LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 MAART. - DERDE BLAD. JEaiiretoii. VERBODEN LSEFDE. No. 12584 Anno 1901. De nieuwe wettelijke regeling omtrent ouderlijke macht en voogdij. i. Op eon betere regeling van onze verouderde en in de practyk telkens zoo gebrekkig ge bleken wetsbepalingen, die betrekking hebben op de oudoriyke macht en de voogdij, en eenige daarmede samenhangende onderwerpen, tvas sinds langen tyd van meer dan óén bevoegdo z\jde met klem aangedrongen. Sedert het onderwerp „Kinderbescherming in het algemeen" als een vraag des tijds werd beschouwd en ij vorig beoefend, liet het zich aanzien, dat de bepalingen der burger lijke wet, die kunnen gerekend worden het- solfde doel te beoogen, welhaast aan de beurt van wijziging zouden komen. Dit is dan nu ook zeer onlangs het geval geweest. Nadat het ontwerp der Rogeering, daartoo by do Tweede Kamer ingediend, na uitvoerige behandoling on na nog eenige ver anderingen te hebben ondergaan, door deze was aangenomen, hooft ook de Eerste Kamer cr zich spoedig en met groote meerderheid moo vereenigd. Thans zullen nog eenige maatregelen noodig zijn om de uitvoering voor te bereiden, waar onder een koninklijk besluit tot regeling eener geheel nieuwe instelling, welke thans bij ons haar intredo zal doen, namelijk die van den voogdijraad, en daarna zal de in-werking- tredmg waarschijnlijk spoedig volgen. Daar alles, wat met hot door de nieuwe wijzigingswet behandelde in verband staat, voor iodor burger van practisch belang kan wezen en in het dagolijksch leven telkens voorkomen, hebben wij het van belang geacht, eeiugo bevattelijke schetsen te wijden aan de veranderingen, die thans weder in het burger lijk wetboek zijn aangebracht en vangrooten invloed zullen zyn op allerlei familieverhou dingen. De nieuwe regeling blijft zich geheel be wegen op hot tot dusver ingenomen stand punt, dat de opvoeding der kinderen in de eerste plaats de plicht en do taak der ouders is. Zij wijst echter daarnevens den Staat aan, om de ouders by de volvoering van die taak behulpzaam te zijn, dezelve zoo noodig tijdelijk van hen over to nemen en verder om, wan neer de ouders hun plicht verwaarloozen en de belangen van minderjarige kinderen gevaar loopen, de beschermende hand over hen uit te strekken. Hoewel tot dusver volgens het burgerlijk wetboek vastzetting van minderjarigen, over welke de ouders zwaarwichtige redenen van misnoegen haddon, niet was uitgesloten, word van dio bevoegdheid hoogst zelden gebruik gemaakt, omdat eon opsluiting, by wfjze van straf, niet zoo licht kon worden toegestaan en aan eigenlijke verbetering van het kind, door dwangop voeding, daarbij niet word ge dacht. Van do nieuwe regeling zal dit juist een groot voordeel zyn, daar de rechtbank het kind voor een bepaalden tijd kan doen opnemen in oen daartoo opzettelijk aangewezen R jj k s- inrichting. Dg koston daarvan komen ten laste van den Staat, wanneer de rechtbank oordeelt, dat de ouders die niet kunnen betalen. De hierbodoelde rijksinrichting is de T u c h t- echool, waarin ook kinderen kunnen worden opgenomen, welke zich aan een strafbaar feit hebben schuldig gemaakt. Do in deze scholen op te nemen kinderen worden zooveel mogelijk naar gelang van herkomst, leeftijd, verstandelijke en zedelijke ontwikkeling, geaardheid en gedrag over de verschillende inrichtingen of over verschillende onderdeelen