LEIDSCH DAGBLAD, WOENSDAG 13 FEBRUARI. - TWEÈDE BLAD. PERSOVERZICHT. i^emiieton. VERBODEN LIEFDE. No. 12569 Anno 1901. De Standaard schrijft: „By het Koninklijk Huwelijk heeft zich, gelUk te verwachten was, zekere antinomie geopenbaard tusechen het Burgeriyk en K e r k e 1 U k Huwelijk. Minister Cort van der Linden heeft zyn uitdrukkingen, blUkbaar opzettelUk, zóó ge kozen, dat de pretentie, alsof de BurgerlUke akte de zaak afdoed, zoo echerp mogelijk moest uitkomen, en voorts zyn handeling met een civiel „preekje" beeloten. En dr. Yan der Flier heeft van zUn kant ®ven strak het recht der Kerk ondersteund, door de burgeriyk gehuwden als Bruidegom en Bruid toe te spreken. Feiteiyk bleek dus de toestand ook nu te syn, geiyk wy dien steeds voorstelden. De civiele autoriteit sluit het Huweiyk op haar terrein, en de Kerk sluit het evenzoo binnen kaar sfeer. We zeggen opzetteiykde Kerk. Immers de plechtigheid in de Groote Kerk was geen familie-akte, maar een kerkeiyke handeling in de Ned.-Herv. kerk, geiyk dan ook zeer terecht ouderlingen daarby den kerkera&d vertegenwoordigden. Dr. Yan der Flier's optreden hierby was tolkomen correct. Hy stoorde zich aan niets, maar sprak en handelde geiyk het een Dienaar der Kerk, die zyn Kerk eert en zyn roeping bogrypt, betaamt. Met name zyn getuigenis, dat de man het hoofd der vrouw is en biyft, maakte indruk." Iq de Noetdades van 6 Februari leest bet Mg. Rbl. een verslag van hetgeon de Portu- geesche minister van buitenlandscho zaken, de heer Joan Arroyo, in de Kamer van Afgevaardigden heeft medegedeeld over de beöindiglng van het Noderlandsch-Portu- geesch geschil, Hy herinnerde er aan dat, „ten gevolge van een administratieve behandeling, welke aan do Kamer bekend, was", een zekere verkoeling ontstond in de betrekkingen van Portugal met Nederland, betrekkingen, waaraan overigens niets ontbrak. Nu zou morgen (de zitting werd den 6den gehouden) het huweiyk van Hare Majesteit Koningin Wilhelmma worden voltrokken en het werd verstaan, dat dientengevolge een tydeiyk afbreken van het aan den graaf De Belir toegestane verlof noodzakeiyk was, zoo dat dien diplomaat werd gelaat, naar Holland te vertrekken, ten einde als vertegenwoordiger van Portugal de olflcieele feeston by de plech tigheid by te wonen. Toen de graaf De Seller, na zya aankomst te 's-Gravenhage, door den Nederlandscüen minister van buitenlandscho zaken werd ont vangen, vorklaarde hem deze dat hy de laatste nota van de Portugeeeche Regeering had ont vangen en dat hy, hoogen prys stollend op het behoud van de goede betrekkingen tus echen de beide landen, de zaak als beëindigd wenaohto te beschouwen. De heer De Beaufort voegde er by, dat den heer Van Weede zou worden gelast, onmiddeiyk naar zyn post terug te keeren. Hierop seinde de Portugeeeche minister van buitenlandscho zaken aan graaf De Selir een gelukwensch met de beëindiging van het geschil en de opdracht, om den heer De Beaufort de verzekering te geven van het streven der Portugeesche regeering om de harteiyke betrekkingen tusschen de beide landen te biyven bew.ren. Naar het Hbl. opmerkt, komt in deze mededeeling niets voor van het voorbehoud dat onze Minister zou hebben gemaakt („dat hy zich met in alle opzichten kon vereeni gen".... enz.) en evenmin wordt er iets in gerept van de voorwaarde onzerzydsvryheid van den heer Pott om ais particulier naar Lorengo-Marquez te mogen terugkeeren. Da T\jd moent, dat men hier wel wat te