LEIDSCH DAGBLAD, ZATERDAG 2 MAART. - DERDE BLAD.
JEaiiretoii.
VERBODEN LSEFDE.
No. 12584
Anno 1901.
De nieuwe wettelijke regeling omtrent ouderlijke
macht en voogdij.
i.
Op eon betere regeling van onze verouderde
en in de practyk telkens zoo gebrekkig ge
bleken wetsbepalingen, die betrekking hebben
op de oudoriyke macht en de voogdij, en
eenige daarmede samenhangende onderwerpen,
tvas sinds langen tyd van meer dan óén
bevoegdo z\jde met klem aangedrongen.
Sedert het onderwerp „Kinderbescherming
in het algemeen" als een vraag des tijds
werd beschouwd en ij vorig beoefend, liet het
zich aanzien, dat de bepalingen der burger
lijke wet, die kunnen gerekend worden het-
solfde doel te beoogen, welhaast aan de beurt
van wijziging zouden komen.
Dit is dan nu ook zeer onlangs het geval
geweest. Nadat het ontwerp der Rogeering,
daartoo by do Tweede Kamer ingediend, na
uitvoerige behandoling on na nog eenige ver
anderingen te hebben ondergaan, door deze
was aangenomen, hooft ook de Eerste Kamer
cr zich spoedig en met groote meerderheid
moo vereenigd.
Thans zullen nog eenige maatregelen noodig
zijn om de uitvoering voor te bereiden, waar
onder een koninklijk besluit tot regeling eener
geheel nieuwe instelling, welke thans bij ons
haar intredo zal doen, namelijk die van den
voogdijraad, en daarna zal de in-werking-
tredmg waarschijnlijk spoedig volgen.
Daar alles, wat met hot door de nieuwe
wijzigingswet behandelde in verband staat,
voor iodor burger van practisch belang kan
wezen en in het dagolijksch leven telkens
voorkomen, hebben wij het van belang geacht,
eeiugo bevattelijke schetsen te wijden aan de
veranderingen, die thans weder in het burger
lijk wetboek zijn aangebracht en vangrooten
invloed zullen zyn op allerlei familieverhou
dingen.
De nieuwe regeling blijft zich geheel be
wegen op hot tot dusver ingenomen stand
punt, dat de opvoeding der kinderen in de
eerste plaats de plicht en do taak der ouders is.
Zij wijst echter daarnevens den Staat aan,
om de ouders by de volvoering van die taak
behulpzaam te zijn, dezelve zoo noodig tijdelijk
van hen over to nemen en verder om, wan
neer de ouders hun plicht verwaarloozen en
de belangen van minderjarige kinderen gevaar
loopen, de beschermende hand over hen uit
te strekken.
Hoewel tot dusver volgens het burgerlijk
wetboek vastzetting van minderjarigen, over
welke de ouders zwaarwichtige redenen van
misnoegen haddon, niet was uitgesloten, word
van dio bevoegdheid hoogst zelden gebruik
gemaakt, omdat eon opsluiting, by wfjze van
straf, niet zoo licht kon worden toegestaan
en aan eigenlijke verbetering van het kind,
door dwangop voeding, daarbij niet word ge
dacht.
Van do nieuwe regeling zal dit juist een
groot voordeel zyn, daar de rechtbank het kind
voor een bepaalden tijd kan doen opnemen
in oen daartoo opzettelijk aangewezen R jj k s-
inrichting.
Dg koston daarvan komen ten laste van
den Staat, wanneer de rechtbank oordeelt, dat
de ouders die niet kunnen betalen.
De hierbodoelde rijksinrichting is de T u c h t-
echool, waarin ook kinderen kunnen worden
opgenomen, welke zich aan een strafbaar feit
hebben schuldig gemaakt.
Do in deze scholen op te nemen kinderen
worden zooveel mogelijk naar gelang van
herkomst, leeftijd, verstandelijke en zedelijke
ontwikkeling, geaardheid en gedrag over de
verschillende inrichtingen of over verschillende
onderdeelen daarvan verdeeld.