daarvan verdeeld. Behoudens uitdrukkelijke vrijstelling moeten zij deelnomen aan godsdienstoefeningen en godsdienstonderwijs ontvangen. Zy ontvangen gewoon lager onderwijs en moeten handen arbeid verrichten, waarvoor een matig loon kan worden toegekend, dat hun eigendom blijft. Hot dool der instelling is: tucht uitoefenen, niet in den zin van straf of vrijheidsberoving, maar in den zin van drang tot verbetering. Vandaar dan ook, dat, waar spoedige ver betering mogelijk is, by, die de ouderlijke macht over het kind uitoefent, altyd meester biyfk om den bepaalden tijd van opneming in de tuchtschool te verkorten. Maar ook de noodzakelijkheid van v o r- 1 e n g i n g kan zeer wel mogelijk wezen en 40) Noch zjj noch Achim hadden er een flauw vermoeden van, dat zy het voorwerp der alge- rneone nieuwsgierigheid waren. Waarom, zoo vroeg men olkaar, maken ze hun engagement niet publiek? Hij had toch geld, en zij haar rijken oom! Suzanne was het gelukkigst, toen men eindelijk aan tafel ging. Zjj zat tusschon Achiin on Blaser. „Wie zou voor veertien dagen gezegd heb ben, dat dit mogelijk was?" fluisterde ze zacht tot Achim. „'t Is of ik uit een hangen droom ben ontwaakt. Wat een opwinding en emotiel En nu zit ik hier zoo vreedzaam, zoo goheel menschelijk naast u." HU drukte haar de hand; hy wist wol: de trouwe vriendin had meegeleden. „Ach, laten we er niet meer over sproken," zei hy haastig; „laat dat sombere, zwoele ver leden rustengun mij dit rustige, vredige uur." En zy dacht: „Ach, ja; hy is zeker biy, eens vry te kunnen ademen I" Ze spraken niet meer over Sabine; een fitille blydschap vervulde beiden. De omgeving gaf ook stof genoeg voor vrooiyke opmer kingen: het onhandig-deftig doen, de zotte toosten, de coquetterie der boersche dames. Suzanne vond alles amusant, aardig, typisch, origineel. „Van dit bal zullen we te Berlijn nog dik wijls spreken," zei ze. „Zullen we elkaar daar dikwijls ontmoeten?" ▼roeg hy, met by zonderen nadruk. kan dan ook worden aangevraagd om op dezelfde wijze door den rechter te worden toegepast, indien deze van de noodzakelijkheid overtuigd is. Tot dusver was de ouderiyko macht een instelling, die den oudere een macht toekende, welko slechts in zekere bepaalde omstandig heden, in een uiterste geval, aan hen kon worden ontnomen. Ontzetting uit de ouderlijke macht kon zelfs niet als straf worden opgelegd. Hoogstens kon zy worden toegepast als bykomende straf. Dat wil zeggen, wanneer de ouders wegens zekere bepaalde misdryven door den strafrechter werden vervolgd en veroordeeld, dan kon deze, nevens de hoofdstraf, ont zetting van de ouderlijke macht uitspreken, doch alleen voor den tijd, dat de hoofdstraf werkto, dus, byna altyd tydeiyk. En toch was het in die gevallen zeer wel mogeiyk, dat de ouders volstrekt niet slecht voor hun kindoren waren, terwyi dit zeer wel mogeiyk is by ouders, die gee n ver- oordeelend vonnis to hunnen laste hebben. By kinderverwaarloozing en in andere go- vallen moet daarom de gewone burgerlyke rechter kinderbescherming kunnen toepassen door ontzetting dor oudorlyko macht uit te spreken. Bovendien is nimmer de mogeiykheid uit gesloten, dat de ouders voor hun taak als opvoeders ongeschikt zyn, dat zelf gevoelen, wenschen er van te worden ontheven of be- grijpen dat dit noodig is. Vandaar nu twee nieuwe rechtsinstellingen, die wy nader in byzonderheden gaan be schouwen ontheffing