pessimistisch oordeelt. „Het ïykt ons volkomen ondenkbaar, dat de heer Pott naar Lorenqo-Marquez zou weder- keeren als particulier en dat derhalve een ander tot consul zou worden benoemd. „Mocht dat hot geval zyn, dan had de gehoele mededeeling geen zin. Want met eenige welwillendheid is er zeer gemakkelijk uit te begrypen, dat de heer Pott als consul generaal naar zyn standpunt terugkeert en dat dit de voldoening is, waarmede de Nederlandsche Regeering thans genoegen neemt." Rd Centrum zegt o. „Wy hebben inderdaad geon behoefte aan een conflict met Portugal, en dat het incident ia bygelegd stemt aangenaam. Maar wanneer de heer Pott onbehooriyk was behandeld, had de Portugeesche regeering voldoening behooren te geven, en was het onzerzyda onvoldoende te eischen, dat de heer Pott zich weder te Lorengo-Marquez mag vestigen. „De diplomatie heeft haar geheimen en eigen wegen, het is waar. Een diplomatiek incident kan niet altyd in het openbaar ehan- deld worden, daar men dan wellicht van kwaad tot erger zou komen. „Maar ééni.c licht mag er toch wel sohynen. Want omtrent de hoofdvraag blyft hier alles onbeslist. De Standaard schryftr „De diplomatieke kibbelary met Portugal is bygelegd, en als biyk van de energie, door Euiteuiandsche Zaken ontwikkeld, verneemt men, dat de gewezen Consul Pott naar Lorenzo Marquez mag terugkeeren en zyn zaken hervatten. „Meer dan één blad liet reeds doorschemeren, dat dit dan toch een energie zonder exponent was, want dat in Lorengo-Marquez elk vreem deling zich kan vestigen en handel dry ven. „Met het oog hierop zal nadere toeliohting geen weelde zUn. „Hoofdvraag hierby ls: Had onze consul al dan niet misbruik gemaakt van de Neder landsche vlag, om handelingen te plegen, die met schending der neutralititeit goiyk staan? „Zoo ja, dan was de Portugeesche regeering principieel in haar recht, en had ze slechts in zooverre ongelijk, dat ze, zonder ooze Regeeriag van de schuld van don consul over tuigd te hebben, de exequatur introk. „Er viel dan te klagen over min vriend schappelijke houding, over oen tekort schieten in beleefdheid, en zulk een manque de procédé maakt men met een verontschuldiging goed. „Is daarentegen onze coueul niet gebleken schuldig te zyn, dan heeft Portugal in de zaak zelve ongoiyk, en heeft er geeo energiek herstel vaa rechten plaats, tenzy de ex-consui Pott weer als consul naar Lorenzo-Marquez kan gaan, ook al had Portugal daarby be dongen, dat hy, na een korten termijn, onzer- zyds door een ander zou vervangen worden. „School eindelijk de moeilijkheid, om dit punt uit te maken in het feit dat hy èn particulier handelaar, èn togetyk consul van Transvaal en Oranje-VrUstaat was, en dat alzoo kwal(jfc te coustateeren viel, in hoevor de Nederlandsche vlag misbruikt was, dan ware het een quaeatie voor arbitrage. „Een succes kon in Pott's terugkeer, als pri vaat persoon, alleen liggen, zoo hem het verbiyf in Loronqo-Marquez ware ontzegd geworden. „Doch hiervan vernam men niets." Dat de gratie de vrienden der Hoger- huizen niet bevredigen zou, was te wachten. Het Volk gaf, geiyk uit ons vorig Persover zicht bleek, in zeer scherpe termen aan zyn ergernis, Bet Volksdagblad bescheidener aan zijn teleurstelling lucht. Het Vod. vraagt echter of te verwachten was, dat alleen ten gevolge der voortgezette agitatie verandering kon komen in de over tuiging van den raadsman der Kroon, dat hier geen veroordeeling van onschuldigen heeft pl s gehad. „De