LEIDSCH DAGBLAD,
WOENSDAG 13 FEBRUARI. - TWEÈDE BLAD.
PERSOVERZICHT.
i^emiieton.
VERBODEN LIEFDE.
No. 12569
Anno 1901.
De Standaard schrijft:
„By het Koninklijk Huwelijk heeft zich,
gelUk te verwachten was, zekere antinomie
geopenbaard tusechen het Burgeriyk en
K e r k e 1 U k Huwelijk.
Minister Cort van der Linden heeft zyn
uitdrukkingen, blUkbaar opzettelUk, zóó ge
kozen, dat de pretentie, alsof de BurgerlUke
akte de zaak afdoed, zoo echerp mogelijk moest
uitkomen, en voorts zyn handeling met een
civiel „preekje" beeloten.
En dr. Yan der Flier heeft van zUn kant
®ven strak het recht der Kerk ondersteund,
door de burgeriyk gehuwden als Bruidegom
en Bruid toe te spreken.
Feiteiyk bleek dus de toestand ook nu te
syn, geiyk wy dien steeds voorstelden. De
civiele autoriteit sluit het Huweiyk op haar
terrein, en de Kerk sluit het evenzoo binnen
kaar sfeer.
We zeggen opzetteiykde Kerk.
Immers de plechtigheid in de Groote Kerk
was geen familie-akte, maar een kerkeiyke
handeling in de Ned.-Herv. kerk, geiyk dan
ook zeer terecht ouderlingen daarby den
kerkera&d vertegenwoordigden.
Dr. Yan der Flier's optreden hierby was
tolkomen correct.
Hy stoorde zich aan niets, maar sprak en
handelde geiyk het een Dienaar der Kerk, die
zyn Kerk eert en zyn roeping bogrypt, betaamt.
Met name zyn getuigenis, dat de man het
hoofd der vrouw is en biyft, maakte indruk."
Iq de Noetdades van 6 Februari leest bet
Mg. Rbl. een verslag van hetgeon de Portu-
geesche minister van buitenlandscho zaken,
de heer Joan Arroyo, in de Kamer van
Afgevaardigden heeft medegedeeld over de
beöindiglng van het Noderlandsch-Portu-
geesch geschil, Hy herinnerde er aan
dat, „ten gevolge van een administratieve
behandeling, welke aan do Kamer bekend,
was", een zekere verkoeling ontstond in de
betrekkingen van Portugal met Nederland,
betrekkingen, waaraan overigens niets ontbrak.
Nu zou morgen (de zitting werd den 6den
gehouden) het huweiyk van Hare Majesteit
Koningin Wilhelmma worden voltrokken en
het werd verstaan, dat dientengevolge een
tydeiyk afbreken van het aan den graaf De
Belir toegestane verlof noodzakeiyk was, zoo
dat dien diplomaat werd gelaat, naar Holland
te vertrekken, ten einde als vertegenwoordiger
van Portugal de olflcieele feeston by de plech
tigheid by te wonen.
Toen de graaf De Seller, na zya aankomst
te 's-Gravenhage, door den Nederlandscüen
minister van buitenlandscho zaken werd ont
vangen, vorklaarde hem deze dat hy de laatste
nota van de Portugeeeche Regeering had ont
vangen en dat hy, hoogen prys stollend op
het behoud van de goede betrekkingen tus
echen de beide landen, de zaak als beëindigd
wenaohto te beschouwen. De heer De Beaufort
voegde er by, dat den heer Van Weede zou
worden gelast, onmiddeiyk naar zyn post
terug te keeren.
Hierop seinde de Portugeeeche minister
van buitenlandscho zaken aan graaf De Selir
een gelukwensch met de beëindiging van het
geschil en de opdracht, om den heer De
Beaufort de verzekering te geven van het
streven der Portugeesche regeering om de
harteiyke betrekkingen tusschen de beide
landen te biyven bew.ren.
Naar het Hbl. opmerkt, komt in deze
mededeeling niets voor van het voorbehoud
dat onze Minister zou hebben gemaakt („dat
hy zich met in alle opzichten kon vereeni
gen".... enz.) en evenmin wordt er iets in
gerept van de voorwaarde onzerzydsvryheid
van den heer Pott om ais particulier naar
Lorengo-Marquez te mogen terugkeeren.