van de ouder- lyke macht en ontzetting daaruit. Do strekking van bovengenoemde nieuwe rechtsinstelling, dio ontheffing van 0e ouder iyko macht mogeiyk maakt, is deze: Wanneer iemand, vader of moeder, die de ouderlijke macht uitoefent, overtuigd is, dat hij ongeschikt of onmachtig is, om zyn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, kan deze daarvan, op verzoek van den voogdyraad of op vordering van het openbaar ministerie, worden ontheven, wanneer het belang der kinderen zich daartegen niet om de eeno of andere reden verzet. Die ontheffing behoeft niet te geschieden ten aanzien van alle kinderen, maar kan ook plaats hebben met betrekking tot slechts een of moer hunner; daar het volstrekt niet zeker is, dat de ouders ongeschikt zyn om hun plicht ten aanzien van alle kinderen behooriyk na te komen. In dit geval bestaat er volstrekt geen schuld of nalatigheid, maar is er a 11 e o n sprake van ongeschiktheid of onmacht, waarby natuuriyk aard, aanleg, ontwikkeling en karakter van het kind wel van veel invloed zullen wezen. Blikbaar gaat intusschon do wet van de onderstelling uit, dat in den regel de ouders zeiven do ontheffing niet zullen wenschen, daar het doon van het verzoek in den regel van den voogdyraad zal uitgaan. Wy gelooven dit ook en meenen, dat de voogdyraad, die ingesteld is om op alles het oog te houden en behooriyk kan worden voorgelicht, het verzoek vooral zal doen, wanneer hy vreest, dat do ongeschiktheid of do onmacht dor ouders tot de opvoedende taak, die dan wel reeds uit bepaalde feiten zal ge bleken zyn, tot erger dingen aanleiding zou kunnen geven. Een verzoek, van de ouders zelvon uit gaande, om van de zorg te worden ontheven, kent de wet thans niet; ofschoon dat toch eerst in het voornemen lag. De vrees, dat er ouders zouden zyn, die zonder gegronde redenen zouden trachten zich van de kinderen te ontdoen of daartoe door verkeerde invloe den zouden worden overgehaald, schynt den doorslag te hebben gegeven aan de nu go- volgdo regeling. Maar dit neemt de mogelykheid niet weg, dat ouders zich zelf ongeschikt of onmachtig gevoelen en zelf er de noodzakelijkheid van inzien, dat de kinderen onder andere leiding komen. In dat geval kunnen zy zich tot den voogdyraad wenden. Er is dan vanzelf eon waarborg, dat niet lichtvaardig gehandeld wordt. Zooals vanzelf spreekt, betreft de ont zetting uit de ouderiyke macht een voel ernstiger geval. Deze hoeft bepaaldelijk tegen „Dat verwacht ik wel. Oom Frits zal u wel inviteoren voor zyn Donderdagavonden. O, die zyn zoo gezelligI Mama en ik zyn er altyd en dan worden er drie of vier andere gasten gevraagd; zoo blyft het intiem on toch afwis selend." „Mag ik ook by uw mama een visite maken?" „O zeker," antwoordde zy, nu zeer ver legen; „ik heb al veel over u geschreven." „Heeft u?" riep hy verheugd. En Suzanne dacht: Ik had dat niet moeten zeggen; wat zal hy wel van my denken? Na het souper kwam nog do cotillon, mot eindelooze aardigheden, o. a. een bloomentoer. En voor aller oogen haaide de niet-dansende heer von Körlegg oen bouquet uit de mand en bracht dien aan Suzanne Osterroth. Dat was duideiyk genoeg voor Mühlau. Yermooid, maar zeer voldaan ging zo naar huis; Reinald bracht haar tot aan de deur. 