Behoudens uitdrukkelijke vrijstelling moeten
zij deelnomen aan godsdienstoefeningen en
godsdienstonderwijs ontvangen. Zy ontvangen
gewoon lager onderwijs en moeten handen
arbeid verrichten, waarvoor een matig loon
kan worden toegekend, dat hun eigendom blijft.
Hot dool der instelling is: tucht uitoefenen,
niet in den zin van straf of vrijheidsberoving,
maar in den zin van drang tot verbetering.
Vandaar dan ook, dat, waar spoedige ver
betering mogelijk is, by, die de ouderlijke
macht over het kind uitoefent, altyd meester
biyfk om den bepaalden tijd van opneming
in de tuchtschool te verkorten.
Maar ook de noodzakelijkheid van v o r-
1 e n g i n g kan zeer wel mogelijk wezen en
40)
Noch zjj noch Achim hadden er een flauw
vermoeden van, dat zy het voorwerp der alge-
rneone nieuwsgierigheid waren. Waarom, zoo
vroeg men olkaar, maken ze hun engagement
niet publiek? Hij had toch geld, en zij haar
rijken oom!
Suzanne was het gelukkigst, toen men
eindelijk aan tafel ging. Zjj zat tusschon Achiin
on Blaser.
„Wie zou voor veertien dagen gezegd heb
ben, dat dit mogelijk was?" fluisterde ze zacht
tot Achim. „'t Is of ik uit een hangen droom
ben ontwaakt. Wat een opwinding en emotiel
En nu zit ik hier zoo vreedzaam, zoo goheel
menschelijk naast u."
HU drukte haar de hand; hy wist wol: de
trouwe vriendin had meegeleden.
„Ach, laten we er niet meer over sproken,"
zei hy haastig; „laat dat sombere, zwoele ver
leden rustengun mij dit rustige, vredige uur."
En zy dacht: „Ach, ja; hy is zeker biy,
eens vry te kunnen ademen I"
Ze spraken niet meer over Sabine; een
fitille blydschap vervulde beiden. De omgeving
gaf ook stof genoeg voor vrooiyke opmer
kingen: het onhandig-deftig doen, de zotte
toosten, de coquetterie der boersche dames.
Suzanne vond alles amusant, aardig, typisch,
origineel.
„Van dit bal zullen we te Berlijn nog dik
wijls spreken," zei ze.
„Zullen we elkaar daar dikwijls ontmoeten?"
▼roeg hy, met by zonderen nadruk.
kan dan ook worden aangevraagd om op
dezelfde wijze door den rechter te worden
toegepast, indien deze van de noodzakelijkheid
overtuigd is.
Tot dusver was de ouderiyko macht een
instelling, die den oudere een macht toekende,
welko slechts in zekere bepaalde omstandig
heden, in een uiterste geval, aan hen kon
worden ontnomen.
Ontzetting uit de ouderlijke macht kon zelfs
niet als straf worden opgelegd. Hoogstens
kon zy worden toegepast als bykomende
straf. Dat wil zeggen, wanneer de ouders
wegens zekere bepaalde misdryven door den
strafrechter werden vervolgd en veroordeeld,
dan kon deze, nevens de hoofdstraf, ont
zetting van de ouderlijke macht uitspreken,
doch alleen voor den tijd, dat de hoofdstraf
werkto, dus, byna altyd tydeiyk.
En toch was het in die gevallen zeer wel
mogeiyk, dat de ouders volstrekt niet slecht
voor hun kindoren waren, terwyi dit zeer
wel mogeiyk is by ouders, die gee n ver-
oordeelend vonnis to hunnen laste hebben.
By kinderverwaarloozing en in andere go-
vallen moet daarom de gewone burgerlyke
rechter kinderbescherming kunnen toepassen
door ontzetting dor oudorlyko macht uit te
spreken.
Bovendien is nimmer de mogeiykheid uit
gesloten, dat de ouders voor hun taak als
opvoeders ongeschikt zyn, dat zelf gevoelen,
wenschen er van te worden ontheven of be-
grijpen dat dit noodig is.
