zal dan het vleesch duurder moeten
worden? Eén cent per pondl Dat is een een
voudige rekensom. Dus by een slachtloon van
2.90 per rund, sUchts w/i0o cent per pond.
Stel, dat de slagers, die verhooging door de
consumenten ten volle moesten laten betalen,
dan zouden zy aanzienlyk profiteeren, want
het is bekend, dat er gearrondisseerd wordt by
verhooging, en dat van 1 cent ten minste 5
cents wordt gemaakt om een rond cyfer te
maken.
Zoo gaat het ook by hot duinwater. In een
arbeiderswoning kost het duinwater 4.50.
De eigenaar van het huisje verhoogt daarom
de huur met tien cents per week, d. i. hy
ontvangt 5.20 por jaar terug en steekt dus
nog 0.70 per jaar van elk huisje in don zak.
Ik geloof echter met, dat die verhooging
van do Vleeschprfizen noodig zal zyn, omdat
tegenover die slachtloonen voor de slagers
zooveel voordeelen 6taan, en de concurrentio
zal dit wel beletten. Het is juist het eigen
aardige van dit voorstel, dat nóch de inge
zetenen, nóch de slagers er schade by zullen
hebben.
Dat de slachtloonen in Rotterdam lagor zyn,
is gemakkolyk te begrypen. Vooreerst heeft
men daar geen koelhuis, ten tweede heeft
Rotterdam een enormen exporthandel. Alleen
van die export-slagerfl ontvaDgt Rottordam
jaariyks f 50,000. Wanneer uitvoering wordt
gegeven aan het plan om die oxport-slagerfl
over te brengen naar don Hoek-van-Holland,
dan zullen de slachtloonen ook moeten worden
verhoogdop de een of andere wyze zal men
die f 50,000 moeten terugvinden; en wordt
bovendien nog tot de oprichting van een koel
huis overgegaan, dan zullen de slachtloonen
wellicht nog veel hooger worden dan hier.
Wat ik van do runderen zeide is ook toe-
passeiyk op de varkens. Van varkens zal
worden geheven een slachtloon van f 1.50,
wat volgens het rapport van den heer De
Jong zonder eenig bezwaar verhoogd kan
worden tot f 1.80. Nemen wy nu aan, dat
het maximum van 1.80 zal worden ge
heven, dan zal het pond varkens vleesch nog
niet één cent duurder worden, elechts 9/lü cent,
en by een slachtloon van 1.50 per varken,
zooals wordt voorgesteld, slechts 3/4 cent.
Nu leert do ervaring overal elders, dat altyd
de kosten van een abattoir volkomen gedekt
worden door de slachtloonen en door andere
ontvangsten, zooals door den verkoop van ys
en mest en ik weet niet wat al meer daar
wordt verkocht. Maar dat alles levert te zamon
zooveel op, dat de uitgaven voor hot abattoir
volkomen zyn gedekt.
Nu verwyten, niettegenstaande deze een
voudige en juiste berekening, de tegenstanders
van het plan ons, dat wy er kunststukjes
op na houden. Maar, en vooral nu ik gehoord
heb van den heer Den Houter, dat men er
een politieke quaestie van maakt, nu vraag
ik, of de tegenstanders zeiven werkeiyk geen
kunststukjes gebruiken? Want wat doen zij?