't Was drie uren. Sabine was nog wakker, en ze moest haar alles vertellen. Het scheen haar goed to doen, te hooren, dat Achim niet gedanst on met Suzanne aan het souper deelgenomen had. Den volgenden morgen, toen Blaser in een heel slechte luim bozig was, op de binnenplaats der kazerne recruten te drillen, kwam Achim. Blaser wenkte hem dadelyk. „Een woordje, eer de kapitein komt. De duivel is los, Körlegg. Heel Mühlau heeft den mond vol van je „vryery" met juffrouw von Osterroth. Je hospita heeft geklapt over dien avond, en het gaf niets, of ik al verzekerde, dat het mensch aan hallucinaties ïydt en erg in acht genomen heb Je je niet, dat moet gezegd wordenje dient nu wel handelend op te treden. Wat kunnen je ook den wil van de oudorB plaats, in het welbe grepen belang der kinderen. Wanneer wy hier en op andere plaatsen van ouders spreken, dan wil dat eigeniyk zeggen degene der ouders, die de ouderiyke macht uitoefent, en in den regel is dat alleen de vader; maar hot kan dan toch ook de moeder zyn. Deze ontzetting nu kan ook worden uitge sproken door den rechter over alle o f over een of meer der kinderen. De wetgever is hier van de gedachte uit gegaan, dat het kwaad, door de ouders be dreven, van dien aard kan wezen, dat het ze niet in het algemeen voor de uitoefening der ouderiyke macht onwaardig maakt. Vermoe- delyk zal dit in den regel toch w o 1 het geval zyn. De ontzetting wordt uitgesproken door den rechter, indien deze het in het belang der kinderen noodzakelijk acht, en wel op ver zoek van den anderen der ouders, of vaneen der bloedverwanten of aangehuwden van do kinderen tot en met den vierden graad, van den voogdyraad of desnoods van den officier van justitie. Gronden voor de ontzetting zyn: misbruik van do ouderiyke macht (b. v. dwang om te stelen of ander kwaad to doen, of te bedelen) of grovo vorwaarloozing van de verplichting tot onderhoud en opvoeding; slecht levens gedrag; en verder, in hoofdzaak, veroor deeling wegens het plegen van zekere be paalde misdryven of in het algemeen tot een vryheidsstraf van twee jaren of langer. Het behoeft nauweiyks gezegd te worden, dat de zaak in alle vormen door de rechtbank behandeld wordt. In ieder geval wordt ontheffing van de ouderiyke macht niet uitgesproken, wan neer hij, die dezelve uitoefent, zich daartegen verzot. Ontheffing kan niet worden opge drongen. In alle gevallen wordt uitspraak gedaan, nadat men gehoord heeft of althans getracht heeft te hooren de ouders en de bloedver wanten of aangehuwden der kinderen en van den voogdyraad. Wanneer do rechtbank hot verzoek of de vordering toostaat, oefent de echtgenoot van hem, wiens ontheffing of ontzetting uitge sproken is, de ouderiyke macht uit, doch kan daarvan ook door do rechtbank worden ont heven. In elk geval moet er voor de kinderen worden gezorgd en hierby is men uitgegaan van de gedachte, dat de kinderen, welke aan de ouderiyke macht onttrokken zyn, niet van Staatswege zullen worden opgevoed; dat de taak dor ouders door naastenliefde on bur gerzin behoort te worden overgenomen en daartoe vooral het gezag van vereenigingen, stichtingen en instellingen van weldadigheid, die zich het lot van hulpbehoevende kinderen aantrekken, op deugdeiykon grondslag moet worden gevestigd. Do wet bepaalt daarom, dat, gedurende het onderzook, ieder ingezotono, die tot de voogdy bevoegd is en het bestuur* van elke rechts* persooniyke vereoniging, stichting of instel ling van weldadigheid, die duurzame verzor ging van minderjarigen beoogt, zich tot de rechtbank kan wenden, mot