Vandaar nu twee nieuwe rechtsinstellingen,
die wy nader in byzonderheden gaan be
schouwen ontheffing van de ouder-
lyke macht en ontzetting daaruit.
Do strekking van bovengenoemde nieuwe
rechtsinstelling, dio ontheffing van 0e ouder
iyko macht mogeiyk maakt, is deze:
Wanneer iemand, vader of moeder, die de
ouderlijke macht uitoefent, overtuigd is, dat
hij ongeschikt of onmachtig is, om zyn plicht
tot verzorging en opvoeding te vervullen, kan
deze daarvan, op verzoek van den voogdyraad
of op vordering van het openbaar ministerie,
worden ontheven, wanneer het belang der
kinderen zich daartegen niet om de eeno of
andere reden verzet.
Die ontheffing behoeft niet te geschieden
ten aanzien van alle kinderen, maar kan
ook plaats hebben met betrekking tot slechts
een of moer hunner; daar het volstrekt niet
zeker is, dat de ouders ongeschikt zyn om
hun plicht ten aanzien van alle kinderen
behooriyk na te komen.
In dit geval bestaat er volstrekt geen
schuld of nalatigheid, maar is er a 11 e o n
sprake van ongeschiktheid of onmacht, waarby
natuuriyk aard, aanleg, ontwikkeling en
karakter van het kind wel van veel invloed
zullen wezen.
Blikbaar gaat intusschon do wet van de
onderstelling uit, dat in den regel de ouders
zeiven do ontheffing niet zullen wenschen,
daar het doon van het verzoek in den regel
van den voogdyraad zal uitgaan.
Wy gelooven dit ook en meenen, dat de
voogdyraad, die ingesteld is om op alles het
oog te houden en behooriyk kan worden
voorgelicht, het verzoek vooral zal doen,
wanneer hy vreest, dat do ongeschiktheid of
do onmacht dor ouders tot de opvoedende taak,
die dan wel reeds uit bepaalde feiten zal ge
bleken zyn, tot erger dingen aanleiding zou
kunnen geven.
Een verzoek, van de ouders zelvon uit
gaande, om van de zorg te worden ontheven,
kent de wet thans niet; ofschoon dat toch
eerst in het voornemen lag. De vrees, dat er
ouders zouden zyn, die zonder gegronde
redenen zouden trachten zich van de kinderen
te ontdoen of daartoe door verkeerde invloe
den zouden worden overgehaald, schynt den
doorslag te hebben gegeven aan de nu go-
volgdo regeling.
Maar dit neemt de mogelykheid niet weg,
dat ouders zich zelf ongeschikt of onmachtig
gevoelen en zelf er de noodzakelijkheid van
inzien, dat de kinderen onder andere leiding
komen. In dat geval kunnen zy zich tot den
voogdyraad wenden. Er is dan vanzelf eon
waarborg, dat niet lichtvaardig gehandeld
wordt.
Zooals vanzelf spreekt, betreft de ont
zetting uit de ouderiyke macht een voel
ernstiger geval. Deze hoeft bepaaldelijk tegen
„Dat verwacht ik wel. Oom Frits zal u wel
inviteoren voor zyn Donderdagavonden. O, die
zyn zoo gezelligI Mama en ik zyn er altyd
en dan worden er drie of vier andere gasten
gevraagd; zoo blyft het intiem on toch afwis
selend."
„Mag ik ook by uw mama een visite maken?"
„O zeker," antwoordde zy, nu zeer ver
legen; „ik heb al veel over u geschreven."
„Heeft u?" riep hy verheugd.
En Suzanne dacht: Ik had dat niet moeten
zeggen; wat zal hy wel van my denken?
Na het souper kwam nog do cotillon, mot
eindelooze aardigheden, o. a. een bloomentoer.
En voor aller oogen haaide de niet-dansende
heer von Körlegg oen bouquet uit de mand
en bracht dien aan Suzanne Osterroth.
Dat was duideiyk genoeg voor Mühlau.
Yermooid, maar zeer voldaan ging zo naar
huis; Reinald bracht haar tot aan de deur.
't Was drie uren.
Sabine was nog wakker, en ze moest haar
alles vertellen.