gratie, ais afslag van straf vovr hen, die eenmaal hun etraJ onder gaan, wordt, zegt het blad, alleen toegepast, als het gedrag der gevangenen daartoe aan leiding geeft. Dat by feesteiyke gebeur tenissen dan eenigszins milder wordt gohan- deld dan in gewone tyden, is een aloude niet te mispiyzon traditie. Nu aan de Hogerhuizen in elk geval een zeer belangryke afslag is toegekend, moet men aannemen, dat de inge wonnen adviezen daartoe vryheid hebben go- geven. Wie niet overtuigd zUn, dat zjj on schuldig zyn veroordeeld, kunnen hiermede vollen vrede hebben, en moeten ton ernstigste protesteeren tegen deze geheel onjuiste stel ling van Het Volk: „Door het gevangen- houden van Marten en Wiebren laat de Minister de Koningin over hen het schuldig uitspreken en betrekt hy Haar in zyn eigen misgrepen, maar door het verkorten van hun etraftyd en het vryiaten van Keimpe doet hy haar mede erkennen, dat er iets moest wor den gedaan om de agitatie tot rust te brengen." „Ook dient opgekomen tegen deze onge lukkige stelling van Het Volksdagbladdat 21) „Die nutteloos roesten," zei ze droefgeestig. „O, ziet ge, om myn huweiyk gelukkig te maken, ware het wellicht reeds voldoende geweest, als ik tegen myn man had kunnen opzien. Maar hy hy was een eerzuchtige zoDder persoonlijken moed; hy had gemeene gedachten, doch uit lafheid handelde hy voor het ulteriyk als een fatsoeniyk man. Hy sloeg nooit toe met krachtige mannenvuisthy pruttelde en Behold. Ach, dat was niets voor ©on vrouw, die dacht; een vrouw, die geest drift hadl Gaarne had ik deelgenomen aan alles, wat hem bezighield, maar dat klein zielige walgde my." „En denkt u in Hallendorf een man te vinden met groote karaktereigenschappen?" riep hy verbaasd, haar scherp aanziende. Zy tuurde voor zich heen; baar gezicht •verried hem, dat zy streed. Plotseling echter blikte zy met verhelderd gelaat naar hem op. „Neen," zei ze, „dat denk ik niet, en ik Wil hem ook niet Ik bedacht dat zoo maar, wyi ik met u over myzelve wilde spreken. U moest my beter leeren kennen. U moest vreten, dat ik zeer veel teleurstellingen achter my heb en daarby zoo standvastig en ryp geworden ben, dat ik wel in staat ben, ge varen af te wendenvan myzelve en van Anderon." „SablneP' „Wilt ge, na al die bekentenissen, nu nog pw vriendin verlaten? Ge weet nu precies, hoe arm zy was en nog ie 1 Zelfs geen kans heeft zy, dezen (lrukkendon toestand te ont- loopen; want zy wil dezen aanbidder niot, noch een anderen l Zy vraagt van het lot slechts een aalmoes: uw vriendschap, Achiml" „Vergeef my," smeekte hy en kuste haar hand. Lang zaten ze nog en spraken over Sabine's huweiyk en over haar kinderen; over haar onaangename positie, die zy niet kon ver anderen zonder haar ouders te kwetsen, die het zoo goed meeuden. Achim voelde zich geesteiyk vryer. Daar hy thans geen gevaar meer bemerkte, waande hy het voorgoed verdreven. Hy verbeeldde zich, nu in een nieuwe, zuiverder verhouding te staan tot Sabine, en dat gaf hem een ge voel van rein geluk. Zy spraken de volgende bijeenkomst af, met belofte, steeds schrlftoiyk te waarschuwen, wanneer zich hinderpalen mochten opdoen. Doch bleek en ellendig lag Sabine dien nacht op haar kussen. Zy had hem weder veroverd in zyn argeloos vertrouwen. Doch wat had het haar een zelf beheersching gekost I Heel haar hartstochteiyk wezen sidderde er nog van. Toch was zy over zichzelve tevredengeen fonkelen der oogen, geen trekken van de lippen had hem