Zonder zelfs een enkele poging aan te wenden
om de nuchtere cyfers, die ik aangaf, en onze
zeer juiste rekening te bestryden, prediken
zy aan alle ingezetenen, dat, als de Gemoonto-
raad en nu noem ik lettoriyk de woorden,
die in hun nota voorkomen een abattoir
gaat oprichten, men met het geld van een deel
der burgerij op een onverantwoordelijke wijze
spoelt. Ik kan my dat denken als een politieke
zot; maai' het is een onwaardige zet, als dat
voorkomt in eon dergeiyk stuk, van Raads
leden uitgaande. Verder treedt men niet be-
schuldig end, doch vriendelijk waarschuwend op
men zegt, dat men toch de tering naar de nering
moet zetten, alsof dit in Leidon in het geheel
niet wordt behartigd I De opruiende beschul
diging, dat wy, een abattoir oprichtende, op
onverantwoordelijke -wijze spelen met het geld
van een deel der burgerij, dio alleen wordt
gedaan om de burgery op te hitsen, vind ik
benedon de waardigheid van den Raad en zal
er dus niet op ingaan. Maar ik moet wel zeggen,
dat het ia een volmaakt onjuiste bewering,
dat hier de tering niet naar de nering wordt
gezet. Het kan zyn nut hebben voor de burgery,
dat die bewering eens wordt tegengosproken.
Te Leiden ia de inkomsten
belasting het laagst van alle groote
gemoenten in ons vaderland.
Evenzoo Is de prys van het gas, al hebben
we dien met een halven cent verhoogd, het
laagst van allo gemeenten in ons land; in
Utrecht zelfs, dat ons eerst op zyde was,
heeft men met 1 cent verhoogd, dus den
gasprys op 6 cents gebracht. De schoolgelden
hier zyn biliyk en zeer laag. Op die gronden
acht ik hot werkeiyk een ramp voor onze
gemeente, dat Raadsleden durven zoggen, dat
wy met het geld der burgery spelen op
onverantwoordeiyke wyze en niet de tering
naar de nering zetteD. Wy hebben de laagste
inkomstenbelasting, lage schoolgelden, zoo
weinig mogelyk voor het gas te betalen; en
niettegenstaande dat, durft deze Raad, gelukkig,
van tyd tot tyd groote uitgaven te voteeren
in het belang van de burgery en van de
gemeente. En waar nu de heeren durven
klagen over achteruitgang in de bevolking,
daar kan ik hen geruststellen door de mede-
deeling, dat dit niet waar is; en omtrent
den achteruitgang van het belastbaar inkomen
met f 100,000 in het laatste jaar, dat slechts
f 50,000 schynt te zyn, dat dit absoluut geen
gevaar is voor oon gemeente met een vlottende
bevolking als hier.
Het ware, dunkt my, voor onze gemeente
een veel verstandiger politiek eens in het
openbaar te vertellen en in andere vreemde
couranten te zetten, dat hot hier, in vergeiy-
kiug met andere groote gemeenten, zoo goed
koop is. Dat zou zeker bevorderiyk zyn aan
het lokken van vreemdelingen om hier in de
gemeente te komen wonon. Maar wanneer
men gaat verkondigen, dat wy verkwistend
zyn en spelen met het geld der burgery, dan
zal dat het beste middel z|Ja om ouze ge
meente te beaadeeien".
Leiclsche Schouwburg,
Maandag 4 Maart 1901.
Elfde abonnements voorstelling. Het Rotter-
damsch Tooneelgezelschap. Directeur P. D.
van Eysden. De Opvoeding tot het Huwelijk,
Comedie in drie bedrijven door Otto Erich
Hartleben. Vertaling van M. A. Regie van
Louis Moor. Voorafgogaan door: De Eischen
der Moraal. Comedie in een bedrijf door Otto
Erich Hartleben. Vertaling van M. A.
Tweo tooneelwerken van denzelfden auteur.
Een wys en pryzenswaardig overleg van
den Directeur, daar de auteur Otto Erich
Hartloben zich door iets geheel persooniyks
onderscheidt. Hy is nog in den vollen bloei
des levens, even 37 jaar oud. In 1864 te
Clausthal geboren, heeft hy, na het gymnasium
bezocht te hebben, to Berlyn, Tubingen en
Leipzig in de Rechten gestudeerd. Hy was
korten tyd referendaris te Maagdenburg, maar
gaf dit ambt op, om uitsluitend voor de
letterkundige kunst te leven. Zyn eerste
tooneolstuk was een parodie op Ibsen en
heette Dor Frosch (1889). In 1893
toonde hy wat hy vermocht met D1 e
Erziehung zur Ehe, later in 1897 met
„Die 8ittliche Forderung. Andere
zeer vaak vertoonde stukken als: Ein
wahrhaft guter Monsch (1899) en
Der Rosenmontag (1900) bevestigden
den byval, dien hy met de eerste gewonnen
had. Hy heeft zeer knappe novellen en verzen,
en uit vereering voor den grooten meester
Goethe een Goethebrevier geschreven.