Het scheen haar goed to doen, te hooren,
dat Achim niet gedanst on met Suzanne aan
het souper deelgenomen had.
Den volgenden morgen, toen Blaser in een
heel slechte luim bozig was, op de binnenplaats
der kazerne recruten te drillen, kwam Achim.
Blaser wenkte hem dadelyk.
„Een woordje, eer de kapitein komt. De
duivel is los, Körlegg. Heel Mühlau heeft den
mond vol van je „vryery" met juffrouw von
Osterroth. Je hospita heeft geklapt over dien
avond, en het gaf niets, of ik al verzekerde,
dat het mensch aan hallucinaties ïydt
en erg in acht genomen heb Je je niet, dat
moet gezegd wordenje dient nu wel
handelend op te treden. Wat kunnen je ook
den wil van de oudorB plaats, in het welbe
grepen belang der kinderen.
Wanneer wy hier en op andere plaatsen
van ouders spreken, dan wil dat eigeniyk
zeggen degene der ouders, die de ouderiyke
macht uitoefent, en in den regel is dat
alleen de vader; maar hot kan dan toch
ook de moeder zyn.
Deze ontzetting nu kan ook worden uitge
sproken door den rechter over alle o f over
een of meer der kinderen.
De wetgever is hier van de gedachte uit
gegaan, dat het kwaad, door de ouders be
dreven, van dien aard kan wezen, dat het ze
niet in het algemeen voor de uitoefening der
ouderiyke macht onwaardig maakt. Vermoe-
delyk zal dit in den regel toch w o 1 het
geval zyn.
De ontzetting wordt uitgesproken door den
rechter, indien deze het in het belang der
kinderen noodzakelijk acht, en wel op ver
zoek van den anderen der ouders, of vaneen
der bloedverwanten of aangehuwden van do
kinderen tot en met den vierden graad, van
den voogdyraad of desnoods van den officier
van justitie.
Gronden voor de ontzetting zyn: misbruik
van do ouderiyke macht (b. v. dwang om te
stelen of ander kwaad to doen, of te bedelen)
of grovo vorwaarloozing van de verplichting
tot onderhoud en opvoeding; slecht levens
gedrag; en verder, in hoofdzaak, veroor
deeling wegens het plegen van zekere be
paalde misdryven of in het algemeen tot een
vryheidsstraf van twee jaren of langer.
Het behoeft nauweiyks gezegd te worden,
dat de zaak in alle vormen door de rechtbank
behandeld wordt.
In ieder geval wordt ontheffing van
de ouderiyke macht niet uitgesproken, wan
neer hij, die dezelve uitoefent, zich daartegen
verzot. Ontheffing kan niet worden opge
drongen.
In alle gevallen wordt uitspraak gedaan,
nadat men gehoord heeft of althans getracht
heeft te hooren de ouders en de bloedver
wanten of aangehuwden der kinderen en van
den voogdyraad.
Wanneer do rechtbank hot verzoek of de
vordering toostaat, oefent de echtgenoot van
hem, wiens ontheffing of ontzetting uitge
sproken is, de ouderiyke macht uit, doch kan
daarvan ook door do rechtbank worden ont
heven.
In elk geval moet er voor de kinderen
worden gezorgd en hierby is men uitgegaan
van de gedachte, dat de kinderen, welke aan
de ouderiyke macht onttrokken zyn, niet van
Staatswege zullen worden opgevoed; dat de
taak dor ouders door naastenliefde on bur
gerzin behoort te worden overgenomen en
daartoe vooral het gezag van vereenigingen,
stichtingen en instellingen van weldadigheid,
die zich het lot van hulpbehoevende kinderen
aantrekken, op deugdeiykon grondslag moet
worden gevestigd.
Do wet bepaalt daarom, dat, gedurende het
onderzook, ieder ingezotono, die tot de voogdy
bevoegd is en het bestuur* van elke rechts*
persooniyke vereoniging, stichting of instel
ling van weldadigheid, die duurzame verzor
ging van minderjarigen beoogt, zich tot de
rechtbank kan wenden, mot verzoek om met
de voogdy ovor de kinderen te worden beiast.