verraden, wat er in haar bruiste en woedde.... Byna drie weken verliepen nu ongestoord. Zy werden er aan gewend, in lange brieven elkaar hun opmerkingen over wereld en menschen mee te deelen. Met merkwaardigen tact had Sabine weten te voorkomen, dat Hallendorf een formeel aanzoek deed Zy benoemde hem tot „haar besten vriend", en Achim was verrukt over de verstandige manier waarop zy dit deed. na de audiëntie, door de Koningin verleend aan het Landelijk Oomitó, algemeen gratie werd verwacht. Het zou de Koningin moeten afschrikken dergeiyke audiënties te verleenen, als daaruit terstond moest worden afgeleid, dat zy bereid is te doen, wat op de audiëntie wordt gevraagd. „Maar wel mag met dit blad de hoop uitge sproken worden, dat de aanklacht tegen Ringia, die misschien tot meer licht kan lelden, niet lang meer slepende biyft/* De Standaard meent, dat tan deze te veel of te weinig ls gedaan. „Plaatste men zich op het standpunt, dat het Huweiyk der Koningin een welkome ge legenheid aanbood, om deze zaak te termi- neeren, en achtte men, zonder dat in den etand der quaestie eenige zakelyke verandering was gekomen, ook op deze zaak de Grade te kunnen toepassen, dan had algeheel ontslag moeten volgen. „Was men daarentegen van oordeel, dat ten deze de uitspraak der bevoegde rechter- lUfee autoriteiten tegenover de onbevoegde uitspraak van een volksagitatie hoog moest worden gehouden, dan had van geen Grade hier sprake moge zyn. „A derided opinion", zei Edmund Burke, „is always the beet". „Door noch het óéne, noch het andere standpunt in te nomen, maar te pogen tus schen beide door te zeilen, stoot het Ministerie links tegen de Seylla en rechts tegen de Charybdis. D. w. z. het Btult de agitatie niet, en het maakt in veler oog toch den indruk van zwakheid tegenover de agitatie." Hot Handelsbladvernomen hebbende» dat de vermindering van straftyd by sommi gen eenige verwondering heeft gewekt, omdat de maatregel niet op de drie gebroeders Hoger huis geiykeiyk is toegepast, betoogt, dat die opvatting onjuist is. De broeders zyn tot gevangenisstraf van verschillenden duur veroordeeld, schryft het, naarmate van hun aandeel in de misdaad, waaraan zy zyn schuldig verklaard, na een tweevoudige gerechteiyke behandeling der strafzaak. Ware hun allen thans de verdere etraftyd geheel kwytgescholden, de Regeering, onder wier verantwoordelijkheid de gratie wordt verleend, zou zich in de plaats hebben gesteld van den rechter en den schyn doen ontstaan, alsof zy hen als ten onrechte ver oordeeld beschouwde. Geiyk wy herioneren, heeft de Hooge Raad op het verzoek om her ziening van het veroordeelend arrest afwyzend beschikt, omdat by het hooget gerechtshof geen „ernstige twyfel" geiyk de weteischt is gerezen tegen de juistheid der veroor deeling. Voor de regeering, die door eigen onderzoek vroeger tot dezelfde slotsom was gekomen, is de veroordooiing dus terecht ge schied, en zy mocht door de wyze, waarop thans gratio is verleend, niet den schyn doen ontslaan alsof zy nu anders oordeelde. Men zal wellicht vragen, waarom het mid del, dat het strafwetboek aan de hand doet, do „voorwaardeiyke Invrijheidstelling," niet is toegepast, om hot verschil te -doen uitkomen. Daartoe is echter noodig, dat drie vierden van den etraftyd zyn verstreken, wat met de tot 11 en 12 jaren gevangenisstraf veroordeel den nog niet het geval is. Wellicht bestaat er echter, nu deze straffen tot 8- en 9-jarige zyn verminderd, over eemgou