Da T\jd moent, dat men hier wel wat te
pessimistisch oordeelt.
„Het ïykt ons volkomen ondenkbaar, dat
de heer Pott naar Lorenqo-Marquez zou weder-
keeren als particulier en dat derhalve een
ander tot consul zou worden benoemd.
„Mocht dat hot geval zyn, dan had de
gehoele mededeeling geen zin. Want met eenige
welwillendheid is er zeer gemakkelijk uit te
begrypen, dat de heer Pott als consul generaal
naar zyn standpunt terugkeert en dat dit de
voldoening is, waarmede de Nederlandsche
Regeering thans genoegen neemt."
Rd Centrum zegt o.
„Wy hebben inderdaad geon behoefte aan
een conflict met Portugal, en dat het incident
ia bygelegd stemt aangenaam. Maar wanneer
de heer Pott onbehooriyk was behandeld,
had de Portugeesche regeering voldoening
behooren te geven, en was het onzerzyda
onvoldoende te eischen, dat de heer Pott zich
weder te Lorengo-Marquez mag vestigen.
„De diplomatie heeft haar geheimen en
eigen wegen, het is waar. Een diplomatiek
incident kan niet altyd in het openbaar ehan-
deld worden, daar men dan wellicht van
kwaad tot erger zou komen.
„Maar ééni.c licht mag er toch wel sohynen.
Want omtrent de hoofdvraag blyft hier alles
onbeslist.
De Standaard schryftr
„De diplomatieke kibbelary met Portugal
is bygelegd, en als biyk van de energie, door
Euiteuiandsche Zaken ontwikkeld, verneemt
men, dat de gewezen Consul Pott naar
Lorenzo Marquez mag terugkeeren en zyn
zaken hervatten.
„Meer dan één blad liet reeds doorschemeren,
dat dit dan toch een energie zonder exponent
was, want dat in Lorengo-Marquez elk vreem
deling zich kan vestigen en handel dry ven.
„Met het oog hierop zal nadere toeliohting
geen weelde zUn.
„Hoofdvraag hierby ls: Had onze consul
al dan niet misbruik gemaakt van de Neder
landsche vlag, om handelingen te plegen, die
met schending der neutralititeit goiyk staan?
„Zoo ja, dan was de Portugeesche regeering
principieel in haar recht, en had ze slechts
in zooverre ongelijk, dat ze, zonder ooze
Regeeriag van de schuld van don consul over
tuigd te hebben, de exequatur introk.
„Er viel dan te klagen over min vriend
schappelijke houding, over oen tekort schieten
in beleefdheid, en zulk een manque de procédé
maakt men met een verontschuldiging goed.
„Is daarentegen onze coueul niet gebleken
schuldig te zyn, dan heeft Portugal in de zaak
zelve ongoiyk, en heeft er geeo energiek
herstel vaa rechten plaats, tenzy de ex-consui
Pott weer als consul naar Lorenzo-Marquez
kan gaan, ook al had Portugal daarby be
dongen, dat hy, na een korten termijn, onzer-
zyds door een ander zou vervangen worden.
„School eindelijk de moeilijkheid, om dit
punt uit te maken in het feit dat hy èn
particulier handelaar, èn togetyk consul van
Transvaal en Oranje-VrUstaat was, en dat
alzoo kwal(jfc te coustateeren viel, in hoevor
de Nederlandsche vlag misbruikt was, dan
ware het een quaeatie voor arbitrage.
„Een succes kon in Pott's terugkeer, als pri
vaat persoon, alleen liggen, zoo hem het verbiyf
in Loronqo-Marquez ware ontzegd geworden.
„Doch hiervan vernam men niets."
Dat de gratie de vrienden der Hoger-
huizen niet bevredigen zou, was te wachten.
Het Volk gaf, geiyk uit ons vorig Persover
zicht bleek, in zeer scherpe termen aan zyn
ergernis, Bet Volksdagblad bescheidener aan
zijn teleurstelling lucht.