Het behoeft intusschen geen betoog, dat
zich vaak zeer ergoriyke gevallen van kinder
verwaarloozing on mishandeling voordoen,
waartegen do oude wet vrywel machteloos
stond. In dergeiyke gevallen kunnen de kin
deren natuuriyk niet aan oen langdurig proces
worden gewaagd. Daarom kan de rechtbank
do uitoefening der ouderiyke macht terstond
schorsen, dat wil zoggen, tydeiyk en voor-
loopig buiten werking stellen. Bovendien, en
vooral deze bepaling is zeer toe te juichen,
kan de officier van justitie, op grond van
feiten, die tot ontzetting aanleiding kunnen
geven, alsmede op grond dat zy noch onder
ouderiyke macht noch ondor voogdy staan,
dan wel verlaten of zonder toezicht zyn,
minderjarigen voorloopig aan de zorg van den
voogdyraad toevertrouwen, totdat door den
rechter een beslissing in de zaak genomen is.
Leiden, 2 Maart.
Heden zyn by den gemeenteraad inge
diend door do heeren N. H. Bonnewitz, L. J.
A. Braakenburg van Backum, J. P. Croyghton
en J. J. Van Hoeken do lysten, voorzien van
ruim twee duizend tweehonderd hancUeekcningen
van kiesgerechtigden, die hun in
stemming betuigen met het adres Pera c.s.
inzake het openbaar Slachthuis.
De Vereoniging voor Chr. Onderwys ten
behoeve van On- en Minvermogenden, alhier,
staat weer voor een tekort. Over 1900 be
draagt dit f 1928.
Er was sprake van, om het ontbrekende
te vinden uit de in den loop des jaars inge
komen legaten ten bedrage van f 1300 en
verder uit het kapitaal der Vereeniging,
grootendeela uit vroegere legaten gesproten,
maar het bestuur wil het dekken van het
tekort liever met vertrouwen overlaten aan
do Gemeente, evenals tal van voorgaande jaren.
Het tekort is veel grooter dan vorige jaren
en wel doordien het bestuur met 1900 de
salarissen van het onderwyzend personeel
verhoogde, welke z. i. noodzakeiyke maatregel
een meerdere uitgaaf van ongeveer f 900
vereischto.
Eenige giften kwamen reeds tot dekking
van het tekort in, o. a. by da. De Wolff een
van honderd gulden.
Gtelyk we reeds meldden, hield voor een
vry talryk publiek de nieuwbenoemde hoog
leeraar in het Engelsch enz. aan de Groning-
sche universiteit, onze vroegere stadgenoot
dr. J. H. Kern, eergietermiddag by de aan
vaarding van het hoogleeraareambt in de aula
der academie een rede over „De beoefening
van de Nieuwengelsche tongvallen."
Uit de gebruikeiyke toespraken van den
hoogleeraar tot verschillende personen en na
ook zyn leermeester wylen prof. dr. P. J.
Cosyn dankbaar herdacht te hebben laten
wy hier alleen volgen wat Z. H. G. tot zyn
ouders zeide:
„Zielsgelukkig maakt het my U hier te
hebben, geliefde Ouders l Het veie, wat er tot
U zou te zeggen vallen, Moeder, zy voor later
bewaard; maar een enkel woord tot U, Vader,
myn oudste, trouwste, beste en liefste leer
meester, voor wien ik me altoos zoo onge-
loofeiyk klein heb gevoeld en nog voel. Dat
het my geoorloofd is hier heden het woord
to voeren, aan U vóór allen is het te danken,
aan Uw onafgebroken zorgen, Uw lessen
van mijn kindsheid af aanen is niet ook de
welwillendheid van Uw leerlingen en vereerders
jegens my slechts do afspiogeling van liet
vele wat Gy hebt gedaan voor de weten
schap en voor de menschen? Dat Gy my
door dat alles ook plichten hebt opgelegd, ik
zal bet nooit vergeten.