Hartleben is een kerngezond kunstenaar,
die een fijn humoristischen blik op het leven
heeft, met ondeugende ironie lachende de
waarheid zegt, en de laagheden niet alleen
by de hoogere standen geeselt. Hy Is onbarm
hartig voor al wat naar laagheid zweemt, en
deelt striemende geeselslagen uit, terwyi het
schynt, dat hy lachende eene aardigheid vertelt.
Zeer eigenaardig is de bouw zyner stukken.
Zyne ontknooping maakt zich los van de
oude trucs. By hem geene ontknooping onder
tranen stroomen en handonge wring, geene kin
deren, die het huweiyk hunner ouders een
„moeras" noemen, geene echtgenooten die
man en kinderen verlaten, om hare menschen-
rechton als vrouw beter te verdedigen by
hem eene lachende victorie der boosheid, een
humoristische zegepraal van het kwaad met
diep snydendo satire.
In zyne Erziehung zur Ehe heeft
hy deze manier voortreffelijk toegepast. Ber-
ïynsche zodenlosheid en zedeloosheid worden
geestig onderhanden genomen. Do autour
verplaatst ons in eene aanzisniyke familio
by mevrouw Günther, weduwe van een schat-
ryken bankdirecteur. Ze heeft twee kinderen
op te voeden eon zoon, die student is; zeer
lichtzinnig, maar met iets gevoeligs en weeks
in zyn aanleg, en eene dochter, die maar zeer
weinig te zeggen heeft. De zoon Herman
Günther vervult de hoofdrol, die door den
heor D. H. Brondgeest met groote losheid,
levendigheid en entrain werd gespeeld. Soms
trad oox een vriend van Herman op, Moritz
Lango, die do hand heeft gevraagd van Suze,
Herman a zuster, maar niet heeft verkregen.
Hy heeft alleen eenige t i r a d e e uit te eproken
over het lange uitstel van zyn huweiyk en
het verderfelijke yan lange engagementen. De
geestige Hartleben had ons dio figuur kunnen
sparen, die niet paste in zyn stuk, en daaren
boven door den tooneelkunstonaar, die Lange
moest uitbeelden, door gemis aan beziehng en
animo, niet kon worden gered.
Het centraalpunt der handeling schuilt in
oene li ai 6 on van den vrooiyken Herman
met eon jong meisje, MetaHübcke, boekhoud
ster in eene grooto handelszaak. Herrnaa
Günther ontmoet dit meisje op haar weg in
tie straat te Berlyn. Hy wordt diep getroffen,
maakt haar hot hof, bezoekt haar op hare
kamer, maar komt onder de bekoring van
haar beschaafden en edelen geest. De auteur
verlangt een contrast te stellen. Meta, liet kind
des volks, door de gruwelen in het ouderlyke
huis vroeg ervaren in al de ellende des levens,
opgenomen en opgevoed door bloedverwanten,
beweegt zich vry en onafhankeiyk met vol
komen waardigheid en zelfrespect. Ze neomt
de liefde van den vrooiyken losbol aan, en
toont, dat ze niet schroomt met hem oene
wandeling te maken, of in een koffiehuis
eenigen tyd te keuvelen. Hy beloofc haar
voortdurend, zoodra hy onafhankeiyk is, met
haar te zullen trouweD. Zyne genegenheid
etygt tot groote aaDhankeiykheid, maar geheel
en al ernst is het niet.