Het Vod. vraagt echter of te verwachten
was, dat alleen ten gevolge der voortgezette
agitatie verandering kon komen in de over
tuiging van den raadsman der Kroon, dat hier
geen veroordeeling van onschuldigen heeft
pl s gehad. „De gratie, ais afslag van straf
vovr hen, die eenmaal hun etraJ onder
gaan, wordt, zegt het blad, alleen toegepast,
als het gedrag der gevangenen daartoe aan
leiding geeft. Dat by feesteiyke gebeur
tenissen dan eenigszins milder wordt gohan-
deld dan in gewone tyden, is een aloude niet
te mispiyzon traditie. Nu aan de Hogerhuizen
in elk geval een zeer belangryke afslag is
toegekend, moet men aannemen, dat de inge
wonnen adviezen daartoe vryheid hebben go-
geven. Wie niet overtuigd zUn, dat zjj on
schuldig zyn veroordeeld, kunnen hiermede
vollen vrede hebben, en moeten ton ernstigste
protesteeren tegen deze geheel onjuiste stel
ling van Het Volk: „Door het gevangen-
houden van Marten en Wiebren laat de
Minister de Koningin over hen het schuldig
uitspreken en betrekt hy Haar in zyn eigen
misgrepen, maar door het verkorten van hun
etraftyd en het vryiaten van Keimpe doet hy
haar mede erkennen, dat er iets moest wor
den gedaan om de agitatie tot rust te brengen."
„Ook dient opgekomen tegen deze onge
lukkige stelling van Het Volksdagbladdat
21)
„Die nutteloos roesten," zei ze droefgeestig.
„O, ziet ge, om myn huweiyk gelukkig te
maken, ware het wellicht reeds voldoende
geweest, als ik tegen myn man had kunnen
opzien. Maar hy hy was een eerzuchtige
zoDder persoonlijken moed; hy had gemeene
gedachten, doch uit lafheid handelde hy voor
het ulteriyk als een fatsoeniyk man. Hy sloeg
nooit toe met krachtige mannenvuisthy
pruttelde en Behold. Ach, dat was niets voor
©on vrouw, die dacht; een vrouw, die geest
drift hadl Gaarne had ik deelgenomen aan
alles, wat hem bezighield, maar dat klein
zielige walgde my."
„En denkt u in Hallendorf een man te
vinden met groote karaktereigenschappen?"
riep hy verbaasd, haar scherp aanziende.
Zy tuurde voor zich heen; baar gezicht
•verried hem, dat zy streed. Plotseling echter
blikte zy met verhelderd gelaat naar hem op.
„Neen," zei ze, „dat denk ik niet, en ik
Wil hem ook niet Ik bedacht dat zoo maar,
wyi ik met u over myzelve wilde spreken.
U moest my beter leeren kennen. U moest
vreten, dat ik zeer veel teleurstellingen achter
my heb en daarby zoo standvastig en ryp
geworden ben, dat ik wel in staat ben, ge
varen af te wendenvan myzelve en van
Anderon."
„SablneP'
„Wilt ge, na al die bekentenissen, nu nog
pw vriendin verlaten? Ge weet nu precies,
hoe arm zy was en nog ie 1 Zelfs geen kans
heeft zy, dezen (lrukkendon toestand te ont-
loopen; want zy wil dezen aanbidder niot, noch
een anderen l Zy vraagt van het lot slechts
een aalmoes: uw vriendschap, Achiml"
„Vergeef my," smeekte hy en kuste haar
hand.
Lang zaten ze nog en spraken over Sabine's
huweiyk en over haar kinderen; over haar
onaangename positie, die zy niet kon ver
anderen zonder haar ouders te kwetsen, die
het zoo goed meeuden.
Achim voelde zich geesteiyk vryer. Daar
hy thans geen gevaar meer bemerkte, waande
hy het voorgoed verdreven. Hy verbeeldde
zich, nu in een nieuwe, zuiverder verhouding
te staan tot Sabine, en dat gaf hem een ge
voel van rein geluk.
Zy spraken de volgende bijeenkomst af,
met belofte, steeds schrlftoiyk te waarschuwen,
wanneer zich hinderpalen mochten opdoen.