Binnen enkele jaren zal voor U het uur
slaan, waarop Gy hot ambt moet vaarwel
zeggen, waarin Gy zoovelen ten zegen zyt
geweest, maar het moge voor het lieve vader
land, voor de wetenschap en voor ons zyn
weggelegd, U nog lange jaron te zien voort-
werken met die onverzwakte kracht, die altoos
jeugdige frischheid, die ons met eerbied en
met innig geluk vervult."
Een spontaan en harteiyk applaus van hot
gebeole publiek toonde wel heel duideiyk hoe
deze gevoelige woorden voor den vader, deze
harteiyke wenschen voor hot welzyn van den
grooten geleerden voortrekkelyken mensch en
Nederlander werden meogevoeld.
H. M. de Koningin Moeder heelt gister
middag te 23/% uur hot Koninklyk paleis in
het Noordeinde verwisseld met hot paleis in
het Lange Voorhout te 's Gravonhage. Toen
H. M. in de vestibule van haar nieuw woon
huis den voet zette, werd zy aangenaam ver
rast door een overvloed en keur van bloemen,
die in fraai byeengebrachte groepen de hoeken
en Wanden van dit voorgebouw vuldon. Het
was een welkomstgroet in de nieuwe woning
aan de Vorstin bereid door de dames en heeren
der hofhouding van beide Koninginnen on door
de hoofden van de hofdepartementen, die zich
allen tot die hulde vereenigd hadden.
Zoodra H. M. ten paleize waa afgestapt,
werd van het dak de standaardvlag goheschen,
en van dat oogenblik af is een dubbole wacht
post voor het palois uitgezet.
Onder het verguldö balkonhek aan den voor
gevel van het paleis zyn thans ook aange
bracht twee lantarens, ryk verguld op zwarte
randen en gedekt door een koninklyke kroon.
Zy zullen met booglampjes verlicht woraen.
Dos avond3 om halfnegen word voor het
paleis Hare Majesteit eon serenade gebracht.
De 70 ingezetenen, die dozen welkomstgroet
in de nieuwe woning gingen brengen, waren
te acht uren samongekomen in de recoptie-
zaal van de Oranjekazerne, vanwaar zy, onder
leiding van het regelingscomité, bestaande uit
den burgemeester, den gep. luitenant-kolonel
Mooyaart en den gep. kapitein J. J. A. Driessen,
in gelederen van vier, gevolgd door do Kon.
militaire kapel, die omstuwd was door fakkel
dragers en het geheel geëscorteerd door cava
lerie, opmarcheerden naar het broedo voorplein
van het Paleis, dat door de zorgen van de
poütie, ODuer leiding van den hoofdcommissaris
en de commissarissen Dietz en Olivitr, geheel
vry was.
De commissie was eamengosteld uit vele
standen der hofstad.
O. a. trokken zeer de opmerkzaamheid da
Schevening8che visschors in hun jekker, met
pet als hoofddeksel. Do eerste brandmeester
met zyn r|jk met zilver geornamenteerde helm
was ook een eigenaardig figuur te midden
van zyn medeleden.
Nauweiyks had de Koninkiyko Militaire
Kapel op het plein een kring geformeerd en
statig het Oude Wilhelmus aangeheven of
H. M. de Koningin-Moeder verscheen aan het
middenvenster van de balkonzaal, van buiten
besloten binnen het vergulde hekwerk.
Inmiddels weiden namens H. M. door den
hofmaarschalk jhr. Van Weede, alle leden
der commissie binnen genoodigd, alwaar zy
in de beneden-roceptiezaal werdon ontvangen,
onder aanbieding van den oerewyn.
De reeds genoemde leiders werdon in het
salon, waar H. M. zich bevond, toegelaten.
Het avondconcert in open lucht, dat der
Vorstin werd aangeboden, was door Bouwman,
directeur der kapol, saamgesteld als volgt:
Het Oude Wilhelmus; Waldeck-Pyrmont-lled;
een Amerikaansche marsch van Souza, Ave
Maria en Wien Noerlandsch Bloed,
In Haar salon sprak de burgemeester
namens de commissie van de eerenado tob
H. M. de Koningin-Moeder een kort woord.
Hy hoopte, dat het H. M. gogevon mocht zyn
nog menig bewys van dankbaarheid on aan-
hankeiykheid van het Ned. volk te ontvan
gen en H. M. nog lang getuige zou mogen
zyn van de voorspoedige regeering van H.