tyd aanleiding om de nu verleende gratie door de voorwaarde- iyke vryiating aan te vuiien. De Nieuwe Courant heeft vernomen, dat twee motieven gegolden hebben by de kwyt- schelding der straf van een der gebroeders Hogerhuis en do vermindering der straf van de beide anderen. Vooreerst hebben zy zich gedurenae hun etraftyd door een gunstig gearag onderscheiden. In de tweede plaats werd in overweging genomen, dat het vonnis der Hogerhuizen is uitgesproken in een tyd, dat do revolutionaire beweging in Friesland sterk gaande was en Inbraak en plundering in die provincie aan de orde van den dag waren. Onder den invloed van die omstandig heden ia het zeer zware vonnis der Hoger huizen geveld, zwaarder wellicht dan in gewone tyden het geval gewee6t ware. En thans werd de gelegenheid gunstig geacht om deze ver oordeelden m denzelfden toestand te brengen, waarin zy naar waarschijnïykheid geraakt zouden zyn, indien de plaats van het misdryf Steeds vertrouweiyker werd hun omgang; ze noemden elkaar geregeld by den voornaam. Sabine straalde in schoonheid en gezondheid, en Achim liet na, zichzelven angstig te bewaken. Het dienstpersoneel en het arbeidersvolkje van „Heinsdorf wist al lang, dat de jonge mevrouw telkens des avonds naar de Fransche linde ging om een officier te ontmoeten. De goedgezinden meenden, dat zy wel spoedig zou hortrouwen; anderen maakten er aardigheden over en deden pogingen om te spionneeron. Op een Augustusavond, toen het zoo donker geworden was, dat geeu enkel sterretje aan den met wolken bedekten hemel fonkelde, maakte Sabine zich bezorgd over Achim's rit naar de stad en hy over de eenzame wundeling, die zy moest maken om thuis te komen. Zy bemerkten met leedwezen, dat ze hot gesprek te lang gerekt hadden, en de officier voelde nu plotseling, dat het toch Iets zonderlings was voor twee „vrienden", elkaar zoo heimeiyk in het duister te ontmoeten. Hy had heden eerst laat kunnen komen. In heeriyk-ern8tige gesprekken hadden zy kalm naast elkaar gezeten. Maar gesteld eens, dat iemand iets gewaarwerd van dezen om gang, zou niet ieder dien verdacht vinden? Hy stond er op, haar ten minste te bege leiden, tot ze de lichten van het hoerenhuis kon zien. Samen gingen ze door een wilgen- bo8chje, toen het geoefende oor van den soldaat een gedruisch vernam, dat niot van een dier kon zyn. Sabine hoorde het niet. Sombere gedachten bezwaarden haar; het instinct der liefheb bende vrouw zei haar, dat er lets in de ziel van den beminden man omging, dat hem onaangenaam stemde. „Goeden nacht," fluisterde zy; „laat my geen verzwarenden invloed op de straftoe meting had gehad. „Een arrondiasements-schoolopziener, die als vele anderen zfln ontslag zal moeten vragen", schryft in het Nieuws ran doi Dag het vol gende ingezonden stuk: „M. de R.l Hebt gy plaats voor een klacht? Zie, wy zyn dan met lo Januari gezegend met de invoering van de Leerplichtwet, Wy hoopten allen, dat dat zou wezen een stap vooruit, een werkelyke zegen voor ons volkl En nu, na enkele weken nog maar, zuchten wy allen, welk een zee van paperas sen l Het is in óón woord onbegrypeiyk, hoe men ooit een wet meer onmogeiyk kon maken. Het werk, deD schoolhoofden, den gemeentebestnren en einde!yk last not least den arrondissement^ schoolopzienersl opgedragen, is volstrekt on doorkom el yk Stel u voor iemand, die een 10000 kinderen heeft in zyn arrondissement; er zyn er, die er nog veel meer hebben! Met de nieuwe regeling verbetert