Doch bleek en ellendig lag Sabine dien
nacht op haar kussen. Zy had hem weder
veroverd in zyn argeloos vertrouwen. Doch
wat had het haar een zelf beheersching gekost I
Heel haar hartstochteiyk wezen sidderde er
nog van.
Toch was zy over zichzelve tevredengeen
fonkelen der oogen, geen trekken van de
lippen had hem verraden, wat er in haar
bruiste en woedde....
Byna drie weken verliepen nu ongestoord.
Zy werden er aan gewend, in lange brieven
elkaar hun opmerkingen over wereld en
menschen mee te deelen. Met merkwaardigen
tact had Sabine weten te voorkomen, dat
Hallendorf een formeel aanzoek deed Zy
benoemde hem tot „haar besten vriend", en
Achim was verrukt over de verstandige
manier waarop zy dit deed.
na de audiëntie, door de Koningin verleend
aan het Landelijk Oomitó, algemeen gratie
werd verwacht. Het zou de Koningin moeten
afschrikken dergeiyke audiënties te verleenen,
als daaruit terstond moest worden afgeleid,
dat zy bereid is te doen, wat op de audiëntie
wordt gevraagd.
„Maar wel mag met dit blad de hoop uitge
sproken worden, dat de aanklacht tegen Ringia,
die misschien tot meer licht kan lelden, niet
lang meer slepende biyft/*
De Standaard meent, dat tan deze te veel
of te weinig ls gedaan.
„Plaatste men zich op het standpunt, dat
het Huweiyk der Koningin een welkome ge
legenheid aanbood, om deze zaak te termi-
neeren, en achtte men, zonder dat in den
etand der quaestie eenige zakelyke verandering
was gekomen, ook op deze zaak de Grade
te kunnen toepassen, dan had algeheel ontslag
moeten volgen.
„Was men daarentegen van oordeel, dat
ten deze de uitspraak der bevoegde rechter-
lUfee autoriteiten tegenover de onbevoegde
uitspraak van een volksagitatie hoog moest
worden gehouden, dan had van geen Grade
hier sprake moge zyn.
„A derided opinion", zei Edmund Burke,
„is always the beet".
„Door noch het óéne, noch het andere
standpunt in te nomen, maar te pogen tus
schen beide door te zeilen, stoot het Ministerie
links tegen de Seylla en rechts tegen de
Charybdis. D. w. z. het Btult de agitatie
niet, en het maakt in veler oog toch den
indruk van zwakheid tegenover de agitatie."
Hot Handelsbladvernomen hebbende»
dat de vermindering van straftyd by sommi
gen eenige verwondering heeft gewekt, omdat
de maatregel niet op de drie gebroeders Hoger
huis geiykeiyk is toegepast, betoogt, dat die
opvatting onjuist is.
De broeders zyn tot gevangenisstraf van
verschillenden duur veroordeeld, schryft het,
naarmate van hun aandeel in de misdaad,
waaraan zy zyn schuldig verklaard, na een
tweevoudige gerechteiyke behandeling der
strafzaak. Ware hun allen thans de verdere
etraftyd geheel kwytgescholden, de Regeering,
onder wier verantwoordelijkheid de gratie
wordt verleend, zou zich in de plaats hebben
gesteld van den rechter en den schyn doen
ontstaan, alsof zy hen als ten onrechte ver
oordeeld beschouwde. Geiyk wy herioneren,
heeft de Hooge Raad op het verzoek om her
ziening van het veroordeelend arrest afwyzend
beschikt, omdat by het hooget gerechtshof
geen „ernstige twyfel" geiyk de weteischt
is gerezen tegen de juistheid der veroor
deeling. Voor de regeering, die door eigen
onderzoek vroeger tot dezelfde slotsom was
gekomen, is de veroordooiing dus terecht ge
schied, en zy mocht door de wyze, waarop
thans gratio is verleend, niet den schyn doen
ontslaan alsof zy nu anders oordeelde.
Men zal wellicht vragen, waarom het mid
del, dat het strafwetboek aan de hand doet,
do „voorwaardeiyke Invrijheidstelling," niet is
toegepast, om hot verschil te -doen uitkomen.