Wanneer Herman Günther in het salon
zyner moeder piano speelt, komt Jenny,
bediende, de stof afnemen, en dan springt
Herman altyd op om met de vlugge, knappe
Jenny te stoeien en te flirten. Deze tooneelen
werden voortreffeiyk gespeeld, niet het minst
door mevrouw Joh. de JongWoriwfin, die
in guitigheid en snibbigheid al de lachers op
hare zyde trok. En nu komt eene soort van
katastrophe Eene vyandige hand schryft
anonieme brieven aan Herman en aan zyne
zuster Suze, er zal schandaal gemaakt worden
over de relatie tusschen Herman en Meta
Hübcke.
Er dient nog bygevoegd, dat de familie
Horman min of meer bestemd heeft vooreen
ryk damotje uit hare wereld, Bella Kónig,
een akelig dom wezen dat telkens vóór hem
verschynt, om hem op zyn toekomst te wyzen.
Na de anonieme brieven beveelt mama Günther
dat alles uit moet zyn. Herman gehoorzaamt,
want deze moeder is lang geene gemakkelyke
moeder, met bewonderenswaardige deftigheid
en hoogheid voorgesteld door mevrouw Van
Eysden Yink. Zy telegrafeert haar broeder
Otto, een ryk landeigenaar, om over te komen,
en haar zoon te „maatregelen". Doch het is
niet noodig. Uit vrees voor zyne moeder
schryft hy Meta Hübcke een afscheidsbrief.
In het tweede bedryf treedt Meta op. De
iorichting van het tooneel was voel te armoe
dig en te somber. Meta, een onafhankeiyk
iong meisje, die fier het hoofd mag opheffen,
behoeft zich niet ln zulk een armzalig verbiyr
te begraven. Ze zal veeleer eene nette kamer
met bloemen, gravuren en een zingend vogeltje
bewonen. ïs het de tooneelschlkklng, die
Hartleben voorschrift, dan dwaalt de auteur.
Meta la door den afscheidsbrief van den los-
hoofdlgen Herman geheel verslagen. Maar zy
vindt steun by een vriend, Yon Bohling het
affiche noemt hem edelman, geheel over
bodig! die een zeer eeriyk en nobel hart bezit.
Meta waardig en statig, hoewel misschien
wat al te tragisch, voorgesteld door mevrouw
Alida Tartaud-Klein luistert niet Daar het
lokkend fluiten van den vogelaar, maar doet
toch eenige vragen aan Yon Bohling, die
oprecht antwoordt, en zonder opzet doet
blyken welk een uitmuntend hart hy bezit.
Ze vraagt hem of hy officier is geweest. Yon
Bohling zegt, dat hy afgekeurd is voor den
dienst, dat hy te Bonn drie semesters heeft
gestudeerd, maar dat de examens hem in den
weg zaten. Hy vertelde, dat hy twee boezem
vrienden had te Bonn, wier vador uit wan
hoop over geldeiyken tegenspoed zich met
revolverschoten doodde. Hy had toen zyne
vrienden wat bijgesprongen, ze hadden kunnen
blyven studeeren een van de twee is al
referendaris. En de moeder, nu geheel hersteld
van zware rampen, vereert hem met veel te
Innige erkentelijkheid. Tranen springen Meta
uit de oogen, ze had niet gedacht, dat in
deze booze wereld zooveel edel mededoogen,
zooveel oprechte menschenüefde bestond. Ze
reikt de hand aan Von Bohling, en betuigt
hem haro sympathie.
In het derde bedryf biykt het, dat oom
Otto Günther weinig geschikt is voor eens or
mo rum hy is even wuft en beginselloos
ala zyn neef Herman. Hy zegt het met kluch
tige eeriykheid aan Herman's moeder, die
ondanks haar strenge houding heel wat water
der verdraagzaamheid giet in den wyn dor
officieele moraal. Het samenspel van mevrouw
Van Eysden en den heer Henri Poolman was
bewonderenswaardig. Mevrouw Günther zendt
haar dienstbode Jenny weg, omdat zo gemerkt
heeft, dat Herman met Jenny stoelt. Maar
het vlugge soubrettetje zal het zich niet aan
trekken ze belooft Herman dien avond
op het Potsdammer Plein te zullen wachten.