dit haast niets l Hoe moet dat gaan? Er zyn arr. schoolopzieners, die met twee klerken werken en nog niet klaar komen met ai hun werk. En dan leggen zy per drie maanden waar schijnlijk een ƒ100 op hun arbeid toel En was het dan nog maar rationeel werk. Doch het heeft er nSete van: Het is iysten invullen, staten maken, cijfers en letters zetten enten slotte toch niet kunnen volbrengen wat moet. Bestryding van schoolverzuim zal er niet het gevolg van zyn. De zaak is veel te bureau cratisch ingerioht. Wie ter wereld heeft hier den Minister van advies gediend? De „papier fabrikantenriep een bekend man; maar die zouden het zoo onpractisch niet kunnen. De Inspecteurs niet, want dat zyn in de practyk doorknede, kundige mannenI Wie dan toch? Het is meer dan onzinnig, wat men denarr.- schoolopzienera heeft opgedragen. Zy kun nen het niet volbrengen. Onmogeiykl En dan ƒ800 voor bureaukosten l Daarvan gaat zeker meer dan ƒ600 af voor klerken l En dan begint dat pas met lo Juli I Zy hebben geen dag over voor studie, voor onderzoek, voor schoolinspectie, voor al wat een be schaafd man noodig heelt om de raadsman te zyn van onze ontwikkelde onderwijzers. Nog eens vraag ik: wat moet daarvan komen? Wil men de Lewpichtwet weer uit do wereld helpen? Onmogelijk maken door een averecht- sche toepassing? Het heeft er al den schyn van. Wie onzer Kamerleden trekt zich deze zaak eens aan en zet in de Kamer eens de puntjes op de i's? Groote belangen staan op het spel. Heel de Leerplichtwet en daarmede een be- langrUk deel van onze ouderwyswetgeving! Een dienst wilde men ons volk bewyzen, de algemeene ontwikkeling zou worden be vorderd, en men verkrygt niets daneen hoop papier, waaruit de scherpzinnigste man ten slotte niet meer wys kan worden I O, leden onzer Tweode Kamer, verlost ons van zooveel onzinnigs of geeft den arr.-school- opziener althans zooveel vergoeding, dat hy zyn werk kan doen en werkeiyk nut stichten. Zooals het nu gaat, zullen alle verstandige menschen zoo spoedig mogeiyk wegloopen. De Provinciale Groninger Courant is van oordeel, dat door de voorgestelde w Uzi ging der schoolwet tegenover het byzonder onderwys royaler is gehandeld dan door het compromis van 1889 wordt geëischt en dan de toestand der schatkist zoowel als de consequentie van deze wetsvoordracht gedoogt. Al moeten de gulle toezeggingen van den minister van bhxneulandsche zaken, waartegen men geen reserve heeft gemaakt, gestand worden gedaan, niettemin zal ernstig over wogen moeten worden of de minister, die voor het byzonder onderwys niet meer zou kunnen doen al was hy daarvan zyu leven lang de vurigste zeloot geweest, in zyn yver om toch vooral „biliyk" en „royaal" tegenover den tegenstander te zyn, niet verder gaat dan noodig, dan door de omstandigheden ge boden is. Het blad is van oordeel, dat de liberale party voor het denkbeeld, aan art. 192 der Grondwet ten grondslag liggende, nog wel zooveel mag voelen om te verlangen, dat do coquetterie met het byzonder onderwys, die onder dit Kabinet een ongekende vlucht hoeft bereikt, niet tot zuiver boeleeren gaat over slaan. Tweeërlei veroorzaakt de kosten dezer wets voordracht lo. de verbetering der onder- wyzersjaarwedden en de afzonderiykebelooning morgen weten, of je goed en wel te Mühlau gekomen bent." m Daarvoor bestaat geen vrees. Myn paard is vertrouwd. Gooden nacht!" HU stond onbeweeglyk, maar ditmaal niet om haar witte kleed nog na te turen. Hy luisterde zeer gospannen