Daartoe is echter noodig, dat drie vierden
van den etraftyd zyn verstreken, wat met de
tot 11 en 12 jaren gevangenisstraf veroordeel
den nog niet het geval is. Wellicht bestaat er
echter, nu deze straffen tot 8- en 9-jarige zyn
verminderd, over eemgou tyd aanleiding om
de nu verleende gratie door de voorwaarde-
iyke vryiating aan te vuiien.
De Nieuwe Courant heeft vernomen, dat
twee motieven gegolden hebben by de kwyt-
schelding der straf van een der gebroeders
Hogerhuis en do vermindering der straf van
de beide anderen. Vooreerst hebben zy zich
gedurenae hun etraftyd door een gunstig
gearag onderscheiden. In de tweede plaats
werd in overweging genomen, dat het vonnis
der Hogerhuizen is uitgesproken in een tyd,
dat do revolutionaire beweging in Friesland
sterk gaande was en Inbraak en plundering
in die provincie aan de orde van den dag
waren. Onder den invloed van die omstandig
heden ia het zeer zware vonnis der Hoger
huizen geveld, zwaarder wellicht dan in gewone
tyden het geval gewee6t ware. En thans werd
de gelegenheid gunstig geacht om deze ver
oordeelden m denzelfden toestand te brengen,
waarin zy naar waarschijnïykheid geraakt
zouden zyn, indien de plaats van het misdryf
Steeds vertrouweiyker werd hun omgang;
ze noemden elkaar geregeld by den voornaam.
Sabine straalde in schoonheid en gezondheid,
en Achim liet na, zichzelven angstig te
bewaken.
Het dienstpersoneel en het arbeidersvolkje
van „Heinsdorf wist al lang, dat de jonge
mevrouw telkens des avonds naar de Fransche
linde ging om een officier te ontmoeten. De
goedgezinden meenden, dat zy wel spoedig zou
hortrouwen; anderen maakten er aardigheden
over en deden pogingen om te spionneeron.
Op een Augustusavond, toen het zoo donker
geworden was, dat geeu enkel sterretje aan
den met wolken bedekten hemel fonkelde,
maakte Sabine zich bezorgd over Achim's
rit naar de stad en hy over de eenzame
wundeling, die zy moest maken om thuis te
komen. Zy bemerkten met leedwezen, dat ze
hot gesprek te lang gerekt hadden, en de
officier voelde nu plotseling, dat het toch Iets
zonderlings was voor twee „vrienden", elkaar
zoo heimeiyk in het duister te ontmoeten.
Hy had heden eerst laat kunnen komen.
In heeriyk-ern8tige gesprekken hadden zy
kalm naast elkaar gezeten. Maar gesteld eens,
dat iemand iets gewaarwerd van dezen om
gang, zou niet ieder dien verdacht vinden?
Hy stond er op, haar ten minste te bege
leiden, tot ze de lichten van het hoerenhuis
kon zien. Samen gingen ze door een wilgen-
bo8chje, toen het geoefende oor van den
soldaat een gedruisch vernam, dat niot van
een dier kon zyn.
Sabine hoorde het niet. Sombere gedachten
bezwaarden haar; het instinct der liefheb
bende vrouw zei haar, dat er lets in de ziel
van den beminden man omging, dat hem
onaangenaam stemde.
„Goeden nacht," fluisterde zy; „laat my
geen verzwarenden invloed op de straftoe
meting had gehad.
„Een arrondiasements-schoolopziener, die als
vele anderen zfln ontslag zal moeten vragen",
schryft in het Nieuws ran doi Dag het vol
gende ingezonden stuk:
„M. de R.l Hebt gy plaats voor een klacht?
Zie, wy zyn dan met lo Januari gezegend
met de invoering van de Leerplichtwet,
Wy hoopten allen, dat dat zou wezen een
stap vooruit, een werkelyke zegen voor ons
volkl En nu, na enkele weken nog maar,
zuchten wy allen, welk een zee van paperas
sen l Het is in óón woord onbegrypeiyk,
hoe men ooit een wet meer onmogeiyk kon
maken. Het werk, deD schoolhoofden, den
gemeentebestnren en einde!yk last not
least den arrondissement^ schoolopzienersl
opgedragen, is volstrekt on doorkom el yk
Stel u voor iemand, die een 10000 kinderen
heeft in zyn arrondissement; er zyn er, die
er nog veel meer hebben! Met de nieuwe
regeling verbetert dit haast niets l Hoe moet
dat gaan? Er zyn arr. schoolopzieners, die met
twee klerken werken en nog niet klaar
komen met ai hun werk.