verzoek om met de voogdy ovor de kinderen te worden beiast. Het behoeft intusschen geen betoog, dat zich vaak zeer ergoriyke gevallen van kinder verwaarloozing on mishandeling voordoen, waartegen do oude wet vrywel machteloos stond. In dergeiyke gevallen kunnen de kin deren natuuriyk niet aan oen langdurig proces worden gewaagd. Daarom kan de rechtbank do uitoefening der ouderiyke macht terstond schorsen, dat wil zoggen, tydeiyk en voor- loopig buiten werking stellen. Bovendien, en vooral deze bepaling is zeer toe te juichen, kan de officier van justitie, op grond van feiten, die tot ontzetting aanleiding kunnen geven, alsmede op grond dat zy noch onder ouderiyke macht noch ondor voogdy staan, dan wel verlaten of zonder toezicht zyn, minderjarigen voorloopig aan de zorg van den voogdyraad toevertrouwen, totdat door den rechter een beslissing in de zaak genomen is. Leiden, 2 Maart. Heden zyn by den gemeenteraad inge diend door do heeren N. H. Bonnewitz, L. J. A. Braakenburg van Backum, J. P. Croyghton en J. J. Van Hoeken do lysten, voorzien van ruim twee duizend tweehonderd hancUeekcningen van kiesgerechtigden, die hun in stemming betuigen met het adres Pera c.s. inzake het openbaar Slachthuis. De Vereoniging voor Chr. Onderwys ten behoeve van On- en Minvermogenden, alhier, staat weer voor een tekort. Over 1900 be draagt dit f 1928. Er was sprake van, om het ontbrekende te vinden uit de in den loop des jaars inge komen legaten ten bedrage van f 1300 en verder uit het kapitaal der Vereeniging, grootendeela uit vroegere legaten gesproten, maar het bestuur wil het dekken van het tekort liever met vertrouwen overlaten aan do Gemeente, evenals tal van voorgaande jaren. Het tekort is veel grooter dan vorige jaren en wel doordien het bestuur met 1900 de salarissen van het onderwyzend personeel verhoogde, welke z. i. noodzakeiyke maatregel een meerdere uitgaaf van ongeveer f 900 vereischto. Eenige giften kwamen reeds tot dekking van het tekort in, o. a. by da. De Wolff een van honderd gulden. Gtelyk we reeds meldden, hield voor een vry talryk publiek de nieuwbenoemde hoog leeraar in het Engelsch enz. aan de Groning- sche universiteit, onze vroegere stadgenoot dr. J. H. Kern, eergietermiddag by de aan vaarding van het hoogleeraareambt in de aula der academie een rede over „De beoefening van de Nieuwengelsche tongvallen." Uit de gebruikeiyke toespraken van den hoogleeraar tot verschillende personen en na ook zyn leermeester wylen prof. dr. P. J. Cosyn dankbaar herdacht te hebben laten wy hier alleen volgen wat Z. H. G. tot zyn ouders zeide: „Zielsgelukkig maakt het my U hier te hebben, geliefde Ouders l Het veie, wat er tot U zou te zeggen vallen, Moeder, zy voor later bewaard; maar een enkel woord tot U, Vader, myn oudste, trouwste, beste en liefste leer meester, voor wien ik me altoos zoo onge- loofeiyk klein heb gevoeld en nog voel. Dat het my geoorloofd is hier heden het woord to voeren, aan U vóór allen is het te danken, aan Uw onafgebroken zorgen, Uw lessen van mijn kindsheid af aanen is niet ook de welwillendheid van Uw leerlingen en vereerders jegens my slechts do afspiogeling van liet vele wat Gy hebt gedaan voor de weten schap en voor de menschen? Dat Gy my door dat alles ook plichten hebt opgelegd, ik zal bet nooit vergeten. Binnen enkele jaren zal voor U het uur slaan, waarop Gy hot ambt moet vaarwel zeggen, waarin Gy