Ten slotte besluit oom Otto de jongelui te
vergezellen, op hoop ook een gezellin te zullen
vinden. Aan het slot komt bezoek van Bella
König, de vermoedelyke bruid van Herman.
Deze en zyn oom slaan op do vlucht. Bella
komt binnen, zet zich, spreekt geen woord
het gordyn valt.
Een zeer nieuwe, zeer geestige ontknooping.
Hartleben slaat met krachtige hand hier
den beginselloozen Beriynschen jonkman uit
de voorname wereld in het aanzicht. Dit is
dus zyne Erziehung zur Ehe zoo
gedraagt men zich, voordat men zich aan eon
gevreesd, maar fatsoeniyk huweiyk onderwerpt.
Het eerlyke hart van Meta heeft hy voor goed
verloren met een karaktorlooze desrngaat
hy in gezelschap van dezen oom uit zwieren.
De humor vau deze les springt in het oog,
door de soberheid der ontknooping.
Geheel hetzelfde doet zich Yoor in Die
oittliche Fordo rung. In hot eenvou
dige Rudolstadt heeft een ryk industrieel zyn
oog geslagon op eene jonge dame uit zyn
stand. De man ia over de vyftig en heeft oon
knappen zoon, die dezelfde jonge dame ook
ton huweiyk bogeert. De dame ergert zich
over gedweeheid van den zoon, weigert den
vader, en verlaat Rudolstadt. Ze wordt eene
voorname zangeres en heet Rita Revera. Na
eenige jaren sterft de vader do zoon komt
aan liet hoofd der firma voracht het verblijf
dor kunstenares uit, bezoekt haar, vraagt
haar ton huweiyk en wil haar naar Rudolstadt
terugvoeren, terwtyl hy haar het onregelmatige
van haar gediag onder de oogen brengt. Zyne
zodepreekon helpen niet de artiste wil niet
terugkomen als boetvaardige zondares.
De jonkman gaat beleedigd heen maar
keert snel terug. Do artiste zinkt ln zyne
armen en hy belooft haar te zullen gehoor
zamen. Do strenge zedopreeker biykt niet vast
in zyne schoenen te slaan hy laat den
triomf aan z(jno tegenpartij.
En ook hier wederom dezelfde ontknooping,
met dezelfde fijne ironie.
Het dient met groote waardeering te worden
erkond, dat de rol van de artiste door mevrouw
Marie van Eysden Yink met buitengewoon
brio werd gespeeld. Het onweerstaanbare,
het overheerschende van schoonheid en talent,
werd op geheel volmaakte wyze door haar
uitgebeeld. t. B.
TJit do „Staatscouraat".
Kon. besluiten. Benoemd tot2denluitenant
bij het korps, gevormd uit deUtrechtsohe Studen-
tenvereenigiDg tot vrijwillige oefening in den
wapenhandel, te Utrecht, W. M. Wyt
Een jaarlijksche toelage van f 100 verleend aan
J. Kat, weduwe van den broeder in de orde van
den Nederlandschen Leeuw L. Mens.
Pensioen verleend aan F. de Sitter, ƒ898; A.
Wunnink, f 139; H. Struiving, f 288; K Preuyt,
ƒ650; D. J. Dalhuisen, ƒ257; H. Gerritsen, 305
J. Schouten, ƒ461; R. H. Boonen, ƒ318; H. J.
Severens, ƒ324; M. 0. Mekenkamp, ƒ127.
De ministers van justitie, marine, financiën,
oorlog, koloniën en waterstaat verleenen deze
week geen audiëntie.