En dan leggen zy per drie maanden waar
schijnlijk een ƒ100 op hun arbeid toel En
was het dan nog maar rationeel werk. Doch
het heeft er nSete van: Het is iysten invullen,
staten maken, cijfers en letters zetten enten
slotte toch niet kunnen volbrengen wat moet.
Bestryding van schoolverzuim zal er niet
het gevolg van zyn. De zaak is veel te bureau
cratisch ingerioht. Wie ter wereld heeft hier
den Minister van advies gediend? De „papier
fabrikantenriep een bekend man; maar die
zouden het zoo onpractisch niet kunnen. De
Inspecteurs niet, want dat zyn in de practyk
doorknede, kundige mannenI Wie dan toch?
Het is meer dan onzinnig, wat men denarr.-
schoolopzienera heeft opgedragen. Zy kun
nen het niet volbrengen. Onmogeiykl En
dan ƒ800 voor bureaukosten l Daarvan gaat
zeker meer dan ƒ600 af voor klerken l En
dan begint dat pas met lo Juli I Zy hebben
geen dag over voor studie, voor onderzoek,
voor schoolinspectie, voor al wat een be
schaafd man noodig heelt om de raadsman te
zyn van onze ontwikkelde onderwijzers. Nog
eens vraag ik: wat moet daarvan komen?
Wil men de Lewpichtwet weer uit do wereld
helpen? Onmogelijk maken door een averecht-
sche toepassing? Het heeft er al den schyn van.
Wie onzer Kamerleden trekt zich deze zaak
eens aan en zet in de Kamer eens de puntjes
op de i's? Groote belangen staan op het spel.
Heel de Leerplichtwet en daarmede een be-
langrUk deel van onze ouderwyswetgeving!
Een dienst wilde men ons volk bewyzen,
de algemeene ontwikkeling zou worden be
vorderd, en men verkrygt niets daneen
hoop papier, waaruit de scherpzinnigste man
ten slotte niet meer wys kan worden I O,
leden onzer Tweode Kamer, verlost ons van
zooveel onzinnigs of geeft den arr.-school-
opziener althans zooveel vergoeding, dat hy
zyn werk kan doen en werkeiyk nut stichten.
Zooals het nu gaat, zullen alle verstandige
menschen zoo spoedig mogeiyk wegloopen.
De Provinciale Groninger Courant is van
oordeel, dat door de voorgestelde w Uzi ging
der schoolwet tegenover het byzonder
onderwys royaler is gehandeld dan door het
compromis van 1889 wordt geëischt en dan
de toestand der schatkist zoowel als de
consequentie van deze wetsvoordracht gedoogt.
Al moeten de gulle toezeggingen van den
minister van bhxneulandsche zaken, waartegen
men geen reserve heeft gemaakt, gestand
worden gedaan, niettemin zal ernstig over
wogen moeten worden of de minister, die
voor het byzonder onderwys niet meer zou
kunnen doen al was hy daarvan zyu leven
lang de vurigste zeloot geweest, in zyn yver
om toch vooral „biliyk" en „royaal" tegenover
den tegenstander te zyn, niet verder gaat
dan noodig, dan door de omstandigheden ge
boden is. Het blad is van oordeel, dat de
liberale party voor het denkbeeld, aan art. 192
der Grondwet ten grondslag liggende, nog wel
zooveel mag voelen om te verlangen, dat do
coquetterie met het byzonder onderwys, die
onder dit Kabinet een ongekende vlucht hoeft
bereikt, niet tot zuiver boeleeren gaat over
slaan.
Tweeërlei veroorzaakt de kosten dezer wets
voordracht lo. de verbetering der onder-
wyzersjaarwedden en de afzonderiykebelooning
morgen weten, of je goed en wel te Mühlau
gekomen bent."
m Daarvoor bestaat geen vrees. Myn paard
is vertrouwd. Gooden nacht!"