naar elk geluid in het kreupelhout. Hy meende duldeiyk twee donkere gedaanten te zien bewegen tusschen de slanke boomstammen, die men ternauwer nood kon onderscheiden. „Wie is daar?" riep hy bevelend. Alles bleef stil. Hy riep nog eens. Daar klonk een spottend lachen en haastige schreden van Iemand, die wegliep. In het duister van den nacht steeg het vlammend rood van woede en schaamte hem naar het gelaat. Waar hadden zy beiden hun verstand gehad, hy en Sabine? Zy hadden toch moeten begrypen, dat ze ontdekt en beloerd zouden worden. Misschien gingen ze reeds over de tong. En hy kon niet eens haar goeden naam herstellen l In feilen toorn tegen zichzelven, vatte hy het onverbrekeiyk besluit, haar niet meer te gaan zien, haar niet meer te compromitteeren. Hun belangstelling voor elkaar behoefde zich ook niet in persooniyk verkeer te uiten. Als zy nu en dan schreven, konden ze elkaar veel geven, zonder gevaar. Naar huis rijdend, overlegde hy. Hy wilde Sabine niet dadel#*. met een brief verschrik ken. Hy zou de eerstvolgende ontmoeting afzeggen, onder voorwendsel van dienst, de tweede eveneens. Over veertien dagen moest hy naar de manoeuvres; dan zou hy haar openhartig de zaak schryven en te geiyk een verzoek om overplaatsing indienen. Tot zyn verbasiQg ontving hy echter reeds van het herhalingsonderwys; 2o. het inlossen van de by de behandeling der leerplichtwet aan het byzonder onderwys gedane beloften. Met het eerste is het blad ingenomen. Wat het tweede punt betreft: terwyi by het com-' promis van 1889, nog wel ontworpen don een antirevolutionair kabinet, het byzonder onder wye een bydmge van het Ryk voor da kosten van het personeel heeft gekregen, wordt thans ongevraagd voorgesteld de bydrage ook uit te strekkon tot het materiëol. „Tot meerdere geiyksteiling" van het byzonder onderwys met het openbare wordt dit aan bevolen. Gevraagd mag worden, of er voor eon liberale regeering aanleiding ia een dorge- ïyke uitbreiding van subsidieering voor to stellen, en of zy zicli laat vordedigen in het licht der geschiedenis van 1889. En dit voor stel gaat uit vaa een minister, die in 1889 zelfs voor het compromis naar het blad meent op goede gronden niet te vinden was. Yoor zuik een bekeering staat men stil. Maar ook: op zulk een ommekeer, die als hot ware de erkentenis inhoudt, dat tegen over het byzonder onderwys tot nu toe de schaal niet eerlyk is gehouden en dat de wetgever zich schuld bewust is, bedenkt men zich drio malen. Ook om dor gevolgen wil.' Dat thans aan het byzonder mtderwys ook voor schoolbouw de steun uit de rijkskas za' ten deel vaöen naar deozelfden maatstaf, die b-v het openbaar onderwys wordt aangelegd, zal in de eerste plaata het ryk op een goede twee ton 'sjaars komen te staan. Een zoo aanzienlijke uitgaaf ie alleen door de nood- zakeiykheid gerechtvaardigd. En noodzakelijk is zy alleen, ais hot van kerkelyken kant gesteld beginsel der „rechtsgelykheid" tusschen het openbaar en het bijzonder onderwys wordt aanvaard. Maar nooit heeft zich do liberale party op dit standpunt geplaatst en terecht. En doet zy het wel, dan zal zy de verdere gevolgen van het beginsel moeten accepteeren en straks de wetten op het lager- en hooger onderwys er mede hebben te doortrekken. Wil de regeering dat? Is dat voor de liberale party de toekomstmuziek? En indien noen, is het dan wys, voorzichtig, verdedigbaar de grondslagen van het compromis to wyzigen? Nog wol eigener beweging, by