Bux'^erlijko Stand van Leiden.
Eerste huwelijksafkondiging van 3 Maart.
D. Nieuwenburg jm. 21 j. en J. Zitman jd.
20 j. W. A. Moor jm. 28 j. en 8. F. M.
van der Pas jd. 23 j. P. Bogaard w. 65 j.
en M. C. Kienjet 48 j.
INGEZONDEN.
A»ii de HH. Gebr. Palm, Hande
laren in lompen en ttessclien, alhier.
Mijne Heeren!
In de eerste plaats onze harteiyke dank
voor de uitstekende reclame Uwerzyda voor
onze jeugdige Yereeniging.
Yan maar ook van U alleen konden wy
op- en aanmerkingen omtreut het bestaan en
werken onzer Yereeniging verwachten.
Het publiek komt, door Uw reclame, tegen
over ons, thans nog beter op de hoogte, naar
welke plaatsen ons eigendom verhuist.
Wy raden U echter beleefd aan de 4de
alinea onzer oirculaire nog eens goed te door
lezen, dan zult U tot de wetenschap komen,
dat. door dien weg in te 6laan, ons eigendom
niet meer naar die plaatsen zal verhuizen,
waar ze niet thula behoort.
U de verzekering gevende, dat over deze
zaak niet meer met door óha zal worden
gedi80U8sleerd, verblyven wy hoogachtend:
ïiet Bestuur der
Leidschó Bierhandelaren- en Mineraalwater*
fabrikanten- Vereenigtng
BU1TEPCLAJND.
Fraukrfik,
Het tweegovecht tusschen Déroulède en
den vertegenwoordiger van den hertog van
Orleans, den heer Euffat, die door eerstge
noemde naar aanleiding van zyn laatste be
kendmaking in de pers is uitgedaagd, zal
waarschyniyk plaats hebben aan de Italiaansch*
Zwitsorsche grens by Lugano.
De Kamer behandelde gisteren het rapport
der commissie, die concludeerde om Déroulède
en Habert vervallen te verklaren van het lid
maatschap der Kamer.
De heer Piou gaf e«n uitvoerige beschouwing
van de rechtsvraag en concludeerde, dat geen
enkele wetteiyke bepaling aan de Kamor het
recht geeft, de vervallenverklaring uit te
spreken.
Na repliek van den heer Laferre, verwierp
de Kamer met 860 tegen 195 stemmen een
motie van Piou, luidende, dat de Kamer niet
heeft te beslissen omtreut de gevolgtrekkingen
der commissie.
De heer Castelin zeide, dat de vervallenver
klaring niet kan worden uitgesproken wegens
een politieke veroordeeling. Spr. bestreed de
vervallenverklaring krachtig en verlangde, dat
men niet zou beslissen omtrent het rapport
der commissie.
De heer Laferre drong op de vervallen
verklaring aan.
De prealable quaestie, door Castelin ge
vraagd, werd met 374 togen 130 stemmen
verworpen.
De discussie werd zoer hoftig voortgezet.
Een voorstel om do beslissing tot boden te
verdagen, werd met 364 tegen 185 stemmen
verworpen.
De heer Firmin Faure noemde het vonnis
van hot hooggerechtshof tegen Déroulède eeD
schandaal. Hy zwaaide Déroulède lof toe eo
viel heftig de rogeering aan; hy voegde ei
by: men spreekt niet van wetten als men
zulk een ministerie bezit. (Tumuit)
Op aandrang van den voorzitter trok Faure
zyn woorden in, maar later beschuldigde hy
de Kamer, zich tot do uitvoerster van de ge
meen© praktyken van Waldock-Rousseau te
maken.
De voorzitter, na do Kamer geraadpleegd
te hebben, sprak over Faure de censuur uit
met tydoljjke uitsluiting, en boval hem heen
te gaan. Faure weigerde.
De voorzitter zette zyn hoed op en verliet
zyn zetol; do zaal werd ontruimd. Do hoer
Fauro ging op de tribune zitten.