HU stond onbeweeglyk, maar ditmaal niet
om haar witte kleed nog na te turen. Hy
luisterde zeer gospannen naar elk geluid in
het kreupelhout. Hy meende duldeiyk twee
donkere gedaanten te zien bewegen tusschen
de slanke boomstammen, die men ternauwer
nood kon onderscheiden.
„Wie is daar?" riep hy bevelend.
Alles bleef stil.
Hy riep nog eens. Daar klonk een spottend
lachen en haastige schreden van Iemand, die
wegliep.
In het duister van den nacht steeg het
vlammend rood van woede en schaamte hem
naar het gelaat. Waar hadden zy beiden hun
verstand gehad, hy en Sabine? Zy hadden
toch moeten begrypen, dat ze ontdekt en
beloerd zouden worden. Misschien gingen ze
reeds over de tong. En hy kon niet eens
haar goeden naam herstellen l
In feilen toorn tegen zichzelven, vatte hy
het onverbrekeiyk besluit, haar niet meer te
gaan zien, haar niet meer te compromitteeren.
Hun belangstelling voor elkaar behoefde zich
ook niet in persooniyk verkeer te uiten. Als
zy nu en dan schreven, konden ze elkaar
veel geven, zonder gevaar.
Naar huis rijdend, overlegde hy. Hy wilde
Sabine niet dadel#*. met een brief verschrik
ken. Hy zou de eerstvolgende ontmoeting
afzeggen, onder voorwendsel van dienst, de
tweede eveneens. Over veertien dagen moest
hy naar de manoeuvres; dan zou hy haar
openhartig de zaak schryven en te geiyk een
verzoek om overplaatsing indienen.
Tot zyn verbasiQg ontving hy echter reeds
van het herhalingsonderwys; 2o. het inlossen
van de by de behandeling der leerplichtwet
aan het byzonder onderwys gedane beloften.
Met het eerste is het blad ingenomen. Wat
het tweede punt betreft: terwyi by het com-'
promis van 1889, nog wel ontworpen don
een antirevolutionair kabinet, het byzonder
onder wye een bydmge van het Ryk voor da
kosten van het personeel heeft gekregen,
wordt thans ongevraagd voorgesteld de bydrage
ook uit te strekkon tot het materiëol. „Tot
meerdere geiyksteiling" van het byzonder
onderwys met het openbare wordt dit aan
bevolen. Gevraagd mag worden, of er voor
eon liberale regeering aanleiding ia een dorge-
ïyke uitbreiding van subsidieering voor to
stellen, en of zy zicli laat vordedigen in het
licht der geschiedenis van 1889. En dit voor
stel gaat uit vaa een minister, die in 1889
zelfs voor het compromis naar het blad
meent op goede gronden niet te vinden was.
Yoor zuik een bekeering staat men stil.
Maar ook: op zulk een ommekeer, die als
hot ware de erkentenis inhoudt, dat tegen
over het byzonder onderwys tot nu toe de
schaal niet eerlyk is gehouden en dat de
wetgever zich schuld bewust is, bedenkt men
zich drio malen. Ook om dor gevolgen wil.'
Dat thans aan het byzonder mtderwys ook
voor schoolbouw de steun uit de rijkskas za'
ten deel vaöen naar deozelfden maatstaf, die b-v
het openbaar onderwys wordt aangelegd, zal
in de eerste plaata het ryk op een goede
twee ton 'sjaars komen te staan. Een zoo
aanzienlijke uitgaaf ie alleen door de nood-
zakeiykheid gerechtvaardigd. En noodzakelijk
is zy alleen, ais hot van kerkelyken kant
gesteld beginsel der „rechtsgelykheid" tusschen
het openbaar en het bijzonder onderwys wordt
aanvaard. Maar nooit heeft zich do liberale
party op dit standpunt geplaatst en terecht.
En doet zy het wel, dan zal zy de verdere
gevolgen van het beginsel moeten accepteeren
en straks de wetten op het lager- en hooger
onderwys er mede hebben te doortrekken.