M. de Koningin, Haar Dochter, en van een
buitengewoon gelukkigo echtvereemging van
het geëerbiedigde Hoofd van don Staat.
H. M. de Koningin-Moeder verzocht den
burgemeester haar diepgevoelden dank over
to brongen voor deze uiting van hulde, die
H. M. byzonder aangenaam was.
Toen verscheen H. M. op het balkon, toe
gejuicht door duizenden onder de tonen van
het Wilhelmus, terwyi Bengaalsch vuur, van
het Hotel des Indea ontstoken, den geheelen
omtrek kleurde. Het gejubel weerklonk tel
kens als H. M. minzaam naar alle zyden
groette, ook naar de zyde der oud-stryders,
die op het balkon van het Hotel des Indes
toeschouwers waren. Het Wien Neerlandsch
Bloed besloot de volksbetooging. De com
missie mot de muziek aan het hoofd defileerde
voor het paleis, terwyi H. M. nog gerulmen
tyd den stoet nastaarde.
Tydens de serenade was H. M. omringd
door alle dames en heeren der hofhouding,
terwyi de salons van licht schitle (1 n.
By de familie hier te lando is omtrent
den toestand van den luitenant-generaal Van
Heutsz het volgend telegram uit Indiö ont
vangen: „Koorts minder. Toestand be
vredigend."
Do reeds overleden assistent-resident von
Schmidt auf Altenstadt maakte in het gevolg
van generaal Van Heutsz den tocht naar
Samalangan mede en werd ovonals deze door
typhus aangetast en naar Kotaradja vervoerd,
waar hy overleed.
Aan een schryven over den overledene
ontleent de „N. R. het volgende:
Het gouvernement verliest in jhr. J. K.
F. H. von Schmidt auf Altenstadt een ver-
diensteiyk ambtonaar, die veel voor de toe
komst beloofde.
Als jong zeeofficier by de Koninkl. Nederl.
Marine, heeft hy tydens zyn non-activiteit in
Nederland, zich bekwaamd voor het groot
ambtenaars-examen, dat hy met succes heeft
afgelegd en waardoor hy het ïadicaal bekwam
in 1881. Datzelfde jaar nog, begon hy zyn
ambteiyke carrière,
Na in verschillende rangen by het binnen-
landsch bestuur in de buitenbezittingen van
N.-I. werkzaam te zyn geweest, werd hy 16
Juni 1892 benoemd tot secretaris van het
gouvernement van Atjeh en Onderhoorigheden.
In April 1895 ging hy met 2-jarig verlof
wegens ziekte naar Nederland. Van dat verlof
keorde hy in de eerste helft van 1897 naar
Java terug en in dat jaar werd hy benoemd
eigeniyk al die familiebozwaren schelen? Je
bent onafhankelyk; neem haar, die je lief-
hebt, en laat al wat Osterroth, Douben of
Zeuthern hoet, maar praten. Hoe eerder je
den knoop doorhakt, hoe beter; als het kan,
moet nog vanavond je verloving in hot krantje
staan l
Achim was bleek geworden by deze haastig
over zyn hoofd uitgestorte welsprekendheid.
De schrik verlamde zyn gedachten.
„Jo bent toch niet boos?" vroog Blaser
trouwhartig. „Ik neem liefst geen notitie van
kletspraatjes, maar in dit geval achtte ik het
toch plicht te spreken, uit vriendschap voor
jou on respect voor die charmante jonge
dame en ik ben immers zoo'n beetje
ingewyd?"
Achim drukte hem de hand.
„Zeker, zeker; ik dank je hartolyk."
„Hoe sneller je handelt, des te betor."
„Natuuriyk 1"
De kapitein kwam, deftig, in het besef van
zyn waardighoid, en de dienstzaken werden
afgedaan.
Von Körlegg had in opgewokte stemming
zyn woning verlaten en keerde er terug als
een verslagen man.