vriendely'k aanbod aan de in haar vuist grinnikende tegenpaity? De regeering, die ook al met betrekking tot de kosten van het herhalingsonderwys de byzondere school op precies denzeltden voet wil behandelen als het openbaar onderwys, ofschoon hier het geven van herhalingsonder wys verplichting, daar vrye wil ia, praat de twee ton, die voortaan 's jaars aan het byzonder onderwys alléén voor schoollokalen in den schoot vallen zal, goedin de eerato plaats met het aanprezen tot het betrachten „van meerdere gelijkstelling", in de tweede plaats door er op te wyzen, dat do invoering van den leerplicht de noodzakelijkheid van meer schoolruimte beschikbaar te stellen ook voor het byzonder onderwys medebrengt. Van het eerste argument hebben wy liet onze ge zegd. Is de theorie van de rechtsgelijkheid de juiste, dan zyn wy nog lang niet waar wy moeten wezen, dan moet de regeering met nog heel wat andera voor den dn;; cuen. Maar die theorie is nooit aanvaard, m-nt toe gestemd. De wet van 1889 deed dienst ais middel van apaisement, om niet den school- stryd te doen biyven het spaak in het wiel, niet omdat van liberale zyde ooit ia erkend of toegegeven dat op den staat de plicht zoude rusten een rekening-courant te openen met allen, dio door gemoedsbezwaren, echte of gewaande, verhinderd worden van zyn instel lingen of werken gebruik te maken. En wat. het tweede argument aangaat: dat de leer plicht meer byzondero scholen noodig maakt, staat in de eerBte plaats niet vast, maar heeft in elk geval niets uitstaande met de verhouding, die de wetgever van 1889 heeft gemeend dat tegenover het byzonder onder wys door de schatkist behoorde te worden ingenomen. De minister verklaart ergens in zyn memorie van toelichting, dat hy geen tegenspraak ver wacht van de bewering, dat zyn regeling vol doet aan don eisch het byzonder onderwys niet van slechter conditie te doen wordeo. Inderdaad: waar is de man, die den moed zoude hebben deze tegenspraak te voeren? Maar waar de minister vervolgens, als zag hy de oppositie in het verschiet, opmerkt, dat het den schijn heeft alsof zyn rogoling den volgenden namiddag een brief van Sabine, Hy schrikte, toen hy het couvert zag; maar zyn gezicht klaarde op, zoodra hy eenige rogels gelezen bad. „Lieve Vriend l" schreef zy, met haas tige letters, „de morgenpost bracht my een brief, die een snelle beslissing van my eischt, die ik echter niet nemen wil zonder eerst uw raad te hebben gevraagd. Ik sprak u al meermalen van myn trouwe vriendin Suzanna en myn goeden oom Frits. Suzanna was nog heel jong, toen wy intiem werden, maai* zy heeft al myn leed met my gedragen en kent ten volle de ellende van myn huweiyk. Zy beweert sind6 lang, dat ik het leven lichter zou dragen, als myn geheugen, in plaats van met louter bittero gewaar wordingen, vervuld was van schoons indrukken en herinneringen. Een groote, verheffende taak kon zy my niet verschaffen; doch ze heeft zoo lang geïntrigeerd, tot ze oom Frita be woog, my uit te noodigen tot een reis naar Italië, om my althans een aange name afleiding te bezorgen. Daar oom Frits en ik elkaar nagenoeg vreemd zyn, gaat zy zelve ook mee. Ik moet dit wel aannemen, geloof ik. De kindoren zyn goed bezorgd by de oudelui; papa en mama zulien in hun schik zyn, eens ongestoord hun opvoe dingstalent, dat nogal eens met myn opvattingen in botsing komt, aan Leo en Milly te besteden. (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1901 | | pagina 5