zoovelen ten zegen zyt geweest, maar het moge voor het lieve vader land, voor de wetenschap en voor ons zyn weggelegd, U nog lange jaron te zien voort- werken met die onverzwakte kracht, die altoos jeugdige frischheid, die ons met eerbied en met innig geluk vervult." Een spontaan en harteiyk applaus van hot gebeole publiek toonde wel heel duideiyk hoe deze gevoelige woorden voor den vader, deze harteiyke wenschen voor hot welzyn van den grooten geleerden voortrekkelyken mensch en Nederlander werden meogevoeld. H. M. de Koningin Moeder heelt gister middag te 23/% uur hot Koninklyk paleis in het Noordeinde verwisseld met hot paleis in het Lange Voorhout te 's Gravonhage. Toen H. M. in de vestibule van haar nieuw woon huis den voet zette, werd zy aangenaam ver rast door een overvloed en keur van bloemen, die in fraai byeengebrachte groepen de hoeken en Wanden van dit voorgebouw vuldon. Het was een welkomstgroet in de nieuwe woning aan de Vorstin bereid door de dames en heeren der hofhouding van beide Koninginnen on door de hoofden van de hofdepartementen, die zich allen tot die hulde vereenigd hadden. Zoodra H. M. ten paleize waa afgestapt, werd van het dak de standaardvlag goheschen, en van dat oogenblik af is een dubbole wacht post voor het palois uitgezet. Onder het verguldö balkonhek aan den voor gevel van het paleis zyn thans ook aange bracht twee lantarens, ryk verguld op zwarte randen en gedekt door een koninklyke kroon. Zy zullen met booglampjes verlicht woraen. Dos avond3 om halfnegen word voor het paleis Hare Majesteit eon serenade gebracht. De 70 ingezetenen, die dozen welkomstgroet in de nieuwe woning gingen brengen, waren te acht uren samongekomen in de recoptie- zaal van de Oranjekazerne, vanwaar zy, onder leiding van het regelingscomité, bestaande uit den burgemeester, den gep. luitenant-kolonel Mooyaart en den gep. kapitein J. J. A. Driessen, in gelederen van vier, gevolgd door do Kon. militaire kapel, die omstuwd was door fakkel dragers en het geheel geëscorteerd door cava lerie, opmarcheerden naar het broedo voorplein van het Paleis, dat door de zorgen van de poütie, ODuer leiding van den hoofdcommissaris en de commissarissen Dietz en Olivitr, geheel vry was. De commissie was eamengosteld uit vele standen der hofstad. O. a. trokken zeer de opmerkzaamheid da Schevening8che visschors in hun jekker, met pet als hoofddeksel. Do eerste brandmeester met zyn r|jk met zilver geornamenteerde helm was ook een eigenaardig figuur te midden van zyn medeleden. Nauweiyks had de Koninkiyko Militaire Kapel op het plein een kring geformeerd en statig het Oude Wilhelmus aangeheven of H. M. de Koningin-Moeder verscheen aan het middenvenster van de balkonzaal, van buiten besloten binnen het vergulde hekwerk. Inmiddels weiden namens H. M. door den hofmaarschalk jhr. Van Weede, alle leden der commissie binnen genoodigd, alwaar zy in de beneden-roceptiezaal werdon ontvangen, onder aanbieding van den oerewyn. De reeds genoemde leiders werdon in het salon, waar H. M. zich bevond, toegelaten. Het avondconcert in open lucht, dat der Vorstin werd aangeboden, was door Bouwman, directeur der kapol, saamgesteld als volgt: Het Oude Wilhelmus; Waldeck-Pyrmont-lled; een Amerikaansche marsch van Souza, Ave Maria en Wien Noerlandsch Bloed, In Haar salon sprak de burgemeester namens de commissie van de eerenado tob H. M. de Koningin-Moeder