Toorn en bitterheid kampten in hem.
Zy, die hem de verpersoonlijking van rein
heid en zielenadel scheen, was in zoo'n ellen
dige, dubbelzinnige positie gekomen. Haar
goede naam was het onderwerp van algemeen
gesprekI Het was hemeltergend!
Naast zyn toom voelde hy diepe, schrijnende
smart. Het was, of een ruwe hand teedere,
verborgen, pas ontsproten kiemen aan het
daglicht had gebracht, waardoor hun leven
voor altyd was vernietigd.
Een hoop, die zoo ver aan z|jn horizon had
£eiicht, dat ii|j zelf nog nauweiyks had ge
waagd, er aan te gelooven, was vordroven»
door het rumoer van babboltongen.
Bitter dacht hy: ik heb geen geluk in do
liofde; eerst komt zy, snel on heftig als een
onweer, dat mij en een andere dreigt mee te
sleepennu komt zy uit de verte, als
hemelsch licht, als troost en vrede..., en
de laster blaast het licht uit.
Hy was geen oogenblik in het onzekere
wat hy moest doen. Allereerst schreef hy
een brief aan den ouden heer te Beriyn. Zoo
iemand, dan was deze in staat den toestand
te begrijpen, dien hy hem zonder omwegen
schetste. Hy deelde mede, dat hy onmiddel
lijk: Suzanne zyn hand zou aanbieden, het
eenige en afdoende middel om aan do wereld
to toonen, dat zy niet den smaad van licht
vaardige praatjes verdiende.
„Mocht Suzanne wellicht verontwaardigd
zyn over het feit", zoo besloot hy, „dat een
man, dien zy enkele maanden geleden nog
voor een andere vrouw in liefde zag ontvlamd,
het waagt, haar zyn hand te bieden, ik bid
u, spreek dan voor my. Verklaar haar myn
goede bedoeling, zooals ik getracht hob, u die
te verklaren.
En als het onwaarschyniyke, het ondenk
bare, toch mocht gebeuren, als juffrouw
Suzanne die hand niet afwyst, dan ik zweer
het u zal myn goheele leven aan haar
geluk zyn gewyd".
Na dezen brief wa3 het hem lichter.
Snel liet hy hem ter post brengen en beval
den oppasser zyn gala-uniform geroed te
leggen.
In twee minuten was hy klaar. Over de
straat gaande, daclit hy met bittere ironie:
vanmiddag hebben de luitjes het vervolg van
den roman, het nieuwste van de twee ver-
Ilefdaoeerliefden 1
Het was hem wee om hot hart, onuitspreke
lijk trourig.
Goedo vrionden liaddon het noodig geacht,
de familie Deuben in te lichten omtrent het
„schandaal" van hun logée. De dokter belastte
zich or mee en toog daags na het feest naar
dos burgemeesters woning, om to vertellen,
wat „men" wist. Ja, twyfel was nu wel niet
mogelykt
Sabine werd plechtig boven geroepen, en
do burgemeester sprak: „De dokter brengt
ons onaangename tyding."
De aosculaap moest nog eens hot verhaal
doen, langdradig, gewichtig, met klagend
gebaar.
Sabine luisterde, en haar vingers bewogen
zich zenuwachtig, haar mondhoeken trilden,
de oogon schoten vlammentot do
bazelende man er door verschrikt werd,
van zyn stuk af raakto en excuses begon
te stotteren
„Wat eon gemeenheid l" riep Sabine,
gillend byna.
„Kind, wind je niot zoo op," vormaando
haar moeder; „dat is nadeelig voor je. Ja,
het i3 gemeen van haar, je beste vriendin,
zich zoo aan te stellen
Ongehoordl" riep Sabino weer. „Gelooft
u dat? Gelooft u, dat Suzanne iets doen zou,
waarover zy zich te schamen heeft
Ze ging met groote stappen door do kamer
en toornde, mot stygendo woede, tegen de
ellendige babbelaars. „Ik zou zo kuunen sla3nj
vernietigen I" barstte ze eindeiyk uit, allo zelf
beheersching vergetend.
(Wordt vervolgdJ