Om acht uren werd de Kamerzitting hervat.
De heor Millevoye verlangde de discussie te
openen over Déroulède; dit word met 3li
tegen 237 stemmen geweigerd. De linkerzyde
verlangde sluiting van het debat; daartoe werd
besloten met 272 tegen 245 stemmen.
De heer Mirman diende op het voorstel der
commissie eon amendoment in, waarby ver
langd werd, dat de Kamer haar absoluut en
souverein recht zou handhaven en met de
vervallenverklaring van Déroulède en Habert
zou uitspreken. Dit amendement werd met
317 tegen 178 stemmen verworpen.
De conclusie der commissie, strekkende om
Deiouiède vervallen to verklaren van zyn lid
maatschap, word aangenomen met 352 tegen
117 stemmen; die betroffende Habert mot
347 tegen 132 stemmen.
De zitting werd om kwart over tienen op
geheven.
De rumoerige vergadering heeft acht uren
geduurd met aftrek van de korte schorsing,
noodig om Firmin Fauro van do tribune te
halen, die beweerd had, dat do premier beuls
werk deed, of volgens nadere verklaring, dat
de premier de Kamer verzocht beulswerk te
doen. Doch deze en dergeiyke aanvallen konden
do regeeriDg niet bewegen zich in een quaestie
te mengen, die alleen de Kamer aanging.
De premier, de minister van justitie en
andere collega's waren op de regeeringsb«fit
gezeten, maar hielden zich strikt aan hun rol
van toehoorders. By de lange beraadslaging,
»n by de eindelooze bewysvoerlng, gingen de
lessenaars steeds harder klepperen.
Naar een redevoering van den heer Gauthler
te oordeelon, zullen Déroulède en Habert by
een nieuwe verkiezing candidaat worden ge
steld.
1UUA
Zaterdag, den verjaardag van Z. H. don
Paus, ontving de H. Vader de kardinalen,
die hem tevens kwamen gelukwenschen met
don verjaardag (3 Maart) zyuor kroning. Z. H.
de Paus schetste den stand der beschaving
en prees de rol, die Frankryk daarin hoeft.
De beschaving wordt echter door to veel ern
stige bezwaren bedreigd, want het zou een
ramp zyn voor den godsdienst en het vader
land, indien de storm, die dreigt, zulke ernstige
pogingen en zulke schoone verwachtingen te
niet deed.
Volgens de „Evening News" zou koning
Eduard YII lyden aan dezelfde ziekte die
wylen den Duitschen keizer Friedrich ten
grave sleepte, een ziekte van het strotten
hoofd. Sir Felix Selmon, 's koninge lytartq,
moet alle hoop op herstel hebben opgegeven
en ziet slechts kans om mot de uitstekendste
zorgen den koning nog eenige jaren in het
leven te houden.
Uit Homburg wordt gemeld, dat koniDg
Eduard daar in Mei terugverwacht wordt, om
een lange kuur te doen.
In zyn boodschap by het opnieuw aanvaar
den van het presidentschap, zegt Mc Kinley,
dat zyn vurig gebed is, dat eventueel© toe
komstige geschillen tusschen Amerika en do
mogendheden zullen bygelegd worden door
vredelievende arbitrage, zonder de gruwelen
van den oorlog. Machtige vraagstukken vragen
de aandacht van hot Amerikaansche volk. Men
kan aan de Cubanen geen regeering toever
trouwen zoolang er geen waarborgen bestaan
voor biyvende orde en ware vryheid.
Ten opzichte van de Philippynon zouden
de Ver. Staten huu pogingen om het lan<j
te bevredigen op liberalen voet voortzetter^
Amerika zal de loyale millioenon niet over»
laten aan deloyale duizenden.
De installatto van Mc Kinley ging mefc
groote plechtigheid gepaard; het voornaamste
nummer vau het program was eau enfcwg*