een kort woord. Hy hoopte, dat het H. M. gogevon mocht zyn nog menig bewys van dankbaarheid on aan- hankeiykheid van het Ned. volk te ontvan gen en H. M. nog lang getuige zou mogen zyn van de voorspoedige regeering van H. M. de Koningin, Haar Dochter, en van een buitengewoon gelukkigo echtvereemging van het geëerbiedigde Hoofd van don Staat. H. M. de Koningin-Moeder verzocht den burgemeester haar diepgevoelden dank over to brongen voor deze uiting van hulde, die H. M. byzonder aangenaam was. Toen verscheen H. M. op het balkon, toe gejuicht door duizenden onder de tonen van het Wilhelmus, terwyi Bengaalsch vuur, van het Hotel des Indea ontstoken, den geheelen omtrek kleurde. Het gejubel weerklonk tel kens als H. M. minzaam naar alle zyden groette, ook naar de zyde der oud-stryders, die op het balkon van het Hotel des Indes toeschouwers waren. Het Wien Neerlandsch Bloed besloot de volksbetooging. De com missie mot de muziek aan het hoofd defileerde voor het paleis, terwyi H. M. nog gerulmen tyd den stoet nastaarde. Tydens de serenade was H. M. omringd door alle dames en heeren der hofhouding, terwyi de salons van licht schitle (1 n. By de familie hier te lando is omtrent den toestand van den luitenant-generaal Van Heutsz het volgend telegram uit Indiö ont vangen: „Koorts minder. Toestand be vredigend." Do reeds overleden assistent-resident von Schmidt auf Altenstadt maakte in het gevolg van generaal Van Heutsz den tocht naar Samalangan mede en werd ovonals deze door typhus aangetast en naar Kotaradja vervoerd, waar hy overleed. Aan een schryven over den overledene ontleent de „N. R. het volgende: Het gouvernement verliest in jhr. J. K. F. H. von Schmidt auf Altenstadt een ver- diensteiyk ambtonaar, die veel voor de toe komst beloofde. Als jong zeeofficier by de Koninkl. Nederl. Marine, heeft hy tydens zyn non-activiteit in Nederland, zich bekwaamd voor het groot ambtenaars-examen, dat hy met succes heeft afgelegd en waardoor hy het ïadicaal bekwam in 1881. Datzelfde jaar nog, begon hy zyn ambteiyke carrière, Na in verschillende rangen by het binnen- landsch bestuur in de buitenbezittingen van N.-I. werkzaam te zyn geweest, werd hy 16 Juni 1892 benoemd tot secretaris van het gouvernement van Atjeh en Onderhoorigheden. In April 1895 ging hy met 2-jarig verlof wegens ziekte naar Nederland. Van dat verlof keorde hy in de eerste helft van 1897 naar Java terug en in dat jaar werd hy benoemd eigeniyk al die familiebozwaren schelen? Je bent onafhankelyk; neem haar, die je lief- hebt, en laat al wat Osterroth, Douben of Zeuthern hoet, maar praten. Hoe eerder je den knoop doorhakt, hoe beter; als het kan, moet nog vanavond je verloving in hot krantje staan l Achim was bleek geworden by deze haastig over zyn hoofd uitgestorte welsprekendheid. De schrik verlamde zyn gedachten. „Jo bent toch niet boos?" vroog Blaser trouwhartig. „Ik neem liefst geen notitie van kletspraatjes, maar in dit geval achtte ik het toch plicht te spreken, uit vriendschap voor jou on respect voor die charmante jonge dame en ik ben immers zoo'n beetje ingewyd?" Achim drukte hem de hand. „Zeker, zeker; ik dank je hartolyk." „Hoe sneller je handelt, des te betor." „Natuuriyk 1" De kapitein kwam, deftig, in het besef van zyn waardighoid, en de dienstzaken werden afgedaan. Von Körlegg had in opgewokte stemming zyn woning verlaten en keerde er terug als een verslagen