Wil de regeering dat? Is dat voor de liberale
party de toekomstmuziek? En indien noen,
is het dan wys, voorzichtig, verdedigbaar de
grondslagen van het compromis to wyzigen?
Nog wol eigener beweging, by vriendely'k
aanbod aan de in haar vuist grinnikende
tegenpaity?
De regeering, die ook al met betrekking
tot de kosten van het herhalingsonderwys de
byzondere school op precies denzeltden voet
wil behandelen als het openbaar onderwys,
ofschoon hier het geven van herhalingsonder
wys verplichting, daar vrye wil ia, praat de
twee ton, die voortaan 's jaars aan het
byzonder onderwys alléén voor schoollokalen
in den schoot vallen zal, goedin de eerato
plaats met het aanprezen tot het betrachten
„van meerdere gelijkstelling", in de tweede
plaats door er op te wyzen, dat do invoering
van den leerplicht de noodzakelijkheid van
meer schoolruimte beschikbaar te stellen ook
voor het byzonder onderwys medebrengt. Van
het eerste argument hebben wy liet onze ge
zegd. Is de theorie van de rechtsgelijkheid
de juiste, dan zyn wy nog lang niet waar
wy moeten wezen, dan moet de regeering
met nog heel wat andera voor den dn;; cuen.
Maar die theorie is nooit aanvaard, m-nt toe
gestemd. De wet van 1889 deed dienst ais
middel van apaisement, om niet den school-
stryd te doen biyven het spaak in het wiel,
niet omdat van liberale zyde ooit ia erkend
of toegegeven dat op den staat de plicht zoude
rusten een rekening-courant te openen met
allen, dio door gemoedsbezwaren, echte of
gewaande, verhinderd worden van zyn instel
lingen of werken gebruik te maken. En wat.
het tweede argument aangaat: dat de leer
plicht meer byzondero scholen noodig maakt,
staat in de eerBte plaats niet vast, maar
heeft in elk geval niets uitstaande met de
verhouding, die de wetgever van 1889 heeft
gemeend dat tegenover het byzonder onder
wys door de schatkist behoorde te worden
ingenomen.
De minister verklaart ergens in zyn memorie
van toelichting, dat hy geen tegenspraak ver
wacht van de bewering, dat zyn regeling vol
doet aan don eisch het byzonder onderwys
niet van slechter conditie te doen wordeo.
Inderdaad: waar is de man, die den moed
zoude hebben deze tegenspraak te voeren?
Maar waar de minister vervolgens, als zag
hy de oppositie in het verschiet, opmerkt,
dat het den schijn heeft alsof zyn rogoling
den volgenden namiddag een brief van Sabine,
Hy schrikte, toen hy het couvert zag; maar
zyn gezicht klaarde op, zoodra hy eenige
rogels gelezen bad.
„Lieve Vriend l" schreef zy, met haas
tige letters, „de morgenpost bracht my
een brief, die een snelle beslissing van
my eischt, die ik echter niet nemen wil
zonder eerst uw raad te hebben gevraagd.
Ik sprak u al meermalen van myn
trouwe vriendin Suzanna en myn goeden
oom Frits. Suzanna was nog heel jong,
toen wy intiem werden, maai* zy heeft
al myn leed met my gedragen en kent
ten volle de ellende van myn huweiyk.
Zy beweert sind6 lang, dat ik het leven
lichter zou dragen, als myn geheugen,
in plaats van met louter bittero gewaar
wordingen, vervuld was van schoons
indrukken en herinneringen.
Een groote, verheffende taak kon zy
my niet verschaffen; doch ze heeft zoo
lang geïntrigeerd, tot ze oom Frita be
woog, my uit te noodigen tot een reis
naar Italië, om my althans een aange
name afleiding te bezorgen.
Daar oom Frits en ik elkaar nagenoeg
vreemd zyn, gaat zy zelve ook mee.
Ik moet dit wel aannemen, geloof ik.
De kindoren zyn goed bezorgd by de
oudelui; papa en mama zulien in hun
schik zyn, eens ongestoord hun opvoe
dingstalent, dat nogal eens met myn
opvattingen in botsing komt, aan Leo
en Milly te besteden.
(Wordt vervolgd.)