man. Toorn en bitterheid kampten in hem. Zy, die hem de verpersoonlijking van rein heid en zielenadel scheen, was in zoo'n ellen dige, dubbelzinnige positie gekomen. Haar goede naam was het onderwerp van algemeen gesprekI Het was hemeltergend! Naast zyn toom voelde hy diepe, schrijnende smart. Het was, of een ruwe hand teedere, verborgen, pas ontsproten kiemen aan het daglicht had gebracht, waardoor hun leven voor altyd was vernietigd. Een hoop, die zoo ver aan z|jn horizon had £eiicht, dat ii|j zelf nog nauweiyks had ge waagd, er aan te gelooven, was vordroven» door het rumoer van babboltongen. Bitter dacht hy: ik heb geen geluk in do liofde; eerst komt zy, snel on heftig als een onweer, dat mij en een andere dreigt mee te sleepennu komt zy uit de verte, als hemelsch licht, als troost en vrede..., en de laster blaast het licht uit. Hy was geen oogenblik in het onzekere wat hy moest doen. Allereerst schreef hy een brief aan den ouden heer te Beriyn. Zoo iemand, dan was deze in staat den toestand te begrijpen, dien hy hem zonder omwegen schetste. Hy deelde mede, dat hy onmiddel lijk: Suzanne zyn hand zou aanbieden, het eenige en afdoende middel om aan do wereld to toonen, dat zy niet den smaad van licht vaardige praatjes verdiende. „Mocht Suzanne wellicht verontwaardigd zyn over het feit", zoo besloot hy, „dat een man, dien zy enkele maanden geleden nog voor een andere vrouw in liefde zag ontvlamd, het waagt, haar zyn hand te bieden, ik bid u, spreek dan voor my. Verklaar haar myn goede bedoeling, zooals ik getracht hob, u die te verklaren. En als het onwaarschyniyke, het ondenk bare, toch mocht gebeuren, als juffrouw Suzanne die hand niet afwyst, dan ik zweer het u zal myn goheele leven aan haar geluk zyn gewyd". Na dezen brief wa3 het hem lichter. Snel liet hy hem ter post brengen en beval den oppasser zyn gala-uniform geroed te leggen. In twee minuten was hy klaar. Over de straat gaande, daclit hy met bittere ironie: vanmiddag hebben de luitjes het vervolg van den roman, het nieuwste van de twee ver- Ilefdaoeerliefden 1 Het was hem wee om hot hart, onuitspreke lijk trourig. Goedo vrionden liaddon het noodig geacht, de familie Deuben in te lichten omtrent het „schandaal" van hun logée. De dokter belastte zich or mee en toog daags na het feest naar dos burgemeesters woning, om to vertellen, wat „men" wist. Ja, twyfel was nu wel niet mogelykt Sabine werd plechtig boven geroepen, en do burgemeester sprak: „De dokter brengt ons onaangename tyding." De aosculaap moest nog eens hot verhaal doen, langdradig, gewichtig, met klagend gebaar. Sabine luisterde, en haar vingers bewogen zich zenuwachtig, haar mondhoeken trilden, de oogon schoten vlammentot do bazelende man er door verschrikt werd, van zyn stuk af raakto en excuses begon te stotteren „Wat eon gemeenheid l" riep Sabine, gillend byna. „Kind, wind je niot zoo op," vormaando haar moeder; „dat is nadeelig voor je. Ja, het i3 gemeen van haar, je beste vriendin, zich zoo aan te stellen Ongehoordl" riep Sabino weer. „Gelooft u dat? Gelooft u, dat Suzanne iets doen zou, waarover zy zich te schamen heeft Ze ging met groote stappen door do kamer en toornde, mot stygendo woede, tegen de ellendige babbelaars. „Ik zou zo kuunen sla3nj vernietigen I" barstte ze eindeiyk uit, allo zelf beheersching vergetend. (Wordt vervolgdJ

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 9